|
|
|
10-08-2022 |
Orgelwerk bewerkt voor strijkorkest |
Jef Tinel (1885-1972) componeerde in de jaren '20 het innige 'In stille aanbidding' voor orgel.
Guifrez Levantez (wellicht een schuilnaam voor een ons verder onbekende arrangeur) bewerkte dit orgelstuk voor strijkers.
Het strijkorkest Stringendo o.l.v. Pascale Van Os verzorgde een uitvoering in 2021.
|
|
|
|
10-07-2022 |
11 juli |
11 juli: hier past een cantate van Peter Benoit: de Rubenscantate of 'Vlaanderens kunstroem'.
Dit is een historische uitvoering o.l.v. Lodewijk De Vocht, dirigent en componist die als kind Peter Benoit nog gekend heeft en zelf een opvolger van Benoit was als directeur van het Antwerpse conservatorium, toen het nog Koninklijk Vlaams was.
|
|
|
|
21-04-2022 |
Jef Tinel 50 jaar overleden |
Op 25 mei is het exact 50 jaar geleden dat Jef Tinel (1885-1972) in Gent overleed
Jef Tinel was een neef van de bekende Vlaamse componist Edgar Tinel (1854-1912).
Jef kreeg zijn eerste lessen harmonie en orgel thuis van zijn vader Oscar Tinel (1852-1913). Daarna volgde hij de opleiding tot koster - organist in Sint-Niklaas en werd hij laureaat orgel, harmonie, contrapunt en fuga aan het Lemmensinstituut van Mechelen. Vervolgens studeerde hij compositie bij Leo Moeremans in Gent. Later behaalde hij ook het diploma van muziekleraar in het middelbaar onderwijs.
Jef Tinel begon en eindigde zijn carrière als organist in Zele, Maldegem, Sint-Amandsberg en Gent. Hij dirigeerde koren en harmonieorkesten. Op de IJzerbedevaart en het Vlaams-Nationaal Zangfeest was hij een graag geziene dirigent. Zijn lied 'Wij zijn bereid' werd al vlug een topper in het repertoire van deze manifestaties. Hij was een tijdje muziekhandelaar in Tielt, muziekleraar en directeur van de muziekschool in Maldegem.
Als componist schreef hij liederen (kunst- én volksliederen), religieuze en profane koormuziek, werken voor orgel en piano, suites en andere stukken voor symfonisch orkest, muziek voor harmonieën en strijkorkest. Bij toneelwerken van o.a. Jef Crick, Toon de Mindere en Jos Vandenberghe componeerde hij muziek voor koor, soli en orkest.
Jef Tinel componeerde in een laat-romantische toonspraak wars van bombast en experiment.
Een voorbeeld van een kunstlied is 'O kom met mij in de lentenacht' op een tekst van Pol De Mont (1857-1931).
partituur: O kom met mij in de lentenacht (imslp.org)
klankbeeld: Jef TINEL (1885 - 1972): O kom met mij in de lentenacht - YouTube
Info en partituren:
Category:Tinel, Jef - IMSLP
TINEL, Jef (seniorennet.be)
Jef Tinel - Wikipedia
|
|
|
|
22-12-2021 |
Fernand Van Durme |
We hebben in de muziek echte families die van generatie op generatie toonaangevende musici afleveren. Uiteraard kennen we de clan Bach, maar ook in Vlaanderen zijn er dergelijke muzikale families gaande van Candael, Mortelmans, Nees, Schroyens, Tinel tot Veremans. Ook de naam van de Wase familie Van Durme klinkt als een klok in de Vlaamse muziekwereld: orgelcomponisten Ferdinand en Oscar, symfonicus Jef en dan ook Fernand.
Fernand Van Durme werd in Eksaarde geboren op 18 april 1914 en overleed in Antwerpen op 13 oktober 1993.
Opleiding
Na humaniorastudies in Lokeren en aan het Klein Seminarie in Sint-Niklaas werd Van Durme laureaat van het Lemmensinstituut in Mechelen na een opleiding bij o.a. Flor Peeters, Marinus De Jong en Mgr. Jules Van Nuffel. Hij volgde daarnaast privélessen bij Karel Candael, Jef Van Hoof en Gaston Feremans.
Aan de Gentse universiteit behaalde hij daarna het licentiaatsdiploma van Kunstgeschiedenis.
Muzikale loopbaan
Fernand Van Durme werd in 1933 organist van de O.L. Vrouwkerk in zijn geboortestad in opvolging van zijn vader Prudent. Ook zijn grootvader (Ferdindand) was er organist geweest en die was zelfs de eerste muziekleraar van Edgar Tinel uit Sinaai.
Hij dirigeerde er ook succesvol het befaamde koor Sint-Gregoriusgilde dat o.a. de grote werken van Benoit en Tinel zong.
In 1950 trok hij naar Leopoldstad in de Belgische kolonie Congo als muziekprogrammator van de BRT en dirigent van het kathedraalkoor. Na de onafhankelijkheid werd hij musicus-componist-sonorisator bij de Vlaamse televisie. Daar ontstond zijn hechte vriendschap met Mark Liebrecht (Marcel Oger).
Na 1973 werd in Sint-Niklaas de Orde van de Reynaert geboren en Fernand van Durme werd de eerste Groot-Vos of voorzitter.
Het brede Vlaamse publiek kent Fernand Van Durme als dirigent op IJzerbedevaarten, Vlaams-Nationale Zangfeesten, zeezangfeesten en 11-julivieringen.
Componist
Van Durme schreef verschillende volksliederen, o.a. Waasland (op tekst van E.H. J. De Wilde), De Wase klompenboer en Waaslands Meidansje.
Daarnaast componeerde hij kunstliederen (vb. Melopee op tekst van Paul Van Ostayen), kamermuziek, werken voor viool en piano, koorwerken (vb. Eens Meien Morgen Vroege) en koorbewerkingen van volksliederen.
Wanneer in mei 1973 te Sint-Niklaas voor de eerste maal een Reynaertspel werd opgevoerd, deed Mark Liebrecht, die de algemene leiding had en de regie voerde, een beroep op Van Durme voor de muziekcollage. Het werd een schitterende realisatie.
Te beluisteren
Het mannenkoor Gaudeamus uit Sinaai maakte een cd-opname van de Wase Klompenboer.
Om het uur weerklinkt op de beiaard van Sint-Niklaas ‘Waasland’.
Op YouTube vinden we een opname van het Waaslandlied.
Waaslandlied - YouTube
|
|
|
|
15-12-2021 |
Jef Van Hoof |
Spokenhof, zwarte jas en hoed, een welige baard, een klein brilletje, brede dirigerende gebaren en een ongekuist taalgebruik… zo wordt Jef Van Hoof vaak voorgesteld.
Men kent hem als componist van stoere strijdliederen en ritmische kopermuziek.
Minder mensen weten dat deze musicus nog heel wat meer in zijn mars had.
Hij werd in Antwerpen geboren op 8 mei 1886 en overleed er op 24 april 1959.
Opleiding
Josephus Bonifacius Emilius Michael Van Hoof was de zoon van de koster-organist van de Sint-Michielskerk in Antwerpen, Frans Van Hoof.
Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen bij Jozef Huybrechts, Paul Gilson, August De Boeck (harmonie), Joseph Callaerts, Arthur De Hovre (orgel), Jozef Bossiers (piano) en Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga). Hij was een exponent van de Benoit-school. Jefs broer, Emiel, vertelde hoe Jef door het overlijden van Benoit in 1901 tot tranen toe bewogen was. Op die dag zou de vijftienjarige knaap het rotsvast besluit genomen hebben om componist te worden.
Professionele loopbaan
In 1916 volgde Van Hoof zijn vader op als titularis van het orgel in de Sint-Michielskerk.
Tijdens WO I koesterde Van Hoof activistische sympathieën en werd na die oorlog veroordeeld. Daarna gaf hij privélessen en organiseerde hij concerten waarbij hij zelf als pianist optrad. Hij was actief als pianist en dirigent van het Antwerps Koperensemble.
Als grote aanhanger van de Vlaamse muziekbeweging in het kielzog van Peter Benoit waren zijn muziekactiviteiten dan ook sterk verbonden met Vlaamsgezinde organisaties zoals het ANV, het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en de Groeningerwacht, die hij mee oprichtte en waarvan hij het mannenkoor dirigeerde.
Hij was ook medestichter van het Genootschap van Vlaamse Componisten (1922), van de Vlaamse Concerten (1926) en van de Nationale Vlaamse Fanfare (1930).
Hij dirigeerde op IJzerbedevaarten en Guldensporenvieringen en in 1933 was hij naast Willem De Meyer medeoprichter van het Vlaams Nationaal Zangfeest waarvan hij tot 1936 de enige dirigent was. Toen daar ook liederen van andere componisten aan bod kwamen die hun eigen liederen dirigeerden, trok Van Hoof zich terug.
Vanaf 1924 was hij leraar harmonie en compositie aan de Mechelse Beiaardschool en in 1936 werd hij leraar aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen waarvan hij in 1942 directeur werd in opvolging van Flor Alpaerts. Zijn tegenkandidaat was Lodewijk De Vocht.
In 1944 werd hij uit zijn ambt ontzet en veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Lodewijk De Vocht volgde hem als directeur op.
Na de repressieperiode trad Van Hoof nog een paar maal op als dirigent, onder meer op de Dag van het Vlaamse Lied in 1953 (een kortstondige onsuccesvolle afscheuring van het zangfeest van het ANZ) en op de Vlaamse dag van de Wereldtentoonstelling in 1958.
Componist
Jef Van Hoof componeerde vanaf 1903 liederen, religieuze muziek, koorwerken, theatermuziek, piano-, beiaard- en orgelstukken, kamermuziek en symfonische werken (een oeuvre van 280 titels).
Zijn eerste werken waren Vlaamse strijdliederen zoals Groeninge (1909 op tekst van Guido Gezelle. Dit lied is tot vandaag een onbetwiste topper op het Vlaams Nationaal Zangfeest en 11-julivieringen. Emiel Hullebroeck noemde het ‘de Vlaamse Marseillaise’. Van Hoof behaalde er de Prijs van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) mee.
Van zijn liederen – op teksten van o.a. Guido Gezelle, Eugeen van Oye, Raf Verhulst, René De Clercq, Pol De Mont, Alice Nahon, Albrecht Rodenbach, Jan Van Nijlen, Angèle De Bremaeker – vermelden we Aanroepinghe, Daar is maar één land, Goedendag, Psalm, Eed van trouw, Nacht-deun, ’t Is stille, 4 Ritschl-liederen, Nanoen in huis, De vriezeman, De lotusbloem, Lentestemming, Suja, nu Suja, Marialiedeken, Ik heb u lief, ABN-lied….
In de kerkliedbundel ‘Zingt Jubilate’ (nummer 377) is het passielied Aan Uw stam, o Kruis opgenomen (tekst F. Clinckaert en G. Smet). Een heel eenvoudige, innige en mooie melodie.
Jef Van Hoof verklaarde zelf ‘Het lied is de kleinste der muzikale vormen. De moeilijkste!’ Hij beheerste deze vorm echter uitstekend, geïnspireerd door zijn leraar Lodewijk Mortelmans en de Duitse romantiek. Ook de missie van Benoit om een nationale muziek te schrijven, inspireerde hem.
In zijn liederen overheerst de menselijke stem. De pianobegeleiding heeft een dienende en sfeerscheppende functie. Lange voor-, tussen- of naspelen worden vermeden. De melodie volgt de natuurlijke prosodie.
Door hun gevatheid doen Van Hoofs liederen moderner aan dan die van zijn oudere tijdgenoten.
Behalve in de Vlaamse strijd zocht Van Hoof inspiratie in het religieuze, de natuur, de liefde en het kind.
Zijn religieuze ingesteldheid leidde tot het componeren van verschillende missen: Missa de Deo voor gemengd koor, koper en slagwerk en het Te Deum voor gemengd koor en koperensemble. In deze werken horen we een vinnige ritmiek.
Voorts componeerde hij nog 3 missen (De angelis, De Sanctis en De beata) en een gedialogeerde Volksmis op een Nederlandse tekst van pater Monden.
Elke mis schrijft een verschillende bezetting voor.
Voor liturgisch gebruik leverde hij drie, telkens als Lof betitelde bundels motetten. Vooral het Derde Lof behoort tot de meest treffende kerkmuziek uit die jaren. Voor gemengd koor schreef hij Caecilia en Klaar bloed, beide Gezelleteksten.
In zijn beginperiode schreef Van Hoof twee dramatische schetsen die eigenlijk wedstrijdstukken voor de Romeprijs waren: De Legende van Sint-Hubertus en Tycho Brahé op tekst van Herman Baccaert. Met dit laatste werk behaalde hij in 1911 de Tweede Romeprijs. In 1916 componeerde hij op tekst van Nico Gunzburg het koorwerk Oproep dat werd uitgevoerd bij de opening van de door de Duitse bezetter georganiseerde Nederlandstalige universiteit Gent.
Verder componeerde hij verschillende profane koorwerken voor zowel mannenkoor als gemengd koor: Vijf driestemmige Liederen of de cantates Rodenbach ter ere en Lieven Gevaert Gedenkklank , beide met koperbegeleiding. Vermelden we ook 't Lied der Hogeschool, Het Lied van de Vlaamse Staatsbediende of andere kleine cantates zoals Het Lied van het Recht of Groeningerwacht, Bekender zijn Hangt nen truisch en het mijmerende Ik wist niet. Voor gemengd a capella-koor vermelden we Vijf Koren op teksten van Willem Gijssels en bewerkingen van Geuzen- en volksliederen.
Van Hoof componeerde ook opera's: Meivuur (libretto Pol De Mont), Vertraagde film (libretto Herman Teirlinck) en Jonker Lichthart (libretto Edgar den Haene).
De opvoeringen van Meivuur in de Vlaamse Opera in 1924 lokten flinke rellen uit omwille van Van Hoofs activistische sympathieën tijdens de oorlog. Hoewel hij voor dit stuk heel wat complimenten mocht in ontvangst nemen (o.m. van Lodewijk Mortelmans), kreeg het nooit nog een tweede kans.
De eenakter Jonker Lichthart werd pas postuum (1961) scenisch opgevoerd. Het is een verrukkelijke Straussiaanse partituur.
Beïnvloed door Peter Benoits pleidooi voor het lyrisch drama schreef Van Hoof een declamatorium of stuk voor lyrische voordracht: Derde Nacht.
Naast deze vocale muziek bevat de opuslijst van Jef Van Hoof ook heel wat instrumentale muziek.
Opgeleid als organist schreef hij enkele orgelwerkjes, bv. Rist van 6 orgelstukken.
Voor piano schreef hij Drie Walsen.
Van Hoof componeerde in een laat-romantische stijl. Dat is in zijn geval geen synoniem van zwoele en lange uitweidingen. Hij bleef trouw aan het ideaal van Benoit én aan het idioom van Gilson en opende zo een weg naar het modernisme. Op 2 gebieden was hij (internationaal) vernieuwend en baanbrekend.
Als leraar aan de Mechelse beiaardschool schreef hij vijf werken voor beiaard.
Daarnaast creëerde hij een hoogst merkwaardig repertoire voor de ‘harde’ kopers (trompetten, trombones en contrabastuba, zonder hoorns) en slagwerk. Voor het koper koesterde hij een bijzondere voorliefde. Hij beschouwde ze als de ziel van het orkest. Hij componeerde talrijke oproepen voor kopers te dienste van openluchtmanifestaties, IJzerbedevaarten en zangfeesten, een Openingsfanfare op het Wilhelmus, de Ritmische Suite die oorspronkelijk als begeleiding diende voor gymoefeningen van jongeren, en vooral de schitterende Sinfoniëtta. Hier zien we hoe Van Hoof opkeek naar Paul Gilson die hij beschouwde als zijn belangrijkste leraar, de vader van de Belgische blaasmuziek.
Klein Kwartet in C en Nietigheden zijn twee erg aantrekkelijke composities voor strijkkwartet. En bij zijn kamermuziekwerken zijn ook nog Suite voor drie fagotten en Moderato voor pianosextet te vermelden.
Vaak vergeten wij dat de componist van strijdliederen ook verrukkelijk mooie orkestbladzijden schreef.
Hij componeerde 6 symfonieën gekenmerkt door een zeer verzorgde en evenwichtige vormgeving. De 6de bleef echter onvoltooid. Van het 4de deel zijn slechts enkele partijen van de beginmaten genoteerd.
Hij schreef een vrolijke Herinneringsouverture waarin verschillende bekende (volks)liederen verwerkt worden met een extra groet aan Benoits Lied der Vlamingen. De jonge Herbert Von Karajan dirigeerde dit werk in Aken in 1935.
Van Hoof componeerde concertino’s voor viool en fagot, een Scherts voor cello en orkest, een Symfonische Inleiding voor een Feestgelegenheid, Perseusouverture, Ouverture Willem De Zwijger en symfonische suites.
Erkenning
Voor zijn liederen ontving hij de Lodewijk Mortelmansprijs.
De Missa De Deo en de Missa De Beata werden in Aken gecreëerd en kenden er veel bijval.
In 1968 werd ter zijner nagedachtenis een driejaarlijkse prijs voor Vlaamse componisten in het leven geroepen.
De meeste van zijn werken werden uitgegeven door de muziekuitgeverij De Crans, door hemzelf in 1917 opgericht. De handschriften berusten hoofdzakelijk in het AMVC. De Crans gaf in 1951 een huldeboek uit ter gelegenheid van Van Hoofs 65ste verjaardag.
Mark Liebrecht schreef in zijn monkelende anekdotische stijl ‘Met Jef Van Hoof onder één hoed’ en Paul De Raedt schreef een monografie over Van Hoof in de reeks Meesters der toonkunst.
Te beluisteren
Het VRT-archief bevat verschillende opnames van werken van Van Hoof.
Het lied ‘Groeninghe’ werd o.a. door bariton Renaat Verbruggen gezongen en verscheen op verschillende langspeelplaten (mede onder impuls van Willem De Meyer).
Alt Ria Bollen, tenor Zeger Vandersteene begeleid aan de piano door Jozef De Beenhouwer en Levente Kende verzorgden een LP met liederen van Jef Van Hoof. Er zijn verschillende LP’s (Fama, Philips, Cultura, RCA LPM, Telemann-gezelschap) en cd-opnames (In Flanders Fields) in de handel verkrijgbaar (geweest) met symfonisch werk en liederen.
En uiteraard is er YouTube waar men enkele interessante opnames kan beluisteren: jef van hoof - YouTube
Rist van zes kleine stukken - Jef Van Hoof (1886-1959) - YouTube
|
|
|
|
07-12-2021 |
Robert Herberigs |
Schilder, auteur, wijnbouwer, zanger en componist… hij was het allemaal.
Geboren in Gent op 18 juni 1886 en in Oudenaarde overleden op 20 september 1974 leidde hij een lang en rijk gevuld leven gewijd aan de kunst en de natuur. ‘Een enig fenomeen in het Vlaamse cultuurleven’, zo beschreef August Corbet hem.
Opleiding
Robertus Henricus Maria Joseph Herberigs liep school in het Gentse (elitaire) jezuïetencollege Sint-Barbara met de bedoeling rechtenstudies te doen.
Maar het draaide anders uit.
Vader Herberigs was amateur fluitist en voorzitter van de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia. Twee zussen van Robert speelden piano en Robert speelde eerst viool en daarna ook klarinet. Als klarinettist in de harmonie waagde hij zich al vlug aan enkele composities.
Met de goedkeuring van zijn ouders trok Robert naar het Gentse conservatorium. Hij volgde er zang, piano en viool en op achttienjarige leeftijd behaalde hij reeds eerste prijzen notenleer (bij Léon Van der Haeghen) en zang (bij Oscar Roels).
Met het oog op het behalen van de Romeprijs volgde Herberigs privélessen compositie bij de bekende muziekpedagoog Leo Moeremans samen met o.a. de componisten Georges D’Hoedt en Jef Tinel en de violist-dirigent Désiré Defauw.
In 1909 won Herberigs als jongste componist ooit de ‘Prix de Rome’ met zijn cantate De legende van Sint Hubertus.
Met de beurs aan deze prijs verbonden reisde Herberigs drie jaar in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Italië.
Professionele loopbaan
Bij de creatie van zijn cantate zong Herberigs zelf de titelrol. Maar hij had intussen al zijn strepen als bas-baritonsolist verdiend (1908-1909) aan de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen met glansrollen als Reinaert de Vos in de creatie van August De Boecks gelijknamige opera, De Evangelieman van Kienzl en de titelrol van Heinrich Zöllers opera Faust.
Van 1951 tot 1953 was hij directeur van diezelfde Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen.
Voor het overige verdeelde hij sinds 1925 zijn tijd tussen zijn woonplaatsen in Oudenaarde en Bourg-Saint-Andéol in de Ardèche waar hij een vruchtbare abrikozenplantage uitbaatte op het landgoed Château Rochecolombe waar zijn nageslacht nu wijn verbouwt.
Naast het componeren schreef hij enkele toneelstukken en een tiental volkse en historische romans, o.a. Pasterke Candeels en Het wolvenhof en schilderde hij honderden landschappen, marines en abstracten.
Componist
Het oeuvre van Herberigs is zeer gevarieerd en gaat van kunstliederen, pianomuziek, koorwerken, kamermuziek tot filmmuziek, muziek voor koperblazers, orkestwerken, concerti, opera’s en een groots openluchtspel.
Ook zijn stijl maakte verschillende evoluties door gaande van laat-romantiek, impressionisme over neoclasicisme tot tonaalvrije en dan weer zeer klassieke harmonieën.
In 1912 componeerde hij een van zijn bekendste werken: het symfonisch gedicht voor hoorn en orkest naar het verhaal van Cyrano de Bergerac. Een jeugdig en fris klinkende compositie, schalks, opgewekt en laat-romantisch.
Andere symfonische werken zijn Nachtelijke Wapenschouw, De vrolijke vrouwtjes van Windsor, Sinfonia Breve, Ode aan de muzen, De vier jaargetijden naar Brueghel, Hiawatha, Vier odes aan Botticelli, Hamlet, Antonius en Cleopatra en pianoconcerti. Dit zijn zeer sprekende en plastische werken die vaak een duidelijke band met de schilderkunst en literatuur weerspiegelen. De orkestraties zijn nu eens stoer en krachtig met fauvistische contrasten en een sterke motoriek. Andere orkestwerken zijn dan echter heel week en freel. Zo zijn de Schetsen en Impromptu’s veel serener, soberder en bedaarder dan de eerder geciteerde werken. Ze kaderen in een neo-classicistische stijl net zoals zijn sonates voor viool en klarinet.
Naast de laat-romantische invloed treffen we in Herberigs’ composities ook sporen van het Franse impressionisme. Vooral dan in zijn pianowerken: Trois ballades, Pièces brèves, Poèmes elégiaques en de suites A la fontaine bellerie en Ariane. Ook hier weer is er de link met de literatuur van o.a. Ronsard, Baudelaire, Mallarmé en Musset. De partituren vertonen een druk notenbeeld dat vaak over drie notenbalken uitgeschreven is.
In diezelfde sfeer kadert de liedcyclus La chanson d'Eve op gedichten van Charles Van Lerberghe.
Naast zijn Verlaineliederen componeerde Herberigs een groot aantal liederen op teksten van Guido Gezelle.
Herberigs vertrok voor een lied steeds vanuit de tekst. Tekst en muziek moeten volgens hem een monoliet vormen. De muziek moet het ritme en de sfeer van de tekst volgen en uitbeelden.
In de tweede helft van de jaren twintig schreef Herberigs vooral religieuze muziek, vaak opgedragen aan Mgr. Jules Van Nuffel en zijn Sint-Romboutskoor: 9 missen, antifonen, communiones, motetten, geestelijke liederen. Heel bekend werd zijn koorwerk Van Jezus en Sint – Janneke.
De opera Le mariage de Rosine werd in 1925 in de Gentse opera gecreëerd. Eerder schreef hij al de opera L’ amour médecin.
Bij het brede publiek werd Herberigs het meest bekend dankzij zijn muziek voor het openluchtspel Het Lam Gods in Gent in 1949. Het is een groots en indrukwekkend epos voor gemengd koor, kinderkoor, orkest, orgel en solisten. Het 3 uur durend werk behandelt de verschillende scènes van het gelijknamige schilderij van de gebroeders Van Eyck. Dit werk past in de traditie van de openluchtspelen van Alfons Moortgat (Mariaspel; Arnoldusspel), Arthur Meulemans (Heilig Bloedprocessie), Jef Tinel (Arnoldusspel; Fra Angelico) en anderen.
In september 1974, twee weken voor het overlijden van de componist, werden fragmenten van dit oratorium in de Gentse kathedraal uitgevoerd onder leiding van Léonce Gras. Herberigs was bij de uitvoering nog zelf aanwezig.
Erkenning
Een eerste erkenning van Herberigs’ kwaliteiten als componist was uiteraard de Romeprijs in 1909.
Hij was voorzitter van de auditiecommissie van het toenmalige NIR (vandaag VRT) en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten.
Zijn vitale, solide en plastisch georkestreerde werken werden bijna allemaal gecreëerd door het NIR-orkest o.l.v. Daniël Sternefeld.
In 1963 ontving hij voor zijn hele oeuvre de Peter Benoitprijs.
Nog in 1963 werd Herberigs gelauwerd met de prijs van de Lodewijk Mortelmans-Stichting Noordstarfonds voor een bundel van 6 Gezelleliederen. Ze verschenen op LP in een luxe-editie waarin ook een gesproken opname zat van de componist zelf met enkele richtlijnen bij het componeren van liederen.
Ter gelegenheid van zijn dertig jaar overlijden in 2004 werd in het najaar een reeks concerten gepland gecombineerd met een tentoonstelling en een cd-uitgave
In 2008 werd een project goedgekeurd tot inrichting van een Herberigsmuseum in het gemeentelijk domein De Ghellinck te Elsegem, deelgemeente van Wortegem-Petegem. Het plan werd echter niet gerealiseerd.
Herberigs werd wel benoemd tot ereburger van Oudenaarde en in 2014 verscheen er een biografie over hem geschreven door Marcel Lequeux.
Te beluisteren
In het rijke VRT-archief is heel wat muziek van Herberigs bewaard.
Op LP en cd is heel wat van zijn muziek verschenen. (Zoeken | Databank | Kunstenpunt)
En natuurlijk heeft ook YouTube een aanbod van Herberigsmuziek.
robert herberigs - YouTube
|
|
|
|
21-11-2021 |
Emma Coeckelbergh - Tinel, de echtgenote van Edgar |
EMMA, DE VROUW NAAST EDGAR TINEL
Voor het jaarconcert 2021 koos het Edgar Tinelcomité in Sinaai voor een originele invalshoek.
Het is precies 100 jaar geleden dat Tinels echtgenote, Emma Coeckelbergh overleed. Zij was de sterke vrouw naast de toondichter, moeder van 6 zonen én dichteres. Een vrouw die het verdient om eens in de schijnwerper te staan.
Ondanks de vierde coronagolf was de Katharinakerk in Sinaai goed gevuld voor dit herdenkingsconcert.
Nadat comitévoorzitster Nelly Maes de aanwezigen – inwoners van Sinaai en omstreken én verwanten van Tinel uit heel het land – had verwelkomd en de avond had geduid, lichtte historicus Marc Laceur het leven en werk van Emma Coeckelbergh toe. Spruitend uit een Antwerpse Franstalige bourgeoisiefamilie (°22 september 1851) en verhuisd naar het Waasland ontwikkelde ze zich tot een dichteres die o.a. de bewondering van de Franse dichter Evariste Carrance en onze eigen Hendrik Conscience wegdroeg.
In 1875 kruiste haar pad dat van Edgar Tinel en in 1877 werd hun huwelijk ingezegend. Ze kregen 6 zonen.
Edgar componeerde liederen op haar Franse teksten en anderzijds vertaalde Emma enkele Vlaamse teksten waarop Tinel componeerde naar het Frans (o.a. Franciscus). Een hele klus.
Emma overleed in Elsene op 17 februari 1921.
Maar uiteraard stond de poëzie van Emma centraal.
Dirk Vermeiren declameerde 5 van Emma’s gedichten in de originele taal en Karin De Wael droeg een vertaling voor.
Vanzelfsprekend mocht ook de muziek op haar teksten weerklinken.
Met haar zuivere, transparante, flexibele en heldere sopraanstem vertolkte Nel Vanhee 6 Coeckelberghliederen getoonzet door Edgar Tinel en 5 gecomponeerd door Willem Ceuleers. Willem Ceuleers begeleidde accuraat en inspirerend aan de vleugel. Hij soleerde ook in 2 poëtische pianostukken van Schumann en Debussy.
De kwaliteit van Tinel als liedcomponist was ons bekend, maar we waren zeer aangenaam verrast door de tekstgetrouwe en stijlvolle composities van Ceuleers. Opmerkelijk vonden we de rijke pianobegeleidingen in zijn liederen.
Als kers op de taart kwam Ward Bohé, conservator STEM-Sint-Niklaas een schilderij van Edouard Agneessens schenken aan het comité. Het schilderij toont Edgar Tinel in zijn jonge jaren. Een mooie aanvulling van het rijke archief van het Tinelmuseum.
Onnodig te zeggen dat deze avond meer dan geslaagd was en ons doet uitkijken naar de volgende concerten in Sinaai.
|
|
|
|
18-11-2021 |
Willem Kersters |
Hij werd net geen 70 jaar. Geboren in Antwerpen op 9 februari 1929 overleed hij er op 29 december 1998.
Hij liet een rijke erfenis aan composities en leerlingen die bij hem compositie studeerden na.
Zowel percussionisten, organisten, orkesten en koren kunnen hun hartje ophalen aan zijn werken.
Opleiding
Het minste wat je kan zeggen is dat Kersters een fantastische opleiding gekregen heeft. Hij studeerde bij niet de minsten. Vanaf 1945 studeerde hij aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen waar hij achtereenvolgens eerste prijzen behaalde voor notenleer, harmonie en piano. Daarna voltooide hij zijn studies aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel bij Jean Louël (contrapunt), Jean Absil en Marcel Quinet (fuga), Marcel Poot (compositieleer) en bij René Defossez (orkestdirectie).
Hij behaalde ook het diploma van muziekleraar.
Professionele loopbaan
Willem Kersters begon zijn loopbaan als muziekleraar aan de athenea van Tienen, Leuven en Aarschot.
Van 1961 tot 1968 was hij muziekprogrammaleider bij de Belgische Radio en Televisie, Gewestelijke Omroep Limburg.
Vanaf 1962 was hij aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen aanvankelijk leraar harmonie en daarna ook titularis van de compositieklas.
Daarbovenop doceerde hij van 1967 tot 1989 muziektheoretische vakken aan het Muziekconservatorium van Maastricht.
Enkele van zijn meest bekende leerlingen zijn Alain Craens, Koen Dejonghe, Jan De Maeyer, Luc Van Hove, Wim Henderickx en Marc Verhaegen.
Componist
Kersters liet ons een gigantisch en gevarieerd oeuvre na.
Voor orkest componeerde hij 5 symfonieën, Capriccio,Plechtige ouverture - Ouverture solennelle voor groot orkest, Sinfonietta voor kamerorkest, een vioolconcerto, een pianoconcerto (= plichtwerk in de finale van de KEW-1978), een concerto voor gitaar en kamerorkest, Contrasten voor slagwerk en orkest, Meditation uber den Namen BACH voor trompet in D en strijkers, Ballade voor altsaxofoon en strijkorkest, Divertimento per archi voor strijkorkest, Serenade nr.2 voor strijkorkest, harp en slagwerk en een concertino voor hobo en strijkorkest.
Nog voor orkest schreef hij enkele balletten zoals Triomf van de geest, Halewijn en Uilenspiegel de geus.
Ook de koperblazers werden door Willem Kersters bedacht met enkele composities zoals Laudes voor koperblazers en slagwerk, Sinfonietta voor harmonieorkest en Incantations voor brassband.
Hij schreef werken voor percussie-ensemble, orgel en kamermuziekensembles (vb. koperkwintet en fagot met piano).
Heel wat Vlaamse koren (gemengd of gelijkstemmig) zingen zijn bewerkingen van Vlaamse volksliederen of De wolkenschaapjes, Zonnelied, Avondlied, Pater noster, Salve Regina en Lentesuite. Verrassend fris klinken de Circuscapriolen voor kinderkoor en instrumenten.
Teksten van Paul Van Ostaijen inspireerden hem meermaals: Melopee, Huldegedicht aan Singer en De Feesten van Angst en Pijn.
In deze vocale werken volgt de melodie nauwgezet de woordaccenten met frequente maatveranderingen als gevolg. De harmonie is hier ook klassieker.
Voor grotere vocale bezettingen met orkest verwijzen we naar Psalmen voor alt solo, mannenkoor, orgel, pauken en koperblazers en de oratoria A hymn of praise voor spreker, vocaal-trio, koor en orkest en De feesten van angst en pijn voor tenor solo, alt solo, recitant, koor harp, piano, slagwerk en strijkers.
Vermelden we ook De geestelijke bruiloft voor sopraan, althobo, klarinet, piano en strijkkwartet, Barbaarse dans voor alt solo, tenor solo, vrouwenkoor en instrumentaal ensemble, Angst - een dans voor tenor solo, spreekstem, gemengd koor, harp, piano en percussie-orkest en De dans der kristallen voor middenstem en strijkorkest.
Vergeten we ook zijn opera Baes Gansendonck niet.
In zijn eerste composities, voor 1960, hanteerde Kersters een harmonisch zeer intuïtieve stijl met klassieke vormstructuren zoals de sonate, het rondo…
Ondanks een duidelijke invloed van Bartok treffen we in deze vroegste composities ook laat-romantische en expressionistische kenmerken aan.
In een volgende periode ontwikkelde Kersters een nieuwe compositietechniek gebaseerd op het principe van de tritonusverwantschap. Dit is een soort bitonaal stelsel waarbij twee tonaliteiten op een tritonusafstand van elkaar volkomen worden verenigd in een autonome nieuwe tonaliteit. De harmonische basis van deze werken is terug te brengen tot hetzelfde akkoord, waarin de zevende en elfde boventoon de essentiële componenten zijn (bijvoorbeeld tegenover grondtoon do respectievelijk si mol en fa kruis). Dat combineerde hij met een studie van de dodecafonie en een vrije seriële schrijfwijze. Voorbeelden hiervan zijn de eerste en tweede symfonie (1963 en 1964), de Plechtige Ouverture (1963) en Concertmuziek (1964).
In de tweede helft van de jaren 60 werden het tonale en het atonale principe met elkaar versmolten. Bijvoorbeeld in de derde symfonie (1967) werd al wat bruikbaar is uit het verleden én uit de hedendaagse muziektaal op een organische wijze geïntegreerd. Er was nog nauwelijks sprake van traditionele thematische verwerking. Het slagwerk kreeg meer en meer een belangrijke en boeiende rol toegewezen als kleurelement (vb. Capriccio uit 1972) of als zelfstandig instrumentarium (Anaglyphos uit 1969).
Halfweg de jaren ’70 greep Kersters terug naar zijn intuïtieve schrijfstijl, zowel muzikaal als qua vorm. Zijn activiteit als componist nam dan geleidelijk aan af.
Erkenning
Componist Kersters ontving nationale en internationale prijzen en onderscheidingen: Internationale Compositiewedstrijd Koningin Elisabeth in 1961; Prijs van de stad Triëste in 1963, Internationale Compositiewedstrijd voor Strijkkwartetten te Luik in 1965, Prijs Eugène Baie van het Provinciebestuur van Antwerpen in 1968 en Sabamprijs in 1972.
Hij was lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
Te beluisteren
Naast opnames door BRT (VRT)-radio en televisie, LP’s en cd’s kan men op YouTube heel wat composities van Willem Kersters beluisteren.
willem kersters - YouTube
|
|
|
|
30-09-2021 |
'Sortie' voor orgel van Jef Tinel |
|
|
|
|
04-08-2021 |
Muziek van Jef TINEL op YouTube |
Op YouTube werd een playlist aangemaakt van video's met muziek van de Vlaamse toondichter Jef TINEL. Het zijn deels live-opnames en deels pc-animaties. Men krijgt er een overzicht van wat deze componist zo al schreef: liederen, koorwerken, composities voor orkest, piano en orgel.
De lijst wordt permanent bijgewerkt.
Jef TINEL leefde van 1885 tot 1972. Hij studeerde bij o.a. zijn oom Edgar Tinel en bij Aloïs Desmet aan het Lemmensinstituut in Mechelen. Jef Tinel werd laureaat orgel, harmonie, contrapunt en fuga. Later bekwaamde hij zich verder in de compositie bij Leo Moeremans in Gent. Jef Tinel was behalve componist ook dirigent, organist, leraar en directeur van de Maldegemse muziekschool. Zijn werk kadert in de laat-romantiek en geeft blijk van een degelijk vakmanschap - zo getuigden zijn collega's en recensenten - maar wordt weinig uitgevoerd. Professionele opnames van zijn werken ontbreken quasi volledig. Hopelijk komt daar verandering in, zeker in aanloop naar 2022: het jaar waarin we de 50ste sterfdatum van Tinel herdenken.
Jef TINEL (1885-1972): Vlaams toondichter - YouTube
|
|
|
|
08-07-2021 |
160 jaar geleden werd Leo Moeremans geboren: componist, pedagoog, uitgever, instrumentenbouwer |
Léon of Leo Moeremans werd geboren in Ninove op 22 december 1861 en overleed in Gent op 12 augustus 1937. Hij was componist, muziekpedagoog, dirigent, koperinstrumentenmaker, pianobouwer en muziekuitgever.
Opleiding
Leo Moeremans volgde harmonie en orgel aan het Koninklijk Conservatorium te Gent bij Adolphe Samuel en Karel Miry. Hij was medestudent van componist Paul Lebrun en van componist, muziekpedagoog (directeur van het conservatorium Oostende) en dirigent Léon (Napoléon) Rinskopf.
Professionele loopbaan
Eenmaal afgestudeerd werd hij repetitor en pianobegeleider. Hij was gedurende 42 jaar leraar harmonie, compositie en orkestratie aan het Gentse conservatorium en daarnaast directeur van de muziekschool in Waregem.
Als privéleraar vormde en begeleidde hij een aantal componisten, vaak in de aanloop naar het behalen van de Romeprijs. Zo treffen we onder zijn leerlingen o.a. volgende toonaangevende componisten aan: Robert Herberigs, Jef Tinel, Georges Lonque, Prosper Van Eeckhaute, Gérard Favere, Henri-Georges D’Hoedt, Pieter Franz Uyttenhove, Ernest Brengier, Jeanne Emilie Virginie Vignery en Jan Decadt.
Voor zijn lessen schreef hij verschillende cursussen en handboeken zoals: De eerste Stap - petit manuel pratique et théorique de la musique, 1889; Questionaire Musical, ( in 2 delen) in het Frans en Nederlands, 1894; Histoire de la musique en Europe, 1936; Cours d'harmonie théorique et pratique; Grondregels van de Muziek, 3 delen…
Van 1888 tot 1896 was hij dirigent van de Koninklijke Muziekmaatschappij De Neerschelde uit Gentbrugge.
Moeremans stichtte in 1906 in Gent een instrumentenfabriek, aanvankelijk van koperinstrumenten (trompetten, kornetten en bugels) maar later ook piano’s. Met zijn piano’s kende hij veel succes tijdens de Universele Tentoonstelling Gent in 1910 en won hij de Gouden medaille Gent in 1913. Moeremans’ fabriek voerde piano’s uit tot in de Verenigde Staten.
Ten slotte had hij ook nog een muziekuitgeverij voor zijn eigen werken.
Componist
Leo Moeremans componeerde cantates, orkestwerken, een ‘Lied voor viool en orkest’, marsen, walsen en stukken voor fanfares en harmonieën, liederen, werken voor mannen- en gemengd koor, pianomuziek, kamermuziek, ballades, een oratorium ‘De schepping’, de symfonieën ‘Pax Hosanna’ en de ‘Vlaamse Symfonie’ en de opera’s ‘Beau Rival’ en ‘Rink Folkema’ (1929) die gecreëerd werd door de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen.
Daarnaast componeerde hij de komische opera’s ‘Danilo’ (1936) en ‘In ’t Scheldeland’ (1937).
Hij behoorde tot de generatie componisten die hun werk liet aansluiten bij het Vlaamse volkslied. Zijn bekendste lied is waarschijnlijk het alombekende ‘Mie Katoen’. Over het ontstaan van dit lied lezen we bij Mevrouw Moeremans: “Mie Katoen (mars) werd gecomponeerd in 1887 door Meester Léon Moeremans. In die tijd was hij dirigent van de harmonie van Sint-Amandsberg. Het lied werd geschreven voor een feest van Sint-Cecilia. De auteur dacht er geen ogenblik aan het stuk te tekenen. Nochtans kende deze mars-farandole een groot succes. Thans wordt het zelfs buiten onze grenzen gezongen: de koren van het Rode Leger hebben het geïnterpreteerd bij hun optreden te Brussel. Voor de naam werd de componist vermoedelijk geïnspireerd door de talrijke arbeidsters uit de katoenindustrie van die tijd!”
Erkenning
Ninove eerde Moeremans met een Leo Moeremansplein en zijn geboortehuis in de Langemuntstraat nr. 12 is een brasserie met de naam “Beau Rival”, verwijzend naar zijn opera.
Het ANZ nam ‘Leg op mijn hert uw voorhoofd’ (tekst van Pol De Mont) op in het Vlaams Romantisch Koorboek in 1987. Het werk werd in die periode meermaals uitgevoerd, o.a. door het radiokoor o.l.v. Vic Nees.
|
|
|
|
07-07-2021 |
Maria Matthyssens: 160 jaar geleden geboren |
‘Omdat ik Vlaming ben’ is ongetwijfeld haar bekendste compositie. Het lied behoort al generaties lang tot het geijkte repertoire van liederavonden, zangfeesten, IJzerbedevaarten, IJzerwakes en 11-julivieringen zonder dat de uitbundige zangers beseffen dat ze een lied zingen van een van de weinige bekende Vlaamse vrouwelijke componisten uit de 19de eeuw. Weten we echter ook dat ze naast dit lied een groot oeuvre bijeen componeerde?
Afkomst en opleiding
Marie Schewyck werd op 20 april 1861 in Antwerpen geboren. Haar familienaam roept het vermoeden van Slavische roots op.
Op 30 augustus 1881 huwde ze met architect George Matthyssens en voortaan nam ze die familienaam over: Maria Matthyssens.
Veel is over haar jeugd en opleiding niet geweten. Ze zou als kind al goed piano gespeeld hebben en een mooie sopraanstem gehad hebben. Als zangeres trad ze op in Antwerpen en Brussel.
Haar muzikale opleiding genoot ze bij grote figuren – gelinkt aan het Antwerpse conservatorium - zoals Jan Blockx, Emile Wambach, Flor Alpaerts en Emile Ergo.
Zelf beschouwde ze zich in de eerste plaats moeder en huisvrouw. De muziek was een aangename hobby.
Tijdens de eerste wereldoorlog vluchtte ze naar Engeland. Op 31 juli 1916 overleed ze er in Kingston-Hampton , mogelijks na een overval.
Componiste
Matthyssens componeerde werken voor piano (‘Marquisette’), orkest (‘Feestgalm’, ‘Balletsuite’, ‘Impromptu’…), kamermuziek, koorwerken, zangspelen en liederen in de volkstrant die in de smaak vielen bij het publiek van zangavonden georganiseerd door het Willemsfonds, Davidsfonds, het Algemeen Nederlands Verbond en later ook het Algemeen Nederlands Zangverbond.
Net zoals bij veel andere componisten geraakten de grotere werken vergeten en bleven alleen enkele liederen populair: ‘Prins karnaval’ op tekst van Willem Gijssels, ‘Schoentje Lap’ op een gedicht van Ernest De Weert en ‘Omdat ik Vlaming ben’ op tekst van Lambrecht Lambrechts.
Ook op Franse teksten van o.a. Léon Solvay, Gustave De Graef en Marguerite Coppin componeerde ze muziek. ‘Bouderie’ (petit poëme en prose pour ténor) en ‘Chant d’hyménée’ (opgedragen aan haar kinderen) schreef ze op eigen teksten.
Haar werken werden gepubliceerd door diverse uitgeverijen zoals Schott, Katto, Breitkopf & Härtel, Janssens, Faes, De Vlaamsche Muziekhandel en de Parijse muziekuitgeverijen Pitault en Colombier.
In perscommentaren werden haar liederen geprezen omdat ze goed in de stem lagen, om de fijne prosodie en om hun charme en verfijning die aanleunde bij Gounod en Massenet. Melodie en begeleiding zijn zeer beschrijvend, stemmingsvol en gevarieerd.
Erkenning
De Antwerpse Cercle artistique et littéraire organiseerde in 1899 een concert dat bijna volledig aan haar werk was gewijd.
In 1909 won Matthyssens de eerste prijs in de liedwedstrijd van de stad Antwerpen met ‘Schoentje Lap’. De melodie werd gespeeld op de beiaard van de Antwerpse kathedraal en de stokerij F.X. De Beukelaer maakte met het lied reclame voor het kruidenlikeur Élixir d’Anvers.
Ook in Londen werd werk van haar uitgevoerd, bijvoorbeeld ‘Jamais’ op tekst van de Belgische volksvertegenwoordiger Antoine Borboux.
‘Choses d’âme’ bundelt acht liederen en werd uitgegeven in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be) en Labo XIX&XX, in het kader van het onderzoeksproject ‘Maria Matthyssens en Louis Gobbaerts: de geschiedenis en de rol van de salonmuziek in de Antwerpse burgerlijke cultuur (1848-1914).’
Te beluisteren
Op YouTube vinden we uiteraard ‘Omdat ik Vlaming ben’. Omdat Ik Vlaming Ben - YouTube
Dit lied vinden we ook terug op enkele LP’s en cd’s.
Opnames van andere werken van Matthyssens zijn ons niet bekend.
|
|
|
|
24-06-2021 |
Willem Pelemans: 120 jaar geleden geboren en 30 jaar geleden overleden |
Geboren in Antwerpen op 8 april 1901 leidde Pelemans een lang leven als muziekjournalist, radioproducer, leraar en componist tot hij op 28 oktober 1991 overleed in Sint-Agatha-Berchem. Enkele weken eerder was hij nog gehuldigd door de Vlaamse cultuurminister Patrick Dewael "omwille van zijn niet aflatende grote bekommernis voor de Vlaamse emancipatie en culturele ontplooiing, meer bepaald op het terrein van de muziek".
Opleiding
Pelemans volgde een opleiding voor onderwijzer aan de Stedelijke Normaalschool Karel Buls in Brussel.
Als musicus was Pelemans grotendeels autodidact. Vanaf zijn 18de volgde hij privélessen orkestratie, contrapunt en harmonie bij zijn gewezen muziekleraar aan de normaalschool, Paul Lagye.
Professionele loopbaan
Willem Pelemans begon zijn lange loopbaan als onderwijzer in Brussel van 1921 tot 1951.
Al vlug bleek dat een onderwijscarrière alleen zijn leven niet zou kunnen vullen en beet de muziekmicrobe hem op verschillende fronten.
Van 1931 tot 1938 was hij programmator bij de zender Librado en de nationale radiozender NIR waar hij probeerde meer “vooruitstrevende” muziek aan bod te laten komen.
In 1948 werd hij leraar muziekgeschiedenis aan het Mechelse stedelijk conservatorium.
Intussen was hij al lid geworden van het Willemsfonds, secretaris van de Vlaamse Club voor Kunsten, Wetenschappen en Letteren en muziekrecensent bij Het Laatste Nieuws, De Zweep en De Vlaamse Gids. In studies en commentaren ijverde hij voor de vulgarisatie van ernstige muziek. Zo schetste hij in het boek ‘De Vlaamse Muziek en Peter Benoit’ de evolutie in de waardering van de Vlaamse muziek, voornamelijk in de hoofdstad.
Vanaf 1951 legde hij zich volledig toe op zijn journalistieke en muzikale carrière.
Hij recenseerde concerten en spitste zich ook toe op het voorstellen van jong muzikaal talent van eigen bodem. Hij bekleedde dan ook het voorzitterschap van de Unie van Belgische Componisten van 1971 tot 1981. Een vereniging die hij in 1960 mee had helpen oprichten.
Willem Pelemans reisde tot in de verste hoeken van Vlaanderen om creaties van autochtoon werk bij te wonen en de jonge componisten met zijn commentaar aan te moedigen.
In 1967 werkte hij als ondervoorzitter mee aan de uitbouw van de Nederlandstalige afdeling van het Koninklijk Conservatorium te Brussel.
Na zijn pensionering in 1986 schreef Pelemans zijn memoires die bewaard en deels uitgegeven zijn door het Liberaal Archief.
Componist
Als autodidact is Pelemans bij geen enkele strekking of stijlrichting onder te brengen. Hij componeerde vrij van alle academische wetten en patronen.
In zijn beginperiode componeerde hij voor de Brusselse toneelgroep ‘Rataillon’ en experimenteerde er met allerhande klankmiddelen en -bronnen.
Hij componeerde ruim 400 vocale en instrumentale werken. We vermelden hier een saxofoonkwartet, pianosonates, vioolsonates, kamermuziek voor blaasinstrumenten, strijkkwartetten, concertino's voor kamerorkest, 6 symfonieën, 8 Ballades, concerti voor piano en orkest, een concerto voor viool en orkest, de balletsuites Herfstgoud en Miles gloriosus en een ouverture en schetsen voor een opera buffa.
Zijn vocaal oeuvre bevat onder meer liederen op teksten van Guido Gezelle, Paul Van Ostaijen, Karel Van De Woestijne en Raymond Herreman. Uitgebreidere werken zijn o.a. de Mis voor gemengd koor, orkest en orgel), Le combat de la Vierge et du diable (Petit Mistère op tekst van J. Weterings), het episch zangspel Floris en Blancefloer, het oratorium De wandelende Jood (tekst van August Vermeylen) en de opera's: De mannen van Smeerop en De nozem en de nimf.
Zijn eerste liederen sluiten aan bij het laat-romantische en impressionistische Vlaamse klankidioom met een chromatische harmonie en volle akkoorden in de rechterhand van de klavierbegeleiding. De liederen op teksten van Van Ostaijen tonen een andere Pelemans met een ritmisch en harmonisch sterker geprononceerde en expressionistische stijl, een opvallend quasi-ostinaat begeleidingsfiguurtje waarboven de melodie vrij gecomponeerd is die soms scherp gaat dissoneren.
Pelemans sloot zich aan bij avant-gardestromingen in Vlaanderen die zich onder meer sterker wilden afzetten tegen het romantisch pathos en sentiment of Benoit-epigonisme en liet zich inspireren door o.a.. Satie en het constructivisme van Honegger. Pelemans – zo formuleerde hij zelf in zijn boek ‘Architectonische Muziek’ – streefde naar een abstractere klankkunst, een radicaal instrumentaal denken, een lineaire schrijfwijze met scherpe contrasten en dissonanten in melodie en harmonie.
In zijn kamermuziek bleef hij trouw aan de klassieke vorm en opbouw.
In zijn composities van na de Tweede Wereldoorlog werd Pelemenas minder radicaal en agressief en zien we een herwaardering van de Weense Opera en Mozart en een zekere terugkeer van lyriek en een grotere eenvoud wat betreft ritmiek. Wel bleef de soberheid, de spaarzaamheid op muzikale middelen en het ontbreken van sentimentaliteit. Hij zocht als onvervalste empirist een tussenweg tussen atonaliteit en traditionele akkoorden en bereikte een directe en ongekunstelde uitdrukking zonder ornamentele bijkomstigheden, zonder pathetische ballast of zonder ideële of welke andere ondergrond ook. Voor Willem Pelemans moest in essentie het melodische element overwegen, maar niet sentimenteel-romantisch of structureel thematisch.
Erkenning
Sinds zijn overlijden huldigt de ‘prijs Jeanne en Willem Pelemans’ van het Brusselse conservatorium jonge muzikanten die een belangrijke rol hebben gespeeld (of spelen) in het uitdragen van Belgische muziek.
Te beluisteren
- WILLEM PELEMANS : CHAMBER MUSIC, De Rode Pomp/Gents Muzikaal Archief 014; - Harp Kwintet, MUSIC FOR HARP, FLUTE, VIOLIN, VIOLA AND CELLO (Arpae Ensemble), Phaedra (In Flanders’ Fields, vol. 12) 92012;
- willem pelemans - YouTube .
|
|
|
|
|
|
Beste bezoeker |
indien u een vraag of opmerking hebt, kan u die hier formuleren.
|
Interessante sites op het net |
|
|
|
|