Ik ben Hugo, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Piere De Beeste.
Ik ben een man en woon in Oostende () en mijn beroep is iedereens meid.
Ik ben geboren op 12/03/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Alles wat gemakkelijk is..
Profiteer van het leven, t'is al kort genoeg!!!
Mijn blogdeurtje staat altijd open, voor ieder die me weet te apprecieren, voor WIE ik ben, niet voor WAT ik ben.
21-07-2012
Serena Ryder - Sisters Of Mercy
Serena Ryder - Sisters Of Mercy
Om haar te beluisteren druk op de foto
Serena Ryder is een opkomende Canadese zangeres
Serena
Ryder (born December 8, 1983 in Toronto, Ontario) is a Juno
Award-winning Canadian singer/songwriter and guitarist who grew up in
Millbrook, Ontario.
Ranging musically between folk, roots,
country, and adult contemporary, Ryder possesses a three-octave range.
She attended the Integrated Arts Program at Peterborough Collegiate and
Vocational Institute in Peterborough as well as Crestwood Secondary
School. As a teenager, she performed solo as well as with many bands
from the Peterborough area, including Christian band Thousand Foot
Krutch and Jive recording artist Three Days Grace.
The Neville Brothers is een R&B-groep die gospel, soul, funk en pop speelt. De groep werd opgericht in 1977 in New Orleans
Voordat
The Neville Brothers werd opgericht hadden de broers al een carrière
achter de rug. Art richtte de band The Hawketts tijdens zijn
highschool-periode op. The Hawketts hadden een grote hit met "Mardi Gras
Mambo" in 1954. Daarna richtte Art de band The Meters op, samen met
George Porter Jr., Joseph (Zigaboo) Modeliste en Leo Nocentelli. In 1975
werd Cyril Neville gevraagd om mee te gaan spelen. In 1966 had Aaron
een solo-hit met "Tell It Like It Is", dat in de jaren 80 weer werd
uitgebracht, met groot succes, en toerde Aaron samen met de band van Art
door de Verenigde Staten.
Charles begon op zijn twaalfde
saxofoon te spelen in een schoolband genaamd 'Turquoise while
teenagers'. Ook speelde hij mee met The Hawketts. Toen hij vijftien was
verliet hij school en ging Charles toeren met Gene Franklin & the
Houserockers. Dit was een soort reizende variétéshow. Toen de toer klaar
was kwam Charles terug naar New Orleans en speelde daar in een lokaal
bekend café: de Dew Drop Inn. Van 1956 tot 1958 was Charles bij de
marine en speelde hij in een lokaal bandje in Memphis, Tennessee. In
Memphis kwam hij B.B. King tegen en ze werden goede vrienden. Charles
verliet de marine en ging weer terug naar New Orleans waar hij naar de
universiteit ging. Maar hij miste de muziekindustrie en ging weer
toeren. Tijdens deze periode raakte hij verslaafd aan heroïne en kwam
een paar keer in de gevangenis terecht. Daarna ging hij naar New York
City en speelde samen met onder anderen Johnny Taylor, Clarence Carter
en O.V. Wright.
De oom van de broers - George Landry - vroeg de
broers in 1976 om mee te werken aan zijn album "The Wild Tchoupitoulas"
en dat deden ze.
De broers wisten dat hun ouders graag wilden
dat ze samen gingen werken. Doordat ze het album samen met hun oom
hadden opgenomen, richtten ze in 1977 een eigen groep op onder de naam
The Neville Brothers. Voor iedereen werd de droom eindelijk waarheid,
met Art op piano, Charles op de saxofoon, Cyril op de conga's en Aaron
als zanger. Ze kregen een contract bij Capitol, maar die vroegen zich af
of de muziek die de broers maakten wel aan zou slaan bij het grote
publiek. De muziek was namelijk typisch Nevilles en niet in een hokje te
plaatsen, zoals men zei. Capitol wist niet hoe ze de muziek moesten
verkopen. De eerste plaat, "The Neville Brothers", werd geen hit en het
contract werd ontbonden. De broers hadden drie jaar lang geen contract.
Producer Joel Dorn nam contact op met vele platenmaatschappijen, maar
niemand wilde de broers contracteren. De broers bleven ondanks de
problemen wel toeren. Tijdens één van de concerten kwam Bette Midler en
zij vond de broers geweldig. Ze kregen een contract bij A&M en
maakten "Fiyo On the Bayou" in 1981. Dit album bevatte veel invloeden
van The Meters. In het achtergrondkoor zaten Cissy Houston en haar
jongste dochter. Het album werd slecht verkocht.
Wederom werd er
geen energie in de groep meer gestoken door een platenmaatschappij. Pas
in 1981 durfde A&M het weer aan om een album met de broers te maken:
"Yellow Moon", geproduceerd door Daniel Lanois. Het album werd een
wereldhit, mede doordat de broers de liedjes zelf mochten schrijven
(zeven van de twaalf liedjes zijn door de Neville-broers geschreven).
Daarna
maakten ze vooral live-albums en toerden ze als The Neville Brothers.
Ze maakten ook studio-albums, maar die overtroffen "Yellow Moon" niet.
Toen Art ziek werd, eind jaren negentig, gingen de andere broers hun
eigen projecten doen, tot hun comeback in 2004. Ze kregen een contract
bij Back Porch Records en maakten het album "Walkin' In The Shadow Of
Life". Heden ten dage toeren ze over de hele wereld met groot succes.
Ivan Neville speelt sinds de laatste jaren mee met de groep.
Queen is een Engelse rockgroep. Queen is
opgericht in 1970 in Londen door gitarist Brian May, zanger Freddie
Mercury (overleden 1991) en drummer Roger Taylor, aangevuld met bassist
John Deacon in 1971. Met tientallen hits in de jaren zeventig, 80, 90
en 00, is Queen een van de succesvolste popgroepen in de geschiedenis
I
Was Born To Love You is een single die alleen werd uitgegeven in Japan,
op 28 februari 1996. Origineel was dit een solonummer van Freddie
Mercury, de leadzanger van de band, uit 1985, maar na zijn dood in 1991
heeft de band het nummer opnieuw uitgebracht. Het nummer werd geremixed
en de instrumenten werden opnieuw ingespeeld door de bandleden. Het
nummer is te vinden op het album Made in Heaven.
Het
liedje werd in 2005 voor het eerste live gespeeld tijdens de tour van
Queen+Paul Rodgers door Japan. Hierbij speelden Brian May (gitarist) en
Roger Taylor (drummer) het liedje akoestisch.
In Japan werd dit het eerste nummer van Queen dat de hitlijsten binnenkwam sinds Teo Torriatte (Let Us Cling Together) in 1977.
Jamie Cullum (Malmesbury (Wiltshire), 20
augustus 1979) is een Britse jazzpianist en -zanger. Hij behoort tot de
populairste jazzartiesten aan het begin van de 21e eeuw.
Zelf
noemt hij de muziek op zijn nieuwere albums geen pure jazz, maar jazz
met een vleugje rock en pop. Een populaire benaming voor deze stijl is
jazzpop. Zijn eerste cd Heard it all before wordt over het algemeen wel
als 'echte' jazz beschouwd.
Op zijn negentiende, terwijl hij aan
de Universiteit van Reading studeerde, bracht hij zijn eerste plaat uit:
Jamie Cullum Trio Heard it all before. Door dit album kwam hij in
contact met bassist Geoff Gascoyne en speelde hij op Gascoynes album
Songs of the summer. In 2002 nam Cullum zijn tweede album Pointless
nostalgic op, maar zijn doorbraak naar een groot publiek kwam met
Twentysomething in 2003. Op dit album, dubbel-platina in het Verenigd
Koninkrijk, speelt hij naast eigen nummers ook covers van Jimi Hendrix
(Wind cries Mary), Jeff Buckley (Lover, you should've come over),
Radiohead (High And Dry) en Pharrell Williams (Frontin).
Jamie Cullum is getrouwd met model en schrijfster Sophie Dahl.
In
Nederland werd Jamie Cullum bekend tijdens North Sea Jazz 2004. De man
die lange tijd vaste drummer van Jamie was, Sebastiaan de Krom, komt uit
Nederland. In Nederland was hij onder andere te zien tijdens Nijmegen
Rockin' Park en in Paradiso.
Ter promotie van zijn vierde album
Catching Tales (dat in september 2005 uitgekomen is) heeft hij op 14, 15
en 16 december de Heineken Music Hall aangedaan.
29 april 2006
stond hij in de line up van Koninginnedag een uur lang te spelen op het
Museumplein te Amsterdam. Als statement droeg hij een shirt van zangeres
Anouk die zeer geliefd is bij Jamie.
Op 23 juli 2006 speelde
Jamie Cullum weer in Nederland in het Zuiderpark in Den Haag. Hier was
het 1-daags festival Arrow Rock Jazz In The Parc georganiseerd, met
onder meer New Cool Collective en Wende Snijders. Jamie Cullum zette
opnieuw een set neer van meer dan 2 uur voor het 8500 koppen tellende
publiek.
Op het album van de Haarlemse hiphop-band Relax, Pirates Among Puppets, speelt hij mee met het nummer "Bittersweet".
Op
12 juli 2009 speelde Jamie Cullum opnieuw op het drie-daagse
jazzfestival North Sea Jazz. Dit festival betekende in 2004 zijn
doorbraak in Nederland.
Na Catching Tales duurde het vier jaar
voordat de Brit een nieuw album zou uibrengen. Dit kwam ook omdat zijn
vaste twee bandleden Geoff Gasgoyne en Sebastiaan de Krom na zeven jaar
hetzelfde repertoire zin hadden in wat anders en Jamie verlieten.
Percussionist Tom Richards bleef wel. Met nieuwe muzikanten en een
nieuwe producer maakte Jamie het album The Pursuit, waarop hij voor het
eerst gebruik maakt van meer elektronische muziek.
In 2006 gaf
hij een concert in Vorst Nationaal met vooral nummers van zijn nieuwe cd
'Catching Tales' en datzelfde jaar was hij één van de headliners op het
folkfestival van Dranouter.
Op 19 juli 2009 trad hij ook op op
het Gent Jazz Festival. Hij bracht er een mix van oude en nieuwe
nummers, met o.a. zijn nieuwe nummer I'm all over it now.
Na Catching Tales duurde het vier jaar voordat de Brit een nieuw album zou uibrengen. Dit kwam ook omdat zijn vaste twee bandleden Geoff Gasgoyne en Sebastiaan de Krom na zeven jaar hetzelfde repertoire zin hadden in wat anders en Jamie verlieten. Percussionist Tom Richards bleef wel. Met nieuwe muzikanten en een nieuwe producer maakte Jamie het album The Pursuit, waarop hij voor het eerst gebruik maakt van meer elektronische muziek. In 2010 heeft Jamie Cullum een concert gegeven in de Heineken Music Hall te Amsterdam.
Joe Cocker (Sheffield, 20 mei 1944) is een Engels blueszanger.
Hij is zijn leven lang al bezig met muziek, en zat al in kleine bands in zijn geboortestad Sheffield toen hij 15 jaar oud was. Hij was voor het eerst op de Amerikaanse televisie in 1969, in de Ed Sullivan Show.
Zijn eerste grote hit was het lied With a Little Help from My Friends, een cover van de Beatles song. In hetzelfde jaar verscheen hij op het Woodstock Music and Art Festival. Andere vroege hits zijn Cry me a river en Feelin' alright.
Aan het begin van de jaren zeventig had hij problemen met drugs en alcohol, maar hij maakte een comeback in de jaren tachtig. Hij had grote hits met You are so beautiful, Up where we belong en Unchain my heart, waardoor hij een nieuw publiek aan zich bond.
Cocker is bekend om zijn opvallende, rauwe stemgeluid en een typische gestiek die enigszins doet denken aan luchtgitaar spelen.
Bonnie Raitt (Burbank (Californië), 8 november 1949) is een Amerikaanse zangeres, liedjesschrijfster en gitariste.
Ze is de dochter van Broadway musicalster John Raitt. Ze begon gitaar te spelen toen ze twaalf jaar oud was. Na de middelbare school begon ze in Rhythm and Bluesclubs te spelen. In 1983 verbrak Warner Bros. Records het contract, onder andere vanwege alcohol- en drugsgebruik, maar zij verdween allerminst uit de muziekscene.
Na meer dan 20 jaar opnames en optredens, bereikte Raitt succes met haar tiende album. "Nick of Time" kwam in de top te staan in de Verenigde Staten en won drie Grammy Awards. Tegelijk kreeg ze een vierde Grammy voor haar duet "In the Mood" met John Lee Hooker op zijn album "The Healer".
Hierna kreeg in ze 1993 nog drie Grammy Awards voor haar album "Luck of the Draw", waarna ze in 1994 nog twee Grammy's kreeg voor haar album "Longing in Their Hearts".
Raitt trouwde in 1991 met acteur Michael O'Keefe, maar dit huwelijk kwam in 2000 ten einde.
Deep Purple is een Britse hardrockband. De
groepsnaam is afgeleid van de jazzklassieker Deep Purple, het favoriete
nummer van de moeder (of de grootmoeder, naargelang de bron) van
gitarist Ritchie Blackmore.
Ze
laten voor het eerst van zich horen eind 1968 met de single 'Hush'.
Deep Purple scoort in de jaren '70 grote hits met 'Black Night', 'Woman
From Tokyo' en 'Smoke On The Water'. 'Child In Time (Part 1)' uit 1972
blijkt een klassieker en haalt twee keer de Nederlands Top 10. Bassist
Roger Glover is verder ook nog bekend van het nummer 'Love Is All'.
De groep zoals ze nu bestaat
De huidige samenstelling (2006) is Airey /
Gillan / Glover / Morse / Paice, en in deze samenstelling treden ze nog
steeds op. In januari 2006 is Deep Purple begonnen aan de ongeveer twee
jaar durende Rapture of the deep-worldtour. Op 18 april 2006 werd de
nieuwe Ian Gillan-cd/dvd Gillan's Inn uitgebracht. Op 9 juni 2006
speelden ze voor de tweede keer op het Arrow Rock Festival te
Lichtenvoorde. Tijdens de uitvoering van het nummer "Smoke on the Water"
speelde de gitarist Neal Schon van Journey ook mee.
De
grootste hit van de band is "Child in Time". Dit nummer staat in elke
Tijdloze 100 in de bovenste regionen geklasseerd. Hetzelfde geldt voor
"Smoke on the water".
Deep
Purple zou op 27 juli 2006 een concert geven in Libanon. Het concert
werd afgelast vanwege de oorlog met Israël. Op 13 november 2006 gaf Deep
Purple een eenmalig concert in muziektempel Nikaïa in Nice in
zuid-Frankrijk. Voorlopig is Deep Purple aan hun drie jaar durende
Rapture Of The Deep-tour. Hierbij zijn ze in de Lotto Arena in Antwerpen
geweest.
Deep Purple is in
2003 uitgeroepen tot beste live-band en trekt sindsdien overal ter
wereld weer volle zalen en stadions. Ze doen op dit moment zo'n 150
concerten per jaar en zijn daarmee een van de drukste bands ter wereld.
Gitarist Steve Morse(sinds eind 1993) is een waardige opvolger van
Ritchie Blackmore en heeft ook echt nieuw leven in de band geblazen. Hij
is in America ook vijf jaar lang uitgeroepen als beste gitarist en
hangt ook in "The Hall of fame". Hij speelt ook nog steeds in zijn eigen
band "The Steve Morse band" en in de "Dixie Dreggs". Deep Purple was op
15 juli 2006 ook de afsluiter van het Montreux Jazz Festival, dat dat
jaar 40 jaar bestond. Deep Purple deed daar voor de derde keer mee, ook
vanwege hun speciale band met Montreux door het nummer "Smoke on the
water". Deep Purple heeft ook zijn eigen monument aan de boulevard in
Montreux.
Ritchie Blackmore heeft in 1996 zijn eigen band opgericht genaamd Blackmore's Night.
Ian
Gillan heeft op 14 november 2009 in de Hammersmith Apollo verklaard
tijdens een optreden dat er in februari 2010 een nieuw album uitgebracht
zal worden.
Arnaud Charles Ernest Hintjens (Oostende, 21 mei 1949), beter bekend onder zijn artiestennaam Arno, is een Belgische rockzanger, die liedjes vertolkt vooral in het Frans, soms in het Engels, Nederlands en sporadisch ook in het Oostends dialect.
Arno groeide op in een Oostends, politiek links georiënteerd middenklassengezin . Hij koos aanvankelijk voor het koksvak, maar was al in zijn jonge jaren vooral geïnteresseerd in muziek. Vooral uit Engeland geïmporteerde bluesplaten inspireerden hem.
Als mondharmonicaspeler werkte hij samen met muzikanten uit de Oostendse rockscene vooraleer hij rond 1970 in zijn eerste "echte" groep belandde, Freckle Face, geleid door zanger/bassist Paul Vandencasteele en gitarist Paul Decoutere. Arno zong destijds sporadisch en beperkte zich meestal tot solo's op de mondharmonica. Freckle Face maakte een plaat met uitgesponnen bluesrocknummers, maar had op het podium meer succes dan in de platenwinkel.
In 1972 gingen Arno en Decoutere verder als duo onder de naam Tjens Couter. De groep wisselde bluesnummers af met uitstapjes richting tango en reggae. Na de debuutplaat "Who Cares" groeide Tjens Couter van een duo naar een kwintet en werd de muzikale koers verlegd naar pubrock. Een tweede album volgde. In 1978 waren Arno en Decoutere te zien in de film Le concert d'un homme seul.
Pas in 1980 kwam de grote doorbraak met de groep T.C. Matic, een groep die aanvankelijk voor 80 procent dezelfde samenstelling had als Tjens Couter. De groep maakte vier albums, ging op tournee door Europa, en scoorde een paar hits, waaronder "Oh la la la". Ook Que pasa en Putain, putain zijn uitgegroeid tot klassiekers, die steevast deel uitmaken van Arno's liveset[bron?]. Zes jaar later hield T.C. Matic het voor bekeken.
Arno besloot het solo te wagen. Hij bracht in 1986 zijn solodebuut uit onder de titel "Arno". "Cold Sweat" is daaruit een bescheiden hit geweest. Arno ging voor dit album dan wel solo, hij kon toch nog een beroep doen verscheidene ex-TC Matic leden. Serge Feys, die ook vele andere Arno cd's zou produceren, trad op als producent en als toetsenist (keyboards). Ook gitarist Jean-Marie Aerts was van de partij, en zou nog jaren deel blijven uitmaken van Arno's vaste begeleidingsband. In het geheel was Arno een behoorlijke cd, met veel funk en blues invloeden en vooral Engelstalige teksten. Ook op zijn volgende albums zou Arno soms in het Frans zingen, maar het Engels was duidelijk prominenter aanwezig. (Franse nummers zouden pas een overwicht krijgen vanaf het in 1995 verschenen "Arno à la Française".)
Terwijl Arno op zijn gelijknamige debuutalbum duidelijk nog wat een eigen gezicht aan het zoeken was (twee volledige instrumentals en twee haast instrumentale nummers), trad hij met "Ratata" veel zelfverzekerder naar buiten. Nummers als Bathroom Singer, het snoeiharde Black Doll en de Jacques Brel-cover Le Bon Dieu werden live favorieten.
Ook in de cinema was Arno een gevraagd typeschrijver.
Vóór alle unplugged-trends belichaamde hij samen met Roland in 1990-1991 de pure rock in het zijproject Charles et les Lulus. Ook zijn levensstijl werd er niet minder rock-'n'-roll op. In 1992 coverde hij de Adamo-hit "Les filles du bord de mer". Zijn doorbraak bij het bredere publiek ging verder met zijn vierde album "Idiots Savants", dat goed ontvangen werd door de pers. Het album haalde gemakkelijk goud.
In 1995 kwam "Arno à la Française" uit. Eén cover springt er op dat album uit, namelijk "Comme à Ostende" van Leo Ferré. Met deze geheel Franstalige plaat brak hij definitief door in Frankrijk. Franse chansons zijn vanaf dat moment een even belangrijk bestanddeel van zijn muziek als rock, tango en blues.
Samen met Jan Decleir speelde hij in 1995 de rol van de homoseksuele redder Harry in de film Camping Cosmos (1996) van Jan Bucquoy die zich te Westende afspeelt.
In 1997 bracht Arno voor het eerst een album uit in de Verenigde Staten. Het was een compilatie, in combinatie met de registratie van een live-concert. In 1999 werd Arno vijftig jaar. Hij bracht zijn zesde soloalbum uit, dat meteen ook zijn 23ste album is onder diverse namen en formaties. Een 'best of' kwam uit in 2000.
In 2002 kwam "Arno Charles Ernest" uit, een referentie naar zijn grootvader; in 2004 volgde "French Bazaar". Eind september 2004 startte Arno zijn nieuwe solotoer met onder andere twee concerten in Vietnam. Zijn voornaamste muzikale partners door de jaren heen zijn de gitaristen Jean-Marie Aerts (ook in T.C. Matic) en Geoffrey Burton, en de toetsenisten Ad Cominotto en Serge Feys (eveneens ex-T.C. Matic).
Op 1 oktober 2006 organiseerde hij samen met Tom Barman en Sioen de 0110-concerten. Zijn volgende album, "Jus de Box" verscheen in januari 2007. In de zomer van 2009 was hij de centrale gast muziek op Theater aan Zee.
Cat Stevens, geboren als Stephen Demetre Georgiou, (Londen, 21 juli 1948) is een Britse zanger en songwriter die bekend werd met folkrock- en softrock-liedjes.
Zijn zoon Muhammad Islam is ook actief als zanger, onder de naam Yoriyos.
Tot zijn meest bekende liedjes behoren Matthew and son (1967), Father and son (1970) Lady D'Arbanville (1970), Wild world (1970), Moonshadow (1971), Morning Has Broken (1972) en Oh very young (1974).
Cat Stevens is de zoon van een Grieks-Cypriotische vader en een Zweedse moeder. Hij groeide op in Londen, waar zijn vader een restaurant had. Hij schreef al op jonge leeftijd liedjes en trad gedurende de jaren zestig op, zonder veel succes. Op zijn 19e kreeg hij tuberculose en moest gedurende lange tijd naar het ziekenhuis. Tussen 1967 en 1977 verkocht hij zo'n 40 miljoen LP's. Bij vrijwel elk lied werd hij bijgestaan door Alun Davies, die meestal de 2e gitaar speelt
Willy DeVille, pseudoniem van William Borsey (Stamford (Connecticut), 25 augustus 1950 New York, 6 augustus 2009), was een Amerikaans zanger en liedjesschrijver. Hij maakte aanvankelijk naam als zanger en voorman van de band Mink DeVille en scoorde met deze band in 1978 de internationale hit Spanish Stroll.
Als tiener speelde Willy in een band, Billy and the Kids genaamd. Hij verhuisde naar Londen waar hij een band wilde beginnen, maar slaagde er niet in muzikanten met eenzelfde visie te vinden. Uiteindelijk belandde hij in San Francisco, waar hij een band oprichtte samen met Ruben Siguenza en drummer Tom "Manfred" Allen. De band trad op onder de namen Billy DeSade & the Marquis en de Lazy Eights voordat ze de naam Mink DeVille aannamen. De band verhuisde naar New York, waar ze een rol speelde als een van de pioniers van de punk. Ze was een van de oorspronkelijke huisbands van CBGB, de New Yorkse nachtclub die een grote rol heeft gespeeld in het ontstaan van punkmuziek, midden jaren 70.
Composities van DeVille zijn vaak gevuld met romantische overtuiging en hunkering. Latin, bluesriffs en invloeden van country zijn te herkennen. Spanish Stroll was een internationale hit in 1978. Storybook Love (genomineerd voor een Academy Award in 1987) is gebruikt in de film The Princess Bride. DeVilles Just to Walk that Little Girl Home (geschreven met Doc Pomus) in de film The Pope of Greenwich Village en It's So Easy in de film Cruising.
Storybook love staat op het door Mark Knofpler (Dire Straits) geproduceerde album "Miracle" (Polydor). Eigenlijk zijn allereerste solo album nadat de band Mink DeVille failliet is verklaard.
DeVille was van 1980-2000 verslaafd aan heroine, wat zijn carrière beïnvloed heeft. Onder muzikanten en liedjesschrijvers was hij zeer gerespecteerd.
Hij was drie maal getrouwd, eerst met Susan 'Toots' Berle. Met haar had hij een zoon, Sean. Zijn tweede vrouw was Lisa Leggett (welke in 2001 zelfmoord pleegde) en zijn derde vrouw was Nina Lagerwall. Op 15 juni 2009 maakte zij bekend dat DeVille alvleesklierkanker had. Op 6 augustus 2009 overleed DeVille aan de gevolgen van deze ziekte in een ziekenhuis in New York City.
Melanie Safka-Schekeryk, bekend als Melanie (Astoria, 3 februari 1947) is een Amerikaanse zangeres, bekend van onder andere Look what they´ve done to my song, ma, Lay Down en Beautiful People.
Melanie Safka werd geboren in Astoria, een wijk in Queens in New York, als dochter van Fred en Polly Safka-Altamare. Op 5-jarige leeftijd maakt ze haar eerste plaatje, het loepzuivere, à la Shirley Temple gezongen, Give A Little Kiss.
Na de highschool treedt ze met haar gitaar op in coffeehouses in Greenwich Village en gaat overdag naar de American School of Drama. Bij een auditie voor een toneelstuk loopt ze de verkeerde deur in, waar de jonge producer Peter Schekeryk haar vraagt wat te zingen. Hij is zo onder de indruk van haar stem en liedjes dat hij haar prompt een contract aanbiedt. In 1968 trouwt ze met hem.
Gilbert Bécaud haalt Melanie naar Parijs, waar ze tussen de kamelen en revuedanseressen in L'Olympia optreedt. Ze zal hier een liedje over schrijven: Tuning my guitar. Daarna treedt ze in Nederland op bij Singing Europe en heeft haar eerste successen. Dezelfde zomer speelt ze op het Woodstock-festival (1969) waar het publiek kaarsen aansteekt tijdens haar optreden. Het is de eerste keer dat dit gebeurt. Uiteindelijk wordt het verboden door de brandweer, maar Melanie heeft de traditie in werking gezet. Lay Down / Candles in the Rain is in Nederland een zomerhit. "Look What They've Done To My Song, Ma" is een ander bekend nummer.
Melanie is niet de enige die profiteert van haar muziek. De Britse groep The Wurzels neemt in 1976 een parodie op van Melanies nummer Brand New Key, waarbij ze haar melodie behouden. Dat behaalt onder de titel The Combine Harvester de eerste plaats in de UK Singles Chart.
Melanie maakt sindsdien jaarlijks een plaat of cd, zij en Peter Schekeryk die al haar platen produceert krijgen drie kinderen die alle drie met Melanie optreden. De laatste jaren wordt ze begeleid door haar zoon, Beau 'Virtuoso' Jarred Schekeryk op gitaar. Zij hebben twee kleinkinderen.
In juli 2004 komt bij CNR haar cd Paled by Dimmer Light uit. Ze heeft een trouwe schare aanhangers in alle leeftijdsgroepen. Ze wordt al jaren beschouwd als een belangrijke vrouwelijke singer-songwriter.
In 2005 wordt haar lp Photograph, door velen beschouwd als haar meesterwerk, opnieuw uitgebracht als Double Exposure, met een bonus-cd van nooit eerder uitgebrachte nummers.
Mensen nieuwe kansen geven, mensen leiden door het leven, vooroordelen uit het leven bannen, niet tegen anderen samen spannen. Oordeel over de basis van nu, en hier inspanningen willen, maar ook plezier. Echt iets willen betekenen! Uitstralen dat men op jou kan rekenen. Kijken naar groei, en mogelijkheden naar goede dingen die mensen deden. Wat baat nu toch wrok en haat? Vriendschap in het leven..., is toch het mooiste wat er bestaat ?
Janis Lyn Joplin (Port Arthur (Texas), 19 januari 1943 Los Angeles (Californië), 4 oktober 1970) was een Amerikaanse zangeres. Een van haar bekendste nummers is Me and Bobby McGee.
Haar vader werkte bij Texaco Oilcompany en haar moeder was administrateur. Joplin bezocht in de vroege jaren 60 enkele universiteiten, maar studeerde nooit af. De muziek trok haar meer en dan met name de blues, rock-'n-roll en soul. Grote voorbeelden voor haar waren Odetta, Lead Belly, Bessie Smith en "big mamma" Thornton. In 1963 woonde Joplin enige tijd in San Francisco, maar ze keerde al snel terug naar Port Arthur.
In 1966 vertrok Joplin opnieuw naar San Francisco op uitnodiging van de impresario van Big Brother and the Holding Company, Chet Helms. In het begin was de band niet succesvol, maar de grote doorbraak kwam met het optreden op het Monterey Pop Festival in 1967. Met het album dat daarna verscheen, Cheap Thrills, vestigde Joplin definitief haar naam als blueszangeres. Het bekende lied van de Canadese poet/zanger Leonard Cohen, Chelsea Hotel No 2, werd geschreven voor Joplin. Joplin besloot Big Brother and the Holding Company te verlaten en begon The Kozmic Blues Band en later The Full Tilt Boogie Band. Met deze laatste band maakte ze het album Pearl. Haar laatste opnames waren het lied Mercedes-Benz en een verjaardagswens voor John Lennon. Janis Joplin overleed op 27-jarige leeftijd aan een overdosis.
Dat de dood van Janis veroorzaakt was door een overdosis drugs kwam niet echt als een verrassing. Een groot deel van haar leven had zij te kampen met een drugs- en alcoholprobleem. Als kind had ze al de bijnaam 'speedfreak' en dat was zeker niet voor niets; op haar dieptepunt woog zij nog maar 40 kilo. Gelukkig bood toen de uitnodiging om naar San Francisco te komen om bij Big Brother and the Holding Company te gaan zingen, uitkomst. Helaas was die redding maar van korte duur. Terwijl de band steeds meer successen boekte, steeg niet alleen Janis' inkomen maar ook de druk om te presteren. Deze grote druk kon Janis niet aan. Zij greep meteen weer terug naar de alcohol en drugs. Uiteindelijk werd Janis Joplin op 4 oktober 1970 dood gevonden in haar hotelkamer in Los Angeles, overleden aan een overdosis heroïne. Wat Janis niet wist is dat haar dealer de heroïne deze keer niet eerst zelf getest had en dat het onversneden (pure) heroïne bleek te zijn. Janis nam een voor haar gebruikelijke hoeveelheid van de drugs in die haar fataal werd.
Joplin is één van de originele leden van de 27 club: binnen een periode van enkele maanden overleden 4 bekende artiesten op 27 jarige leeftijd. Sindsdien wordt de term 27 club veelal gebruikt voor elke artiest die op die leeftijd overlijdt.
Het album Pearl verscheen postuum in 1971. Haar bekendste nummer was Me and Bobby McGee, geschreven door Kris Kristofferson en uitgebracht na haar dood in 1971.
Joplin wordt nog steeds beschouwd als een van de invloedrijkste blueszangeressen van de jaren '60. Joplins teksten weerspiegelen een gevoel van pijn en eenzaamheid van een vrouw die een laag zelfbeeld had en gekweld werd door een gebrek aan zelfvertrouwen. Dit zal ongetwijfeld ten grondslag hebben gelegen aan haar succes als blueszangeres.