Spokenhof, zwarte jas en hoed, een welige baard, een klein brilletje, brede dirigerende gebaren en een ongekuist taalgebruik… zo wordt Jef Van Hoof vaak voorgesteld.
Men kent hem als componist van stoere strijdliederen en ritmische kopermuziek.
Minder mensen weten dat deze musicus nog heel wat meer in zijn mars had.
Hij werd in Antwerpen geboren op 8 mei 1886 en overleed er op 24 april 1959.
Opleiding
Josephus Bonifacius Emilius Michael Van Hoof was de zoon van de koster-organist van de Sint-Michielskerk in Antwerpen, Frans Van Hoof.
Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen bij Jozef Huybrechts, Paul Gilson, August De Boeck (harmonie), Joseph Callaerts, Arthur De Hovre (orgel), Jozef Bossiers (piano) en Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga). Hij was een exponent van de Benoit-school. Jefs broer, Emiel, vertelde hoe Jef door het overlijden van Benoit in 1901 tot tranen toe bewogen was. Op die dag zou de vijftienjarige knaap het rotsvast besluit genomen hebben om componist te worden.
Professionele loopbaan
In 1916 volgde Van Hoof zijn vader op als titularis van het orgel in de Sint-Michielskerk.
Tijdens WO I koesterde Van Hoof activistische sympathieën en werd na die oorlog veroordeeld. Daarna gaf hij privélessen en organiseerde hij concerten waarbij hij zelf als pianist optrad. Hij was actief als pianist en dirigent van het Antwerps Koperensemble.
Als grote aanhanger van de Vlaamse muziekbeweging in het kielzog van Peter Benoit waren zijn muziekactiviteiten dan ook sterk verbonden met Vlaamsgezinde organisaties zoals het ANV, het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en de Groeningerwacht, die hij mee oprichtte en waarvan hij het mannenkoor dirigeerde.
Hij was ook medestichter van het Genootschap van Vlaamse Componisten (1922), van de Vlaamse Concerten (1926) en van de Nationale Vlaamse Fanfare (1930).
Hij dirigeerde op IJzerbedevaarten en Guldensporenvieringen en in 1933 was hij naast Willem De Meyer medeoprichter van het Vlaams Nationaal Zangfeest waarvan hij tot 1936 de enige dirigent was. Toen daar ook liederen van andere componisten aan bod kwamen die hun eigen liederen dirigeerden, trok Van Hoof zich terug.
Vanaf 1924 was hij leraar harmonie en compositie aan de Mechelse Beiaardschool en in 1936 werd hij leraar aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen waarvan hij in 1942 directeur werd in opvolging van Flor Alpaerts. Zijn tegenkandidaat was Lodewijk De Vocht.
In 1944 werd hij uit zijn ambt ontzet en veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Lodewijk De Vocht volgde hem als directeur op.
Na de repressieperiode trad Van Hoof nog een paar maal op als dirigent, onder meer op de Dag van het Vlaamse Lied in 1953 (een kortstondige onsuccesvolle afscheuring van het zangfeest van het ANZ) en op de Vlaamse dag van de Wereldtentoonstelling in 1958.
Componist
Jef Van Hoof componeerde vanaf 1903 liederen, religieuze muziek, koorwerken, theatermuziek, piano-, beiaard- en orgelstukken, kamermuziek en symfonische werken (een oeuvre van 280 titels).
Zijn eerste werken waren Vlaamse strijdliederen zoals Groeninge (1909 op tekst van Guido Gezelle. Dit lied is tot vandaag een onbetwiste topper op het Vlaams Nationaal Zangfeest en 11-julivieringen. Emiel Hullebroeck noemde het ‘de Vlaamse Marseillaise’. Van Hoof behaalde er de Prijs van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) mee.
Van zijn liederen – op teksten van o.a. Guido Gezelle, Eugeen van Oye, Raf Verhulst, René De Clercq, Pol De Mont, Alice Nahon, Albrecht Rodenbach, Jan Van Nijlen, Angèle De Bremaeker – vermelden we Aanroepinghe, Daar is maar één land, Goedendag, Psalm, Eed van trouw, Nacht-deun, ’t Is stille, 4 Ritschl-liederen, Nanoen in huis, De vriezeman, De lotusbloem, Lentestemming, Suja, nu Suja, Marialiedeken, Ik heb u lief, ABN-lied….
In de kerkliedbundel ‘Zingt Jubilate’ (nummer 377) is het passielied Aan Uw stam, o Kruis opgenomen (tekst F. Clinckaert en G. Smet). Een heel eenvoudige, innige en mooie melodie.
Jef Van Hoof verklaarde zelf ‘Het lied is de kleinste der muzikale vormen. De moeilijkste!’ Hij beheerste deze vorm echter uitstekend, geïnspireerd door zijn leraar Lodewijk Mortelmans en de Duitse romantiek. Ook de missie van Benoit om een nationale muziek te schrijven, inspireerde hem.
In zijn liederen overheerst de menselijke stem. De pianobegeleiding heeft een dienende en sfeerscheppende functie. Lange voor-, tussen- of naspelen worden vermeden. De melodie volgt de natuurlijke prosodie.
Door hun gevatheid doen Van Hoofs liederen moderner aan dan die van zijn oudere tijdgenoten.
Behalve in de Vlaamse strijd zocht Van Hoof inspiratie in het religieuze, de natuur, de liefde en het kind.
Zijn religieuze ingesteldheid leidde tot het componeren van verschillende missen: Missa de Deo voor gemengd koor, koper en slagwerk en het Te Deum voor gemengd koor en koperensemble. In deze werken horen we een vinnige ritmiek.
Voorts componeerde hij nog 3 missen (De angelis, De Sanctis en De beata) en een gedialogeerde Volksmis op een Nederlandse tekst van pater Monden.
Elke mis schrijft een verschillende bezetting voor.
Voor liturgisch gebruik leverde hij drie, telkens als Lof betitelde bundels motetten. Vooral het Derde Lof behoort tot de meest treffende kerkmuziek uit die jaren. Voor gemengd koor schreef hij Caecilia en Klaar bloed, beide Gezelleteksten.
In zijn beginperiode schreef Van Hoof twee dramatische schetsen die eigenlijk wedstrijdstukken voor de Romeprijs waren: De Legende van Sint-Hubertus en Tycho Brahé op tekst van Herman Baccaert. Met dit laatste werk behaalde hij in 1911 de Tweede Romeprijs. In 1916 componeerde hij op tekst van Nico Gunzburg het koorwerk Oproep dat werd uitgevoerd bij de opening van de door de Duitse bezetter georganiseerde Nederlandstalige universiteit Gent.
Verder componeerde hij verschillende profane koorwerken voor zowel mannenkoor als gemengd koor: Vijf driestemmige Liederen of de cantates Rodenbach ter ere en Lieven Gevaert Gedenkklank , beide met koperbegeleiding. Vermelden we ook 't Lied der Hogeschool, Het Lied van de Vlaamse Staatsbediende of andere kleine cantates zoals Het Lied van het Recht of Groeningerwacht, Bekender zijn Hangt nen truisch en het mijmerende Ik wist niet. Voor gemengd a capella-koor vermelden we Vijf Koren op teksten van Willem Gijssels en bewerkingen van Geuzen- en volksliederen.
Van Hoof componeerde ook opera's: Meivuur (libretto Pol De Mont), Vertraagde film (libretto Herman Teirlinck) en Jonker Lichthart (libretto Edgar den Haene).
De opvoeringen van Meivuur in de Vlaamse Opera in 1924 lokten flinke rellen uit omwille van Van Hoofs activistische sympathieën tijdens de oorlog. Hoewel hij voor dit stuk heel wat complimenten mocht in ontvangst nemen (o.m. van Lodewijk Mortelmans), kreeg het nooit nog een tweede kans.
De eenakter Jonker Lichthart werd pas postuum (1961) scenisch opgevoerd. Het is een verrukkelijke Straussiaanse partituur.
Beïnvloed door Peter Benoits pleidooi voor het lyrisch drama schreef Van Hoof een declamatorium of stuk voor lyrische voordracht: Derde Nacht.
Naast deze vocale muziek bevat de opuslijst van Jef Van Hoof ook heel wat instrumentale muziek.
Opgeleid als organist schreef hij enkele orgelwerkjes, bv. Rist van 6 orgelstukken.
Voor piano schreef hij Drie Walsen.
Van Hoof componeerde in een laat-romantische stijl. Dat is in zijn geval geen synoniem van zwoele en lange uitweidingen. Hij bleef trouw aan het ideaal van Benoit én aan het idioom van Gilson en opende zo een weg naar het modernisme. Op 2 gebieden was hij (internationaal) vernieuwend en baanbrekend.
Als leraar aan de Mechelse beiaardschool schreef hij vijf werken voor beiaard.
Daarnaast creëerde hij een hoogst merkwaardig repertoire voor de ‘harde’ kopers (trompetten, trombones en contrabastuba, zonder hoorns) en slagwerk. Voor het koper koesterde hij een bijzondere voorliefde. Hij beschouwde ze als de ziel van het orkest. Hij componeerde talrijke oproepen voor kopers te dienste van openluchtmanifestaties, IJzerbedevaarten en zangfeesten, een Openingsfanfare op het Wilhelmus, de Ritmische Suite die oorspronkelijk als begeleiding diende voor gymoefeningen van jongeren, en vooral de schitterende Sinfoniëtta. Hier zien we hoe Van Hoof opkeek naar Paul Gilson die hij beschouwde als zijn belangrijkste leraar, de vader van de Belgische blaasmuziek.
Klein Kwartet in C en Nietigheden zijn twee erg aantrekkelijke composities voor strijkkwartet. En bij zijn kamermuziekwerken zijn ook nog Suite voor drie fagotten en Moderato voor pianosextet te vermelden.
Vaak vergeten wij dat de componist van strijdliederen ook verrukkelijk mooie orkestbladzijden schreef.
Hij componeerde 6 symfonieën gekenmerkt door een zeer verzorgde en evenwichtige vormgeving. De 6de bleef echter onvoltooid. Van het 4de deel zijn slechts enkele partijen van de beginmaten genoteerd.
Hij schreef een vrolijke Herinneringsouverture waarin verschillende bekende (volks)liederen verwerkt worden met een extra groet aan Benoits Lied der Vlamingen. De jonge Herbert Von Karajan dirigeerde dit werk in Aken in 1935.
Van Hoof componeerde concertino’s voor viool en fagot, een Scherts voor cello en orkest, een Symfonische Inleiding voor een Feestgelegenheid, Perseusouverture, Ouverture Willem De Zwijger en symfonische suites.
Erkenning
Voor zijn liederen ontving hij de Lodewijk Mortelmansprijs.
De Missa De Deo en de Missa De Beata werden in Aken gecreëerd en kenden er veel bijval.
In 1968 werd ter zijner nagedachtenis een driejaarlijkse prijs voor Vlaamse componisten in het leven geroepen.
De meeste van zijn werken werden uitgegeven door de muziekuitgeverij De Crans, door hemzelf in 1917 opgericht. De handschriften berusten hoofdzakelijk in het AMVC. De Crans gaf in 1951 een huldeboek uit ter gelegenheid van Van Hoofs 65ste verjaardag.
Mark Liebrecht schreef in zijn monkelende anekdotische stijl ‘Met Jef Van Hoof onder één hoed’ en Paul De Raedt schreef een monografie over Van Hoof in de reeks Meesters der toonkunst.
Te beluisteren
Het VRT-archief bevat verschillende opnames van werken van Van Hoof.
Het lied ‘Groeninghe’ werd o.a. door bariton Renaat Verbruggen gezongen en verscheen op verschillende langspeelplaten (mede onder impuls van Willem De Meyer).
Alt Ria Bollen, tenor Zeger Vandersteene begeleid aan de piano door Jozef De Beenhouwer en Levente Kende verzorgden een LP met liederen van Jef Van Hoof. Er zijn verschillende LP’s (Fama, Philips, Cultura, RCA LPM, Telemann-gezelschap) en cd-opnames (In Flanders Fields) in de handel verkrijgbaar (geweest) met symfonisch werk en liederen.
En uiteraard is er YouTube waar men enkele interessante opnames kan beluisteren: jef van hoof - YouTube
Rist van zes kleine stukken - Jef Van Hoof (1886-1959) - YouTube
|