Overheid en geneeskunde pleiten voor een blijvende geheimhouding van de fabrieksgeheimen van Strattera. Wat zou moeten geheim blijven?
Beroepsjournalisten
zijn door een deontologische regel gebonden waarbij men met de
farma-industrie overeenkwam om alleen maar positief te berichten over
psychotica, antipsychotica en alles wat farma gigantische winsten
kan blijven verschaffen.
Kritische berichten worden daardoor net als professionele
waarschuwingen voor de gevaren van het gebruik van harddrugs in
de medische wetenschappelijke literatuur vakkundig en journalistiek
onder tafel geveegd.
Toch komt er beweging in. Zoals je weet kan een olietanker geen haakse bocht maken,
Ook 't Humo stuk is leuk/ vermakelijk.
De dames spartelen.
Nog even en er valt onder datum vermelding een leuk potje kwartet te spelen met hun uitspraken.
In vergelijking met het redeloos persoonsgerichte gekrijs van vorig jaar, kunnen zij nu toch weinig anders, dan op diverse punten, met frisse tegenzin toegeven, dat het niet alles goud is wat er blinkt in Ritalonia.
Zonder sokken
Ritaleintje ging uit wandelen, met twee kleuren sokken aan. Dat heeft de juf zeer verdroten, er is direct wat aan gedaan!
De psycholoog heeft autonoom in ‘t dossier met rood vermeld: Dualistisch SokkenSyndroom. Voor ‘t consult al vastgesteld.
Eenstoornis voor het leven komt niet meer van ons af. Wij zullen haar pillen geven, en ontnemenu ‘t gezag.
Ritaleintje mag niet wandelen, nooit gekleurde sokken aan. De medicatie gaat al werken: ze gaat zelfs al niet meer staan!
Ons Ritaleintje is overleden. Psychose bracht haar bij het raam Op de bijsluiter stond te lezen, dat het al vaker zo was gegaan.
Van de zevende is zij gesprongen, zo maar, zonder sokken aan! Dat heeft de Farmacie gespeten, weer een stuk omzet naar de maan!
Ons Ritaleintje wou graag leven,
met twee gekleurde sokken aan. Nu is zij zonder sokken
naar de hemel toe gegaan.
Uit: Ontmoedering
Lief Kind
Je tranen vallen op de schoot, waarin ik je wil verbergen. Lief Kind, je bent bedrogen, kon ik je terug doen in mijn schoot
Lief Kind, ze hebben gelogen: Jeugdzorg, Pharmacie en Macht. Ze hebben je, zonder geweten, al talloze malen verkracht.....
Lief Kind droog je tranen, vecht. Met liefde kun je overleven, al is je wereld nog zo slecht. Kracht en moed wil ik je geven..
Houd de psychologen uit je geest Houd hun pillen uit je mond Lief Kind, vecht voor je leven Houd je kostbare zelf gezond.....
Uit Ontmoedering
Zo klinkt de geneeskunde
Zo klinkt de geneeskunde: bij monde van een
neuropsychiater, die schijnt overtuigd te zijn dat hij
ook een opleiding als apotheker heeft genoten..
Nogmaals,
de laatste 10 jaar heeft Prof. Nora Volkow heel
nauwkeurig aangetoond dat bij orale inname van Rilatine
(dus als pil, niet via het bloed zoals de ratten
waarover Mr. Haesbrock het heeft), de bindng ervan aan
de dopaminereceptoren veel geleidelijker en langduriger
is dan met cocaïne, ook al zijn beide moleculen
structureel sterk gelijkend. Dat onderzoek heeft
aangetoond dat het de werking van de dopamineneuronen
NORMALISEERT en dat er géén verslaving optreedt om
die reden (in tegenstelling met cocaïne). Nogmaals: ik
verwijs naar deze zeer degelijke studies bij mensen
(niet ratten) met ADHD, bij gebruik van Rilatine onder
vorm van een pil (en niet via het bloed ngespoten zoals
bij het rattenonderzoek). Nogmaals: dit zijn FEITEN.
Een samenvatting ervan is te vinden in het artikel
"Rilatine en verslaving" op www.adhd-volwassenen.be.
Wanneer houdt apotheker
Haesbrouck op met "zou", "zou",
"zou" ? Wanneer gaat hij zelf eindelijk eens
naar de FEITEN kijken i.p.v. de psychiatrie te verwjten
dat hun aanpak niet gebaseerd is op FEITEN?
De verbetenheid van halfslachtigheden en manipulatie is
haast dezelfde als die van Scientology !
Wat nu volgt is een juweeltje van Truus die probeert
te begrijpen hoe een neuropsychiater als een apotheker
de werking van harddrugs uitlegt, nadat de
neuropsychiater het pillendoosje heeft gehypnotiseerd
om niet verslavend te zijn als het door de dokter werd
voorschreven.
Psychiaters hebben niet alleen maar een licence to kill
(30X meer onverklaarbare sterfgevallen in de
psychiatrie), ze bezitten ook de kunst om harddrugs tot
vitale geneesmiddelen te hypnotiseren. Ze worden
daarbij wel een handje toegestoken door de Overheid die
dezelfde stoffen onder een opiumwetgeving plaatst als
ze door een illegaal circuit worden aangeboden, maar
als niet eens giftige stoffen door een dokter mogen
voorgeschreven worden, zelfs en bij voorkeur aan
kinderen.
En omdat die psychiaters zo slim worden geacht, hoeven
ze zelfs niet te weten hoe die harddrugs het
zenuwstelsel om zeep helpen. Werkingsmechanisme
onbekend schrijft de internationale literatuur, totdat
er eentje aan het wauwelen gaat dat cocaïnestoffen
hoger gedoseerd dan om gewoon maar te drogeren niet
eens verslavend zijn, gewoon omdat het zo is.
De kracht van de aflaat die de dokter met vurige tongen
heeft verlicht door zelf anderen te verwijten tot een
genootschap te behoren.
Maar dokter, welke sekte laat jou harddrugs
hypnotiseren zodat ze veilig door jouw patienten
chronisch kunnen gebruikt worden zonder ze te
verslaven?
Als jij nu eens een (echte) maffiabaas zou zijn, zou
het hypnotiseren dan ook zo goed lukken? Of zou je
alleen maar nog meer geld verdienen aan de ellende van
zij die je kapot maakt ermee?
Biologie en voor beginners
Ach wat zou het fijn zijn als die dokter zonder naam
kon uitleggen, dat deze stoffen die je oraal inneemt,
verschillen van deze stoffen die je ingespoten krijgt.
Langs welke wonderbaarlijke weg bereiken deze stoffen
dan de hersenen?
Via het bloed toch?
Of heb ik nog een apart leidingenstelsel lopen, waar ik
niet van weet?
Ach, en waarom zouden ze in proefdierenland nou toch
zoveel miljoenen ratten voor de menselijke medische
wetenschap er door draaien.
Als het, hoewel 't alle twee zoogdieren zijn, toch geen
zinnig resultaat kan opleveren, wegens te grote
verschillen?
Vreemd dan, al die proeven op ratten.
Verder dacht ik dat het verschil tussen weinig
amfetamine en een grote partij hierin verschilt, dat je
voor het laatste vrij lang naar de gevangenis moet.
Een verschil tussen amfetamine en amfetamine is me nog
nooit opgevallen.
Het verschil tussen winterwortels en amfetamine wel.
De eerste kan je ongebreideld in grote doseringen nemen
en er zit ook geen bijsluiter bij.
Van het tweede val je zo dood, in hoge dosering, dat je
zelfs niet meer de bijsluiter kan nalezen waarom het
fout ging.
Dat is dan een verschil, dat zonder wetenschappelijk
onderzoek volkomen duidelijk is.
Truus
De vier grote chemische groepen stoffen die
hallucinogeen werkzaam zijn, doen het allemaal op
eenzelfde manier. Ze vernietigen dosis per dosis
neuronen, waardoor een (schijnbaar therapeutisch)
veranderde perceptie op de realiteit gebeurt, maar
waardoor ook een gevaarlijk controleverlies ontstaat op
het gedrag ( tics, agressie, wanen...).
Daardoor ook corrigeert men bijna steeds met
antipsychotica (Risperdal,Dipiperon,Zyprexa enz...).
Op mijn uitdrukkelijke vraag aan de slimme zenuwarts,
die een neuropsychiater waarschijnlijk wel is, welke
aandoening of welke ziekte men kan genezen of
behandelen door het zenuwstelsel structureel te
verwoesten met die harddrugs, heeft de neuropsychiater
nog steeds niet geantwoord.
Ik vermoed dat die vraag van mij zelfs niet relevant
is, want al zou het zo zijn, dat die harddrugs wel
personen kapotmaken zonder de engelbewaarders van de
geneeskunde, de farmaceutische industrie is erin
geslaagd om dokters de magische toverformule te laten
uitspreken over de doosjes die ze voorschrijven,
waardoor die pillen in de doosjes helemaal niet mogen
verslavend werken en nog minder zenuwstelsels mogen
vernietigen.
Die magische toverformule spreken alleen maar slimme
dokters uit, want als ze een keer zodanig uitgedaagd
worden en in 't echt moeten uitleggen in mensentaal wat
de kracht uitmaakt van deze bovennatuurlijke gave
dan komt men heel zwakjes over.
Een gewone mens begrijpt het beter als men het geloof
in de aflaten zou uitleggen, maar dokters hebben nog
steeds niet door dat ze alleen maar in de aflaten van
de industrie geloven, zelfs al noemt men die aflaten
dan doodgewoon Euro's.
Dokters blunderen als ze zich nog slimmer willen
voorwenden dan een apotheker op het vlak van de kennis
van geneesmiddelen.
Probleem is alleen maar: wat verlangt de sponsor van
mij, hé dokter?
Uw dochter heet
voortaan Ritaline
Een land vol psychologen en proleten
laat haar kinderen pillen vreten.
Wee, de verguisde ouder in 't verzet!
Die raakt aanstonds uit 't gezag gezet.
Dwarse kinderen zijn uitgestorven,
moderne kennis is nu verworven.
Jeugdzorg vervult haar taken,
zal ieder verzet wel chemisch kraken.
Ontmoederde kunstwezen,
mogen nog het ergste vrezen
Met een chemisch gesloopt brein
nooit jezelf meer te mogen zijn
Wij zullen 't u zeker niet vergeven.
Wij gunnen u geen moederleven.
Van moedermelk naar amfetamine,
uw dochter heet voortaan Ritaline
Uit Ontmoedering
ADHD is een ziekte van de anderen
ADHD is een
ziekte van anderen, die er niet aan lijden.
En de behandeling is gericht op de exterminatie van wat
een heersende middelmaat zou kunnen bedreigen.
Homo
hominis lupus est.
Een mens gedraagt zich als een wolf tegenover de
medemens, wanneer men met bewustzijnsveranderende
stoffen het zenuwstelsel van kinderen gaat verwoesten.
Men voert een chemische oorlog tegen de eigen
nakomelingen.
Dit is het conflict van de tot algemeen belang verheven
ten top gedreven individuele zelfontplooiing.
De decadentie van een volwassen geworden
flowerpowergeneratie, waar de meesten liever verwende
ikjes waren gebleven (of nog steeds...)
"Deze oorlog eindigde met
op afstand bestuurde raketten, met vliegtuigen die met
de snelheid van het geluid vliegen, met nieuwe typen
onderzeeboten, met torpedo's die hun eigen doel zoeken,
met atoombommen en met het vooruitzicht op een
afschuwelijk soort chemische oorlogvoering. De volgende
oorlog zal noodzakelijkerwijs worden overschaduwd door
deze verwoestende uitvindingen van het menselijk brein.
Als voormalig minister van een hoog ontwikkeld
bewapeningssysteem is het mijn laatste plicht, het
volgende te zeggen: Een nieuwe grootschalige oorlog zal
eindigen met de vernietiging van de menselijke cultuur
en beschaving."
(Albert Speer 1947, uit: Proces van Nurenberg)
Voortaan verkrijgbaar in boekenwinkels:
The active metabolite of Strattera has the same active metabolite as Prozac. See : http://www.haesbrouck.be/strattera_amfetamine.jpg. When both products were metabolised by digestion, both active phenylpropylamines acts in a similar way as the amphetamines act. Amphetamines are chemically close to these new SSRI’s because their chemical structure is a phenylethylamine. Because of the difference of that one C-Atom between phenylethylamines and phenylproylamines, dosages are adapted: amphetamine-pills are at 5mg , Prozac-pills at 20-60mg. As the result, both are working in the same way: destroying neurons to inhibit control over the nervous system and causing symptoms of hallucination on a long term use. I described the working mechanism of ADHD-medication in my book ( for this moment only available in Dutch) : "ADHD-medicatie: medische megablunder", ISBN: 978-909021709-3.
Le métabolite actif de Strattera est le même métabolite actif que Prozac. Voir : http://www.haesbrouck.be/strattera_amfetamine.jpg. Quand les deux produits ont été métabolisés par digestion, les deux phenylpropylamines actifs agissent d'une manière semblable comme que les amphétamines agissent. Les amphétamines sont chimiquement près de ces nouveaux SSRI parce que leur structure chimique est un phenylethylamine. En raison de la différence de cet un C-Atome entre les phényléthylamines et les phenylproylamines, des dosages sont adaptés : les amphétamine-pillules sont à 5mg, Prozac-pillules à 20-60mg. Comme résultat, tous les deux fonctionnent de la même manière : en détruisants les neurones pour empêcher le contrôle du système nerveux et de causer des symptômes d'hallucination sur une utilisation à long terme. J'ai décrit le mécanisme fonctionnant du l'ADHD-médicament en mon livre (pour ce moment seulement disponible dans le Néerlandais) : « ADHD-medicatie : medische megablunder », ISBN : 978-909021709-3.
Over mijzelf
Ik ben Fernand Haesbrouck
Ik ben een man en woon in Ieper (Belgie) en mijn beroep is apotheker.
Ik ben geboren op 13/01/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: koken en fotografie.
Ik hoop dat deze medische megablunder van de eeuw snel tot het verleden mag behoren.
De geneeskunde zou zich moeten schamen.
Videos die de
farmaceutische industrie liever VERBERGT !!!
De geneeskunde demoniseert mijn actie tegen het
voorschrijven van harddrugs bij kinderen.
Ik koos er opzettelijk voor om niet de
wetenschappelijke toer op te gaan, omdat
wetenschappelijke waarschuwingen over die materie
vakkundig de doofpot bereiken.
Deze drie video's zijn al een paar jaren oud en
zouden als wetenschappelijke informatie kunnen gebruikt
worden.
En wat gebeurde ermee ?
Juist.
Dokters in de geneeskunde blijven kinderen drogeren en
zelfs de Overheid vergoedt deze manier van drogeren en
ook het instellen van een toxicomanie bij kinderen.
Een epidemie of fraude ?
Ik noem het de grootste medische blunder van de
eeuw.
Vooraf dit : noteer dat Luvox bij ons Floxyfral
noemt , dat Ritalin bij ons Rilatine en Concerta
zijn,en dat de actieve metaboliet van Strattera net
dezelfde is als die van Prozac.
De eerste video duurt 56 minuten, de twee anderen
ongeveer 12 minuten en ze zijn ... engelstalig.
Sterke
stimulantia worden als psychotica gebruikt in
doseringen totdat men de nevenwerkingen bereikt.
Er ontstaat een
psychotisch gedrag als bijwerking omdat neuronen worden
verwoest.
Immers, de
psychiatrie heeft voor die bijwerking op een
frauduleuze manier een winstgevende
therapeutische indicatie bedacht : ADHD !
Het rustig
lijken is gewoon een dwangmatig psychotisch gedrag.
In de
literatuur spreekt men van een robotachtig gedrag, wat
eigenlijk een eufemisme is van dwangmatig psychotisch.
Na chronisch
gebruik worden bijna steeds corrigerend antipsychotica
toegediend (Risperdal,Dipiperon, Zyprexa),
omdat een controleverlies optreedt van het gedrag
(tics, wanen, agressie).
FDA waarschuwt
dat ADHD-medicatie psychotisch maakt en sterfgevallen
kan veroorzaken.
Des stimulants forts
sont utilisés comme psychotica dans les doses jusqu'à
ce qu'on atteigne des effets secondaires.
Le comportement
psychotique est un des effets secondaires, parce qu’on
détruit les neurones.
En
effet, la psychiatrie a inventé une indication thérapeutique
lucrative pour cet effet secondaire d'une façon
frauduleuse : Le syndrome TDAH !
Un comportement
compulsif se traduit dans : sembler tranquille.
Les enfants obtiennent
un comportement de robots, dans d’autres mots: un
comportement compulsivement psychotique.
On doit corriger
presque toujours avec des antipsychotiques (
Risperdal,Dipiperon,Zyprexa), en raison d'une perte de
commande au sujet du comportement ( les tics,
agression, les hallucinations)
Dans une période de
quatre ans, le nombre internés dans la psychiatrie a
doublé avec un facteur six ( Belgique).
La FDA demande des
fabricants de drogue de TDAH informer
des patients au sujet des évènements défavorables
cardiovasculaires et des évènements défavorables
psychiatriques.
The strongest
stimulants are used as psychotica in dosages until the
side effects are reached.
A psychotic behavior is
a side effect because the neurons are destroyed.
Psychiatry invented
a commercial therapeutic indication for that side
effect in a crimininal way: ADHD!
Seeming quiet is simply
being compulsively psychotic.
These children obtain a
robotlike behavior, what simply means a compulsively
psychotic behavior.
Almost all chronic
users must be corrected with antipsychotics (Risperdal,
Dipiperon, Zyprexa) because of a control loss
concerning behaviour (tics, aggression,
hallucinations).
In a period of four
years the number of ADHD-patients in psychiatry doubled
with a factor six.(Belgium)
FDA
Directs ADHD Drug Manufacturers to Notify Patients
about Cardiovascular Adverse Events and Psychiatric
Adverse Events
We kennen allemaal de enthousiaste verhalen van therapeuten, medicijnmannen, piskijkers, astrologen, homeopaten, iriscopisten, Jomanda en andere kwakzalvers over hun eigen kunsten, het succes van hun therapie of de precisie van hun voorspellingen. Erger nog: velen van ons geloven hen. Zo bezien is het niet zo gek dat onderzoekers hebben geprobeerd therapieën en medicatie aan de strengst mogelijke onderzoekseisen te onderwerpen.
De gedachte is: laat eerst maar eens zien wat je waard bent in strikt gecontroleerd onderzoek (die vorm van onderzoek wordt aangeduid met de naam randomized controlled trials, kortweg: RCTs). Dat is in een notendop de filosofie van evidence-based medicine, of ruimer evidence-based practice : alleen medicijnen, medische ingrepen en therapieën die hebben bewezen dat ze echt effect sorteren, komen als behandelingsoptie in aanmerking en worden vergoed. We geloven de arts of therapeut niet meer op zijn mooie praatjes, we willen eerst harde bewijzen zien dat iets werkt. Ook mensen zoals ik, die niet weglopen met de onbuigzame en misschien wel onmenselijke d.w.z. niet voor mensen ontworpen natuurwetenschappelijke onderzoeksmethoden, moeten toegeven dat enig wantrouwen tegenover al te menselijke goedgelovigheid op zijn plaats is.
So far so good. Maar vervolgens is er iets misgegaan. In de wetenschap waar die strenge wetenschappelijke methoden het eerst zijn toegepast, de farmacologie, is het meteen grondig fout gelopen. Dat wil ik eerst laten zien. Vervolgens wil ik het hebben over de psychotherapie, de sector waarin ik werkzaam ben, zij het niet als therapeut. Ook daar mankeert nogal wat aan de schone schijn die de auteurs van het evidencebeest ons voorspiegelen.
Wie na het boek, The constant gardener van John Le Carré (of de film) wil weten hoe het nu écht zit met de weldaden en vooral de misdaden van de farmaceutische industrie, moet David Healy lezen.
Zeker zo spannend. Hij onthult in zijn geschiedschrijving van de psychofarmacologie schokkende feiten, ook al zijn het geen moorden-met-voorbedachten-rade, zoals bij Le Carré. Healy was in eerdere geschriften nog betrekkelijk mild in zijn oordeel, maar in zijn magnum opus (Healy, 2002) heeft hij geen goed woord meer over voor de wetenschappelijke methoden van de farmaceutische industrie. Kort samengevat: ooit werd de research gedaan door onafhankelijke onderzoekers, maar deze werden al spoedig vervangen door werknemers van het farmaceutische bedrijf zelf. Tegenwoordig worden vooraanstaande clinici ingehuurd om als schaamlap te dienen: zij tekenen voor onderzoeksverslagen die ze nooit gelezen, laat staan geschreven hebben. Als lezer ben je geneigd dat relaas met een flinke schep zout te nemen, totdat je de noot opzoekt die bij deze alinea hoort: Alle feiten in deze passage zijn gebaseerd op praktijken die ik niet alleen heb gezien, maar waaraan ik zelf heb deelgenomen (Healy, 2002, noot 100, p. 438).
Deze klokkenkluider heeft eerst zelf vuile handen gemaakt en is vervolgens met slaande deuren vertrokken om de wereld kond te doen van alles wat er vies en voos is aan de pillenindustrie. Zijn boeken, vooral "The creation of psychopharmacology", hebben hun uitwerking niet gemist: hij heeft velen wakker geschud en de farmaceutische industrie staat in een kwaaiere reuk dan ooit tevoren.
Volgens Healy bestaat er bijvoorbeeld onderzoek dat laat zien dat persoonlijkheidstrekken van patiënten voor 50 procent kunnen voorspellen hoe groot de kans is dat iemand reageert op antidepressiva (...) en ook op antipsychotica (Healy, 2002, p. 314).
Maar voor dat onderzoek heeft de farmaceutische industrie geen belangstelling: zij wil het toepassingsdomein van een middel niet inperken maar liefst zo omvangrijk mogelijk maken. Dat veel te veel patiënten psychofarmaca krijgen toegediend, is al een ramp, maar dat wetenschappelijk onderzoek naar het verband tussen stoornissen, geneesmiddelen en persoonlijkheidsstructuren niet van de grond komt, is zo mogelijk nog erger. RCTs kunnen wel degelijk zo worden uitgevoerd dat eruit blijkt welk percentage patiënten naar alle waarschijnlijkheid een bepaalde farmacotherapie heilzaam en aanvaardbaar zal vinden. Maar zulk onderzoek wordt niet gedaan, stelt Healy vast en hij concludeert: Als wetenschap wil zeggen dat we alle mogelijke gegevens over een verschijnsel verzamelen, dan is de moderne psychiatrie ondanks haar retoriek allesbehalve wetenschappelijk (Healy, 2002, p. 315).
Andere wanpraktijken die Healy constateert, zijn het meer dan één keer publiceren van positieve onderzoeksresultaten en het niet publiceren van negatieve resultaten. Wanneer die niet-gepubliceerde resultaten worden meegeteld, blijkt de identiteit van de sponsor die het onderzoek subsidieert de beste voorspeller van het onderzoeksresultaat te zijn. Als we Healy mogen geloven staan de zaken er in de psychiatrie beroerd voor: hij komt tot een vernietigend oordeel over de psychofarmacologie en de biologische psychiatrie. Voeg bij de niet-publicatie van onderzoeksgegevens het feit dat het distributienetwerk van deze door ghostwriters geschreven artikelen veel beter geolied is dan de reguliere wetenschappelijke kanalen voor de verspreiding van onafhankelijke onderzoeksresultaten en het wordt duidelijk in welke mate de informatiebeheersing een industriële aangelegenheid is geworden.
Waar de psychofarmacologische literatuur ooit het gezag uitstraalde van clinici die uit eigen waarneming wisten waarover zij het hadden, is aan het eind van de 20ste eeuw een steeds groter deel van de onderzoeksliteratuur verworden tot het psychiatrische equivalent van een Big Mac (Healy, 2002, pp. 310/11). Kortom: geen wetenschap, maar reclameslogans, commercie en propaganda, onder meer om de consument rijp te maken voor de acceptatie van een biologische psychiatrie. Inmiddels zijn psychiatrische vakbladen dan ook verplicht om psychiaters en psychofarmacologen te vragen naar mogelijke belangenverstrengeling. Werkt u voor Eli Lilly? Dan raden we de lezer aan uw betoog niet voor zoete koek te slikken! is de impliciete boodschap.
Maar is dit alleen een probleem bij farmacotherapie? vraagt Healy zich af. Het is een retorische vraag en het antwoord luidt: Nee, het geldt ook voor de psychotherapie. Ook daar staan grote financiële belangen op het spel, zij het nog niet van een industrie als de farmaceutische, maar wel van specialistische verenigingen en beroepsgroepen. Healy waarschuwt dan ook voor een al te simpele conclusie die de psychotherapie zou ontzien: Oppervlakkige lezing van deze geschiedenis (van de psychofarmacologie, ml.) suggereert wellicht dat dit het probleem is: een wetenschap die is gecorrumpeerd door het bedrijfsleven (de farmaceutische industrie, nl.). Maar het feit dat een soortgelijke dynamiek het domein van de psychotherapie heeft aangetast, waarschuwt tegen de al te gemakzuchtige aanvaarding van een dergelijke conclusie. (Healy, 2002, p. 332).
In de psychotherapie is de eis van evidence-based practice pas veel later gesteld dan in de psychofarmacologie. Het zijn vooral de gedragstherapeuten geweest die voorop hebben gelopen bij effect(iviteits)onder zoek van hun therapie. In 1953 joeg de overigens nogal omstreden psycholoog Hans Jürgen Eysenck in zijn boek Uses and abuses of psychology de knuppel in het hoenderhok van psychologen, psychotherapeuten en vooral psychoanalytici (die toentertijd het psychotherapeutische landschap beheersten) door hen uit te dagen: het effect van psychotherapie zou volgens hem niet uitstijgen boven het natuurlijke herstel dat patiënten laten zien die op een wachtlijst voor therapie staan. De gedragstherapeuten waren de eersten die de knuppel oppakten. Zij wilden zich niet bij dit vonnis neerleggen, temeer omdat zij altijd al hadden gepretendeerd dat hun therapie wetenschappelijk het best was onderbouwd. In de jaren 70 toonden meta-analyses van Smith en Glass de gunstige effecten van psychotherapie aan en zij weerlegden daarmee de stelling van Eysenck. Toch bleef men in grote delen van de gezondheidszorg van mening dat psychologische therapieën voor bepaalde stoornissen ofwel domweg niet werkten of inferieur waren aan farmacotherapie. In 1995 probeerde de Division 12 (Clinical psychology) task force on promotion and dissemination of psychological procedures van de American psychological association (APA) psychologische behandelingen te promoten door criteria te publiceren waarmee empirisch ondersteunde therapieën voor bepaalde stoornissen kunnen worden vastgesteld. Deze werkgroep kwam met achttien behandelingen waarvoor de empirische steun in RCTs goed genoeg werd geacht. De meeste daarvan waren vormen van cognitieve gedragstherapie (CGT). Het rapport leidde niet alleen tot herwaardering van en geestdrift voor psychologische therapieën, maar ook en vooral tot erg veel gekissebis. Enerzijds vergrootte het de erkenning van aantoonbaar effectieve psychotherapieën onder het grote publiek, bij beleidsmakers en in opleidingsprogrammas. Anderzijds wonden veel psychotherapeuten zich op over het feit dat de werkgroep zijn aandacht exclusief had gericht op korte, geprotocolleerde therapieën en op specifieke therapie-effecten in plaats van op de gemeenschappelijke factoren. Bovendien was lang niet iedereen onder de indruk van het bewijsmateriaal dat de taskforce aandroeg voor de superioriteit van de empirisch ondersteunde therapieën.
Een vooraanstaand criticus van bovengenoemde werkgroep en van de geselecteerde en gepropageerde empirisch ondersteunde psychotherapieën is Drew Westen, duizendpoot, veelschrijver en psychoanalytisch georiënteerd therapeut en onderzoeker. Hij schetst de situatie aan het begin van de 21e eeuw als volgt: De therapieën die wij meta-analytisch hebben onderzocht, zijn bewezen even effectief als of effectiever dan farmacotherapieën, die het voordeel hadden dat de farmaceutische industrie miljarden dollars kon steken in onderzoek en marketing ervan. Maar dat is nog pas de helft van het verhaal: Met uitzondering van CGT voor paniek herstelde de meerderheid van de patiënten in de therapieën voor alle stoornissen die we hebben onderzocht niet (Westen et al., 2004, p. 650). Met andere woorden: kortdurende psychotherapieën doen de symptomen weliswaar snel afnemen, maar genezing of volledig herstel wordt niet bereikt.
De belangrijkste kritiek zal ik kort samenvatten. Het voornaamste kritiekpunt is dat veel onderzoek een self-fulfilling prophecy is. We worden, al dan niet opzettelijk, bedrogen. In de eerste plaats bepaalt de therapievoorkeur van de onderzoekers welke behandeling(en) worden onderzocht. Omdat de meeste onderzoekers CGT-minded zijn, is CGT de meest onderzochte therapie. Hierboven heb ik de CGT-stroming als geheel nog om haar onderzoeksijver geprezen, maar, in de tweede plaats, worden ook de onderzoeksresultaten in hoge mate bepaald door de therapievoorkeur van de onderzoekers. Het gaat hier om de veelbesproken, maar zelden verdisconteerde loyaliteitseffecten (allegiance effects). Lester Luborsky stelde in 1999 vast dat hij louter op grond van de therapievoorkeur van de onderzoeker(s) de uitkomsten van effectonderzoek waarin therapieën onderling op hun werkzaamheid werden vergeleken met vrij grote zekerheid kon voorspellen. Onlangs deed Luborsky dat onderzoek nog eens over (Luborsky & Barrett, 2005) en het resultaat was identiek: als je weet wie het (effect)onderzoek doet, weet je ook wat eruit komt. Zoiets zet al die harde-feitenpretenties (niet alleen van effectonderzoek trouwens) wel in een heel ander daglicht!
Hoe zetten onderzoekers de resultaten naar hun hand? Bijvoorbeeld door de succescijfers van hun therapie uit te drukken als percentage van het aantal patiënten dat de behandeling voltooit. Afvallers (drop-outs, hier kom ik nog op terug) en potentiële deelnemers van het onderzoek die om allerlei redenen als niet-bruikbaar werden afgewezen, blijven buiten beschouwing. Dit flatteert de behandelresultaten van RCTs enorm. Als de precieze aard van de succescijfers al in de publicatie wordt vermeld, dan nog kraait geen haan naar het hoe en waarom van zo veel afvallers.
Kwalijk is ook dat onderzoek dat geen significante uitkomsten oplevert, nauwelijks wordt gepubliceerd. Dat komt niet alleen omdat onderzoekers liever met positieve en spectaculaire resultaten op de proppen komen, maar ook omdat tijdschriftredacties vaak niet bereid zijn negatieve resultaten, die net zo informatief zijn als significante positieve uitkomsten, te publiceren. Daarom schetsen de uitkomsten van meta-analyses, voor zover het ongepubliceerde onderzoek buiten beschouwing blijft, systematisch een te rooskleurig beeld van de werkelijke situatie.
Er wordt in de psychotherapie enorm veel poeha gemaakt over wat de ene therapie van de andere onderscheidt, maar naar alle waarschijnlijkheid zijn de hoofdvormen van psychotherapie (cognitieve/gedragstherapeutische, cliëntgerichte/ experiëntiele en psychoanalytische/ psychodynamische) ongeveer even effectief, mits je het vooroordeel van de onderzoeker(s) neutraliseert. Toch zijn het vooral de ultrakorte cognitief- gedragstherapeutische behandelingen die de richtlijnen voor verschillende stoornissen domineren. Maar het is zacht gezegd lang niet zeker dat die korte, geprotocolleerde therapieën echt de beste therapieën zijn. Ik som kort wat redenen op waarom dat zelfs onwaarschijnlijk is:
1 Een protocol ontstaat als een min of meer toevallig tot stand gekomen, gestandaardiseerde versie van een behandeling en veel van de procedurele details van een therapiepakket worden tijdens het schrijven van het behandelprotocol noodgedwongen beslist op niet-empirische gronden. Moeten sessies een of twee uur duren? Wekelijks of tweewekelijks? Individueel of groep? Totaal 20 sessies, of 12 of 16? (Haaga, 2004, p. 674). Die protocollering is nodig opdat de onderzoeker weet dat de therapeut doet wat hij wordt verondersteld te doen en dat alle aan het onderzoek deelnemende therapeuten hetzelfde doen. Wanneer een protocol empirisch ondersteund is, betekent dat geenszins dat de specificaties ervan optimaal zijn (Haaga, 2004). Maar eenmaal effectief betoond, gaat het protocol een eigen leven leiden. Niemand twijfelt meer aan de (effectiviteit van de) ingrediënten van de therapie. Andere ingrediënten, die wellicht (nog) beter zijn, worden niet meer onderzocht. 2 RCTs verhullen meer dan ze onthullen. Bij een gebleken effect weet je slechts dat de behandeling voor de proefgroep-als-geheel werkt. Je weet niet wat er precies genezend werkt en evenmin bij wie het effect optreedt en bij wie niet. Het is dus geenszins zeker dat de richtlijn de beste therapie voorschrijft voor een individu met al zijn persoonlijke kenmerken en eigenaardigheden.
3 De steekproef in een RCT is nooit klinisch representatief. Onderzocht worden steevast patiënten met één welomschreven stoornis- volgens-het-boekje (dat boekje is de DSM, de bijbel van de psychiatrische diagnoses). De selectie is erop gericht de homogeniteit van de diagnose te maximaliseren. Veel potentiële deelnemers aan het onderzoek vallen af, want de meeste patiënten hebben volgens de criteria van de DSM meer dan één stoornis. Als deze patiënten voor of tijdens het onderzoek gedropt worden men spreekt van drop-outs, vandaar , dan vermindert dat de generaliseerbaarheid naar de doelgroep, want die is zelden symptoomzuiver. Bij dat droppen gaat het niet kinderachtig toe: In de gemiddelde RCT (...) wordt tussen eenderde en tweederde deel van de patiënten die zich aanmelden, uitgesloten van behandeling, en de categorieën patiënten die worden uitgesloten, lijken vaak niet alleen representatiever maar zijn ( ) ook therapieresistenter gebleken (Westen et al., 2004, p. 658). De onderzochte en empirisch ondersteunde therapieën lijken dus vooral te zijn toegesneden op de niet of nauwelijks bestaande ideale patiënt.
4 De meeste richtlijntherapieën zijn domweg te kort voor een goed resultaat, want de meeste stoornissen laten zich niet in drie maanden genezen. RCTs omvatten zelden follow-uponderzoek over een voldoende lange periode. Cognitieve gedragstherapie is tamelijk effectief als het gaat om onmiddellijke symptoomvermindering, maar het is niet zo dat de gemiddelde patiënt herstelt en hersteld blijft over langere tijd. De gerapporteerde resultaten betreffen de korte termijn en het is allesbehalve zeker dat ze gedurende langere perioden na het einde van de therapie overeind blijven.
5 In RCTs wordt veel te weinig gebruikgemaakt van relevante controlegroepen. Meestal bestaat de controleconditie uit een wachtlijst of geen behandeling. Dat is de vergelijking die Eysenck in 1953 eiste voor fatsoenlijk effectonderzoek. Maar het is niet genoeg, want inmiddels is ten overvloede aangetoond dat eigenlijk alles wat onderzoekers gedurende tien of twintig sessies met patiënten doen en waarvan ze geloven dat het zal werken tot betere resultaten leidt dan experimentele condities die zijn bedoeld om niet te werken. Het enige wat kan worden geconcludeerd uit zulk onderzoek is dat iets dat bedoeld is om effectief te zijn superieur is aan iets dat bedoeld is niet effectief te zijn (Westen et al., 2005, p. 428). Als je de effectiviteit van psychotherapie in het algemeen wilt bewijzen, dan kies je voor een zwakke controle: een wachtlijst of geen behandeling. Maar als je de werkzaamheid en de superioriteit van een specifieke psychotherapeutische aanpak wilt bewijzen, dan is een wachtlijst of geen behandeling of zelfs treatment as usual een zwaktebod. Westen adviseert onderzoekers te stoppen met iedere vorm van placebocontrole die bedoeld is niet te werken. Als het doel is evidence-based practice de weg te wijzen, zouden onderzoekers zich nog slechts moeten verlaten op twee typen controlecondities: (a) therapieën die worden uitgevoerd door ervaren clinici die proberen een zo goed mogelijk behandelresultaat te bereiken en die niet worden beperkt in de duur van de therapie door ofwel de onderzoekers ofwel subsidiënten, en (b) verschillende duren van dezelfde experimentele behandeling, waardoor niet alleen gecontroleerd wordt voor therapievoorkeur (loyaliteit, allegiance) van de therapeut(en) en de onderzoeker(s), maar waardoor tevens empirische gegevens beschikbaar komen over de optimale therapieduur (Westen et al., 2005, p. 430).
De conclusie moet niet luiden: weg met alle randomized controlled trials. Maar RCTs moeten niet langer opgevat worden als de enige vorm van onderzoek en misschien evenmin als gouden standaard. Daarvoor zijn ze te kwetsbaar gebleken voor misinterpretatie en misbruik. Er is in veel RCTs gesjoemeld en de invloed van allegiance effects op onderzoeksresultaten is verontrustend groot gebleken. Westen stelt daarom voor in ieder onderzoeksteam ten minste één potentiële dwarsligger op te nemen: een aanhanger van een andere therapieschool of, in het geval van psychofarmaca, een onderzoeker die niet werkt voor de desbetreffende pillenfabrikant. Maar het zou natuurlijk nog mooier zijn als de onderzoekssubsidiënten dit als voorwaarde voor financiële steun zouden stellen. De redacties van wetenschappelijke tijdschriften moeten ook veeleisender worden voor zij een onderzoeksverslag accepteren. Hetzelfde geldt voor instanties als de Amerikaanse Food and drug administration (FDA) of het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, die beslissen over de consequenties van het door de farmaceutische industrie uitgevoerde en gepresenteerde onderzoek, en daarmee over de vraag of een medicijn op de markt komt. Wetenschap is een beetje de ideologie van onze tijd. Wat uit onderzoek blijkt, wordt als waarheid geaccepteerd. Ten onrechte (vaak). Vereist is dus: een kritische houding, en misschien zelfs regelrecht wantrouwen, tegenover de conclusies en verregaande pretenties van wetenschappelijke theorieën en, vooral, onderzoek.
Max Lauteslager Max Lauteslager is psycholoog en werkt voor de Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie. Correspondentieadres: maxlaut@xs4all.nl De hier afgedrukte tekst is een sterk ingekorte versie van zijn artikel Het evidence beest heeft kuren. Gebruik en misbruik van EBP, RCT- en EST-methodologie in het Tijdschrift voor Psychotherapie, 32 (2006), 347-366. Alle cursiveringen in citaten zijn van de auteur.
Een
Minister van Onderwijst organiseert doping in de
klassen (CLB's) opdat kinderen beter zouden presteren
en blijft daarover zeer hypocriet zwijgen.
Terwijl het instellen en het in stand houden van een
toxicomanie nog steeds strafbaar is.
Mijnheer de Minister
van Onderwijs,
Dokters maken ons wijs dat ze niet weten hoe
ADHD-medicatie werkt.
Zie de internationale literatuur daarover en ook de
bijsluiters.
Dokters schrijven ADHD-medicatie voor op basis van
criteria die vooral te maken hebben met het pedagogisch
comfort van de omgeving.
Zie daarover de diagnosecriteria van DSM-IV.
Voordat ADHD als
ziekte of als aandoening werd uitgevonden om het
pedagogisch comfort te behandelen, kende de
maatschappij dat werkingsmechanisme van die harddrugs
wel.
Toen bestonden precies daarom geen therapeutische
indicaties.
Dat mechanisme beschrijf ik op mijn website en in mijn
boek: ADHD-medicatie:medische megablunder.
Maar omwille van
commerciële overwegingen besliste een medische
industrie om de gekende manier waarop die harddrugs het
zenuwstelsel verwoesten, liever als onbekend te
promoten.
Nu groeide een
generatie wetenschapslui op met de overtuiging dat het
verhogen van een pedagogisch comfort met
wondermedicatie een nieuwe generatie jongeren ten goede
komt, omdat men liever verdoezelt hoe die middelen
eigenlijk wel werken.
Omdat ik sinds mijn
opleiding niet vergeten ben, hoe een en ander in elkaar
steekt, stel ik al meer dan twee jaar de vraag aan
slimme zenuwartsen welke ziekte of aandoening men kan
behandelen of genezen door het zenuwstelsel zodanig
irreversibel toe te takelen zoals ik afbeeld op de
cover van mijn boek.
Tot op heden
antwoordde nog niemand, en dit terwijl de laatste vier
jaren het aantal psychotisch gemaakte ADHD-kinderen in
de psychiatrie verzesvoudigd is en dat aantal maar
steeds blijft stijgen.
Ik zwijg dan nog van de sterfgevallen, door zogezegde
aangeboren hartziekten en van de zelfmoorden ermee.
Immers de onbekend gewaande werking maakt die harddrugs
ook zogezegd heel veilig voor geneeskundig gebruik, hoe
zouden kinderen daar nu mee kunnen doodvallen?
Zelfs FDA waarschuwde
onlangs dat ADHD-medicatie kinderen de psychiatrie en
de dood kan injagen.
Maar deze boodschap is aan de geneeskunde en de
verantwoordelijke overheden totaal voorbij gegaan.
ADHD-medicatie valt onder een opiumwetgeving en dokters
moeten zich kunnen verantwoorden als ze zonder een
echte therapeutische indicatie harddrugs aan kinderen
voorschrijven.
De enige therapeutische verantwoording die momenteel
officieel gekend is kwam van de KULeuven in 2005, waar
in een postuniversitaire cursus voor medici gesteld
werd dat die dingen meestal voorgeschreven werden op
vraag van ouders, schooldirecties, vrienden en
kennissen.
Een verantwoording die
een toetsing door de Provinciale Geneeskundige
commissie wel niet zal doorstaan, vrees ik.
Niettemin worden op
scholen kinderen gedrogeerd om beter te kunnen
presteren en ook zoals eerder gezegd, omwille van het
pedagogische comfort.
Lees het arrest nr224,Rep.Nr.2004/7081
van het Hof van Beroep te Antwerpen, zitting van
16/12/2004 (Jeugdkamer)).
Terwijl een andere rechtbank in Beroep een renner,
die met gelijkaardige stoffen ook zijn prestaties wou
verbeteren een boete van 250.000 Euro oplegde.
Kortom Uw diensten
zijn bekend met het chronisch toedienen in de scholen
van cocaïne en amfetamineproducten om kinderen beter
te laten presteren en omwille van het pedagogisch
comfort van het onderwijzend personeel.
Het gebruik van die
harddrugs is een nieuwe cultuur geworden in het
onderwijs, terwijl de geneeskunde om evidente redenen
nog steeds niet schijnt te (willen) weten hoe die
dingen werken.
Momenteel bestaan bijna alle klassen uit kinderen waar
sommigen gedrogeerd zijn en dan anderen weer niet.
Mijnheer de Minister,
kunt U toestaan dat kinderen die niet gedrogeerd zijn
in de klas worden achteruitgesteld door gedrogeerde
klasgenootjes?
Mijnheer de Minister U
weet wel dat renners die zich niet drogeren dan ook
geen koersen kunnen winnen.
Omdat de geneeskunde
en een stroman van de industrie mijn acties tegen het
drogeren van de jeugd niet zo gunstig gezind zijn, werd
ik voor die materie voor de Orde van Apothekers
gedaagd.
Ik zou dokters het
verwijt toesturen dat men harddrugs voorschrijft zonder
te weten waarmee men bezig is.
Hetgeen ze beledigend vinden en een aanslag op hun
‘integriteit’.
Intussen werd ik door
dat tuchtorgaan vrijgesproken onder meer omwille van de
wel gekende werking van die harddrugs en het feit dat
dokters helemaal niet (willen) weten waarmee ze bezig
zijn.
Maar ook intussen
blijven in de klassen gedrogeerde kinderen de kansen
van niet gedrogeerde kinderen benadelen.
Ik besef wel dat
geneeskunde en industrie blijven hameren op een massaal
gebruik van het cocaïne-en amfetaminegebruik bij
kinderen in de scholen, maar is het niet de hoogste
tijd om maatregelen te nemen zodat onderwijs kan
gegeven worden in klassen met alleen maar gedrogeerde
kinderen en hetzelfde onderwijs ook in afzonderlijke
klassen met niet-gedrogeerde kinderen?
Men is
perfect op de hoogte van de verwoestende werking
van die middelen ( zie ook FDA: http://www.fda.gov/bbs/topics/NEWS/2007/NEW01568.html) en toch verkiezen CLB’s,
dokters en schooldirecties nog steeds om kinderen
doping toe te dienen voor het eigen profijt.
Uit de motivering van mijn vrijspraak blijkt duidelijk
dat het niet de bedoeling is van de geneeskunde en de
industrie om een discussie ten gronde te voeren over de
manier waarop harddrugs het zenuwstelsel van gebruikers
verwoesten.
Deze houding kan alleen maar CRIMINEEL genoemd worden
omdat men op die manier op de kap van een nieuwe
generatie de decadentie in de maatschappij wil
bevorderen voor het eigen profijt.
Mijnheer de Minister,
kinderen worden doelbewust medisch kapotgemaakt terwijl
men de samenleving blijft voorhouden dat men niet eens
weet waarom en op welke manier men zoiets doet.
En wat nog veel erger
is, de nevenwerkingen van het chronisch gebruik van die
psychotica worden handig aangegrepen om als symptomen
van de ‘ziekte’ verklaard te worden, waardoor men
hoger moet doseren en zelfs nog antipsychotica
(neuroleptica) moet gaan toedienen.
Behandelende dokters zijn niet eens in staat om
symptomen van een uitgevonden ziekte te kunnen
onderscheiden van de schadelijke nevenwerkingen van
chronisch dopinggebruik.
Zelfs zijn de meest gebruikte neuroleptica bij kinderen
(in die materie) niet eens geregistreerd voor gebruik
bij kinderen.
En dat kan zomaar allemaal.
Bovendien was het nu juist de bedoeling van de
uitvinding van deze nieuwe ziekte, dat de
nevenwerkingen van de verkochte medicatie als symptomen
van de ziekte zouden kunnen uitgelegd worden.
Een commercieel perpetuum mobile, zeg maar.
Men focust alleen maar op een gigantisch eigen profijt
en het korte termijn welbevinden van gelegaliseerde
harddrugs.
De medische en politieke corruptie en de collusie
daaromtrent leg ik uit in mijn boek:
ADHD-medicatie:medische megablunder.
Mijnheer de Minister, dit is schuldig verzuim als geen
maatregelen worden genomen om die waanzin in de scholen
te stoppen.
Doping in de klassen kan gewoon niet, zelfs niet als
dokters legaal ( maar dan zonder kennis erover) dealen.
Dokters zijn op dat
gebied niet geloofwaardig omdat ze voorhouden dat ze
drogeren met stoffen waarvan ze niet (willen) weten hoe
ze werken, en ze de schuld op anderen proberen te
schuiven als ze dreigen er verantwoording voor te
moeten afleggen.
Als die kinderen echt
ziek zouden zijn, moeten ze van de andere kinderen
afgezonderd worden of thuis blijven, want zoals uit de
huidige cijfers blijkt, is zoiets heel erg
besmettelijk, zelfs epidemisch en kunnen sommige
psychiatrische ziekenhuizen de opnamen van verslaafden
en karaktergestoorden door het gebruik van harddrugs
amper nog aan.
En laat ons dan nog zedig zwijgen over het dealen van
die stoffen op de speelplaatsen.
Iedereen is daarvan op de hoogte, alleen ... een
Minister niet.
Tot slot ben ik ervan
overtuigd dat U zult antwoorden dat U niet over de
bevoegdheid beschikt om de doping in de scholen te
verbieden.
Ik begrijp dat.
Maar het is wel Uw bevoegdheid om de onrechtvaardigheid
aan te pakken die momenteel heerst in de klassen door
gedrogeerde kinderen samen met niet gedrogeerde
kinderen op eenzelfde manier de lessen te laten volgen.
Ik probeerde uit te leggen op welke manier U daarmee de
niet gedrogeerde kinderen benadeelt.
Vandaar deze brief.
Apotheker Fernand Haesbrouck
Het medisch denken van dokters die dealen
Er is het gezegde : als het absurde normaal wordt, dan is de totale waanzin niet meer veraf.
Als men pedagogisch comfort kan kopen, door legaal amfetaminecocaïne doping te dealen, dan is de waanzin inderdaad niet ver meer af.
Rilatine en Concerta zijn cocaïneproducten, die door de amfetaminewerking op de lijst staan van de verdovende middelen.
Men houdt de patiënten en ouders voor dat een medicamenteuze therapie alleen maar dient ter ondersteuning van een noodzakelijke gedragstherapie.
Maar wie wil therapeut zijn voor een persoon,die chronisch wordt behandeld met een cocaïneproduct en waarbij de mogelijkheid tot zelfcontrole helemaal is kapotgemaakt.
En wat te denken van de therapeuten van Jimenez en Pantani, renners die ook cocaïne gebruikten om zich beter te kunnen concentreren en om beter te kunnen presteren?
Die therapeuten werkten inderdaad 'succesvol' wanneer de patienten medicinaal 'ondersteund' waren. De patiënten pleegden uiteindelijk zelfmoord. Triomf van de medicinale ondersteuning met cocaïnedoping.
De totale therapeutische vrijheid van een dokter stopt op het ogenblik dat het gaat over producten op de lijst van verdovende middelen.
Dan moet een dokter zich kunnen verantwoorden.
Het gaat hier immers over het instellen van een toxicomanie.
Nu is het zo dat geen enkel labonderzoek of geen enkele hersenscan kan aantonen dat een kind ziek zou zijn aan ADHD, integendeel , die kinderen zijn fysiologisch perfect gezond.
Vandaar dat men in de diagnosestelling een ‘nieuw’ begrip heeft ingevoerd. Het multidisciplinaire team.
Het gaat hier over CLB ( schoolniveau) en Zitstil (thuisniveau).
Het is bekend dat Zitstil royaal betaald wordt door de farmaceutische bedrijven, die de verdovende middelen in de handel brengen. En voor wat hoort wat.
Zelfs de oude romeinen kenden het al : "do ut des"!
Ook CLB gaat ervan uit dat Rilatine en Concerta veilige producten zijn, terwijl die instelling helemaal niet bevoegd is om op dat vlak een mening te hebben. Bovendien moeten de dokters er hun mond houden en alleen maar voorschrijven.
Naar aanleiding van een vraaggesprek in de krant van West-Vlaanderen (30/09/2005) over de spectaculaire stijging van het amfetaminegebruik bij kinderen , stelt CLB dat Rilatine en Concerta absoluut veilige producten zijn. Ik had gevraagd dat een dokter in naam van het CLB tegenover de pers openlijk zou verklaren dat die amfetamines geen gevaarlijke stoffen zijn. Antwoord van het ADHD-team bij CLB aan de journalist : “Helaas heeft zij haar naam niet gezegd en werd mij uitdrukkelijk gevraagd enkel de verantwoordelijke voor het ADHD-team als woordvoerder te vermelden.’
Als die instanties nu scorepunten toekennen op de graad van verstoring van het pedagogisch comfort , zowel op school als thuis, dan vormen veel scorepunten voor een neuroloog of psychiater de uiteindelijke verantwoording om te drogeren met de amfetaminewerking van een cocaïneproduct.
Sinds het wereldcongres van Venetië over pulmonaire hypertensie is bekend dat de sterfgevallen met Rilatinekinderen meestal een pulmonaire hypertensie als oorzaak hebben.
Nu worden die sterfgevallen nog steeds afgedaan als aangeboren hartziekten.
Moesten die Rilatinedoden ( gemiddeld 1,5 per maand) nu allemaal een juiste doodsoorzaak krijgen, dan zou het aantal sterfgevallen door die medicatie VEEL hoger liggen dat het aantal sterfgevallen dat men ooit rapporteerde met Vioxx.
Maar Vioxx werd uit de handel genomen en Rilatine, Concerta verkopen als zoete broodjes.
Omwille van het pedagogisch comfort van een omgeving, die zieker lijkt dan de kinderen.
Jammer dat kinderen geen beesten zijn, want dan pas zou GAIA er een vette kluif aan hebben.
Zelfs FDA moest op 22 en 23 maart 2006 onder druk van de industrie het wijzen op de gevaren van die doping inslikken.