|
|
|
|
|
|
21-04-2022 |
Jef Tinel 50 jaar overleden |
Op 25 mei is het exact 50 jaar geleden dat Jef Tinel (1885-1972) in Gent overleed
Jef Tinel was een neef van de bekende Vlaamse componist Edgar Tinel (1854-1912).
Jef kreeg zijn eerste lessen harmonie en orgel thuis van zijn vader Oscar Tinel (1852-1913). Daarna volgde hij de opleiding tot koster - organist in Sint-Niklaas en werd hij laureaat orgel, harmonie, contrapunt en fuga aan het Lemmensinstituut van Mechelen. Vervolgens studeerde hij compositie bij Leo Moeremans in Gent. Later behaalde hij ook het diploma van muziekleraar in het middelbaar onderwijs.
Jef Tinel begon en eindigde zijn carrière als organist in Zele, Maldegem, Sint-Amandsberg en Gent. Hij dirigeerde koren en harmonieorkesten. Op de IJzerbedevaart en het Vlaams-Nationaal Zangfeest was hij een graag geziene dirigent. Zijn lied 'Wij zijn bereid' werd al vlug een topper in het repertoire van deze manifestaties. Hij was een tijdje muziekhandelaar in Tielt, muziekleraar en directeur van de muziekschool in Maldegem.
Als componist schreef hij liederen (kunst- én volksliederen), religieuze en profane koormuziek, werken voor orgel en piano, suites en andere stukken voor symfonisch orkest, muziek voor harmonieën en strijkorkest. Bij toneelwerken van o.a. Jef Crick, Toon de Mindere en Jos Vandenberghe componeerde hij muziek voor koor, soli en orkest.
Jef Tinel componeerde in een laat-romantische toonspraak wars van bombast en experiment.
Een voorbeeld van een kunstlied is 'O kom met mij in de lentenacht' op een tekst van Pol De Mont (1857-1931).
partituur: O kom met mij in de lentenacht (imslp.org)
klankbeeld: Jef TINEL (1885 - 1972): O kom met mij in de lentenacht - YouTube
Info en partituren:
Category:Tinel, Jef - IMSLP
TINEL, Jef (seniorennet.be)
Jef Tinel - Wikipedia
|
|
|
|
22-12-2021 |
Fernand Van Durme |
We hebben in de muziek echte families die van generatie op generatie toonaangevende musici afleveren. Uiteraard kennen we de clan Bach, maar ook in Vlaanderen zijn er dergelijke muzikale families gaande van Candael, Mortelmans, Nees, Schroyens, Tinel tot Veremans. Ook de naam van de Wase familie Van Durme klinkt als een klok in de Vlaamse muziekwereld: orgelcomponisten Ferdinand en Oscar, symfonicus Jef en dan ook Fernand.
Fernand Van Durme werd in Eksaarde geboren op 18 april 1914 en overleed in Antwerpen op 13 oktober 1993.
Opleiding
Na humaniorastudies in Lokeren en aan het Klein Seminarie in Sint-Niklaas werd Van Durme laureaat van het Lemmensinstituut in Mechelen na een opleiding bij o.a. Flor Peeters, Marinus De Jong en Mgr. Jules Van Nuffel. Hij volgde daarnaast privélessen bij Karel Candael, Jef Van Hoof en Gaston Feremans.
Aan de Gentse universiteit behaalde hij daarna het licentiaatsdiploma van Kunstgeschiedenis.
Muzikale loopbaan
Fernand Van Durme werd in 1933 organist van de O.L. Vrouwkerk in zijn geboortestad in opvolging van zijn vader Prudent. Ook zijn grootvader (Ferdindand) was er organist geweest en die was zelfs de eerste muziekleraar van Edgar Tinel uit Sinaai.
Hij dirigeerde er ook succesvol het befaamde koor Sint-Gregoriusgilde dat o.a. de grote werken van Benoit en Tinel zong.
In 1950 trok hij naar Leopoldstad in de Belgische kolonie Congo als muziekprogrammator van de BRT en dirigent van het kathedraalkoor. Na de onafhankelijkheid werd hij musicus-componist-sonorisator bij de Vlaamse televisie. Daar ontstond zijn hechte vriendschap met Mark Liebrecht (Marcel Oger).
Na 1973 werd in Sint-Niklaas de Orde van de Reynaert geboren en Fernand van Durme werd de eerste Groot-Vos of voorzitter.
Het brede Vlaamse publiek kent Fernand Van Durme als dirigent op IJzerbedevaarten, Vlaams-Nationale Zangfeesten, zeezangfeesten en 11-julivieringen.
Componist
Van Durme schreef verschillende volksliederen, o.a. Waasland (op tekst van E.H. J. De Wilde), De Wase klompenboer en Waaslands Meidansje.
Daarnaast componeerde hij kunstliederen (vb. Melopee op tekst van Paul Van Ostayen), kamermuziek, werken voor viool en piano, koorwerken (vb. Eens Meien Morgen Vroege) en koorbewerkingen van volksliederen.
Wanneer in mei 1973 te Sint-Niklaas voor de eerste maal een Reynaertspel werd opgevoerd, deed Mark Liebrecht, die de algemene leiding had en de regie voerde, een beroep op Van Durme voor de muziekcollage. Het werd een schitterende realisatie.
Te beluisteren
Het mannenkoor Gaudeamus uit Sinaai maakte een cd-opname van de Wase Klompenboer.
Om het uur weerklinkt op de beiaard van Sint-Niklaas ‘Waasland’.
Op YouTube vinden we een opname van het Waaslandlied.
Waaslandlied - YouTube
|
|
|
|
15-12-2021 |
Jef Van Hoof |
Spokenhof, zwarte jas en hoed, een welige baard, een klein brilletje, brede dirigerende gebaren en een ongekuist taalgebruik… zo wordt Jef Van Hoof vaak voorgesteld.
Men kent hem als componist van stoere strijdliederen en ritmische kopermuziek.
Minder mensen weten dat deze musicus nog heel wat meer in zijn mars had.
Hij werd in Antwerpen geboren op 8 mei 1886 en overleed er op 24 april 1959.
Opleiding
Josephus Bonifacius Emilius Michael Van Hoof was de zoon van de koster-organist van de Sint-Michielskerk in Antwerpen, Frans Van Hoof.
Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen bij Jozef Huybrechts, Paul Gilson, August De Boeck (harmonie), Joseph Callaerts, Arthur De Hovre (orgel), Jozef Bossiers (piano) en Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga). Hij was een exponent van de Benoit-school. Jefs broer, Emiel, vertelde hoe Jef door het overlijden van Benoit in 1901 tot tranen toe bewogen was. Op die dag zou de vijftienjarige knaap het rotsvast besluit genomen hebben om componist te worden.
Professionele loopbaan
In 1916 volgde Van Hoof zijn vader op als titularis van het orgel in de Sint-Michielskerk.
Tijdens WO I koesterde Van Hoof activistische sympathieën en werd na die oorlog veroordeeld. Daarna gaf hij privélessen en organiseerde hij concerten waarbij hij zelf als pianist optrad. Hij was actief als pianist en dirigent van het Antwerps Koperensemble.
Als grote aanhanger van de Vlaamse muziekbeweging in het kielzog van Peter Benoit waren zijn muziekactiviteiten dan ook sterk verbonden met Vlaamsgezinde organisaties zoals het ANV, het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en de Groeningerwacht, die hij mee oprichtte en waarvan hij het mannenkoor dirigeerde.
Hij was ook medestichter van het Genootschap van Vlaamse Componisten (1922), van de Vlaamse Concerten (1926) en van de Nationale Vlaamse Fanfare (1930).
Hij dirigeerde op IJzerbedevaarten en Guldensporenvieringen en in 1933 was hij naast Willem De Meyer medeoprichter van het Vlaams Nationaal Zangfeest waarvan hij tot 1936 de enige dirigent was. Toen daar ook liederen van andere componisten aan bod kwamen die hun eigen liederen dirigeerden, trok Van Hoof zich terug.
Vanaf 1924 was hij leraar harmonie en compositie aan de Mechelse Beiaardschool en in 1936 werd hij leraar aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen waarvan hij in 1942 directeur werd in opvolging van Flor Alpaerts. Zijn tegenkandidaat was Lodewijk De Vocht.
In 1944 werd hij uit zijn ambt ontzet en veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Lodewijk De Vocht volgde hem als directeur op.
Na de repressieperiode trad Van Hoof nog een paar maal op als dirigent, onder meer op de Dag van het Vlaamse Lied in 1953 (een kortstondige onsuccesvolle afscheuring van het zangfeest van het ANZ) en op de Vlaamse dag van de Wereldtentoonstelling in 1958.
Componist
Jef Van Hoof componeerde vanaf 1903 liederen, religieuze muziek, koorwerken, theatermuziek, piano-, beiaard- en orgelstukken, kamermuziek en symfonische werken (een oeuvre van 280 titels).
Zijn eerste werken waren Vlaamse strijdliederen zoals Groeninge (1909 op tekst van Guido Gezelle. Dit lied is tot vandaag een onbetwiste topper op het Vlaams Nationaal Zangfeest en 11-julivieringen. Emiel Hullebroeck noemde het ‘de Vlaamse Marseillaise’. Van Hoof behaalde er de Prijs van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) mee.
Van zijn liederen – op teksten van o.a. Guido Gezelle, Eugeen van Oye, Raf Verhulst, René De Clercq, Pol De Mont, Alice Nahon, Albrecht Rodenbach, Jan Van Nijlen, Angèle De Bremaeker – vermelden we Aanroepinghe, Daar is maar één land, Goedendag, Psalm, Eed van trouw, Nacht-deun, ’t Is stille, 4 Ritschl-liederen, Nanoen in huis, De vriezeman, De lotusbloem, Lentestemming, Suja, nu Suja, Marialiedeken, Ik heb u lief, ABN-lied….
In de kerkliedbundel ‘Zingt Jubilate’ (nummer 377) is het passielied Aan Uw stam, o Kruis opgenomen (tekst F. Clinckaert en G. Smet). Een heel eenvoudige, innige en mooie melodie.
Jef Van Hoof verklaarde zelf ‘Het lied is de kleinste der muzikale vormen. De moeilijkste!’ Hij beheerste deze vorm echter uitstekend, geïnspireerd door zijn leraar Lodewijk Mortelmans en de Duitse romantiek. Ook de missie van Benoit om een nationale muziek te schrijven, inspireerde hem.
In zijn liederen overheerst de menselijke stem. De pianobegeleiding heeft een dienende en sfeerscheppende functie. Lange voor-, tussen- of naspelen worden vermeden. De melodie volgt de natuurlijke prosodie.
Door hun gevatheid doen Van Hoofs liederen moderner aan dan die van zijn oudere tijdgenoten.
Behalve in de Vlaamse strijd zocht Van Hoof inspiratie in het religieuze, de natuur, de liefde en het kind.
Zijn religieuze ingesteldheid leidde tot het componeren van verschillende missen: Missa de Deo voor gemengd koor, koper en slagwerk en het Te Deum voor gemengd koor en koperensemble. In deze werken horen we een vinnige ritmiek.
Voorts componeerde hij nog 3 missen (De angelis, De Sanctis en De beata) en een gedialogeerde Volksmis op een Nederlandse tekst van pater Monden.
Elke mis schrijft een verschillende bezetting voor.
Voor liturgisch gebruik leverde hij drie, telkens als Lof betitelde bundels motetten. Vooral het Derde Lof behoort tot de meest treffende kerkmuziek uit die jaren. Voor gemengd koor schreef hij Caecilia en Klaar bloed, beide Gezelleteksten.
In zijn beginperiode schreef Van Hoof twee dramatische schetsen die eigenlijk wedstrijdstukken voor de Romeprijs waren: De Legende van Sint-Hubertus en Tycho Brahé op tekst van Herman Baccaert. Met dit laatste werk behaalde hij in 1911 de Tweede Romeprijs. In 1916 componeerde hij op tekst van Nico Gunzburg het koorwerk Oproep dat werd uitgevoerd bij de opening van de door de Duitse bezetter georganiseerde Nederlandstalige universiteit Gent.
Verder componeerde hij verschillende profane koorwerken voor zowel mannenkoor als gemengd koor: Vijf driestemmige Liederen of de cantates Rodenbach ter ere en Lieven Gevaert Gedenkklank , beide met koperbegeleiding. Vermelden we ook 't Lied der Hogeschool, Het Lied van de Vlaamse Staatsbediende of andere kleine cantates zoals Het Lied van het Recht of Groeningerwacht, Bekender zijn Hangt nen truisch en het mijmerende Ik wist niet. Voor gemengd a capella-koor vermelden we Vijf Koren op teksten van Willem Gijssels en bewerkingen van Geuzen- en volksliederen.
Van Hoof componeerde ook opera's: Meivuur (libretto Pol De Mont), Vertraagde film (libretto Herman Teirlinck) en Jonker Lichthart (libretto Edgar den Haene).
De opvoeringen van Meivuur in de Vlaamse Opera in 1924 lokten flinke rellen uit omwille van Van Hoofs activistische sympathieën tijdens de oorlog. Hoewel hij voor dit stuk heel wat complimenten mocht in ontvangst nemen (o.m. van Lodewijk Mortelmans), kreeg het nooit nog een tweede kans.
De eenakter Jonker Lichthart werd pas postuum (1961) scenisch opgevoerd. Het is een verrukkelijke Straussiaanse partituur.
Beïnvloed door Peter Benoits pleidooi voor het lyrisch drama schreef Van Hoof een declamatorium of stuk voor lyrische voordracht: Derde Nacht.
Naast deze vocale muziek bevat de opuslijst van Jef Van Hoof ook heel wat instrumentale muziek.
Opgeleid als organist schreef hij enkele orgelwerkjes, bv. Rist van 6 orgelstukken.
Voor piano schreef hij Drie Walsen.
Van Hoof componeerde in een laat-romantische stijl. Dat is in zijn geval geen synoniem van zwoele en lange uitweidingen. Hij bleef trouw aan het ideaal van Benoit én aan het idioom van Gilson en opende zo een weg naar het modernisme. Op 2 gebieden was hij (internationaal) vernieuwend en baanbrekend.
Als leraar aan de Mechelse beiaardschool schreef hij vijf werken voor beiaard.
Daarnaast creëerde hij een hoogst merkwaardig repertoire voor de ‘harde’ kopers (trompetten, trombones en contrabastuba, zonder hoorns) en slagwerk. Voor het koper koesterde hij een bijzondere voorliefde. Hij beschouwde ze als de ziel van het orkest. Hij componeerde talrijke oproepen voor kopers te dienste van openluchtmanifestaties, IJzerbedevaarten en zangfeesten, een Openingsfanfare op het Wilhelmus, de Ritmische Suite die oorspronkelijk als begeleiding diende voor gymoefeningen van jongeren, en vooral de schitterende Sinfoniëtta. Hier zien we hoe Van Hoof opkeek naar Paul Gilson die hij beschouwde als zijn belangrijkste leraar, de vader van de Belgische blaasmuziek.
Klein Kwartet in C en Nietigheden zijn twee erg aantrekkelijke composities voor strijkkwartet. En bij zijn kamermuziekwerken zijn ook nog Suite voor drie fagotten en Moderato voor pianosextet te vermelden.
Vaak vergeten wij dat de componist van strijdliederen ook verrukkelijk mooie orkestbladzijden schreef.
Hij componeerde 6 symfonieën gekenmerkt door een zeer verzorgde en evenwichtige vormgeving. De 6de bleef echter onvoltooid. Van het 4de deel zijn slechts enkele partijen van de beginmaten genoteerd.
Hij schreef een vrolijke Herinneringsouverture waarin verschillende bekende (volks)liederen verwerkt worden met een extra groet aan Benoits Lied der Vlamingen. De jonge Herbert Von Karajan dirigeerde dit werk in Aken in 1935.
Van Hoof componeerde concertino’s voor viool en fagot, een Scherts voor cello en orkest, een Symfonische Inleiding voor een Feestgelegenheid, Perseusouverture, Ouverture Willem De Zwijger en symfonische suites.
Erkenning
Voor zijn liederen ontving hij de Lodewijk Mortelmansprijs.
De Missa De Deo en de Missa De Beata werden in Aken gecreëerd en kenden er veel bijval.
In 1968 werd ter zijner nagedachtenis een driejaarlijkse prijs voor Vlaamse componisten in het leven geroepen.
De meeste van zijn werken werden uitgegeven door de muziekuitgeverij De Crans, door hemzelf in 1917 opgericht. De handschriften berusten hoofdzakelijk in het AMVC. De Crans gaf in 1951 een huldeboek uit ter gelegenheid van Van Hoofs 65ste verjaardag.
Mark Liebrecht schreef in zijn monkelende anekdotische stijl ‘Met Jef Van Hoof onder één hoed’ en Paul De Raedt schreef een monografie over Van Hoof in de reeks Meesters der toonkunst.
Te beluisteren
Het VRT-archief bevat verschillende opnames van werken van Van Hoof.
Het lied ‘Groeninghe’ werd o.a. door bariton Renaat Verbruggen gezongen en verscheen op verschillende langspeelplaten (mede onder impuls van Willem De Meyer).
Alt Ria Bollen, tenor Zeger Vandersteene begeleid aan de piano door Jozef De Beenhouwer en Levente Kende verzorgden een LP met liederen van Jef Van Hoof. Er zijn verschillende LP’s (Fama, Philips, Cultura, RCA LPM, Telemann-gezelschap) en cd-opnames (In Flanders Fields) in de handel verkrijgbaar (geweest) met symfonisch werk en liederen.
En uiteraard is er YouTube waar men enkele interessante opnames kan beluisteren: jef van hoof - YouTube
Rist van zes kleine stukken - Jef Van Hoof (1886-1959) - YouTube
|
|
|
|
07-12-2021 |
Robert Herberigs |
Schilder, auteur, wijnbouwer, zanger en componist… hij was het allemaal.
Geboren in Gent op 18 juni 1886 en in Oudenaarde overleden op 20 september 1974 leidde hij een lang en rijk gevuld leven gewijd aan de kunst en de natuur. ‘Een enig fenomeen in het Vlaamse cultuurleven’, zo beschreef August Corbet hem.
Opleiding
Robertus Henricus Maria Joseph Herberigs liep school in het Gentse (elitaire) jezuïetencollege Sint-Barbara met de bedoeling rechtenstudies te doen.
Maar het draaide anders uit.
Vader Herberigs was amateur fluitist en voorzitter van de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia. Twee zussen van Robert speelden piano en Robert speelde eerst viool en daarna ook klarinet. Als klarinettist in de harmonie waagde hij zich al vlug aan enkele composities.
Met de goedkeuring van zijn ouders trok Robert naar het Gentse conservatorium. Hij volgde er zang, piano en viool en op achttienjarige leeftijd behaalde hij reeds eerste prijzen notenleer (bij Léon Van der Haeghen) en zang (bij Oscar Roels).
Met het oog op het behalen van de Romeprijs volgde Herberigs privélessen compositie bij de bekende muziekpedagoog Leo Moeremans samen met o.a. de componisten Georges D’Hoedt en Jef Tinel en de violist-dirigent Désiré Defauw.
In 1909 won Herberigs als jongste componist ooit de ‘Prix de Rome’ met zijn cantate De legende van Sint Hubertus.
Met de beurs aan deze prijs verbonden reisde Herberigs drie jaar in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Italië.
Professionele loopbaan
Bij de creatie van zijn cantate zong Herberigs zelf de titelrol. Maar hij had intussen al zijn strepen als bas-baritonsolist verdiend (1908-1909) aan de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen met glansrollen als Reinaert de Vos in de creatie van August De Boecks gelijknamige opera, De Evangelieman van Kienzl en de titelrol van Heinrich Zöllers opera Faust.
Van 1951 tot 1953 was hij directeur van diezelfde Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen.
Voor het overige verdeelde hij sinds 1925 zijn tijd tussen zijn woonplaatsen in Oudenaarde en Bourg-Saint-Andéol in de Ardèche waar hij een vruchtbare abrikozenplantage uitbaatte op het landgoed Château Rochecolombe waar zijn nageslacht nu wijn verbouwt.
Naast het componeren schreef hij enkele toneelstukken en een tiental volkse en historische romans, o.a. Pasterke Candeels en Het wolvenhof en schilderde hij honderden landschappen, marines en abstracten.
Componist
Het oeuvre van Herberigs is zeer gevarieerd en gaat van kunstliederen, pianomuziek, koorwerken, kamermuziek tot filmmuziek, muziek voor koperblazers, orkestwerken, concerti, opera’s en een groots openluchtspel.
Ook zijn stijl maakte verschillende evoluties door gaande van laat-romantiek, impressionisme over neoclasicisme tot tonaalvrije en dan weer zeer klassieke harmonieën.
In 1912 componeerde hij een van zijn bekendste werken: het symfonisch gedicht voor hoorn en orkest naar het verhaal van Cyrano de Bergerac. Een jeugdig en fris klinkende compositie, schalks, opgewekt en laat-romantisch.
Andere symfonische werken zijn Nachtelijke Wapenschouw, De vrolijke vrouwtjes van Windsor, Sinfonia Breve, Ode aan de muzen, De vier jaargetijden naar Brueghel, Hiawatha, Vier odes aan Botticelli, Hamlet, Antonius en Cleopatra en pianoconcerti. Dit zijn zeer sprekende en plastische werken die vaak een duidelijke band met de schilderkunst en literatuur weerspiegelen. De orkestraties zijn nu eens stoer en krachtig met fauvistische contrasten en een sterke motoriek. Andere orkestwerken zijn dan echter heel week en freel. Zo zijn de Schetsen en Impromptu’s veel serener, soberder en bedaarder dan de eerder geciteerde werken. Ze kaderen in een neo-classicistische stijl net zoals zijn sonates voor viool en klarinet.
Naast de laat-romantische invloed treffen we in Herberigs’ composities ook sporen van het Franse impressionisme. Vooral dan in zijn pianowerken: Trois ballades, Pièces brèves, Poèmes elégiaques en de suites A la fontaine bellerie en Ariane. Ook hier weer is er de link met de literatuur van o.a. Ronsard, Baudelaire, Mallarmé en Musset. De partituren vertonen een druk notenbeeld dat vaak over drie notenbalken uitgeschreven is.
In diezelfde sfeer kadert de liedcyclus La chanson d'Eve op gedichten van Charles Van Lerberghe.
Naast zijn Verlaineliederen componeerde Herberigs een groot aantal liederen op teksten van Guido Gezelle.
Herberigs vertrok voor een lied steeds vanuit de tekst. Tekst en muziek moeten volgens hem een monoliet vormen. De muziek moet het ritme en de sfeer van de tekst volgen en uitbeelden.
In de tweede helft van de jaren twintig schreef Herberigs vooral religieuze muziek, vaak opgedragen aan Mgr. Jules Van Nuffel en zijn Sint-Romboutskoor: 9 missen, antifonen, communiones, motetten, geestelijke liederen. Heel bekend werd zijn koorwerk Van Jezus en Sint – Janneke.
De opera Le mariage de Rosine werd in 1925 in de Gentse opera gecreëerd. Eerder schreef hij al de opera L’ amour médecin.
Bij het brede publiek werd Herberigs het meest bekend dankzij zijn muziek voor het openluchtspel Het Lam Gods in Gent in 1949. Het is een groots en indrukwekkend epos voor gemengd koor, kinderkoor, orkest, orgel en solisten. Het 3 uur durend werk behandelt de verschillende scènes van het gelijknamige schilderij van de gebroeders Van Eyck. Dit werk past in de traditie van de openluchtspelen van Alfons Moortgat (Mariaspel; Arnoldusspel), Arthur Meulemans (Heilig Bloedprocessie), Jef Tinel (Arnoldusspel; Fra Angelico) en anderen.
In september 1974, twee weken voor het overlijden van de componist, werden fragmenten van dit oratorium in de Gentse kathedraal uitgevoerd onder leiding van Léonce Gras. Herberigs was bij de uitvoering nog zelf aanwezig.
Erkenning
Een eerste erkenning van Herberigs’ kwaliteiten als componist was uiteraard de Romeprijs in 1909.
Hij was voorzitter van de auditiecommissie van het toenmalige NIR (vandaag VRT) en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten.
Zijn vitale, solide en plastisch georkestreerde werken werden bijna allemaal gecreëerd door het NIR-orkest o.l.v. Daniël Sternefeld.
In 1963 ontving hij voor zijn hele oeuvre de Peter Benoitprijs.
Nog in 1963 werd Herberigs gelauwerd met de prijs van de Lodewijk Mortelmans-Stichting Noordstarfonds voor een bundel van 6 Gezelleliederen. Ze verschenen op LP in een luxe-editie waarin ook een gesproken opname zat van de componist zelf met enkele richtlijnen bij het componeren van liederen.
Ter gelegenheid van zijn dertig jaar overlijden in 2004 werd in het najaar een reeks concerten gepland gecombineerd met een tentoonstelling en een cd-uitgave
In 2008 werd een project goedgekeurd tot inrichting van een Herberigsmuseum in het gemeentelijk domein De Ghellinck te Elsegem, deelgemeente van Wortegem-Petegem. Het plan werd echter niet gerealiseerd.
Herberigs werd wel benoemd tot ereburger van Oudenaarde en in 2014 verscheen er een biografie over hem geschreven door Marcel Lequeux.
Te beluisteren
In het rijke VRT-archief is heel wat muziek van Herberigs bewaard.
Op LP en cd is heel wat van zijn muziek verschenen. (Zoeken | Databank | Kunstenpunt)
En natuurlijk heeft ook YouTube een aanbod van Herberigsmuziek.
robert herberigs - YouTube
|
|
|
|
21-11-2021 |
Emma Coeckelbergh - Tinel, de echtgenote van Edgar |
EMMA, DE VROUW NAAST EDGAR TINEL
Voor het jaarconcert 2021 koos het Edgar Tinelcomité in Sinaai voor een originele invalshoek.
Het is precies 100 jaar geleden dat Tinels echtgenote, Emma Coeckelbergh overleed. Zij was de sterke vrouw naast de toondichter, moeder van 6 zonen én dichteres. Een vrouw die het verdient om eens in de schijnwerper te staan.
Ondanks de vierde coronagolf was de Katharinakerk in Sinaai goed gevuld voor dit herdenkingsconcert.
Nadat comitévoorzitster Nelly Maes de aanwezigen – inwoners van Sinaai en omstreken én verwanten van Tinel uit heel het land – had verwelkomd en de avond had geduid, lichtte historicus Marc Laceur het leven en werk van Emma Coeckelbergh toe. Spruitend uit een Antwerpse Franstalige bourgeoisiefamilie (°22 september 1851) en verhuisd naar het Waasland ontwikkelde ze zich tot een dichteres die o.a. de bewondering van de Franse dichter Evariste Carrance en onze eigen Hendrik Conscience wegdroeg.
In 1875 kruiste haar pad dat van Edgar Tinel en in 1877 werd hun huwelijk ingezegend. Ze kregen 6 zonen.
Edgar componeerde liederen op haar Franse teksten en anderzijds vertaalde Emma enkele Vlaamse teksten waarop Tinel componeerde naar het Frans (o.a. Franciscus). Een hele klus.
Emma overleed in Elsene op 17 februari 1921.
Maar uiteraard stond de poëzie van Emma centraal.
Dirk Vermeiren declameerde 5 van Emma’s gedichten in de originele taal en Karin De Wael droeg een vertaling voor.
Vanzelfsprekend mocht ook de muziek op haar teksten weerklinken.
Met haar zuivere, transparante, flexibele en heldere sopraanstem vertolkte Nel Vanhee 6 Coeckelberghliederen getoonzet door Edgar Tinel en 5 gecomponeerd door Willem Ceuleers. Willem Ceuleers begeleidde accuraat en inspirerend aan de vleugel. Hij soleerde ook in 2 poëtische pianostukken van Schumann en Debussy.
De kwaliteit van Tinel als liedcomponist was ons bekend, maar we waren zeer aangenaam verrast door de tekstgetrouwe en stijlvolle composities van Ceuleers. Opmerkelijk vonden we de rijke pianobegeleidingen in zijn liederen.
Als kers op de taart kwam Ward Bohé, conservator STEM-Sint-Niklaas een schilderij van Edouard Agneessens schenken aan het comité. Het schilderij toont Edgar Tinel in zijn jonge jaren. Een mooie aanvulling van het rijke archief van het Tinelmuseum.
Onnodig te zeggen dat deze avond meer dan geslaagd was en ons doet uitkijken naar de volgende concerten in Sinaai.
|
|
|
|
18-11-2021 |
Willem Kersters |
Hij werd net geen 70 jaar. Geboren in Antwerpen op 9 februari 1929 overleed hij er op 29 december 1998.
Hij liet een rijke erfenis aan composities en leerlingen die bij hem compositie studeerden na.
Zowel percussionisten, organisten, orkesten en koren kunnen hun hartje ophalen aan zijn werken.
Opleiding
Het minste wat je kan zeggen is dat Kersters een fantastische opleiding gekregen heeft. Hij studeerde bij niet de minsten. Vanaf 1945 studeerde hij aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen waar hij achtereenvolgens eerste prijzen behaalde voor notenleer, harmonie en piano. Daarna voltooide hij zijn studies aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel bij Jean Louël (contrapunt), Jean Absil en Marcel Quinet (fuga), Marcel Poot (compositieleer) en bij René Defossez (orkestdirectie).
Hij behaalde ook het diploma van muziekleraar.
Professionele loopbaan
Willem Kersters begon zijn loopbaan als muziekleraar aan de athenea van Tienen, Leuven en Aarschot.
Van 1961 tot 1968 was hij muziekprogrammaleider bij de Belgische Radio en Televisie, Gewestelijke Omroep Limburg.
Vanaf 1962 was hij aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen aanvankelijk leraar harmonie en daarna ook titularis van de compositieklas.
Daarbovenop doceerde hij van 1967 tot 1989 muziektheoretische vakken aan het Muziekconservatorium van Maastricht.
Enkele van zijn meest bekende leerlingen zijn Alain Craens, Koen Dejonghe, Jan De Maeyer, Luc Van Hove, Wim Henderickx en Marc Verhaegen.
Componist
Kersters liet ons een gigantisch en gevarieerd oeuvre na.
Voor orkest componeerde hij 5 symfonieën, Capriccio,Plechtige ouverture - Ouverture solennelle voor groot orkest, Sinfonietta voor kamerorkest, een vioolconcerto, een pianoconcerto (= plichtwerk in de finale van de KEW-1978), een concerto voor gitaar en kamerorkest, Contrasten voor slagwerk en orkest, Meditation uber den Namen BACH voor trompet in D en strijkers, Ballade voor altsaxofoon en strijkorkest, Divertimento per archi voor strijkorkest, Serenade nr.2 voor strijkorkest, harp en slagwerk en een concertino voor hobo en strijkorkest.
Nog voor orkest schreef hij enkele balletten zoals Triomf van de geest, Halewijn en Uilenspiegel de geus.
Ook de koperblazers werden door Willem Kersters bedacht met enkele composities zoals Laudes voor koperblazers en slagwerk, Sinfonietta voor harmonieorkest en Incantations voor brassband.
Hij schreef werken voor percussie-ensemble, orgel en kamermuziekensembles (vb. koperkwintet en fagot met piano).
Heel wat Vlaamse koren (gemengd of gelijkstemmig) zingen zijn bewerkingen van Vlaamse volksliederen of De wolkenschaapjes, Zonnelied, Avondlied, Pater noster, Salve Regina en Lentesuite. Verrassend fris klinken de Circuscapriolen voor kinderkoor en instrumenten.
Teksten van Paul Van Ostaijen inspireerden hem meermaals: Melopee, Huldegedicht aan Singer en De Feesten van Angst en Pijn.
In deze vocale werken volgt de melodie nauwgezet de woordaccenten met frequente maatveranderingen als gevolg. De harmonie is hier ook klassieker.
Voor grotere vocale bezettingen met orkest verwijzen we naar Psalmen voor alt solo, mannenkoor, orgel, pauken en koperblazers en de oratoria A hymn of praise voor spreker, vocaal-trio, koor en orkest en De feesten van angst en pijn voor tenor solo, alt solo, recitant, koor harp, piano, slagwerk en strijkers.
Vermelden we ook De geestelijke bruiloft voor sopraan, althobo, klarinet, piano en strijkkwartet, Barbaarse dans voor alt solo, tenor solo, vrouwenkoor en instrumentaal ensemble, Angst - een dans voor tenor solo, spreekstem, gemengd koor, harp, piano en percussie-orkest en De dans der kristallen voor middenstem en strijkorkest.
Vergeten we ook zijn opera Baes Gansendonck niet.
In zijn eerste composities, voor 1960, hanteerde Kersters een harmonisch zeer intuïtieve stijl met klassieke vormstructuren zoals de sonate, het rondo…
Ondanks een duidelijke invloed van Bartok treffen we in deze vroegste composities ook laat-romantische en expressionistische kenmerken aan.
In een volgende periode ontwikkelde Kersters een nieuwe compositietechniek gebaseerd op het principe van de tritonusverwantschap. Dit is een soort bitonaal stelsel waarbij twee tonaliteiten op een tritonusafstand van elkaar volkomen worden verenigd in een autonome nieuwe tonaliteit. De harmonische basis van deze werken is terug te brengen tot hetzelfde akkoord, waarin de zevende en elfde boventoon de essentiële componenten zijn (bijvoorbeeld tegenover grondtoon do respectievelijk si mol en fa kruis). Dat combineerde hij met een studie van de dodecafonie en een vrije seriële schrijfwijze. Voorbeelden hiervan zijn de eerste en tweede symfonie (1963 en 1964), de Plechtige Ouverture (1963) en Concertmuziek (1964).
In de tweede helft van de jaren 60 werden het tonale en het atonale principe met elkaar versmolten. Bijvoorbeeld in de derde symfonie (1967) werd al wat bruikbaar is uit het verleden én uit de hedendaagse muziektaal op een organische wijze geïntegreerd. Er was nog nauwelijks sprake van traditionele thematische verwerking. Het slagwerk kreeg meer en meer een belangrijke en boeiende rol toegewezen als kleurelement (vb. Capriccio uit 1972) of als zelfstandig instrumentarium (Anaglyphos uit 1969).
Halfweg de jaren ’70 greep Kersters terug naar zijn intuïtieve schrijfstijl, zowel muzikaal als qua vorm. Zijn activiteit als componist nam dan geleidelijk aan af.
Erkenning
Componist Kersters ontving nationale en internationale prijzen en onderscheidingen: Internationale Compositiewedstrijd Koningin Elisabeth in 1961; Prijs van de stad Triëste in 1963, Internationale Compositiewedstrijd voor Strijkkwartetten te Luik in 1965, Prijs Eugène Baie van het Provinciebestuur van Antwerpen in 1968 en Sabamprijs in 1972.
Hij was lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
Te beluisteren
Naast opnames door BRT (VRT)-radio en televisie, LP’s en cd’s kan men op YouTube heel wat composities van Willem Kersters beluisteren.
willem kersters - YouTube
|
|
|
|
30-09-2021 |
'Sortie' voor orgel van Jef Tinel |
|
|
|
|
04-08-2021 |
Muziek van Jef TINEL op YouTube |
Op YouTube werd een playlist aangemaakt van video's met muziek van de Vlaamse toondichter Jef TINEL. Het zijn deels live-opnames en deels pc-animaties. Men krijgt er een overzicht van wat deze componist zo al schreef: liederen, koorwerken, composities voor orkest, piano en orgel.
De lijst wordt permanent bijgewerkt.
Jef TINEL leefde van 1885 tot 1972. Hij studeerde bij o.a. zijn oom Edgar Tinel en bij Aloïs Desmet aan het Lemmensinstituut in Mechelen. Jef Tinel werd laureaat orgel, harmonie, contrapunt en fuga. Later bekwaamde hij zich verder in de compositie bij Leo Moeremans in Gent. Jef Tinel was behalve componist ook dirigent, organist, leraar en directeur van de Maldegemse muziekschool. Zijn werk kadert in de laat-romantiek en geeft blijk van een degelijk vakmanschap - zo getuigden zijn collega's en recensenten - maar wordt weinig uitgevoerd. Professionele opnames van zijn werken ontbreken quasi volledig. Hopelijk komt daar verandering in, zeker in aanloop naar 2022: het jaar waarin we de 50ste sterfdatum van Tinel herdenken.
Jef TINEL (1885-1972): Vlaams toondichter - YouTube
|
|
|
|
08-07-2021 |
160 jaar geleden werd Leo Moeremans geboren: componist, pedagoog, uitgever, instrumentenbouwer |
Léon of Leo Moeremans werd geboren in Ninove op 22 december 1861 en overleed in Gent op 12 augustus 1937. Hij was componist, muziekpedagoog, dirigent, koperinstrumentenmaker, pianobouwer en muziekuitgever.
Opleiding
Leo Moeremans volgde harmonie en orgel aan het Koninklijk Conservatorium te Gent bij Adolphe Samuel en Karel Miry. Hij was medestudent van componist Paul Lebrun en van componist, muziekpedagoog (directeur van het conservatorium Oostende) en dirigent Léon (Napoléon) Rinskopf.
Professionele loopbaan
Eenmaal afgestudeerd werd hij repetitor en pianobegeleider. Hij was gedurende 42 jaar leraar harmonie, compositie en orkestratie aan het Gentse conservatorium en daarnaast directeur van de muziekschool in Waregem.
Als privéleraar vormde en begeleidde hij een aantal componisten, vaak in de aanloop naar het behalen van de Romeprijs. Zo treffen we onder zijn leerlingen o.a. volgende toonaangevende componisten aan: Robert Herberigs, Jef Tinel, Georges Lonque, Prosper Van Eeckhaute, Gérard Favere, Henri-Georges D’Hoedt, Pieter Franz Uyttenhove, Ernest Brengier, Jeanne Emilie Virginie Vignery en Jan Decadt.
Voor zijn lessen schreef hij verschillende cursussen en handboeken zoals: De eerste Stap - petit manuel pratique et théorique de la musique, 1889; Questionaire Musical, ( in 2 delen) in het Frans en Nederlands, 1894; Histoire de la musique en Europe, 1936; Cours d'harmonie théorique et pratique; Grondregels van de Muziek, 3 delen…
Van 1888 tot 1896 was hij dirigent van de Koninklijke Muziekmaatschappij De Neerschelde uit Gentbrugge.
Moeremans stichtte in 1906 in Gent een instrumentenfabriek, aanvankelijk van koperinstrumenten (trompetten, kornetten en bugels) maar later ook piano’s. Met zijn piano’s kende hij veel succes tijdens de Universele Tentoonstelling Gent in 1910 en won hij de Gouden medaille Gent in 1913. Moeremans’ fabriek voerde piano’s uit tot in de Verenigde Staten.
Ten slotte had hij ook nog een muziekuitgeverij voor zijn eigen werken.
Componist
Leo Moeremans componeerde cantates, orkestwerken, een ‘Lied voor viool en orkest’, marsen, walsen en stukken voor fanfares en harmonieën, liederen, werken voor mannen- en gemengd koor, pianomuziek, kamermuziek, ballades, een oratorium ‘De schepping’, de symfonieën ‘Pax Hosanna’ en de ‘Vlaamse Symfonie’ en de opera’s ‘Beau Rival’ en ‘Rink Folkema’ (1929) die gecreëerd werd door de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen.
Daarnaast componeerde hij de komische opera’s ‘Danilo’ (1936) en ‘In ’t Scheldeland’ (1937).
Hij behoorde tot de generatie componisten die hun werk liet aansluiten bij het Vlaamse volkslied. Zijn bekendste lied is waarschijnlijk het alombekende ‘Mie Katoen’. Over het ontstaan van dit lied lezen we bij Mevrouw Moeremans: “Mie Katoen (mars) werd gecomponeerd in 1887 door Meester Léon Moeremans. In die tijd was hij dirigent van de harmonie van Sint-Amandsberg. Het lied werd geschreven voor een feest van Sint-Cecilia. De auteur dacht er geen ogenblik aan het stuk te tekenen. Nochtans kende deze mars-farandole een groot succes. Thans wordt het zelfs buiten onze grenzen gezongen: de koren van het Rode Leger hebben het geïnterpreteerd bij hun optreden te Brussel. Voor de naam werd de componist vermoedelijk geïnspireerd door de talrijke arbeidsters uit de katoenindustrie van die tijd!”
Erkenning
Ninove eerde Moeremans met een Leo Moeremansplein en zijn geboortehuis in de Langemuntstraat nr. 12 is een brasserie met de naam “Beau Rival”, verwijzend naar zijn opera.
Het ANZ nam ‘Leg op mijn hert uw voorhoofd’ (tekst van Pol De Mont) op in het Vlaams Romantisch Koorboek in 1987. Het werk werd in die periode meermaals uitgevoerd, o.a. door het radiokoor o.l.v. Vic Nees.
|
|
|
|
07-07-2021 |
Maria Matthyssens: 160 jaar geleden geboren |
‘Omdat ik Vlaming ben’ is ongetwijfeld haar bekendste compositie. Het lied behoort al generaties lang tot het geijkte repertoire van liederavonden, zangfeesten, IJzerbedevaarten, IJzerwakes en 11-julivieringen zonder dat de uitbundige zangers beseffen dat ze een lied zingen van een van de weinige bekende Vlaamse vrouwelijke componisten uit de 19de eeuw. Weten we echter ook dat ze naast dit lied een groot oeuvre bijeen componeerde?
Afkomst en opleiding
Marie Schewyck werd op 20 april 1861 in Antwerpen geboren. Haar familienaam roept het vermoeden van Slavische roots op.
Op 30 augustus 1881 huwde ze met architect George Matthyssens en voortaan nam ze die familienaam over: Maria Matthyssens.
Veel is over haar jeugd en opleiding niet geweten. Ze zou als kind al goed piano gespeeld hebben en een mooie sopraanstem gehad hebben. Als zangeres trad ze op in Antwerpen en Brussel.
Haar muzikale opleiding genoot ze bij grote figuren – gelinkt aan het Antwerpse conservatorium - zoals Jan Blockx, Emile Wambach, Flor Alpaerts en Emile Ergo.
Zelf beschouwde ze zich in de eerste plaats moeder en huisvrouw. De muziek was een aangename hobby.
Tijdens de eerste wereldoorlog vluchtte ze naar Engeland. Op 31 juli 1916 overleed ze er in Kingston-Hampton , mogelijks na een overval.
Componiste
Matthyssens componeerde werken voor piano (‘Marquisette’), orkest (‘Feestgalm’, ‘Balletsuite’, ‘Impromptu’…), kamermuziek, koorwerken, zangspelen en liederen in de volkstrant die in de smaak vielen bij het publiek van zangavonden georganiseerd door het Willemsfonds, Davidsfonds, het Algemeen Nederlands Verbond en later ook het Algemeen Nederlands Zangverbond.
Net zoals bij veel andere componisten geraakten de grotere werken vergeten en bleven alleen enkele liederen populair: ‘Prins karnaval’ op tekst van Willem Gijssels, ‘Schoentje Lap’ op een gedicht van Ernest De Weert en ‘Omdat ik Vlaming ben’ op tekst van Lambrecht Lambrechts.
Ook op Franse teksten van o.a. Léon Solvay, Gustave De Graef en Marguerite Coppin componeerde ze muziek. ‘Bouderie’ (petit poëme en prose pour ténor) en ‘Chant d’hyménée’ (opgedragen aan haar kinderen) schreef ze op eigen teksten.
Haar werken werden gepubliceerd door diverse uitgeverijen zoals Schott, Katto, Breitkopf & Härtel, Janssens, Faes, De Vlaamsche Muziekhandel en de Parijse muziekuitgeverijen Pitault en Colombier.
In perscommentaren werden haar liederen geprezen omdat ze goed in de stem lagen, om de fijne prosodie en om hun charme en verfijning die aanleunde bij Gounod en Massenet. Melodie en begeleiding zijn zeer beschrijvend, stemmingsvol en gevarieerd.
Erkenning
De Antwerpse Cercle artistique et littéraire organiseerde in 1899 een concert dat bijna volledig aan haar werk was gewijd.
In 1909 won Matthyssens de eerste prijs in de liedwedstrijd van de stad Antwerpen met ‘Schoentje Lap’. De melodie werd gespeeld op de beiaard van de Antwerpse kathedraal en de stokerij F.X. De Beukelaer maakte met het lied reclame voor het kruidenlikeur Élixir d’Anvers.
Ook in Londen werd werk van haar uitgevoerd, bijvoorbeeld ‘Jamais’ op tekst van de Belgische volksvertegenwoordiger Antoine Borboux.
‘Choses d’âme’ bundelt acht liederen en werd uitgegeven in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be) en Labo XIX&XX, in het kader van het onderzoeksproject ‘Maria Matthyssens en Louis Gobbaerts: de geschiedenis en de rol van de salonmuziek in de Antwerpse burgerlijke cultuur (1848-1914).’
Te beluisteren
Op YouTube vinden we uiteraard ‘Omdat ik Vlaming ben’. Omdat Ik Vlaming Ben - YouTube
Dit lied vinden we ook terug op enkele LP’s en cd’s.
Opnames van andere werken van Matthyssens zijn ons niet bekend.
|
|
|
|
24-06-2021 |
Willem Pelemans: 120 jaar geleden geboren en 30 jaar geleden overleden |
Geboren in Antwerpen op 8 april 1901 leidde Pelemans een lang leven als muziekjournalist, radioproducer, leraar en componist tot hij op 28 oktober 1991 overleed in Sint-Agatha-Berchem. Enkele weken eerder was hij nog gehuldigd door de Vlaamse cultuurminister Patrick Dewael "omwille van zijn niet aflatende grote bekommernis voor de Vlaamse emancipatie en culturele ontplooiing, meer bepaald op het terrein van de muziek".
Opleiding
Pelemans volgde een opleiding voor onderwijzer aan de Stedelijke Normaalschool Karel Buls in Brussel.
Als musicus was Pelemans grotendeels autodidact. Vanaf zijn 18de volgde hij privélessen orkestratie, contrapunt en harmonie bij zijn gewezen muziekleraar aan de normaalschool, Paul Lagye.
Professionele loopbaan
Willem Pelemans begon zijn lange loopbaan als onderwijzer in Brussel van 1921 tot 1951.
Al vlug bleek dat een onderwijscarrière alleen zijn leven niet zou kunnen vullen en beet de muziekmicrobe hem op verschillende fronten.
Van 1931 tot 1938 was hij programmator bij de zender Librado en de nationale radiozender NIR waar hij probeerde meer “vooruitstrevende” muziek aan bod te laten komen.
In 1948 werd hij leraar muziekgeschiedenis aan het Mechelse stedelijk conservatorium.
Intussen was hij al lid geworden van het Willemsfonds, secretaris van de Vlaamse Club voor Kunsten, Wetenschappen en Letteren en muziekrecensent bij Het Laatste Nieuws, De Zweep en De Vlaamse Gids. In studies en commentaren ijverde hij voor de vulgarisatie van ernstige muziek. Zo schetste hij in het boek ‘De Vlaamse Muziek en Peter Benoit’ de evolutie in de waardering van de Vlaamse muziek, voornamelijk in de hoofdstad.
Vanaf 1951 legde hij zich volledig toe op zijn journalistieke en muzikale carrière.
Hij recenseerde concerten en spitste zich ook toe op het voorstellen van jong muzikaal talent van eigen bodem. Hij bekleedde dan ook het voorzitterschap van de Unie van Belgische Componisten van 1971 tot 1981. Een vereniging die hij in 1960 mee had helpen oprichten.
Willem Pelemans reisde tot in de verste hoeken van Vlaanderen om creaties van autochtoon werk bij te wonen en de jonge componisten met zijn commentaar aan te moedigen.
In 1967 werkte hij als ondervoorzitter mee aan de uitbouw van de Nederlandstalige afdeling van het Koninklijk Conservatorium te Brussel.
Na zijn pensionering in 1986 schreef Pelemans zijn memoires die bewaard en deels uitgegeven zijn door het Liberaal Archief.
Componist
Als autodidact is Pelemans bij geen enkele strekking of stijlrichting onder te brengen. Hij componeerde vrij van alle academische wetten en patronen.
In zijn beginperiode componeerde hij voor de Brusselse toneelgroep ‘Rataillon’ en experimenteerde er met allerhande klankmiddelen en -bronnen.
Hij componeerde ruim 400 vocale en instrumentale werken. We vermelden hier een saxofoonkwartet, pianosonates, vioolsonates, kamermuziek voor blaasinstrumenten, strijkkwartetten, concertino's voor kamerorkest, 6 symfonieën, 8 Ballades, concerti voor piano en orkest, een concerto voor viool en orkest, de balletsuites Herfstgoud en Miles gloriosus en een ouverture en schetsen voor een opera buffa.
Zijn vocaal oeuvre bevat onder meer liederen op teksten van Guido Gezelle, Paul Van Ostaijen, Karel Van De Woestijne en Raymond Herreman. Uitgebreidere werken zijn o.a. de Mis voor gemengd koor, orkest en orgel), Le combat de la Vierge et du diable (Petit Mistère op tekst van J. Weterings), het episch zangspel Floris en Blancefloer, het oratorium De wandelende Jood (tekst van August Vermeylen) en de opera's: De mannen van Smeerop en De nozem en de nimf.
Zijn eerste liederen sluiten aan bij het laat-romantische en impressionistische Vlaamse klankidioom met een chromatische harmonie en volle akkoorden in de rechterhand van de klavierbegeleiding. De liederen op teksten van Van Ostaijen tonen een andere Pelemans met een ritmisch en harmonisch sterker geprononceerde en expressionistische stijl, een opvallend quasi-ostinaat begeleidingsfiguurtje waarboven de melodie vrij gecomponeerd is die soms scherp gaat dissoneren.
Pelemans sloot zich aan bij avant-gardestromingen in Vlaanderen die zich onder meer sterker wilden afzetten tegen het romantisch pathos en sentiment of Benoit-epigonisme en liet zich inspireren door o.a.. Satie en het constructivisme van Honegger. Pelemans – zo formuleerde hij zelf in zijn boek ‘Architectonische Muziek’ – streefde naar een abstractere klankkunst, een radicaal instrumentaal denken, een lineaire schrijfwijze met scherpe contrasten en dissonanten in melodie en harmonie.
In zijn kamermuziek bleef hij trouw aan de klassieke vorm en opbouw.
In zijn composities van na de Tweede Wereldoorlog werd Pelemenas minder radicaal en agressief en zien we een herwaardering van de Weense Opera en Mozart en een zekere terugkeer van lyriek en een grotere eenvoud wat betreft ritmiek. Wel bleef de soberheid, de spaarzaamheid op muzikale middelen en het ontbreken van sentimentaliteit. Hij zocht als onvervalste empirist een tussenweg tussen atonaliteit en traditionele akkoorden en bereikte een directe en ongekunstelde uitdrukking zonder ornamentele bijkomstigheden, zonder pathetische ballast of zonder ideële of welke andere ondergrond ook. Voor Willem Pelemans moest in essentie het melodische element overwegen, maar niet sentimenteel-romantisch of structureel thematisch.
Erkenning
Sinds zijn overlijden huldigt de ‘prijs Jeanne en Willem Pelemans’ van het Brusselse conservatorium jonge muzikanten die een belangrijke rol hebben gespeeld (of spelen) in het uitdragen van Belgische muziek.
Te beluisteren
- WILLEM PELEMANS : CHAMBER MUSIC, De Rode Pomp/Gents Muzikaal Archief 014; - Harp Kwintet, MUSIC FOR HARP, FLUTE, VIOLIN, VIOLA AND CELLO (Arpae Ensemble), Phaedra (In Flanders’ Fields, vol. 12) 92012;
- willem pelemans - YouTube .
|
|
|
|
05-05-2021 |
Marcel Poot 120 jaar geleden geboren |
Iets oudere muziekliefhebbers kennen Marcel Poot als de legendarische juryvoorzitter van de prestigieuze Koningin Elisabethwedstrijd.
Hij was echter ook een zeer verdienstelijk componist, klarinettist en professor.
Op 7 mei 1901 werd hij in Vilvoorde geboren en op 12 juni 1988 overleed hij in Brussel. Hij was de zoon van Jan Poot, directeur van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel en had dus door en door Vlaamse genen.
Zelf noemde hij zich middelmatig begaafd, maar de lof die hem te beurt viel bij zijn composities ontkent deze middelmatigheid ten stelligste. Eretitels als ‘Uilenspiegel’, ‘Bruegel’, ‘Teniers’ of ‘Vaandeldrager van de Belgische muziek’ doen hem meer recht.
Opleiding
Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van organist Gerard Nauwelaerts en vervolgens volgde hij tussen 1916 en 1919 notenleer, piano, instrumentatie, compositie en harmonie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij Arthur De Greef, José Sevenans en Martin Lunssens.
In het harmonieorkest, waarvan zijn vader voorzitter was, in Vilvoorde speelde hij klarinet.
Aan het Antwerpse conservatorium zette hij zijn studies verder bij o.a. Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga) en bij Paul Gilson volgde hij privélessen compositie.
In 1925 stichtte hij ter gelegenheid van Gilsons 60ste verjaardag met enkele andere studenten van Paul Gilson ‘De Synthetisten (Les Synthétistes)’, vergelijkbaar met de Franse Groupe des Six. Ze wilden een synthese brengen van al de verworvenheden van de eigentijdse muziek: men wilde levende muziek scheppen en loskomen van de voorbijgestreefde romantische idealen om een nieuw soort muziek te scheppen die niet langer meer provincialistisch zou zijn maar universeel. Ze streefden naar een synthese van nieuwe én oude technieken en sloten zich impliciet aan bij de neoklassieke trend die rond dat tijdstip in heel Europa leefde. In de Belgische context zorgden zij voor een nieuw geluid, voornamelijk in de mate dat zij de nadruk legden op technische aspecten van het componeren.
Andere leden waren René Bernier, Francis de Bourguignon, Théo De Joncker, Maurice Schoemaker, Jules Strens en Robert Otlet.
Dankzij een studiebeurs verbonden aan de gewonnen Rubensprijs studeerde hij in 1930 bij Paul Dukas aan de École Normale de musique de Paris.
Professionele loopbaan
Na zijn studie was Marcel Poot muziekleraar, muziekredacteur en freelance componist.
Als publicist werkte hij gedurende 15 jaar mee aan het blad ‘La Revue Musicale Belge’, dat hij samen met Paul Gilson gesticht had, en aan het dagblad ‘Le Peuple’.
Hij was muziekleraar aan middelbare scholen in Vilvoorde en Halle en later leraar piano, notenleer en muziekgeschiedenis aan de academie te Vilvoorde.
Van 1932 tot 1949 was hij musicus-modulator bij de radio.
Vanaf 1939 doceerde hij aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel contrapunt en harmonie en in 1949 werd hij er in opvolging van Léon Jongen directeur. Hij was de laatste directeur van het nog unitaire (lees: Franstalige) Conservatorium en is erin geslaagd de faam van de instelling hoog te houden.
Bij de pensionering van Emiel Hullebroeck in 1943 werd Poot aangeduid als inspecteur van het muziekonderwijs. Wegens de oorlogsomstandigheden kon hij die functie echter niet uitoefenen.
Hij was tevens lector aan het Institut Supérieur des Arts Décoratifs, rector van de Muziekkapel Koningin Elisabeth (1970-1976), lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, juryvoorzitter van de Koningin Elisabeth wedstrijd (1963-1981), voorzitter van SABAM, stichter en voorzitter van de unie van Belgische Componisten en CISAC, en jurylid van verschillende compositiewedstrijden.
Componist
Reeds als student wijdde Marcel Poot zich aan de compositie.
Hij schreef werken voor de Vilvoordse harmonie en 'De Gidsen': ‘Déphilé Royal’, ‘Dionysos’, ‘Laetare’, dansen, ouvertures, marsen, capriccio’s…. en in 1922 zijn ‘Vlaamse Rapsodie’.
De eerste inspiratiebronnen voor Poot waren aspecten van de moderne cultuur, met als belangrijkste de film of de jazzmuziek. De films van Charlie Chaplin inspireerden hem tot het schrijven van de drie symfonische schetsen ‘Charlot’ (1926).
‘Jazz Music’ (1930) werd, zoals de titel aangeeft, in die stijl geschreven.
Voor hij naar Parijs bij Dukas trok, had Poot ook al zijn eerste ‘Symfonie’ voor groot orkest gecomponeerd. Er volgden er nadien nog 6.
De reeks van zeven symfonieën is zijn meest in het oog springende en coherente bijdrage tot de muziekliteratuur. Ze zijn zonder uitzondering driedelig opgebouwd, volgens het beproefde schema 'snel - langzaam - snel'. De orkestratie is sterk beïnvloed door Gilson want ze is in essentie gebaseerd op de traditionele indeling van de instrumentengroepen (strijkers, hout, koper en slagwerk).
Hij schreef verder voor orkest verschillende ballades, sinfonietta’s, concerti (voor piano, klarinet, cello, hobo, saxofoon en orkest), suites, balletsuite ‘Pygmalion’, ‘Millennium’ voor 4 saxofoons en orkest….
De ‘Vrolijke Ouverture’ uit 1934 droeg de componist op aan Paul Dukas. Ze kende internationale bijval.
Marcel Poot componeerde 2 oratoria: ‘Le dit du routier’ ( op tekst van Joseph Weterings) en ‘Icarus’ (op tekst van Theo Fleischmann) alsook 2 opera’s: ‘Het ingebeelde eiland’ (scenario van Herman Teirlinck) en ‘Moretus oder Der widerspenstige Verdammte’ (scenario Joseph Weterings).
Ook voor koor, piano, harp en orgel componeerde Marcel Poot alsook kamermuziek (vaak examen- of wedstrijdopdrachten voor viool en piano; cello en piano, trompet en piano, fluit en piano, hoorn en piano, klarinet en piano, fagot en piano, trombone en piano, pauken en piano, houtblazerstrio, klarinetsextet…), Franstalige radiospelen en liederen.
De ‘Variaties voor piano’ (1952) zijn een ‘In Memoriam Gust De Boeck’. Het thema bestaat uit de letters van de familienaam van deze componist en er duikt een zeer kort citaat uit diens bekende Cantilene op.
In 1960 schreef hij in opdracht van de Koningin Elisabethwedstrijd het plichtconcerto voor piano.
Marcel Poot componeerde met respect en eerbied voor de West-Europese muziektraditie met daarbij vooral een bewondering voor Bachs contrapunt en Mozarts spontaneïteit. Zo merken we dan ook meestal een (neo)klassieke opbouw in zijn werken zoals de thematische arbeid of motivische ontwikkeling en de sonatevorm. Al zijn er vanzelfsprekend andere, vroeg twintigste-eeuwse invloeden, toch verlaat Poot zelden de grenzen van de tonaliteit.
Schönbergs dodecafonie of het serialisme waren niet aan hem besteed.
Ondanks de bewondering voor Stravinsky zien we bij Poot geen gelijkaardige ritmische complexiteit.
Wel vernieuwend waren zijn zeven radiohoorspelen, vaak met vocale solisten en orkest (bijvoorbeeld ‘Faut-il tuer le Mandarin?’ ( 1933) en ‘Le chat botté’ (1936).
Onmiskenbaar zijn de invloeden van Ravel, Stravinsky, Prokofiev en Strauss. Vooral in de Vrolijke Ouverture horen we invloeden van deze laatste.
Vaak wordt de muziek van Poot omschreven als humoristisch, blij, gul, luchtig, volks-Vlaams, ritmisch en licht. Maar die vlag dekt zeker niet de hele lading. In andere composities toont de toondichter zich zeer ernstig. Zijn oeuvre illustreert een Vlaams temperament getemperd door een Latijnse klaarheid en overzichtelijkheid.
Erkenning
Marcel Poot kreeg de eretekens van Officier van de Leopoldsorde en Officier in het Franse Legioen van Eer.
Omwille van zijn grote culturele verdiensten ontving hij in 1984 de titel baron.
Het feit dat gereputeerde buitenlandse uitgevers zoals Max Eschig en Alphonse Leduc te Parijs en Universal te Wenen zijn werken publiceerden bewijst zijn internationale waarde en erkenning.
Buiten zijn Vrolijke ouverture en enkele kleinere werken is er tegenwoordig weinig muziek van Poot te horen. Reden? Wat academisme? Afzijdigheid tegenover evoluties in het muzieklandschap? Herhaling van zichzelf? Minder sterke melodische inspiratie?
Te beluisteren
In de NAXOSbox volume 2 met Vlaamse muziek en bij Marco Polo treffen we een cd aan met de 6de symfonie, Pygmalion, Symfonisch allegro en de Vrolijke ouverture. Bij Marco Polo verschenen zijn Tarantelle en de symfonieën 3, 5 en 7. Telkens gedirigeerd door Frédéric Devreese.
NAXOS bracht de 7 symfonieën uit in opnames met Léonce Gras, Frédéric Devreese, Franz André en Hans Rotman. Alpha Brussels nam het pianoconcerto op. Ook heel wat kamermuziekwerken werden door verschillende artiesten en labels opgenomen.
Op YouTube kan men uiteraard ook terecht: (1) marcel poot - YouTube
|
|
|
|
15-04-2021 |
Staf Nees 120 jaar geleden geboren |
De Mechelse beiaardier, organist, dirigent, leraar en componist Staf Nees werd geboren op 2 december 1901. Hij overleed plotseling in zijn geboortestad op 25 januari 1965.
Vooral als beiaardier verwierf hij internationale faam. Hij maakte school en beïnvloedde de hele wereld vanuit zijn beiaardschool. Maar ook in Vlaanderen was zijn veelzijdige rol en invloed niet te onderschatten. Zo werd hij in 1953 voorzitter van ‘Het Madrigaal’, de federatie voor Vlaamse katholieke koren, vandaag een onderdeel van Koor en Stem.
Opleiding
Als thuishaven van het Lemmensinstituut was Mechelen een echte orgelstad.
In de Sint-Romboutskathedraal galmden daarbovenuit de tonen van het magistrale koor en uit de toren beierden klokkenklanken over heel de stad. In deze stad en in het stedelijk conservatorium werkten niet de minsten: Edgar Tinel, August De Boeck, Godfried Devreese, Mgr. Jules Van Nuffel en Jef Denyn.
Geen wonder dus dat Staf (Gustave) Nees als kind al werd aangetrokken door de muziek. Hij volgde les aan het Mechelse muziekconservatorium (hoorn en solozang) en aan het Lemmensinstituut bij Jules Van Nuffel, Oscar Depuydt en Lodewijk Mortelmans.
In 1922 behaalde hij met grote onderscheiding de Prijs Lemmens-Tinel.
Intussen was hij in 1919 ook gestart met een beiaardopleiding bij Jef Denyn. Daar behaalde hij In 1924 het einddiploma met grote onderscheiding
Professionele loopbaan
Meteen na zijn studies werd hij aangesteld als organist van de Hanswijkkerk en kreeg hij de leiding van het koor en het orkest van de Koninklijke Kunstkring Edgar Tinel. Met deze muziekvereniging voerde hij muziek uit van de barok tot Stravinsky, maar vooral werken van zijn Vlaamse collega's.
Hij werd tevens leraar aan de pas opgerichte beiaardschool, toen gehuisvest aan de Wolmarkt.
In 1926 werd Nees benoemd tot Mechels hulpbeiaardier. In die functie verving hij steeds meer Denyn tijdens diens buitenlandse concertreizen. Het was dan ook vanzelfsprekend dat Nees in 1932 de officiële Mechelse stadsbeiaardier werd en in 1944 directeur werd van de Beiaardschool. Onder zijn directeurschap verwierf de beiaardschool het predicaat Koninklijk en verkreeg ze de oefenbeiaard in het torentje van Hof van Busleyden
In deze school leidde hij samen met Jef Van Hoof verscheidene generaties binnen- en buitenlandse beiaardiers op en stichtte hij in 1946 de Internationale Compositiewedstrijd voor beiaard waardoor hij de beiaard tot ver buiten de grenzen promootte.
Hij werd een veelgevraagd jurylid en adviseur in restauratiedossiers en gaf veel beiaardconcerten, ook in het buitenland zoals in Engeland, Denemarken, Duitsland, Canada en de VS. Tijdens die concerten speelde hij vaak bewerkingen van Oud-Nederlandse liederen.
Daarnaast doceerde hij In het Lemmensinstituut harmonie en koraal.
Componist
Baanbrekend werk verrichte Nees met zijn beiaardmuziek: een dertigtal specifieke beiaardcomposities en een duizendtal bewerkingen, harmonisaties en arrangementen van allerhande vocale en instrumentale werken uit de wereldliteratuur. Daarbij zijn een honderdtal Oud-Nederlandse liederen, 200 Vlaamse liederen uit de 19de en 20ste eeuw, 250 liederen ontleend aan alle mogelijke nationaliteiten en verder werken ontleend aan de muziekliteratuur van alle tijden. Hij schreef o.a. ‘8 Preludes’, ‘4 Fantasia's’, ‘4 Dansen’ en ‘3 Variaties’, ‘Toccata, Lied en Fuga’ op Daar staat een clooster in Oostenrijk, ‘Introductie, Lied en Fuga’ over Ghequetst ben ic van binnen en ‘Rhythmendans’. Hij maakte heel wat transcripties van werken van o.a. De Fesch, Van den Gheyn en Fiocco.
Om de beiaard een nieuw aanzien te geven, koos Staf Nees voor een repertoire dat aanleunde bij de traditionele vormen en genres van de toonaangevende instrumenten. Het preludium, de toccata, de fugetta en de fantasia maken deel uit van de orgelmuziek. Naar het pianorepertorium verwijzen titels als Intermezzo, Studie, Rondo, Variaties, Lied zonder woorden, Aubade en Improvisatie. Hierbij leunen ook genrestukjes aan als: Weemoed, Feestklokken en Klacht en Troost over Jef Denyn. De Serenade en de Suite verwijzen naar de wereld van de orkestmuziek.
Van in het begin ontwikkelde Staf Nees een eigen beiaardstijl, schatplichtig aan zijn voorganger en voorbeeld Jef Denyn.
Als leerling van de romanticus Lodewijk Mortelmans ontwikkelde Nees deze Vlaams romantische stijl tot een eigen lyrische stijl, steeds gedomineerd door grote spanningsbogen.
Voor orgel schreef hij slechts enkele kleinere stukjes, vooral voor liturgisch gebruik: Communio 'O Filii et Filiae' en ‘Veni Sancte Spiritus’.
Bekommerd om de kwaliteit van de uitvoering van het Gregoriaans componeerde hij orgelbegeleidingen bij het Graduale, gebundeld in Nova Organi - Harmonia ad Graduale, een publicatie uit 1942 die meteen een grote verspreiding kende.
Voor piano componeerde hij slechts een viertal kleinere werkjes. Drie ervan dateren uit zijn studietijd.
Een buitenbeentje is de ‘Dans’ voor 8 gitaren, geschreven voor de Cavalcade van de Hanswijk-Jubelfeesten in 1963.
In de Vlaamse romantische traditie, krachtig en Vlaams, componeerde hij veel koorwerken, missen, motetten, liederen en oratoria.
Samen met Mgr. Jules Van Nuffel, Flor Peeters, Marinus De Jong, Gaston Feremans en Mgr. Jules Vyverman vormde Staf Nees de zogenaamde Mechelse school. Hun stijl werd sterk beïnvloed door het Gregoriaans. Volledig in de geest van het Motu proprio streefde men naar een polyfone muziek die een religieuze sfeer ademde.
Hij componeerde een zestigtal motetten voor verschillende bezettingen: solostem of koor, gemengde of gelijke stemmen, a capella of met obligate orgelpartij. Teksten als het Tantum ergo of O salutaris hostia zette hij zelfs meerdere keren op muziek.
Daarnaast componeerde hij zes missen o.a. de ‘Missa in honorem B. Mariae Virginis’, een mis voor twee ongelijke stemmen en orgel ter ere van O.L.V. van Hanswijk, een ‘Sint-Romboutsmis’ voor 5 stemmen waarvan de creatie de laatste uitvoering was die Mgr. Van Nuffel heeft gedirigeerd heeft en de ‘Missa Te Deum’ uit 1960 voor gemengd koor en orgel. In deze laatste etaleerde Nees op meesterlijke wijze zijn beheersing van de contrapuntische technieken. Zoon Vic beweerde zelfs trots dat zijn vader af en toe eens over de schouder van zijn zoon gegluurd had en zo enkele modernere trekjes in deze muziek gestoken had.
Koorleider Staf Nees schreef een aantal schitterende koorwerken waaronder ‘Musica’ op tekst van Lambrecht Lambrechts uit 1932 voor zesstemmig gemengd koor. Andere koorwerken zijn onder meer ‘Feestcanon’ en de canon ‘Heil het Madrigaal’, beiden uit 1961.
Ook het liedgenre boeide Staf Nees. Net zoals Van Hoof, dankte hij aan de publicatie van liederen zijn eerste faam als componist. Een aantal van deze liederen zoals ‘Primula veris’ op tekst van Willem Gijssels of ‘Kindje’ op tekst van Alice Nahon, werd onmiddellijk gepubliceerd in de reeks Het Vlaamsche Lied van de Standaard Uitgeverij.
Aansluitend componeerde hij ook liederen op religieuze teksten. Hoogtepunten zijn onder meer ‘De zonne alreede is opgestaan’ voor zangstem en klavier op tekst van Guido Gezelle en ‘Gebed’ op tekst van P. Van Crombruggen, geschreven voor hoge stem en strijkers.
Veel religieuze liederen werden echter geschreven als gelegenheidsmuziek en kunnen ons door de vaak al te gedateerde teksten helaas nauwelijks nog bekoren.
Met zijn kunstkring voerde Staf Nees grote oratoria uit. Zo kon hij zijn eigen oratoria: ‘Simon Petrus’ (1935) en ‘Maria’ (1938) en cantates zoals ‘Het kerstwonder’ (1925), ‘Jubelcantate’ (1926) en ‘Te Deum’ (1938) laten horen.
Zijn composities getuigen van een typisch Vlaams expressief lyrisme waartoe Tinel en Mortelmans de aanzet gaven en dat we ook terugvinden bij Ryelandt, Peeters, Van Nuffel, Vyverman e.a.
Erkenning
In 1958 kreeg hij de Harriet Cohen International Music Award voor zijn werk als concertbeiaardier in Engeland.
Nees was onder zijn collega beiaardiers één der weinige professioneel gevormde muzikanten, wat hem meteen op een voetstukje plaatste. Als tweede directeur van de Beiaardschool, stond hij ook in voor de verdere verspreiding van het gedachtegoed van Denyn. Alle ogen zijn in Mechelen nog steeds op hem gericht. Vanuit dit perspectief gezien is Nees de incarnatie van de ideale beiaardier. De portretten van Alfred Ost illustreren dit ten overvloede.
Staf Nees werd geconfronteerd met het ontbreken van een geëigende romantische schrijftechniek voor de beiaard en verrichtte baanbrekend werk en legde de basis voor een op de beiaard toegespitste componeerwijze.
Die eigen methode en principes introduceerde hij bij vrienden en collega's zoals Gaston Feremans, Arthur Meulemans, Jef Rottiers, Jos Lerinckx en vele studenten aan de Mechelse Beiaardschool.
Hij was geen baanbreker, geen stijlvernieuwer maar legde het fundament van de beiaardcultuur in de voorbije eeuw. Zijn creativiteit bepaalt nog steeds in grote mate hoe de beiaard over onze steden klinkt.
Het oratorium ‘Het bronzen hart’ van Gaston Feremans, dat een lofzang is op de Sint-Romboutstoren en zijn beiaard, is aan Staf Nees opgedragen.
Te beluisteren
Oude plaatopnames geven een beeld van Staf Nees als beiaardier en beiaardcomponist.
‘Nees & Nees’ is een cd met werken van vader Staf en zoon Vic door het Brussels kathedraalkoor o.l.v. Kurt Bikkembergs.
Op een andere cd van het Brussels kathedraalkoor zijn 6 gemakkelijke Latijnse gezangen te beluisteren.
En natuurlijk is er staf nees - YouTube .
|
|
|
|
01-04-2021 |
Wies Pee (1911 - 1990) |
Wies (Aloïs) Pee werd op 13 juli 1911 geboren in Dendermonde.
Hij was naast componist ook leraar, dirigent, organist en muziekwetenschapper.
Op 2 mei 1990 overleed hij in Antwerpen na een leven vol inzet voor schoonheid ter ere van Vlaanderen en Christus (AVV-VVK).
Opleiding
Na een basisopleiding muziek en viool aan de stedelijke academie van Dendermonde studeerde hij aan het Lemmensinstituut in Mechelen. Daar had hij o.a. Mgr. Jules Van Nuffel, die hem in de Lemmensschool te Mechelen aanvaardde, met de verklaring dat goede violisten gewoonlijk ook goede organisten werden, als leraar naast Flor Peeters, Marinus De Jong en Mgr. Jules Vyverman. In 1935 behaalde hij er zijn laureaatsdiploma.
Vervolgens studeerde hij musicologie aan de Rijksuniversiteit Gent bij Floris Van Der Mueren (1939) en volgde hij privélessen compositie bij Lodewijk Mortelmans en Paul Gilson. Tussendoor behaalde hij het diploma van muziekleraar van de tweede graad (1936).
Als student zette Pee zich in voor het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond in Oost-Vlaanderen. Hij voelde zich als Vlaams-nationalist en Dietser aanvankelijk, tot in 1934, thuis in het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso).
Professionele loopbaan
Als oefeninstrument beschikte Wies Pee over het minderwaardig orgel van de paters Benedictijnen in Dendermonde en eigenlijk had hij ook niet de ambitie om zich als koster-organist te ontplooien. Van Nuffel stuurde hem dan naar Ierland waar hem een plaats als organist werd beloofd. Dat avontuur liep echter slecht af omdat de nationalistische Ieren geen ‘buitenstaander’ duldden en hem dus niet wilden benoemen.
Dankzij Gaston Feremans kon hij aan de slag als muziekleraar in het Atheneum van Gent. Ook in Blankenberge en Antwerpen gaf Wies Pee muzieklessen. Hij gaf tevens les aan de muziekacademie in Dendermonde.
Van 1937 tot 1939 was hij koor- en orkestleider in opdracht van het Willemsfonds.
In 1943, volle oorlogsperiode, kreeg hij een officiële opdracht voor een studie van volksliederen in Duitsland.
Die reis naar Duitsland en zijn vlaamsgezinde activiteiten deed hem na de bevrijding 17 maanden in hechtenis belanden. In dat kamp schreef hij o.a. zijn bekendste lied ‘Jeugd in het gelid’ en de ‘Mis van deemoed’ voor 4 gelijke stemmen a capella. Hij leidde er een kampkoor.
Door tussenkomst van zijn oud-leraar Jules Van Nuffel werd Wies Pee in 1947 organist van de Sint-Pieterskerk in Leuven. In diezelfde stad leidde hij het studentenkoor ‘De Kegelaar’ en de ‘Bachvereniging’ waarmee hij zelfs in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten optrad. Hij lanceerde te Leuven de Mattheuspassion van Schütz. Daarnaast gaf hij privélessen en pianolessen in het Sint-Pieterscollege en het Sint-Jozefsseminarie.
In 1952 verliet hij Leuven om in Antwerpen het orgel van de Sint-Amanduskerk te bespelen. Daarnaast was hij docent muziekpedagogie aan de Sociale Scholen in Heverlee, docent aan het Sint-Thomasinstituut in Brussel en aan de Normaalschool in Alsemberg.
Voor het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ) gaf hij cursussen voor zangleraars en koorleiders en organiseerde hij zangavonden. Hij was een overtuigd verdediger van ‘volksopvoeding-door-het-lied’.
In het ANZ-tijdschrift Harop publiceerde hij bijdragen over componisten en muziekinstrumenten en pedagogische artikels zoals bijvoorbeeld een methode om liederen aan te leren aan de hand van ‘Wij zijn bereid’ van Jef Tinel.
Opmerkelijk hierbij is dat die methode gebaseerd is op het ritmisch gevoel dat alle mensen is aangeboren.
Zijn pedagogische vakkennis komt heel sterk tot uiting in zijn ‘Volledig Theorieboek voor het Muziekonderricht’ waarover muziekinspecteur Emiel Hullebroeck verklaarde dat dit het meest volledige werk was in het Nederlands.
Pee behoorde tot de eerste naoorlogse dirigenten van de Vlaams Nationale Zangfeesten. Hij dirigeerde tevens op de Dag van het Vlaamse Lied en de Europeade en speelde orgel op de IJzerbedevaart.
Samen met Preud'homme en Jan Brouns meende hij dat het ANZ zijn eigen liederen verwaarloosde ten voordele van het oude volkslied en de kleinkunst. In 1967 weigerde hij nog langer te dirigeren op het zangfeest. Toch zou hij jaren later net als Preud’homme terugkeren. Op het 52ste Vlaams Nationaal Zangfeest werd hij als 75-jarige eredirigent gehuldigd.
Ook tegen de ‘psalmziekte’ fulmineerde hij hevig. Hij zette zich af tegen de ‘minderwaardige en wansmakelijke’ muziek die gecomponeerd werd naar aanleiding van de vernieuwing van de liturgie en de invoering van de volkstaal.
Componist
Tijdens zijn collegejaren in Dendermonde waagde Wies Pee zich aan zijn eerste composities en schreef hij een drama in Vondeliaanse verzen.
Zijn opvattingen over nationale muziek leunden aan bij Peter Benoit. Hij behoorde tot de generatie volksgerichte liedcomponisten (Jef Tinel en Armand Preud'homme), die onder impuls van Willem De Meyer de fakkel van Emiel Hullebroeck en Remi Ghesquière hadden overgenomen. Hij componeerde onder meer strijdliederen (vb. ‘Jeugd in het gelid’, ‘Jeugd van Vlaanderen’ en ‘Gebed voor de slag’), religieuze liederen (vb. ‘Gij badt op enen berg alleen’ en ‘Kerstliedje’), 3 missen, een ‘Lutgardisoratorium’ voor koor, orkest en solisten, pianostukken en een kindercantate. Voor gemengd koor componeerde hij ‘ O man van smarten’. Hij schreef daarnaast ook talrijke arrangementen voor koperensemble.
Hij schreef daarenboven ook theoretische boeken zoals 'Een weinig gekend bundeltje orgelwerkjes van Jef van Hoof', in ‘Jef van Hoof. Een bundel studies en schetsen verzameld naar aanleiding van zijn aanstaande vijf en zestigste verjaardag, 1950’ naast zijn reeds geciteerde artikels in het ANZ-tijdschrift Harop en zijn handboek ‘Volledig theorieboek voor muziekonderricht’ uit 1944.
Te beluisteren
Helaas vinden we geen opnames van composities van Wies Pee terug.
Op YouTube staat er alleen een melodieweergave van ‘Jeugd in het gelid’.
Jeugd in 't gelid - YouTube
|
|
|
|
29-03-2021 |
André Laporte wordt 90 jaar |
André Laporte werd in Oplinter (bij Tienen) geboren op 12 juli 1931.
Hij is een Vlaams componist, muziekpedagoog, musicoloog, organist en programmamaker.
Op muzikaal vlak was hij aanvankelijk autodidact en maakte hij zich snel het piano-, klarinet- en orgelspel eigen, terwijl hij gretig kennis nam van de nieuwe muziek via de radioprogramma's van Paul Collaer, Louis De Meester, Vic Legley en David Van de Woestijne, net als zijn generatiegenoot Karel Goeyvaerts.
Aan de KUL studeerde hij muziekwetenschap en moderne filosofie.
Opleiding
André Laporte studeerde aan het Lemmensinstituut in Mechelen bij Flor Peeters (orgel), Marinus De Jong (piano, compositie, contrapunt en fuga) en Edgard De Laet.
Hij voltooide zijn studie in de musicologie (KUL) met een vergelijkende studie van Ludus Tonalis en de ‘Unterweisung im Tonsatz’ van Paul Hindemith.
Laporte was tevens student van de grote componist Karlheinz Stockhausen in de Internationale Ferienkurse für Neue Musik van 1960 tot 1964 in Darmstadt.
In 1964 en 1965 volgde hij ook cursussen voor nieuwe muziek in Keulen.
Hier leerde hij de toonaangevende figuren van de Nieuwe Muziek kennen zoals Pierre Boulez, Bruno Maderna, Luciano Berio, György Ligeti, Mauricio Kagel en Michael Gielen.
Professionele loopbaan
In 1953 werd Laporte leraar muzikale opvoeding en esthetica in de (Brusselse) Middelbare Normaalschool van het Sint-Thomasinstituut.
In 1963 werd hij bij de BRT (nu VRT) producer, later programmacoördinator, productieleider van het BRT Filharmonisch Orkest ('89) en ten slotte directeur Artistieke Ensembles ('93 tot '96). Hier ontmoette hij o.a. de componisten David Van de Woestijne, Vic Legley, Karel Goeyvaerts, Louis De Meester, Boudewijn Buckinx, Wilfried Westerlinck en Luc Brewaeys.
Hij had extra aandacht voor hedendaagse muziek, muziek van eigen bodem en jonge Belgische vertolkers.
Nog in 1963 stichtte hij samen met het Gentse Instituut voor Psychoakoestica en Elektronische Muziek de werkgroep SPECTRA die tot '67 bestaan heeft.
In 1968 werd hij aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel docent ‘Nieuwe Technieken’ en later docent muziekanalyse, vormleer, harmonie en contrapunt-fuga. In 1988 werd hij tevens docent compositie.
Laporte was daarnaast buitengewoon docent compositie aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Onder zijn leerlingen bevonden zich onder meer Luc Brewaeys, Daniël Capelletti, Jan Van Landeghem, Bart Vanhecke en Peter Swinnen.
In 1972 richtte hij samen met Herman Sabbe een nieuwe Belgische afdeling op van de International Society for Contemporary Music (ISCM), waarvan hij tot in 2007 voorzitter was.
Hij was lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België (‘91), lid van de Muziekraad voor Vlaanderen en ondervoorzitter van de Unie van Belgische Componisten.
In 2001-2002 was hij gastprofessor aan het Orpheusinstituut.
Componist
Rond 1953 componeerde André Laporte zijn eerste werken: volksliedbewerkingen in de lijn van Hindemith en Bartok, een pianosonate en orgelmuziek. Deze vroege werken van Laporte zijn gebruiksmuziek in een neoclassicistische stijl.
Vanaf de jaren '60 was er de invloed van de Nieuwe Muziek. Qua stijl zocht hij aanvankelijk naar een evenwicht tussen intellectuele en technische kennis en intuïtie. Geleidelijk bereikte hij zijn herkenbare expressief-narrratieve muziekstijl, waarbij hij universele aspecten van het menszijn (zoals groei, mysterie, climax, loutering, extase en catastrofe) tot uitdrukking brengt in muzikale symbolen.
Laporte gebruikt het traditionele instrumentarium met inbreng van hedendaagse speeltechnieken en effecten (b.v. dubbeltonen bij blazers, slageffecten bij strijkers,...). Occasioneel vult hij dit aan met elektroakoestische bronnen (b.v. ‘Harry’s Wonderland’ voor basklarinet en twee tapes).
De menselijke stem wendt hij aan op verschillende manieren: lyrische zang, metrische spreekstem, geroep, glissandi en spreekkoor in functie van het programma. Geleidelijk aan besteedde hij minder aandacht aan de individuele samenklanken en verschoof zijn interesse naar de globale klankkleur
Men kan Laporte omschrijven als een eclecticus. Hij verwerkt citaten uit Berg en Wagner, uit Mozart, Debussy en vele anderen. Geen dodecafonie, geen seriële muziek, wel collagetechnieken.
Voor Laporte is componeren niets anders dan de hedendaagse tijdsgeest met de actuele middelen van de muzikale techniek tot uitdrukking brengen, of anders gezegd de kunst van het ‘bene modulandi’ (= het zorgvuldig ordenen en bewerken van klanken).
Verregaande avantgardistische experimenten zijn niet aan hem besteed evenmin als het integrale serialisme dat hij beschouwt als ‘technisch academisme voor ingewijden’.
Al zijn composities hier opsommen is onbegonnen werk. Daarvoor verwijzen we naar andere bronnen.
Laporte componeerde zowel orkestwerken voor symfonisch orkest, brassband, harmonieën en kamermuziekensembles (‘Orkestsuites’, ‘Nachtmuziek’, ‘Icarus’Flight’, ‘Transit’ ‘Jubilus’, en ‘Elegie voor Edison’.
In 1989 schreef hij het opgelegde werk voor de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool: ‘Fantasia-Rondino con tema reale’.
‘Das Schloss’ is een opera in 3 bedrijven naar een roman van Kafka. Deze opera werd in 1986 in de Brusselse Munt gecreëerd en kende in 1991 zijn Duitse première in het Saarländisches Staatstheater te Saarbrücken.
De personages worden zoals bij Wagner muzikaal ondersteund door leidmotieven die mee evolueren met de karakters en de dramatische inhoud. Ook zijn er reminiscenties aan Alban Berg en aan eigen werk.
In 1972 ontstond ‘La Vita non è sogno’, een oratorium voor spreker, tenor, bas, gemengd koor en orkest. Het is een verzameling gedichten van Salvatore Quasimodo over eenzaamheid, oorlog, melancholie in combinatie met een tekst van Marinetti (Bombardimento di Andrianapoli). Het geheel bevat een verhaallijn van conflict over catastrofe tot loutering. De muziek valt op door uitbeeldende klankeffecten (laarzencadans, paardengetrappel,...) in combinatie met de expressieve aanwending van de menselijke stem (recitant, soli en 8 tot 32 stemmig koor).
‘Stemmen uit het laagland’ is een compositie voor recitant, 2 slagwerkers en gemengd koor.
Voor gemengd koor a capella schreef Laporte enkele pareltjes zoals ‘De profundis’ en ‘Voor een dag van morgen’. Voor kinderkoor onthouden we ‘Eight Songs of Innocence’.
Daarnaast schreef Laporte heel wat muziek voor solo-instrumenten en voor piano of orgel.
‘Toccataglia sul nome di Herman Sabbe’ is een kort werk voor piano. Het werd in 2002 geschreven voor pianist Jan Michiels. De titel Toccataglia is een samentrekking van “toccata” en “passacaglia”. Deze termen hebben betrekking op respectievelijk het virtuoze karakter en de structuur van het werk. ‘Graffiti on a royal ground’ is voor piano en klankband.
Voor orgel vermelden we ‘Fuga in de phrygische toonaard’, ‘Twee koraalvoorspelen op Oud-Nederlandse liederen’, ‘Passacaglia serena op de naam van Kamiel D’Hooghe’ en ‘Out of Darkness into Light’ (zeven manieren voor orgel).
Erkenning
André Laporte kreeg allerlei erkenningen: 1958: Prijs Lemmens-Tinel, 1976: Prix Italia (Bologna), 2003: Visser-Neerlandia Muziekprijs 2002, 2006: Erelid International Society for Contemporary Music, 2006: Erelid Koninklijke Vlaamse Academie van België, 2006: Grootofficier in de Leopoldsorde, 2008: René Snepvangers-Prijs (Vereniging van de Belgische Muziekpers) en in 2013: Klara Carrièreprijs.
Zijn werk kent een internationale verspreiding. Verschillende orkestwerken werden uitgevoerd in Warschau, Zagreb, Triëst, New York, Chicago, Hongkong en Madrid.
Aan de Ugent bestudeerde O. Cornelis voor zijn licentiaatsthesis ‘Over de evolutie in het werk van André Laporte aan de hand van typerende composities (1999-2000)’ het werk van Laporte.
Te beluisteren
Orgelkunst realiseerde in 2020 een cd-opname van het integrale orgelwerk van André Laporte met Ignace Michiels aan het Klais-Thomas-orgel in de Sainte-Waudrukerk in Bergen met de medewerking van Manu Mellaerts, trompet.
Daarnaast zijn er nog verschillende werken van Laporte op cd vastgelegd bij Cultura, René Gailly, Koch Discover International, Vox Temporis, Fuga Libera…
Op YouTube kan men enkele composities beluisteren: andre laporte - YouTube
|
|
|
|
|
Harpmuziek |
MINNESTREEL DER DANSENDE ZIELEN
is de de zevende cd met harpmuziek van en door Katleen De Vylder.
Deze kunstenares van de Vlaamse kust reist Vlaanderen en omstreken rond om in grote en kleine zalen, kerken en kapelletjes haar gevoelens, dromen en verhalen op harp uit te zingen. Ook KLARA laat de luisteraars geregeld genieten van haar muziek.
Ze doet dit op een eigen kenmerkende en steeds originele manier. Als een middeleeuwse bard, troubadour of minnestreel die naar de koninklijke hoven of volkse dorpspleinen trok om er het publiek te vermaken met poëtische, opwekkende of troostende, beschouwende of verhalende, ernstige of humoristische liederen. Lyriek in letterlijke en figuurlijke zin.
Typisch instrument
Katleen De Vylder bespeelt een ‘Salvi Egan’-harp.
John Egan, een 19de-eeuwse Ierse harpbouwer, ontwierp dit unieke instrument met een intense en heldere klank.
Het instrument telt 28 darmsnaren en 10 metalen snaren. De laagste (la-)snaar kan wat lager gestemd worden om een groter klankbereik te verkrijgen. De zangbodem is vervaardigd uit hout van de rode spar uit Zuid-Tirol.
Een diversiteit van materialen dus, net zoals de muziek die Katleen op haar harp tevoorschijn tovert.
Het nieuwe muziekdoosje
Deze nieuwe cd bevat ongeveer 45 minuten transparant parelende en afwisselende muziek.
13 getokkelde kortverhalen over bosnimfen, vergeet-me-nietjes, witte wieven, dwaallichtjes, moerasvrouwtjes, vossen en molletjes, alvermannetjes, bosanemoontjes en sneeuwkristalletjes wisselen elkaar af met voorzichtige dansen van het kreupelhout of oude bosgeesten en met poëtische beschouwingen over het breekbare stille leven.
Het laatste nummer ‘Tot aan de einder’ doet ons vermoeden (en hopen) dat Katleen nog niet uitgezongen is. De einder is nog ver en het lied van de minnestreel is nooit af.
Productontwikkelaar Reinahrt Paelinck ontwierp een sober en fijn gestileerde omslag voor deze cd.
Huismerk
Katleen De Vylder heeft met deze opnames haar eigen stijl en huismerk bevestigd en alle eer aangedaan.
De muziek klinkt sober, intiem en vertellend. Er overheerst een breekbare stille sfeer afgewisseld met een voorzichtig dansend karakter. Enerzijds dromerig en dan weer opgewekt, speels en guitig maar altijd beheerst. Soms is één noot zonder akkoord genoeg om een gevoel te verklanken.
De Vylder hanteert verschillende technieken van de harpkunst zoals gebroken akkoorden, glissando’s en flageolettonen. Ze gebruikt grote, kleine, harmonische en zelfs Boheemse toonaarden waardoor de muziek tijdloos en universeel klinkt. De composities bevatten zowel middeleeuwse klankkleuren als de klassieke, romantische en impressionistische muziektaal.
Net zoals in vorige verzamelingen blijkt ook hier weer de liefde voor de natuur, de fantasiewereld van sprookjes én voor de harp. De harp is de ideale tolk voor Katleens stemmingsvolle, oorstrelende en persoonlijke verhalen.
De opname is zeer zuiver. We voelen de vertolkster aanwezig in onze huiskamer en gaan daardoor ten volle mee in deze pastorale symfonie.
Een aanrader om tot rust te komen in deze hectische wereld!
Concrete info
De cd kost 18 euro (verzending inbegrepen). Ook het partiturenboek is beschikbaar voor 25 euro.
Dit alles kan besteld worden via info@katleendevylder.be .
Meer info over deze en andere cd’s van Katleen De Vylder vindt u op haar blog:
www.katleendevylder.be .
|
|
|
|
12-03-2021 |
Juliaan Wilmots (1936-2000) |
Met brede gebaren troonde hij de massa mee in samenzang.
Juliaan Wilmots werd op 5 maart 1936 geboren in Sint-Truiden. Hij was dus exact 3 dagen ouder dan die andere koorleider en componist Vic Nees.
Juliaan overleed in zijn geboortestad op 12 september 2000, in volle voorbereiding van het herdenkingsjaar voor Peter Benoit in 2001.
Opleiding
Als jonge knaap leerde Juliaan Wilmots piano spelen bij meester Justin Vandersteegen en werd hij lid van het gregoriaans koor in de Sint-Gangulfuskerk. Hij speelde ook accordeon.
Na de humaniora sloeg hij definitief de weg van de muziek in en studeerde aan het Lemmensinstituut in Mechelen waar hij cum laude zijn einddiploma behaalde.
Hij studeerde orkestratie en orkestdirectie bij Gaston Feremans en bij Kurt Thomas en Wilhelm Ehmann vervolmaakte hij zich in koordirectie.
Professionele loopbaan
In 1957 was Juliaan Wilmots concertorganist bij de eerste reeks Basilicaconcerten en legde mee de basis van het Limburgse luik van het Festival van Vlaanderen.
Daarnaast was hij leraar muzikale opvoeding aan verschillende dagscholen in Sint-Truiden, Herk-de-Stad en Stevoort.
Van 1966 tot 2000 was hij directeur van de stedelijke muziekacademie in Sint-Truiden en van 1970 tot 2000 doceerde hij koordirectie aan het Brusselse conservatorium.
Hij zetelde vaak in jury’s bij koorwedstrijden, zowel in België als in Nederland, Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland.
Van 1976 tot 1993 was hij docent tijdens de Nationale Koorweek in Lummen en van 1991 tot 1995 bij de Internationale Kooracademie in Koksijde.
Slagtechniek en partituuranalyse stonden centraal in zijn onderricht. Hij leerde de studenten hoe ze de partituur als een kleurboek moesten bewerken om meteen de belangrijkste passages te zien.
Essentieel vond hij ook een transparante communicatie van de dirigent naar de zangers.
Rustig en kalm, vriendelijk en geduldig, met schalkse humor maar ook met de nodige ernst en strengheid haalde hij uit de zangers en cursist-dirigenten het beste van hun kunnen. Dankzij zijn minzaamheid kon hij alle deelnemers overtuigen zich ten volle te geven tijdens die stageweek. En als de spanning wat steeg, zette Juliaan zich aan de piano en bracht de sfeer weer op peil.
In de koorfederatie van het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ) speelde hij een belangrijke rol als bestuurslid, atelierleider, dirigent, componist en koorpromotor. Hij gaf lezingen over de geschiedenis en de evolutie van de Vlaamse koormuziek.
Juliaan Wilmots was lid van de Commissie voor Hedendaagse Muziek en Promotie van Vlaamse Muziek en hij adviseerde het Elfjulicomité Limburg.
Samen met Michaël Scheck publiceerde hij het ‘Handboek voor Koordirigenten’ dat tot vandaag een onovertroffen bijbel en naslagwerk is voor koorleiders. Een ongeëvenaard standaardwerk.
In 1987 kwam het ANZ naar buiten met het Vlaams Romantisch Koorboek. Ook een standaardwerk in zijn soort. Juliaan was medesamensteller van deze koorbundel.
Ontelbaar zijn de ateliers en cursussen die hij overal te lande leidde, alleen of samen met Scheck. Op die manier droeg hij een onmisbaar steentje bij om de Vlaamse vernieuwde koorbeweging te ondersteunen, steeds in respect voor de traditie van de polyfonie en de romantiek.
Wilmots mag hier in één adem genoemd worden met Marcel Andries, Vic Nees, Kamiel Cooremans en Michaël Scheck.
Dirigent
Als koordirigent begon hij in 1956 bij het Sint-Franciscuskoor in Sint-Truiden.
Hij was vervolgens dirigent van het koor Laetare Musica in Herk-de-Stad (1959-1969) en het Tongers gemengd koor, later Basilicakoor (1961-1976).
Dit bracht Wilmots ertoe zich in stijgende mate om het koorleven te bekommeren, eerst in Limburg, stilaan ook op nationaal en internationaal vlak.
In 1976 stichtte hij het instrumentaal en vocaal ensemble Henric van Veldeke, dat onder zijn leiding optrad, zowel in het binnenland als in talrijke andere landen zoals Zaïre, Zuid-Afrika, Chili, De Filippijnen, Spanje….
Hij werkte samen met gereputeerde ensembles zoals Les solistes de Liège, het Vlaams Symfonieorkest, het Viersener Kammerorchester, het Brussels conservatoriumorkest en het koor en orkest van zijn eigen academie.
In 1998 was Juliaan medesamensteller en dirigent op de eerste ‘Flandria cantat’-namiddag in de Elisabethzaal te Antwerpen. Meer dan 2000 koorzangers zongen samen en luisterden naar podiumkoren. Het was een initiatief van Koorfederatie Vlaanderen (de opvolger van het ANZ en voorloper van Koor en Stem).
De ruimste bekendheid verwierf hij als bezieler, samensteller en dirigent van de Vlaams-Nationale Zangfeesten, IJzerbedevaarten en Elfjulivieringen op de Brusselse Grote Markt. Met groot enthousiasme leidde hij de samenzang begeleid door een groot orkest. In het spoor van Peter Benoit en Jef Van Hoof.
Componist
Geen koorzanger in Vlaanderen of hij heeft een of andere bewerking van Juliaan Wilmots gezongen.
Met een vanzelfsprekend gemak bewerkte Juliaan oude en nieuwe (volks)liederen voor koor.
Ook voor kleinkunstliederen had Juliaan een grote liefde. Zo loodste hij Miel Cools als eerste kleinkunstzanger het zangfeest binnen.
Voor zangfeesten en andere evenementen schreef hij talloze koorbewerkingen, liedsuites en orkestraties voor zowel groot symfonisch orkest als fanfares of harmonieën.
Naast deze imposante bewerkingen maakte hij ook heel kleine en fijne instrumentale begeleidingen voor gitaar, luit, houtblazers of strijkers en koorbewerkingen (gemengd of gelijkstemmig) die heel intiem klinken. Denken we maar aan ‘Wie kan zeilen zonder wind’ of ‘Ik zag Cecilia komen’.
Vic Nees schreef over Wilmots’ bewerkingen dat er geen noot te veel of te weinig was. Wilmots gaf een nieuwe gestalte aan de integratie van volkse speelsheid en technische degelijkheid.
In een laat-romantische stijl componeerde Wilmots ook enkele originele koorwerken: ‘De kern van alle dingen’ en ‘ Maria zingt in gouden avondstond’ op tekst van Felix Timmermans en ‘Zonnelied’ op tekst van Hilarion Thans. Deze innige pareltjes verraden het religieus karakter dat zeker ook een deel van Juliaans persoonlijkheid was. Denken we maar aan zijn kerstsuites, negrospirituals en de 4-stemmige ‘Missa Festiva’. Lode Dieltiens schreef over deze mis dat ze heel religieus aanvoelt. Het is een werk dat niet modern voelt maar toch moderne trekjes vertoont in dissonante en wrange samenklanken.
Onder de schuilnaam Jaan Van Haspengouw won Juliaan een compositiewedstrijd met een eenvoudig volks liedje ‘Winter in ons Kempisch dorpje’.
Erkenning
In 1958 schonk de provincie Limburg Juliaan de prijs voor compositie op basis van zijn Zonnelied.
On 1986 werd in Grimbergen een huldeconcert georganiseerd ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van Vic Nees en Juliaan Wilmots.
In 1994 ontving hij ‘het Gulden Spoor’ voor zijn verdiensten als promotor van de Vlaamse muziek.
Onmiddellijk na zijn overlijden herdacht Radio 3 (nu KLARA) Juliaan Wilmots in het zaterdagse programma ‘Het koorleven in Vlaanderen’ met een passend eerbetoon.
Op 10 juli 2002 werd in de Sint-Truidense Albertlaan een borstbeeld ingehuldigd dat Wilmots voorstelt als dirigent. Het is een kunstwerk van de Hasseltse beeldhouwer Gerard Moonen.
Nog in 2002 verscheen het huldeboek ‘Juliaan Wilmots, 1936-2000, Vlaams musicus’, een uitgave van het Elfjulicomité Limburg.
Aan Juliaans geboortehuis aan de Luikersteenweg prijkt een gedenkplaat aan de dirigent – componist – pedagoog.
De muziekbibliotheek en -archief van Juliaan Wilmots wordt bewaard in het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek, Jan Van Rijswijcklaan 155 in Antwerpen.
Te beluisteren
Het ANZ gaf 2 cd’s uit waarop koor- en orkestbewerkingen van (o.a.) Juliaan Wilmots te horen zijn en waaraan Wilmots meewerkte als dirigent:
-Nog klaarder dan de zonne (kerstliederen);
-Gildebroeders, maakt plezieren (volksliederen).
In 2005 herdacht het Henric van Veldeke – ensemble zijn stichter met een cd met uitsluitend werk van Juliaan Wilmots.
Op YouTube kan men een bewerking van ‘IO vivat’ beluisteren: Io Vivat - Universitair Koor Antwerpen - YouTube
|
|
|
|
08-03-2021 |
Vic Nees zou vandaag 85 jaar worden |
Vic Nees werd op 8 maart 1936 in Mechelen geboren.
Zijn vader was de legendarische beiaardier, componist, organist en dirigent Staf Nees (1901-1965). Geen wonder dus dat zoon Vic ook de muzikale weg insloeg.
Tussen 1948 en 1958 verving hij soms zijn vader het orgel van de Mechelse Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkbasiliek.
Tijdens zijn collegejaren in Mechelen zong hij in het koor van de Sint-Romboutskathedraal onder leiding van Mgr. Jules Van Nuffel.
Op 14 maart 2013 overleed Vic Nees in Vilvoorde.
Opleiding
Vic Nees wilde bewust geen beiaard studeren omdat hij besefte dat hij zijn vader niet kon overtreffen. Dus koos hij een andere discipline.
Na een korte stap in de Letteren en Wijsbegeerte keerde hij zich toch spoedig tot de muziek. Hij koos bewust niet voor het Lemmensinstituut waar Staf Nees een belangrijke figuur was. Vic wilde zijn eigen voornaam verdienen.
Hij studeerde harmonie, fuga, contrapunt en compositie aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen bij o.a. Marcel Andries, Flor Peeters, Renaat Veremans, Lodewijk Mortelmans en Jean Decadt. Hij behaalde er tevens de prijs Albert De Vleeshouwer in Flor Peeters' compositieklas.
Aan de Hochschule für Musik in Hamburg bekwaamde hij zich in koordirectie bij Kurt Thomas.
In 1964 werd hij laureaat van de Meisterkurs für Chorleitung. Het koorleven liet hem niet meer los en vice versa.
Professionele loopbaan
Vic Nees werd in 1961 producer bij de BRT (nu VRT) voor koormuziek en van 1970 tot 1996 dirigeerde hij het omroepkoor.
Hij dirigeerde daarnaast het Vokaal Ensemble Philippus de Monte in Mechelen en het Ter Kamerenkoor in Brussel.
Als dirigent heeft Vic Nees steeds veel aandacht besteed aan de Vlaamse koormuziek. Zowel de romantische als de hedendaagse Vlaamse componisten kwamen in zijn dirigeeractiviteiten vaak en uitgebreid aan bod. Hij bezat een encyclopedische kennis van de koormuziek die in ons landsgedeelte geschreven is en moedigde elk (jong) talent aan. Naast die enorme kennis van het Vlaams koorrepertoire had hij een enorm geheugen om mensen en gezichten te onthouden en kon hij boeiend (vaak pittige anekdotes) vertellen over componisten en uitvoerders.
Hij was jarenlang muzikaal adviseur bij het ANZ en de koorfederatie Koor en Stem. Via jurywerk, cursussen, lezingen en artikels in muziektijdschriften timmerde hij aan de weg van het Vlaamse koorleven. In het koortijdschrift Stemband verzorgde hij jarenlang een eigen rubriek met een humoristische knipoog naar het muziekleven.
In 1987 werkte hij mee aan de samenstelling van het Vlaams Romantisch Koorboek (ANZ) dat jarenlang de Bijbel was voor het Vlaamse koorleven. Met zijn radiokoor promootte hij de composities uit dat boek.
Het gregoriaans abdijkoor van Grimbergen mocht altijd rekenen op steun en bijstand van Vic Nees die een trouwe bezoeker was in de basiliek. Geen wonder dan ook dat het grootse huldeconcert ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag in deze Sint-Servaasbasiliek plaatsvond.
Nees werd in 1994 verkozen tot corresponderend lid en in 1998 tot werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten.
Componist
Vic Nees componeerde kamermuziek, piano- en orgelwerken en liederen, maar vooral koorwerken van allerlei formaat en soort. Van eenvoudige eenstemmige (volks)liederen, volksliedbewerkingen tot sterk uitgewerkte motetten, cantates en oratoria. Zowel het basiskoor als het professionele concertkoor vindt zijn gading in Nees’ oeuvre. Enkele voorbeelden van ‘eenvoudige’ koorwerkjes: ‘Aloette, voghel clein’, ‘Ik kwam er lestmaal’, Het carillon van Ekelsbeke’, ‘Ik ben van nergens en overal’, ‘Eight japanese folksongs’, ‘De zomer is voorbijgegaan’ en ‘Maria heeft het boek der profetieën beschouwd’.
Betere koren vinden een uitdaging in zijn ‘Seven Madrigals’ op in het Engels vertaalde gedichten van Guido Gezelle, ‘Psalm 150’, ‘De profundis clamavi’, ‘Liedjes voor de slapelozen’, ’Mammon’ en de cyclus ‘Als een duif op het dak’.
Echt grotere werken zijn o.a. de cantates en oratoria ‘Nuestra Señora de la solidad’, ‘Anima Christi’, ‘Vigilia de Pentecostes’, ‘Trumpet Te Deum’, ‘Requiem’ en ‘Rachel’.
Ook voor kinderkoren of gelijkstemmige koren componeerde Vic Nees boeiende werkjes zoals ‘Aurora lucis’ voor kinderkoor, jeugdkoor en strijkers of ‘Mietje’ op tekst van Gezelle.
Zijn stijl is sterk beïnvloed door de Duitse koorvernieuwing halfweg de 2Oste eeuw onder impuls van Hugo Distler en Paul Hindemith.
Typisch en herkenbaar zijn het spelen met en verschuiven van woordaccenten, clusters, syncopen en repetitieve frases.
Tekstplaatsing en verstaanbaarheid zijn uiterst belangrijk en bepalen het hele ritme en de melodie.
Voorzichtig waagde Vic Nees zich soms aan avant-gardisme dat de stem op een onconventionele manier gebruikte zoals lachen, fluiten, zingen met gesloten mond en fragmenten voordragen in sprechgesang. Nees gebruikte deze technieken echter met mate in zoverre het de verstaanbaarheid van de tekst diende.
Hij zocht tevens een hedendaagse aansluiting bij de renaissancemuziek en de polyfonie van Heinrich Schütz. Zo streefde hij naar soberheid en verinnerlijking. De zanglijnen zijn niet verticaal maar lineair en horizontaal gedacht. Elke partij heeft een eigen onafhankelijke melodie.
De harmonie blijft echter wel tonaal.
Soms integreerde Nees niet-klassiek-westerse elementen in zijn muziek zoals de verwerking van tamtamsignalen, een verwijzing naar flamencomuziek, naar Keltische harpmuziek of de joodse shofar.
Aanvankelijk zette Vic Nees zich af tegen de typische Vlaamse romantische muziek, zoals die van zijn vader, maar in zijn Requiem maakte Vic Nees gebruik van de Vlaams-romantische lyriek. De cirkel was rond?
Zijn composities werden uitgegeven bij o.a. Annie Bank, Carus Verlag, Harmonia, Möseler Verlag, Euprint, ANZ, Koor en stem en Schott Music.
Erkenning
Vic Nees werd bekroond met talrijke (inter)nationale prijzen zoals in 1973 de Eugène Baie-prijs van de provincie Antwerpen voor zijn volledige koormuziek, in 1990 de AGEC-prijs (Arbeitsgemeinschaft Europäischer Chorverbände) voor zijn compositie ‘Regina Coeli - Blue be it’ en in 1993 de Fugatrofee van de SABAM (Société d’Auteurs Belge – Belgische Auteurs Maatschappij).
In 1995 ontving hij de Visser-Neerlandiaprijs en de Vondelprijs, in 2000 de ‘erepenning van de Marnixring’ en in 2004 de Klara Carrièreprijs.
Het platenlabel Phaedra bracht verschillende werken van Vic Nees uit op cd.
Koor en Stem verspreidde een mooi huldeboek met bijhorende cd ‘O song, portret van een koorcomponist’ over leven en werk van de toen 75-jarige componist (uitgegeven bij het Davidsfonds).
‘Wandellied’ is een typisch voorbeeld van een eenstemmig lied, bedoeld als volkslied. Het munt uit door een frisse, eenvoudige en vlot meezingbare melodie. De massa zong het tijdens het 74ste Vlaams Nationaal Zangfeest uit volle borst als hulde aan deze grote en verdienstelijke Vlaming. Zelfs de IJzerwake in augustus 2011 programmeerde een lied van Vic Nees: ‘Ik wandel door Gods seizoenen’. Het kadert in dezelfde stijl als het Wandellied.
In Grimbergen werd Vic Nees in 2012 uitgeroepen tot ereburger.
Te beluisteren
Naast de talrijke archiefopnames van de VRT (radio en tv) en behalve heel wat cd-opnames kan met op YouTube verschillende composities van Vic Nees beluisteren.
(1) vic nees - YouTube
|
|
|
|
07-03-2021 |
Mazurka van Jef Tinel |
Op YouTube vinden we een opname van 'Mazurka' van Jef Tinel. De compositie dateert uit 1928. De uitvoerder is Gamma1734 en hij maakte de opname op 7 maart 2021. Mooi!
Bijlagen: https://www.youtube.com/watch?v=UBbzJNpibBU
|
|
|
|
|
Ludo Claesen 65 |
Componist, percussionist, dirigent en docent Ludo Claesen werd op 22 maart 1956 in Genk geboren.
Een muzikale duizendpoot die onze aandacht zeker verdient. Een bescheiden Limburger met internationale allure…
Opleiding
Ludo Claesen startte zijn muziekopleiding aan de muziekacademies van Genk en Hasselt (slagwerk en notenleer) en volgde les aan de muziekhumaniora van het Lemmensinstituut in Leuven.
Hij vervolgde zijn hogere studies aan het Lemmensinstituut in Leuven en aan het Antwerps Koninklijk Vlaams Conservatorium.
Zijn leraars in Leuven waren o.a. Lode Dieltiens (notenleer), Frans Geysen (harmonie), Jos Van Looy (contrapunt en fuga), Frank Nuyts (slagwerk), Hugo Huyghebaert (muziekgeschiedenis), Paul Schollaert (koordirectie), Jos Wuytack (muziekpedagogie) en Edmond Saveniers (orkestdirectie).
In Antwerpen bekwaamde Claesen zich verder bij Willem Kersters (compositie en orkestratie) en Louis Cauberghs (percussie).
In 1987 werd hij laureaat orkestdirectie (oratorium) bij het Limburgs Symfonie Orkest te Maastricht o.l.v. Jan Eelkema.
Docent
Aan de Limburgse school voor Jeugd- en volksmuziek in Hasselt was Ludo Claesen 10 jaar docent samenspel en notenleer (1975-1985). Hij onderwees muziek aan het instituut ‘Mariaburcht’ in Hasselt en was leraar slagwerk en harmonie aan de muziekacademies van Maaseik en Lanaken.
Hij doceerde (1979-2016) contrapunt, fuga, kamermuziek, polyfonie en orkestspel aan het Lemmensinstituut in Leuven en sinds 1996 koordirectie en koorzang aan de Hogeschool Zuyd Muziekconservatorium in Maastricht en het stedelijk Conservatorium van Hasselt (sinds 2017).
In Brugge was hij verschillende jaren vast docent – naast Ignace Thevelein – bij de Internationale Bachdagen en zomeracademie. Hij begeleidde er het koor en de dirigenten in opleiding. Hier leerden wij hem kennen als een minzame en vertelgrage leraar die met veel geduld het beste uit de zangers kan halen. Vriendelijk en charmerend maar toch zeer veeleisend. Hij is een dirigent met een schitterende stem om alle partijen voor te zingen en dat is niet alle dirigenten gegeven….
Claesen zetelde in verschillende jury’s zoals in Neerpelt (Europees jeugdmuziekfestival), de provinciale koortornooien, het Nederlands koorfestival, de wedstrijd ‘Ave verum’ in het Oostenrijkse Baden en VLAMO-festivals.
Uitvoerend musicus
Als uitvoerend musicus concerteerde Ludo Claesen in diverse Europese landen, Israël, Zuid-Korea en de Verenigde Staten.
Voor Belgische, Nederlandse en Franse omroepen maakte hij radio- en tv-opnames.
Tussen 1979 en 1993 werkte hij geregeld als percussionist bij orkesten zoals het Filharmonisch Orkest van Luik, het Europees Opera Orkest, het Barokorkest “Consortium Martyas Antwerpen”, het Nationaal Jeugdorkest België, het BRTN-Filharmonisch Orkest en het Nationaal Orkest van België.
Van 1979 tot 2004 was hij percussionist bij het ensemble ‘Only Music’.
Dirigent
Ludo Claesen ontpopte zich als een uiterst gedreven dirigent van koren en orkesten.
Als gastdirigent stond Claesen voor het Limburgs Symfonie Orkest in Maastricht, het Nieuw Vlaams Symfonieorkest, het Filharmonisch Orkest in Dnepropetrovsk (Oekraïne), het Nederlands Promenade Orkest, het Filharmonisches Kammerorchester Köln, het Vlaams Radiokoor, het Bachkoor Middelburg en diverse adhoc-orkesten en -koren in Nederland en België. Hij leidde vijftien jaar lang het Kerkraads Symfonie Orkest.
In september 2014 opende hij het culturele seizoen als gastdirigent bij het Philharmonic Choir of Jeju in Zuid-Korea.
Met het koor en orkest van de Camera Musica Mosana Maastricht (nu Kamerkoor Maastricht) realiseerde hij in 1992 een maandelijkse Bachcantatencyclus. Tevens tekent hij voor de jaarlijkse uitvoering op Goede Vrijdag van de Johannes-Passion van Johann Sebastian Bach
Daarnaast leidt hij het Kathedraalkoor van Hasselt, de Capella Concinite in Leuven, het Kamerkoor Maastricht en Cantilone in Borgloon.
In 1997 lag hij aan de basis van de oprichting van de Limburgse Oratoriumvereniging (LOV) waarmee hij projecten realiseerde zoals de Carmina Burana (Orff), Messa di Gloria (Puccini) en Elias (Mendelssohn). Een tijdlang dirigeerde hij het Königliches Männerquartett Eupen en andere koren in o.a. Lanaken, Stevoort, Beverst en Brussel.
In het Lemmensinstituut dirigeerde hij verschillende vocale en instrumentale ensembles.
Claesen was jarenlang de bezieler, samensteller en dirigent van de zangnamiddagen ‘Limburg zingt’, en hij werkte enkele keren mee aan het Vlaams Nationaal Zangfeest als componist en dirigent.
Hij is adviseur en bestuurslid van o.a. Koor en Stem en van de Commissie Kerkmuziek ICLZ. Vanuit die functie leidt hij korenontmoetingen of presentatieconcerten en werkte hij als componist en samensteller mee aan de vernieuwde bundel ‘Zingt Jubilate’.
Als dirigent maakte Claesen heel wat cd-opnames waarvan we er slechts 2 vermelden, om zo de overstap naar het compositorisch werk te maken:
-“Claesen meets Claesen” – sacred choralmusic composed and conducted by Ludo Claesen – Kamerkoor Maastricht;
-“Claesen meets Claesen II” – choralmusic for male choir composed and conducted by Ludo Claesen – Kamerkoor Maastricht.
Componist
Al het hierboven opgenoemde kan een heel mensenleven vullen. En toch hebben we een belangrijk aspect van Ludo Claesen nog niet vermeld. Het componeren.
Tijdens een van de sessies in Brugge vertelde Ludo dat hij – toen – op dinsdag lesvrij was. Die dag was zijn componeerdag. Het toont aan hoe hij zijn beschikbare tijd heel gestructureerd verdeelt.
Het is onbegonnen werk om al zijn composities op te sommen. Daarvoor verwijzen we naar zijn eigen website.
Hij componeert voor koor (vb. ‘4 adventsmotetten’ voor gemengd koor, ‘Het magische kerstwonder’ voor mannenkoor, ‘Salve Regina’ voor gemengd koor en kamerorkest, ‘Spring waters’ voor gemengd koor en piano én een versie voor dameskoor en piano, ‘Jan Publiek’ voor dameskoor, ‘Mijmeringen’ een suite voor gemengd koor, houtblazers, piano en dubbele bas en ‘Psalmus 112 Laudate servi Domini’ voor gemengd koor, koperkwintet en slagwerk.
Er staan 4 missen voor koor en orgel of kamerorkest op zijn naam en verschillende cantates voor koor, orgel en instrumenten (‘Ero cras’ en ‘Cantata for Lent I’ en ‘Cantata for Lent II’).
‘Missa pro nativitate Europae’ voor koor, orkest en soli werd in première gebracht te Lanaken (1994) in coproductie met de KRO-radio. In 2002, leidde de componist ditzelfde werk in het Festival van Vlaanderen (Basilica Limburg).
Daarnaast schrijft hij werken voor orgel, piano, orkest en allerlei instrumentale ensembles. Hierbij vergeet hij zeker zijn initiële liefde voor de percussie niet.
Zijn composities zijn uitgegeven bij o.a. Euprint, Koor en Stem, Koorlink, het Vlaams Centrum voor Liturgische muziek en het Centrum voor Vlaamse Muziek Antwerpen maar ook in het Nederland bij Annie Bank, Harmonia, De Haske, Iduna, Intrada Heerenveen of in Duitsland bij Special-Edition Ferrimontana.
Het is niet te verwonderen dat de muziek van percussionist Claesen een apart gevoel voor ritme ademt (polyritmische structuren en onregelmatige maatsoorten), al vertrekt elke compositie naar Claesens eigen zeggen vanuit een vocale gedachte.
Steeds terugkerende karakteristieken in het vocale werk zijn de grote aandacht voor de tekst, de tekstexpressie en het ritme. Zo is elke partij zelfstandig op melodisch en ritmisch vlak. Is hier invloed van Vic Nees merkbaar?
Claesen wil woord en muziek verzoenen op basis van een juiste tekstaccentuatie. Tekstverstaanbaarheid is heel belangrijk. Repetitieve passages en spreekkoren versterken dit nog.
Opmerkelijk is ook dat Claesen in zijn religieuze werken vaak teruggrijpt naar het Gregoriaans en de oude kerkmodi.
Zijn composities laten een kleurrijke en sfeervolle klankwereld horen die – met een actuele toets – de typische Lemmenstraditie laat nagalmen.
Erkenning
Zowel in binnen- als buitenland viel Ludo meermaals in de prijzen.
In 1986 en 1987 was hij finalist in de ‘Cantabile-compositiewedstrijd voor piano’ in Antwerpen.
In 1993 werd hij laureaat van de SABAM-koorcompositiewedstrijd in Brussel.
In 1996 won hij de Compositieprijs voor koor in Leeuwarden (‘Keunstwurk Fryslân’) en in 1997 kaapte hij de Muziekprijs Koorwedstrijd Verona weg met ‘Maggiolata’ voor 8-stemmig koor.
En in 2006 behaalde hij in Rome de Compositieprijs ‘Torneo Internazionale di Musica – XII Edizione 2006 sezione Composizione’.
Daarnaast werd hij vereerd met andere eretekens en medailles zoals een cultuuronderscheiding van de gemeente Lanaken, de bronzen staatsmedaille ‘Pro Arte’ van het Koninkrijk België, de cultuuronderscheiding van de provincie Limburg, de Provinciale Prijs ‘Het Gulden Spoor’ van de provincie Limburg, de Bisschoppelijke onderscheiding ‘Bene de Ecclesia Merenti’ van het Bisdom Hasselt, de Silberne Kulturehrennadel der Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens en de Zilveren Medaille 2de klasse van de stad Hasselt.
Te beluisteren
Behalve via cd’s en radio- of tv-opnames kan men werk van en door Ludo Claesen beluisteren op YouTube: (1) ludo claesen - YouTube
|
|
|
|
|
|
Beste bezoeker |
indien u een vraag of opmerking hebt, kan u die hier formuleren.
|
Interessante sites op het net |
|
|
|
|