Padre's kijk op de wereld.
WELKOM !

Foto



keer al werd dit blogje geopend en bekeken


Inhoud blog
  • Eufrasie
  • Enkele bedenkingen bij de roman Tosca van Maud Vanhauwaert
  • Mira Feticu. Verliefd op boeken, liefde voor de bibliotheek
  • De mijter van Sinterklaas
  • Het vertrek van de Kerstman, de échte.
  • Een dag uit het leven van Sinterklaas
  • Solanum dulcamara
  • Nog altijd corona...
  • Kerstlied
  • In de jaren negentig…
  • Vitalo en jagger
  • Ithaka: Op reis in het leven
  • Herinneringen aan de toekomst
  • “Pleidooi voor minder gazon”
  • VERZAMELDE HAIKOES-SENRIOES
  • Na 100 jaar nog een 11de november!
  • Isabel Allende : El plan infinito / Het oneindige plan.
  • Konijnenpoot, sta me bij
  • Toen ik geboren werd, ontstond de wereld
  • "Het groote gevaar dezer tijden, nam. de VROUW."
  • Accentloos Nederlands?
  • SINTERKLAAS
  • Care Santos: Verlangen naar chocolade
  • Love-story 3 : Leesclub
  • Love-story 2 : Afstudeerwerk
  • Love-story 1 : Op de trein
  • 80
  • Doodgaan...
  • Tante Sylvie
  • MARIEKE
  • Vlaanderens Eeuwkalender 1830-1930
  • O HHC!
  • Mijn oude piano
  • Jaume Cabré : De bekentenis van Adrià.
  • Miel is dood…
  • Walther von der Vogelweide
  • “Alena van Dilbeek” en “De Duivelsweg zonder einde
  • Brief aan mijn 16-jarige ik
  • Cees Nooteboom: Labyrint Europa
  • God schrijft recht met kromme regels…
  • Der Bastard von Tolosa
  • Richard, Piet en Jules
  • Beatrijs, mijn moeder
  • BEATRIJS-SUITE
  • Hoe God er uitziet?
  • Over het Roelandslied
  • Onthoofd triumviraat
  • Régine Deforges : Le cahier volé
  • Bert is dood
  • Moderne tijden
  • Sinte Matte
  • Feesten en cultuur
  • Fons is dood
  • O kerstnacht, schoner dan de dagen
  • 11 november
  • Wivina
  • Verjaardagswens
  • Gedachten van Paulo Coelho
  • Anders
  • Reisverhaal : EXTREMADURA
  • Impressies uit de wereld
  • ELEKTRONISCH CAPRICE
  • Kleine bloemlezing - Van 1960 tot 1990
  • Vijf kleine verhaaltjes
  • Vingeroefeningen : 6 x
  • 21 dichtoefeningen uit de jaren'50

    Gastenboek
  • Een mooie lente weekend groet
  • Goedemorgen
  • Een bewolkte zondag groet vanuit Noord-Holland
  • Fijne jaarwisseling
  • Een goeie koude maandag bezoekje

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2005

    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren

    15-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beatrijs, mijn moeder

    Beste lezer/es,

     

    Wellicht ken je de “Sproke van Beatrijs”, dat middeleeuws verhaal over een non die uit het klooster vluchtte om haar geliefde te volgen. Maar na zeven jaar laat haar minnaar haar achter met twee kinderen. Na 14 jaar keert ze terug in haar klooster en verwondert zich erover dat niemand ooit haar verdwijnen gemerkt heeft. Onze-Lieve-Vrouw had haar heel die tijd vervangen. Haar twee kinderen liet ze bij een weduwe achter en ze werden later in een klooster in de buurt opgevoed, zonder dat ze wisten waar hun moeder gebleven was.

     

    Nu vond ik het interessant eens een van die twee kinderen, die zelf monnik geworden was, het verhaal van zijn moeder te laten vertellen.

     

    Gedurende een vakantieverblijf in Oostenrijk in de zomer van 2011 schreef ik dit neer in een negental dagen. Ik noemde het : Beatrijs, mijn moeder. Hieronder vind je de volledige tekst.

    Mocht je het nog niet gedaan hebben, dan raad ik je ook aan mijn hertaling van de oorspronkelijke middeleeuwse tekst eens te lezen. Je vindt hem in een andere bijdrage of in de publicatie op internet door de DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren).

     

     

    Beatrijs, mijn moeder  

     

    naar een middeleeuws verhaal

     

    door    

     

    André G. Vanstraelen

     

    oktober 2011

     

     

    Luister naar de levensreis

    Van mijn moeder Beatrijs,

    Jonkvrouw, non, dan hoer, weer non.

    ’t Is geen verhaal dat ik verzon.

     

    De eerste jaren van haar jeugd

    Waren vol van zonnige vreugd’

    Die ze deelde met haar broer,

    Een flinke knaap, gezond en stoer.

     

    Dikwijls deelde een gezel

    Van haar broer hun vrolijk spel.

    ’t Was de zoon van Heer Gawein,

    Van een burcht de kastelein.

     

    Hij was slank en sterk en rap

    En in ’t spel met wapens knap.

    Zij: bekoorlijk mooi en handig,

    In haar denken heel verstandig.

     

    Geen wonder dus dat na een jaar

    Ze liefde voelden voor elkaar.

    Want de minne, met veel kracht,

    Had hen beiden in hun macht.

     

    Hij beminde haar zo zeer

    En beloofde telkens weer

    Dat hij haar steeds beminnen zou

    En haar maken tot zijn vrouw.

     

    En als antwoord op zijn woorden

    Die haar jubelend hart aanhoorde

    Gaf zij hem haar woord van trouw

    En dat ze worden zou zijn vrouw.

     

    Heerlijk waren beider dromen.

    Maar wanneer de tijd gekomen

    Was in de huwelijksboot te varen

    Maakten de ouders veel bezwaren.

     

    De jongeling werd weggezonden

    Naar een land dat vele stonden

    Ver gelegen was in ’t oosten.

    Niemand kon hem daarna troosten.

     

    Hij diende daar een edele heer,

    Een machtig man, maar meer en meer

    Verlangde hij naar zijn vriendin.

    Daarom was hij droef van zin.

     

    Zij moest in het klooster treden

    Omdat alzo werd vermeden

    Haar een bruidsschat mee te geven

    Groot genoeg om van te leven.

     

    ’t Bezit van vader kastelein

    Zou zo klein geworden zijn

    Dat hij aanzien zou verliezen,

    Niet meer zelf zijn lot kon kiezen.

     

    Zij werd zuster Beatrijs,

    Was devoot en volgde wijs

    Wat haar steeds werd opgelegd.

    Nooit deed ze haar taken slecht.

     

    Kosteres zijn was haar taak.

    Tot Maria bad ze vaak,

    Deed het met een slecht geweten

    Daar ze haar vriend niet kon vergeten.

     

    Het verlangen naar haar lief

    Werd zo groot dat ze een brief

    Voor hem gaf aan de tuinier,

    Die hem bezorgde met plezier.

     

    Toen de jongeling hem las

    Zadelde hij zijn paard en ras

    Galoppeerde hij met moed

    Zijn geliefde tegemoet.

     

    In het klooster aangekomen

    Trachtte hij zich in te tomen

    Klopte aan en vroeg met smeken

    Of hij Beatrijs kon spreken.

     

    Door de tralies die hen beiden

    Vreselijk van elkander scheidden

    Keek zij hem al zuchtend aan,

    Verlangde met hem mee te gaan.

     

    Zo viel woord en wederwoord.

    Snel geraakten zij akkoord

    Dat hij na een dag of acht

    Haar ontmoeten zou bij nacht.

     

    In de tuin niet ver van hier

    Zou ze onder de egelantier

    Staan te wachten tot hij kwam.

    Vreugdevol hij dit vernam.

     

    Hij ging heen om haar te kopen

    Mooie kleren, en mocht hopen

    Dat, wanneer ze die zou dragen,

    Ze eenieder zou behagen.

     

    Met gouden ringen en juwelen

    Zou hij haar figuur bedelen,

    Leuke schoentjes en een rijke

    Mantel zouden op haar prijken.

     

    Tot Maria bad de non

    Dagelijks zoveel ze kon,

    Smeekte dat ze zou vergeven

    Dat ze ging in zonde leven.

     

    Toen de nacht was aangebroken

    Die ze hadden afgesproken

    Om uit ’t klooster weg te gaan

    Bleef ze voor Maria staan.

     

    Moeder, zei ze, ik ben in nood,

    Maar mijn liefde is zo groot

    Dat ik echt niet anders kan

    Dan dat ik volg mijn lieve man.

     

    Help mij steeds, ik ben jouw kind,

    Blijf mij immer goed gezind,

    Moeder, jij zult wel verstaan

    Dat ik de wereld in moet gaan.

     

    Ze ontkleedde zich en rap

    Legde ze haar pij en kap

    Voor Maria’s beeltenis

    Op ’t altaar, met veel droefenis.

     

    Ook haar sleutels hing ze daar

    Bij Maria, want voorwaar,

    Ieder die de Maagd zou groeten

    Zou ze daar wel vinden moeten.

     

    Dan ging ze met bekwame spoed

    Haar nieuw leven tegemoet.

    In de tuin, met lief gebaar,

    Kwam de jongeling tot haar.

     

    Hij gaf haar kleren en de non

    Werd weer jonkvrouw. O, ze kon

    Hier niet snel genoeg vandaan

    Want straks zou de zon opgaan.

     

    Ze reden ver en snel en lang

    Tot de vogels hun gezang

    Spreidden over alle velden

    Om een nieuwe dag te melden.

     

    Toen ze kwamen bij een wei

    Waar de bloemen mooi en blij

    In het gras stonden te blozen

    Wilden zij een tijd verpozen.

     

    Schat, zei hij, zo mag ‘k je noemen,

    Jij bent mooier dan die bloemen.

    Ga hier liggen, word mijn vrouw,

    Daar ‘k verschrikkelijk van je hou.

     

    Lieveling, was toen haar woord,

    ‘k Wil wel vrijen, maar lijk ’t hoort,

    In een bed met lakens rond

    En niet zo maar op de grond !

     

    Nog viel woord en wederwoord.

    En toen reden ze maar voort

    Tot ze kwamen in een stad

    Die een prachtig uitzicht had.

     

    Ze besloten er te blijven,

    Er de liefde te bedrijven

    En te wonen heel hun leven.

    Geld genoeg was hun gebleven.

     

    Ondertussen toen ’t convent

    Was ontwaakt werd gauw bekend

    Dat Maria’s beeld verdween.

    Droevig was toen iedereen.

     

    Zonder dat men het kon merken

    Deed Maria alle werken

    En de taken van de vrouw

    Die nu zondig leven zou.

     

    Beatrijs verlangde ‘t leven

    Dat haar voortaan werd gegeven

    Met haar vriend in liefde groot

    Te beleven totterdood.

     

    En weldra, na enkele jaren,

    Die gelukkig, zonnig, waren

    Kregen zij twee knappe zonen

    Om hun liefde te belonen.

     

    Maar toen na een jaar of zeven

    Hun geen geld meer was gebleven,

    Was verkocht wat waarde had,

    Verliet de jongeling de stad.

     

    Hij liet Beatrijs alleen

    Met haar kinderen en verdween

    Naar verre landen, vreemde oorden.

    Niemand die nog van hem hoorde.

     

    Het werd een ellendige tijd.

    Beatrijs had nu zo’n spijt

    Dat ze niet haar hele leven

    In het klooster was gebleven.

     

    Met haar kinderen aan de hand

    Trok ze door het ganse land.

    En om te kunnen bestaan

    Bood ze vaak haar lichaam aan.

     

    Want ze had nooit leren spinnen,

    Koken, werken, om te winnen

    Enig geld om van te leven.

    Vroeger werd dit haar gegeven.

     

    Hongerig met kinderen bleek

    Trok ze rond van streek tot streek,

    Bedelend, zonder verlet.

    Dikwijls met ’n man naar bed.

     

    Zo heeft ze wel zeven jaar

    Rondgedoold, met veel gevaar

    Voor zichzelf en voor haar zonen.

    Nergens kon ze vredig wonen.

     

    Maar elke dag in het verleden

    Heeft ze tot de Maagd gebeden

    De getijden, altijd trouw,

    Van de goede Lieve Vrouw.

     

    Zo gebeurde ‘t op een dag

    Dat ze haar klooster wederzag

    Maar ze durfde er niet heen :

    Haar gedrag was te gemeen.

     

    Zou men wel na veertien jaar

    Haar nog kennen en het paar

    Kinderen van haar aanvaarden?

    Zou zij daar nog kunnen aarden?

     

    En niet ver van daar gelegen

    Stond een huisje. Heel verlegen

    Klopte ze aan en vroeg om brood

    En haar te helpen uit de nood.

     

    De weduwe, die open deed,

    Had medelijden met hun leed.

    Ze gaf hun onderdak en wat

    Ieder van hen nodig had.

     

    Dankbaar hielp de vroegere non

    De weduwe zoveel ze kon.

    Ze vroeg of de goede vrouw

    Wat over ’t klooster zeggen wou.

     

    En of ’t waar was dat voorheen

    Een non, de kosteres, verdween

    Uit het convent om mee te gaan

    Met haar minnaar, ver vandaan.

     

    Dat is absoluut niet waar,

    Zei de vrouw met kwaad gebaar,

    ’t Kan niet dat er een non bestaat

    Die heiliger door ’t leven gaat.

     

    Wie is die vrouw, zo vroom en wijs?

    Hoe is haar naam? vroeg Beatrijs.

    Toen werd haar eigen naam vermeld.

    Natuurlijk was zij heel ontsteld.

     

    En des nachts terwijl ze sliep

    Hoorde ze een stem die riep

    Dat ze in ’t klooster weer haar werk

    Moest vervullen in de kerk.

     

    Ook de nacht nadien vernam

    Ze die stem, die zeker kwam

    Uit de hemel : Ga met spoed

    Weer in ’t klooster, ja, het moet!

     

    Beatrijs had grote zorgen

    Toen ze wakker werd die morgen,

    Want haar zoontjes waren klein,

    Konden moederloos niet zijn.

     

    En misschien was wat zij hoorde

    Duivelswerk dat haar bekoorde.

    Daarom bad ze tot de Heer

    Dat Hij nog een derde keer

     

    Haar zijn wil wou kenbaar maken.

    ’s Avonds bleef ze biddend waken,

    Tot bij nacht een mooi gezicht

    Haar verscheen in schitterend licht.

     

    De engel keek haar ernstig aan.

    Hij zei : Jij moet in ’t klooster gaan,

    Deze nacht, zonder verpozen,

    Nergens moet jij dan voor blozen.

     

    Van Maria en van God

    Komt dit hemelse gebod.

    Toon alzo je dankbaarheid

    Want de Maagd heeft al de tijd

     

    Dat jij in de wereld leeft

    Jou vervangen en ze heeft

    Jouw gedaante aangenomen.

    ’t Is nu tijd om weer te komen.

     

    Ook heeft niemand ooit gemerkt

    Dat jij niet in ’t klooster werkt.

    Voor je kinderen heb geen zorg,

    Daarvoor staat de hemel borg.

     

    Maria is je goed gezind

    Ga het klooster in, je vindt

    Alles weer zoals voorheen

    Toen jij uit ’t convent verdween.

     

    Dan was weg het hemels licht.

    Beatrijs vond het haar plicht

    Weer als kosteres haar werk

    Op te nemen in de kerk.

     

    Haar kindjes lagen mooi te rusten.

    Teder streelde ze hen en kuste

    Hen nog zachtjes op de mond.

    Kinderen, zei ze, blijf gezond,

     

    In Gods handen leg ik je lot,

    Ik moet volgen zijn gebod.

    Anders liet ik je nooit alleen.

    Ze ging heen met veel geween.

     

    Alles was gereed gelegd

    Zoals de engel had gezegd.

    Met haar kloosterkleren aan,

    Zou ze nu door ‘t leven gaan.

     

    ’s Morgens vierde ’t klooster feest :

    Maria, die was weggeweest,

    Stond op ’t altaar als weleer.

    Dankend loofde men de Heer.

     

    Doch ook vroeg dezelfde dag

    Toen ik wakker werd en zag

    Dat mijn moeder was verdwenen

    Moest ik heel verdrietig wenen.

     

    Ook mijn broertje had verdriet

    Want wij beiden wisten niet

    Waarom wij waren verlaten.

    Huilen, roepen kon niet baten.

     

    De weduwe met liefde groot

    Nam ons beiden op haar schoot,

    Troostte ons met een verhaal

    En bereidde dan ons maal.

     

    Wanneer na een dag of zeven

    Er geen teken meer van leven

    Van onze moeder werd vernomen

    Werd het goed besluit genomen

     

    De abdis om raad te vragen :

    Of men er niet in kon slagen

    Ons, de kinderen, brood te geven

    En te helpen in het leven.

     

    Gedurende een hele tijd

    Was de goede non bereid

    Ons te helpen voor de kost

    Tot het probleem was opgelost.

     

    Dat gebeurde niet veel later

    Toen een godgewijde frater

    Ons kwam halen om heel goed

    Bij hem te worden opgevoed.

     

    Doch, helaas, wij wisten niet

    Wat met onze ouders was geschied.

    Zelf ben ik geheel mijn leven

    Graag in de abdij gebleven.

     

    Maar mijn broer is weggegaan

    En heeft verder zijn bestaan

    In de dienst van heel wat heren

    Doorgebracht en vele keren

     

    In veel landen en veel streken

    Naar zijn moeder uitgekeken.

    Hij vergezelde hen op reis,

    Maar de verdwenen Beatrijs

     

    Heeft hij nimmer meer gezien.

    En van vader, bovendien,

    Vond hij ook nooit enig teken,

    Hier niet, noch in verre streken.

     

    Het is nu vijf jaar geleden

    Dat hij plots is overleden

    En, heel zeker, ‘k weet gewis

    Dat hij nu bij moeder is.

     

    Want op een dag niet lang geleden

    Werd mij vriendelijk gebeden

    Onverwijld en snel te gaan

    Naar ’t klooster hier niet ver vandaan.

     

    Het zijn nonnen die daar leven,

    Die er ijverig naar streven

    Door veel bidden na hun sterven

    Ook de hemel te verwerven.

     

    ‘k Vond het zeker ongewoon

    Dat een mannelijk persoon

    In dit convent werd toegelaten,

    Uitgezonderd de prelaten.

     

    Toen ik in het klooster kwam

    Was het dat ik gauw vernam

    Dat een non mij graag wou zien,

    Ze was stervend bovendien.

     

    In de ziekenzaal vooraan

    Keek ze me heel vriendelijk aan.

    Toen ik mij voorover boog

    Zag ik tranen in haar oog.

     

    En opeens herkende ik haar.

    Moeder, zei ik, is het waar

    Dat jij hier in heiligheid

    Hebt gebeden al die tijd?

     

    Kom bij mij, mijn lieve kind,

    Zei ze, ‘k heb jou steeds bemind

    En ik wist waar jij verbleef.

    Maar nu ik niet lang meer leef

     

    Wil ik jou nog eenmaal groeten.

    Vele jaren moest ik boeten.

    Eindelijk, voor al mijn zonden.

    Heb ik vergiffenis gevonden.

     

    Als in de biecht en heel sereen

    Vertelde zij mij met geween

    Alles zoals ’t was geweest.

    Vroom gaf zij daarna de geest.

     

    Ik heb dit alles opgeschreven,

    Maar ik zal in heel mijn leven

    Dit aan niemand gaan vertellen

    Ook niet aan mijn metgezellen.

     

    Deze tekst zal ik bewaren

    Tot mijn dood en al de jaren

    Dat ik leef, voor ik verdwijn,

    Moet hij ongelezen zijn.

     

    Slechts wanneer wij zijn vergeten

    En ook niet meer is geweten

    Waar wij woonden, wie wij waren,

    Mag men deze wonderbare

     

    Feiten in het openbaar

    Voort vertellen. ‘t Is om Haar,

    Die het wonder heeft verricht

    Dat ik vertel in dit gedicht,

     

    Veel te prijzen en te loven.

    Het is zeker dat hierboven

    Ons altijd helpt de Heilige Maagd,

    Als men het ootmoedig vraagt.

     

    Want al wie tot Maria gaat

    Krijgt wel gena, al is het laat.

    Laten we dan allen samen

    Tot haar smekend bidden. Amen.

     



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    T -->

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!