Het is gelukkig in de zon te loopen,
Met in de vingers al het warme leven
Zich in het gele heete licht te doopen
En met het helder lijf als witte steven
En met de ziel en hare zeilen open
Zich aan de wijde warmte prijs te geven.
De schaduwbeelden spele' om onze schreden
En wuive' om onze wandling te verzachten,
Zij glijde' als stille waaiers met ons mede,
Als spiegelingen onzer vreugd-gedachten -
Wij gaan door hen en zijn geheel tevreden
En zijn gereed een wonder te verwachten.
Wij voelen geen berouw en geen verlangen
En zien glimlachend onze medemenschen -
Die gaan voorbij als andere gezangen,
Wij weten niet wat zij of wij nog wenschen
En zijn in eene blinde vreugd gevangen
En toeven, gaande binnen lichte grenzen
Ik stond aan de Grand Canyon En ik keek over de rand Wat een diepte, wat een kleuren Dat was meer dan interessant De natuur die hier gevormd was Zonder hulp van mensenhand Gaf mij een gevoel van heimwee Heimwee naar mijn vaderland
Ik dacht: Hoe is het mogelijk Wat is er met mij aan de hand Want wat wil ik als ik terugkom Snel weer weg uit Nederland Ik zie mezelf weer in de file Of naakt aan het volle strand En nu hier Grand Canyon Heimwee naar het vaderland
Dat vlakke bijdegrondse Stukje slib bij de Doggersbank Een windje en een beetje springvloed En de hele zaak staat blank Waar je met miljoenen mensen Geen dag meer zonder iemand bent Als je in Roodeschool een scheet laat Ruik je hem in Sas van Gent
Ach, dacht ik, wie houdt mij tegen De afgrond lokt, ik spring erin Ik weet geen antwoord op de vragen Omtrent het leven en de zin Maar net toen ik mij af wou zetten Greep iemand resoluut mijn hand En op de vraag waar die vandaan kwam Klonk als antwoord: Nederland
Ik pakte hem beet, we liepen verder Ik hield van haar, het was mijn vrouw En ik vroeg haar overmoedig Dacht je echt dat ik springen zou De zon zakte weg achter de bergen Weemoed kreeg de overhand We voelden allebei hetzelfde Heimwee naar het vaderland
Dat platte bijdegrondse Uitgedijkte stukje wad Een kernbom van twee megagrammen En de hele zaak ligt plat Tegen overbevolking Is geen condoom of pil bestand Als je in Zoutkamp onaneert Raakt iemand zwanger in Cadzand
Een geit heeft laatst in Duivendrecht een porceleinen ei gelegd Zo sierlijk dat het zelfs te Sèvres beschouwd wordt als een Oeuf de Chèvre Ik heb al leggend, zegt zij zacht héél diep aan iets heel moois gedacht
Zilveren slierten sieren het land, in de vroegte van een nieuwe ochtend. Zachte voetstappen in het mulle zand, vergezellen me op mijn vele tochten.
Sluimerend ontwaken de eerste fluiters, en hun liederen klinken langs de heuvel. In de verte ontwaar ik enkele ruiters, en boerenvrouwen in minzaam gekeuvel.
Hier klopt het hart van slapend Vlaanderen, zijn bloed stroomt door de beken. Niets kan de geschiedenis veranderen,
of proberen de geest te breken. In ziel zijn wij reeds eeuw na eeuw, allen één in 'Vlaanderen de Leeuw'.
Het is een stel dat alles heeft gezegd En enkel spreekt in lettergrepencode, Zo'n stel dat de seizoenen en de mode Een leven lang gevolgd heeft, levensecht
Ze kwamen langs de waterkant terecht Niet om elkaar, maar om de tijd te doden, Zij leest een lauwe liefdesepisode Terwijl zijn blik zich aan de dobber hecht
Zal zuster Els voor dokter John bezwijken? Het deeg is stevig om de haak gekneed, Een kwestie van gevoel en blijven kijken
Dan klinkt opeens een simultane kreet We zien het paar een hoogtepunt bereiken, De dokter en de visser hebben beet
Eerst had ik nog een lichte aarzeling Daar ik de witte rook niet goed kon duiden, Maar toen ook alle klokken gingen luiden Wist ik meteen wel waar de klepel hing.
Ik kreeg het bimbamBeieren te horen En dacht: O jé, daar is de paus geboren!
Een koekoeksklok was in Bourtange in een huis aan de muur opgehangen. ''t Is de tijd, die 'k benijd,' zei de vogel met spijt, 'want die vliegt en ik zit hier gevangen.' (Aubrey)
Ik heb u lief, mizerie mensen, Die geen genoden werd Van 's levens blij festijn, Die te onverschillig zijt, om iemand kwaad te wensen Te bitter, om nog goed te zijn.
Ge zijt een godslamp van de kerke, In wier karmijnen hert Wat olie wordt gedaan, Te luttel, om in vlammen op te vlerken, Te veel, om er van dood te gaan.
II
Ik heb u lief, m'n schamele armen, Ik weet u schijnbaar blij Tussen de mensen gaan, Te fier, om gierge gunst van menselijk erbarmen Te zwak, om heel alleen te staan.
Toch zal uw trots me nooit bezeren, Mij, die van dichtebij Uw bleke wezens ken; Mij, die uit iedre dag, uit ieder uur moet leren, Dat ik er een van de uwen ben.
Ik heb drie schatten die ik koester en behoed: de eerste is de liefde, de tweede is beperking, de derde is : nooit de eerste willen zijn. Omdat ik de liefde heb, kan ik dapper zijn, omdat ik matig ben, kan ik vrijgevig zijn, omdat ik nooit de eerste wil zijn, kan ik mezelf vervolmaken en groot worden. Wie de liefde verwerpt en toch dapper wil zijn, wie de matigheid verwerpt en toch vrijgevig wil zijn, wie de laatste plaats minacht en de eerste wil zijn, zal daaraan ten onder gaan. Wie voor iets strijdt met de liefde als drijfveer, zal overwinnen ; Wie iets wil ondernemen met de liefde als motief, zal sterk blijven. De hemel zal hem bewaren en met liefde beschermen.
Zij maakt de weiden geel, de boer venijnig.. Ze is niet veel zaaks, toch acht men haar te weinig.
't Is schoon bij zomerdag een karavaan van bonte rundren zien de wei in gaan en tot de buik in 't geel der bloemen staan.
Als 't laat is voor de school gaan sluwe knapen in de wei en plukken uit de klamme mist een ruiker voor masseur: De boterbloem is geel en schoon gevernist.
Alsof je lood verhandelen moet, weegt alles zwaarder dan het doet. Je jonge overmoed heeft je weer koppig uitgesloofd
Je ligt geveld. Je glimlach zachtjes uitgedoofd je haar een kussen naast je hoofd. Een lichaam danig leeggeroofd dat het niet eens meer bloedt Omdat het moet
Alsof je keerde, weer in het gewijde van je meisjeslijf
Geen kracht meer voor geweld, hoogstens een droge schoolslag in het laken Je ligt steeds meer naast mij te waken en aarzelt, of je angst hebt te bezeren
En toch, de teerste tederheden wil je niet verleren Je handen haast te licht voor strelen, ze blijven dapper weemoed helen
Ik ben een vrouw, en da's heus geen pech, Heb geen last van agressie als ik rijd op de weg Ik laat tenminste geen lampen aan voor niets
En ruim al mijn rotzooi achter me op Als ik iets zoek, vind ik het in 1 keer! Kan tegelijkertijd bellen, koken en nog veel meer!
Van een griepje is bij mij niet veel te merken Ik neem een aspirine en ga gewoon werken Ik hou me bezig met echt belangrijke vragen In plaats van te jammeren om de voetbaluitslagen! Al is vrouw zijn dan een enorme zegen, Helaas houdt 'De Man' onze ontwikkeling tegen! Hem aan zijn lot overlaten is misschien een makkie Maar wie strijkt dan zijn overhemden en kookt zijn prakkie? Dat is niet het ergste in dit geval Wat echt irritant is bij mannen: hun gebral Ze denken zelf de beste te zijn Vooral spotten met vrouwen vinden ze fijn
Uiteraard laten we ze in de waan Want de waarheid kunnen ze psychisch niet aan: Mannen zijn eigenlijk nog een kind die spelen met auto's het einde vindt, Die een potje gaat vechten als hun club verliest, Computerspelletjes spelen en maar aan knoeit als ie piest. Nee, mannen willen de waarheid niet horen: Zonder een vrouw zijn ze verloren!
Wat is het heerlijk om een man te zijn Ik ben een man en dat is een geluk Ik doe niet hysterisch al heb ik het druk Ik verspil niet mijn leven met 'wat moet ik aan' Kan zonder depressie van de weegschaal afgaan Ik gooi dingen weg, heb geen spullen teveel En als iets kapot is dan maak ik het heel
Parkeren is makkelijk; gewoon in één keer En we doen wel hetzelfde, maar ik verdien meer! Ik ben een man en ik denk logisch na Ik leef niet op light-drank en drie blaadjes sla Als ik ergens heen loop, weet ik de weg terug Ik maak van een olifant in no time een mug
En al deel ik met duizenden vrouwen het bed Ben ik juist de man, in plaats van een slet Als ik zeg dat ik klaar ben, dan kunnen we gaan! En tijdens het plassen kan ik blijven staan! Ik ben een man ja, dat doet me plezier Ik word niet dronken van twee glazen bier Ik weet wat 'buitenspel' is, daarom geef ik een brul want voetbal is passie en de scheids is een lul
Publiekelijk huilen dat doe ik dus nooit Hé, ik kan het vangen als iemand iets gooit En ik hoef niet te baren, dus geen centje pijn Is het niet geweldig om een man te zijn?