Simple Minds is een Schotsenew wave popgroep die in de jaren 80 van de 20e eeuw haar hoogtijdagen vierde. De band heeft vooral bekendheid vergaard door de wereldwijde nummer-1 hit Don't You (Forget About Me).
Profiel
De groep Simple Minds is opgericht in 1977 door Charlie Burchill, Jim Kerr, Brian McGee en Tony Donald. Hun eerste singles werden geen succes, en de groep werd gedwongen om meer op te schuiven in de richting van commerciële popmuziek.
Inmiddels versterkt met Mel Gaynor als drummer brengt de groep begin van de jaren 80 enkele, makkelijk in het gehoor liggende albums uit. Deze albums leverden de groep een paar kleine hitjes op, waarvan Promised you a miracle ook in Nederland een hit werd. Hun grote doorbraak kwam met het nummer Don't you (Forget about me) uit 1985. Met dit nummer scoorde de groep een nummer-1-hit in veel landen, waaronder Nederland. Dit nummer werd geschreven als soundtrack voor de film The Breakfast Club. Het nummer werd ook een nummer-1-hit in de Verenigde Staten, tot op heden de enige grote hit die de band daar had. Andere top-10-hits uit die tijd zijn Alive and Kicking, Sanctify Yourself en All The Things She Said. In 1988 organiseerde de band samen met Jerry Dammers van The Specials het Nelson Mandela 70th Birthday Tribute Concert in het LondenseWembley Stadion. Voor deze gelegenheid werd het nummer Mandela Day uitgebracht dat eveneens een hit werd. Eind jaren 80 scoorde de groep een tweede nummer-1-hit in Nederland met het nummer Belfast Child.
Na de jaren 80 werd het rustiger rond Simple Minds. Dat kwam onder meer doordat toetsenist Michael MacNeil de band had verlaten. De band scoorde nog hits met Let there be love (1991, Real Life) en She's a river (1995, Good News From The Next World). Nadat Virgin het vertrouwen in Simple Minds had opgezegd, bracht de band in 1998 het album Neapolis uit, waarbij werd getracht terug te gaan naar de roots, zoals men die op New Gold Dream had kunnen horen.
Nieuwe bezetting
In 2002 keerde de band in een andere formatie terug met het verrassend fris klinkende album Cry. In het voorjaar van 2005 werkte Simple Minds in de Wisseloord Studio's aan een opvolger van dit album. De cd Black & White 050505 verscheen op 12 september. 'Home' was de eerste single. In september 2005 was Simple Minds voor een promotie-optreden in Paradiso te Amsterdam. In 2006 tourde Simple Minds door Europa en werden ook Australië en Nieuw-Zeeland aangedaan.
Op 25 mei 2009 zal de opvolger van Black & White 050505 uitkomen, het 15e studioalbum genaamd Grafitti Soul. Tevens zal er een deluxe editie uitkomen. Met dit nieuwe album zal ook een nieuwe tour komen. Het eerste nummer dat uitgebracht wordt, zal Rockets gaan heten. In duitsland is echter gekozen (onder lichte druk van de platenmaatschappij aldaar) om "stars will lead the way" als 1e single te gebruiken.
De naam Lasgo is afgeleid van de Schotse stad Glasgow. De originele bezetting van Lasgo bestond uit producers Peter Luts, Dave McCullen en zangeres Evi Goffin. Toen in mei 2008 bekend werd gemaakt dat Evi Goffin en Dave McCullen gingen stoppen met Lasgo, ging Peter Luts in het programma Let's go Lasgo op zoek naar een nieuwe frontzangeres voor de groep. Jelle Van Dael kwam als winnares uit de bus.
Lasgo scoorde in 2001 een grote hit met de eerste single Something. Dit werd meteen een hit en behaalde hoge posities in de hitlijsten. Something was zelfs een van de meest gedraaide nummers van 2001 in de VS. De volgende single was Alone. Alone deed het beter in België dan in Nederland, daar kwam het niet verder dan een nummer 1 positie in de tipparade. Het eerste album Some Things werd uitgebracht in 2002 tegelijkertijd met hun derde, en laatste, single van dat album, Pray. Er gingen geruchten dat Blue of I Wonder de derde single zou worden, maar er werd toch gekozen voor Pray.
Far away
Eind 2004 kwam Lasgo terug met een vernieuwende sound en nieuwe single, Surrender. Deze single was een redelijke hit in een aantal landen maar behaalde de tipparade niet in Nederland. Het tweede album kreeg de naam Far away. De tweede single All Night Long had veel meer succes in Nederland, het behaalde nummer 13, en is tot op de dag van vandaag de tweede best verkochte single van Lasgo in Nederland. Het bleef wel maar een beperkt aantal weken in de top 40. De derde single werd Who's That Girl omdat toenmalige zangeres Evi met zwangerschaps verlof was en Who's That Girl mannelijke vocalen bevat. Dit nummer had weinig succes, desalniettemin wist het nog een klein hitje te worden in Duitsland en België. Het wist in Nederland niet de tipparade te behalen. Lying was de vierde single van het album Far Away. Voor de Amerikaanse markt kwam ook nog de single Hold me now uit.
Smile
In september 2008 kwam de single Out Of My Mind uit. Het was de eerste single met zangeres Jelle Van Dael. Het nummer haalde een 7e plek in de Ultratop 50. In maart 2009 volgde de tweede single Gone. Het nummer haalde een 5e plaats in de Ultratop 50. Beide nummers deden het ook goed in Nederland. In augustus 2009 kwam de de derde single Lost uit. Het nummer kwam uit het niets meteen op de 4e plek binnen in de Ultratop 50. Het nummer is ook in Nederland uitgebracht. Begin september 2009 komt het album Smile uit. In november 2009 kwam de vierde single Over You uit.
Queen is een Engelserockgroep. Queen is opgericht in 1970 in Londen door gitarist Brian May, zanger Freddie Mercury en drummer Roger Taylor, aangevuld met bassist John Deacon in 1971. Met tientallen hits in de jaren 70, 80, 90 en 00, is Queen een van de succesvolste popgroepen in de geschiedenis.
De band staat bekend om de muzikale veelzijdigheid, de gelaagde arrangementen en harmonieën en de krachtige live-optredens. Het optreden tijdens Live Aid in 1985 werd 20 jaar later verkozen tot het beste live optreden aller tijden.
Queen's grote doorbraak begon in 1974 met het nummer Killer Queen en het album A Night At The Opera een jaar later. Queen heeft in totaal vijftien studio-albums, zeven live-albums, twee EPs, tien dvds, meerdere verzamelalbums en tientallen singles uitgebracht. Daarnaast hebben alle bandleden solo-projecten ondernomen. Naar schatting heeft de band wereldwijd meer dan 300 miljoen albums verkocht, waardoor ze bij de meest succesvolle bands ter wereld behoort.
Na Mercury's overlijden in 1991 heeft Deacon zich, op een enkel optreden na, teruggetrokken uit het publieke leven. May en Taylor bleven wel samen werken, en doen dit sinds 2005 met Paul Rodgers onder de naam Queen + Paul Rodgers.
Bezetting
Van februari 1971, vlak na de oprichting van de band, tot november 1991, het overlijden van zanger Mercury, is de bezetting van de band altijd hetzelfde geweest:
Alle vier de leden hebben nummer één hits op hun naam en de meeste albums bevatten nummers van alle leden. Hoewel Mercury veel nummers heeft geschreven, is hij zeker niet de dominantste schrijver. Ze beschouwden elkaar als gelijkwaardigen bij het schrijven. Zo is bijvoorbeeld John Deacon, het 'stille' bandlid, de auteur van Another One Bites the Dust, commercieel gezien de grootste hit van de band. In de latere jaren werkten meerdere leden vaak gezamenlijk aan een nummer. Daarom besloten ze om vanaf het album The Miracle als schrijver Queen te noteren in plaats van een bepaald bandlid.
Geschiedenis
De jaren 60
In 1968 besloten Brian May en Tim Staffell, beiden student op het Imperial College in Londen, een groep te vormen. Brian hing een advertentie op het collegeprikbord voor een type "Ginger Baker/Mitch Mitchell"-drummer. Een tandheelkundig student, Roger Taylor genaamd, deed auditie en kreeg de plaats achter de drums. Ze noemden de groep Smile. In 1969 tekenden ze een contract bij platenmaatschappij Mercury Records. Hier deden ze hun eerste ervaring op in een opnamestudio (Trident Studios). Tim Staffell was student aan het Ealing College of Art waar ook Farrokh Bulsara zijn studie volgde. Tim en Farrokh waren bevriend met elkaar. Tim introduceerde Farrokh bij de band, waarop Farrokh al snel een fan van de band werd.
De jaren 70
In 1970 besloot Smile er de brui aan te geven want er scheen niets te gebeuren voor de band. Tim vertrok en sloot zich aan bij een band Humpy Bong genaamd. Farrokh Bulsara vertrok bij zijn band Wreckage en sloot zich aan bij Brian en Roger en het begin was daar. Via audities werd ene Mike Grose de eerste basgitarist van Queen die een maand bleef. Farrokh Bulsara veranderde zijn naam in Freddie Mercury en stelde voor de naam van de band te veranderen in Queen, mede omdat dit mooi paste bij de nummers White Queen en The March of the Black Queen waar May resp. Mercury mee bezig waren. John Deacon werd gevraagd om auditie te doen als bassist na vier tijdelijke bassisten. In februari 1971 kwam Deacon als vierde bandlid bij Queen en in deze bezetting bleef Queen bestaan tot aan de dood van Mercury in 1991. De band repeteerde onvermoeibaar en had verschillende kleine optredens in Imperial College, waar ze repeteerden voor goede vrienden.
Toen werd Queen aangeboden om een nieuwe opnamestudio te testen, genaamd De Lane Lea. Hiervoor in ruil mocht de band gratis demotapes maken. Ze hadden een opname-, uitgave- en managerscontract getekend in 1972 bij Trident en gedurende dat jaar kregen ze 60 pond per week betaald. Queen kreeg de zogenaamde down time van Trident Studios, waar ze begonnen te werken aan hun eerste album.
In 1973 werd door Trident en EMI een opnamecontract getekend voor Queen en in juli van dat jaar werd het eerste album "Queen" uitgebracht. De band kreeg een aanbod om in het voorprogramma van Mott The Hoople te spelen. Dat begon in november 1973 en veel mensen zeiden dat Queen tijdens die toer meer was dan alleen maar een supporting act.
De doorbraak naar het grote publiek voor Queen werd het nummer Killer Queen, dat in 1974 werd uitgebracht als eerste single van het album Sheer Heart Attack. Het bereikte de 3de plaats in de Nederlandse Top 40. Eerder had de band al een bescheiden hit gescoord met Seven Seas of Rhye. De grootste hit voor Queen was het nummer Bohemian Rhapsody, getrokken van het album A Night At The Opera dat voor het eerst werd uitgebracht in 1975. Het nummer werd gepromoot met een van de eerste videoclips, omdat Queen de uitnodiging van het Britse muziekprogramma Top of the Pops niet kon aanvaarden in verband met een tournee. Vóórdat Queen deze clip opnam was het fenomeen 'promotiefilmpje' al wel bekend, maar deze waren nog nooit zodanig als statement op zich gecreëerd. Sindsdien wordt nagenoeg elke single uitgebracht met een bijbehorende videoclip. Bohemian Rhapsody staat al jaren nagenoeg onafgebroken bovenaan de prominente 'aller tijden lijsten' in Nederland en België, zoals die van Radio 2 en Radio Donna. Ook is de single in 1999 uitgeroepen tot single van het millennium.
Tijdens de jaren 70 hanteerde Queen een strikte geen-synthesizer-regel, zoals ook duidelijk wordt uit de opmerking No Synthesizers were used on this Album op de hoes van hun vroege lp's. Het eerste album waar wel een synthesizer op werd gebruikt was The Game.
Veel teksten die Queen in de jaren 70 op muziek zet, bevatten verwijzingen naar geloof, religie en moraal en de afwijzing dan wel ontkenning hiervan. Onder meer op het album "A Night At The Opera" zijn hier voorbeelden van te vinden, waaronder de reeds genoemde Bohemian Rhapsody en het nummer The Prophet's Song.
De jaren 80
In 1980 werd de band gevraagd de filmmuziek te schrijven voor de film Flash Gordon. Dit resulteerde in het album Flash Gordon. De film was niet erg succesvol, maar de titelsong werd wel een hit die de 18de plaats in de Nederlandse Top 40 haalde.
Ze verloren veel fans met het album Hot Space, dat meer funk en dancemuziek bevatte dan glam of hardrock van de eerdere albums. Niettemin werd het lied Under Pressure, dat samen met David Bowie werd geschreven, een grote hit waaronder een nummer 1 hit in Engeland en Nederland. Ook verscheen in 1981 het eerste Greatest Hits album. Dit album werd in 2007 uitgeroepen tot best verkochte album in Engeland. Queen tourde veel en was een van de eerste bands die in een stadion optraden, zoals in het LondonseWembley Stadium.
In 1984 werd het album The Works uitgebracht. Dit album bracht Queen weer in de schijnwerpers. Het succesvolle Radio Ga Ga haalde de nummer 1-positie in de hitlijsten. De opvolgende nummer één-hitsingle I Want To Break Free werd vergezeld van een bijzonder opvallende videoclip, waarin alle bandleden als vrouw verkleed te zien zijn. De clip was een parodie op de in Engeland bekende soapserieCoronation Street, maar Amerika zag de grap er niet van in en de band scoorde hierna geen grote hits meer. Het werd Queen's 6de en laatste nummer 1 hit in Nederland. Daarna werkten Roger, Brian en Freddie aan soloprojecten maar geen daarvan waren zo succesvol als wat ze met Queen uitbrachten.
Na geruchten dat de band uit elkaar zou gaan kregen de vier heren nieuwe energie nadat zij de show stalen op het Live Aid-concert in 1985, wat later als het beste live-optreden ooit werd bestempeld. Na dit grote evenement begon het werk weer met een nieuw album (A kind of magic) en weer een Europese tournee (The Magic Tour). Het album A Kind Of Magic kreeg veel aandacht doordat het oorspronkelijk geschreven was voor de film "Highlander" met Christopher Lambert en Sean Connery. Tijdens de Magic-tour trad Queen als eerste westerse groep op in een stadion in het Oostblok, in Boedapest. De tour begon in Stockholm en eindigde in het Knebworth-park in augustus 1986. Queen zou eigenlijk nog één extra concert geven in Wembley Stadium, maar dit was helaas niet mogelijk, daardoor werd er dus uitgeweken naar Knebworth-park. Het zou Queen's laatste concert met Freddie zijn. Van de Magic Tour zijn twee live-albums, Live Magic en Live at Wembley '86, alsmede een live-dvd (Queen Live At Wembley Stadium) uitgebracht.
In 1987 ging de band het wat rustiger aan doen en er gingen veel geruchten rond over de gezondheid van zanger Mercury. De heren gingen ieder hun eigen weg gedurende de jaren 1987 en 1988. Mercury scoorde een hit in 1987 met The Great Pretender. Daarna werkte hij in 1988 met de Spaanse operazangeres Montserrat Caballé aan zijn laatste solo-album Barcelona. Roger Taylor richtte een nieuwe band, The Cross, op. In 1989 dook Queen de studio in om te werken aan hun volgende album (The Miracle). De clips "I Want It All" en "Scandal" waren ook een van de weinige clips die een live-achtig optreden gaven. Daarna werden er meer rustige clips gemaakt. Vanaf dit album heeft Queen niet meer live opgetreden met Freddie Mercury.
De jaren 90
In 1991 werd Innuendo gelanceerd, het laatste album dat werd uitgebracht toen Mercury nog leefde. Dit album verkocht beter dan de voorgangers. Toen er videoclips verschenen van dit album, werden de geruchten over zijn gezondheid steeds heviger. In veel videoclips werd namelijk geen nieuw videomateriaal van de band gebruikt, maar animaties ("Innuendo") of oud materiaal ("The show must go on" en "Headlong"). In de videoclips van het album waarin Mercury werkelijk verscheen ("These are the days of our lives" en "I'm going slightly mad"), zag hij er zeer vermagerd en ziek uit.
In een officieel persbericht dat op 23 november van dat jaar werd uitgebracht, verklaarde de zanger dat hij leed aan aids. Nog geen 24 uur later, op 24 november1991 rond 19.00 uur, overleed Mercury aan een longontsteking ten gevolge van aids.
Op de crematie speelde Brian May nog het door hem geschreven nummer "Dear Friends", dat op het album Sheer Heart Attack staat.
Na het concert werd er gewerkt aan hun allerlaatste album, dat tijdens de laatste levensmaanden van Mercury nog werd opgenomen en voltooid. Het werd in 1995 uitgebracht. Made in Heaven was een ode aan Mercury en bevat "A Winter's Tale" (het laatste lied dat Mercury nog heeft geschreven), Mother Love (het laatste wat Mercury nog ingezongen heeft vlak voor zijn dood) en vele andere hits.
John Deacon, de bassist, heeft zich na het optreden van Queen en Elton John bij de première van een balletvoorstelling in 1997 uit het openbare leven teruggetrokken en heeft sindsdien nog maar sporadisch contact met Brian May, Roger Taylor en manager Jim Beach.
2000 en verder
Brian May en Roger Taylor gaven sinds het begin van het nieuwe millennium steeds vaker acte de présence als Queen op verschillende festiviteiten. Zo gaven ze op Koninginnedag (Queensday) in 2002 in Amsterdam een 45 minuten durend concert met Patti Russo (van Meat Loaf) als gastzangeres en tevens Trijntje Oosterhuis die twee nummers zong. Eric Singer (drummer van KISS) was gastdrummer en er was ook een extra gitarist aanwezig. Er gingen toen vele geruchten over een reünie die onder andere nieuwe nummers en een nieuwe tour zouden betekenen. George Michael en Robbie Williams zijn hierbij genoemd als nieuwe zangers. De leden van Queen voelden echter niet veel voor een nieuwe tour, omdat een nieuwe zanger toch altijd een minder goede imitatie van Freddie Mercury zou zijn. Wel gingen de heren weer steeds meer de publiciteit opzoeken met re-recordings van oude hits zoals met Five met "We Will Rock You" in 2000 en met Robbie Williams met "We Are The Champions" in 2001.
Brian May en Roger Taylor hebben samen met Robert de Niro een musical geproduceerd, We will rock you, die in het Dominion Theatre in Londen in première ging en die nu ook in Australië, Spanje, Rusland, Duitsland en de Verenigde Staten wordt opgevoerd. Deze succesvolle musical brak op 17 augustus 2005 zelfs het record van langstlopende musical in het Dominion Theatre, wat voorheen op naam stond van Grease. De musical werd geschreven door de Britse komiek/schrijver Ben Elton en draait om het behoud van de muziek. Er werken een 50-tal acteurs en een grote band aan mee.
Ter gelegenheid van het in 2003 gehouden 46664 Concert, mede georganiseerd door Nelson Mandela, schreven Brian May en Roger Taylor nieuwe Queen-nummers: The Call, Invincible Hope, Say It's Not True en Amandla (met David A. Stewart en Anastacia).
Queen + Paul Rodgers
In september 2004 trad Brian May op in Wembley op het Stratpack-concert, een concert om de 50ste verjaardag van de Fender Stratocaster-gitaar te vieren. Een van de hoogtepunten van dit concert was het nummer All Right Now waar Brian Free- en Bad Company-zanger Paul Rodgers bijstond op zijn eigen Red Special. May stuurde een opname van het optreden naar z'n vriend Roger Taylor die ook zeer onder de indruk was van de chemie tussen May en Rodgers. In november was er de Music Hall of Fame, waarbij Queen tot beste band uit de zeventiger jaren was verkozen. Het toeval wilde dat zowel Queen als Rodgers daar die avond een optreden zou gaan verzorgen. Vlak ervoor had May Rodgers aan de lijn en vroeg hem of hij wilde zingen bij het optreden van Queen. Rodgers was enthousiast en wilde het doen op voorwaarde dat zij hem zouden ondersteunen bij zijn optreden. Na We Will Rock You, We Are The Champions en All Right Now werden al bijna direct de eerste plannen besproken voor een eenmalig concert.
In december 2004 maakt Roger Taylor bekend dat er in het voorjaar van 2005 een "Queen + Paul Rodgers" tournee door Europa zou komen, onder de naam Return of the Champions. De tournee begon als finale-act op het tweede 46664 Concert. Deze keer dus met Paul Rodgers als de nieuwe frontman. De tour deed ook Nederland en België aan; er werd opgetreden in het Rotterdamse Ahoy, het Gelredome en het Sportpaleis in Antwerpen. Van de Europese tournee verscheen op 12 september een live-cd van het op 9 mei in Sheffield gegeven concert. Op 30 oktober werd hier tevens een dvd van uitgebracht. Zowel de cd als de dvd dragen de titel Return of the Champions.
Na de Europese tournee werd de rest van de wereld aangedaan. Voor het eerst in 20 jaar gaf Queen weer concerten in Japan en voor het eerst sinds 1982 stond de band met ruim 20 concerten weer in de Verenigde Staten op het podium.
Na een jaar van geruchten werd tegen het einde van 2007 duidelijk dat May, Taylor en Rodgers werken aan het eerste nieuwe Queen-album in 12 jaar. Het album staat gepland voor september 2008 met een aansluitende Europese tour in de herfst van datzelfde jaar, met een concert in Ahoy Rotterdam op 7 oktober en in het Sportpaleis in Antwerpen op 23 september. Geruchten gaan dat het album The Cosmos Rocks gaat heten. Op 30 november 2007 bracht de band het een aantal jaren eerder door Roger Taylor geschreven Say It's Not True als single uit ter gelegenheid van de Wereld Aidsdag, op 1 december als (gratis) download en op 31 december als CD-single. Het nummer is de eerste nieuwe studiotrack die als single werd uitgebracht sinds No-One But You (Only The Good Die Young) en staat tevens op het nieuwe Queen+Paul Rodgers-album.
In september 2008 verscheen Queens eerste studioplaat in 13 jaar "The Cosmos Rocks". Ook ging de band weer op tournee en wederom werd Nederland aangedaan. De tour eindigde op 29 november. Ook verscheen er een Singles boxset met alle singles uit de periode 1973-1978.
In mei 2009 werd bekend dat er een einde kwam aan de samenwerking tussen Queen en Paul Rodgers.
Behalve optreden en produceren, houden Brian May en Roger Taylor zich met nog meer bezig. Zo wordt er onder hun supervisie veel beeld- en geluidsmateriaal uit de Queen-collectie gerestaureerd. Bij deze restauraties wordt, indien mogelijk, teruggegrepen naar de originele ongemonteerde opnames. Deze worden opnieuw gemonteerd en als resultaat komt er dan een nieuwe DTS 5.1-surroundmix. Het resultaat van dit restauratiewerk is al te horen op de dvd-uitgaves van het bekende Wembleyconcert (1986), het Milton Keynesconcert (1982, getiteld Queen on fire - Live at the Bowl) en Greatest Video Hits 1 en 2. Verder zijn de albums "A Night At The Opera" en "The Game" ook al in een 5.1-mix op dvd-audio uitgegeven. Brian May heeft aangegeven dat het de bedoeling is om uiteindelijk al het Queen-werk op deze manier te restaureren. In oktober 2007 is de dvd We Will Rock You heruitgebracht onder de titel Queen Rock Montreal & Live Aid. Ook zijn er plannen om in 2009 enkele boxsets uit te geven met demo's, alternatieve versies en meer materiaal uit de Queen-archieven.
Miley Cyrus is de dochter van countrysterBilly Ray Cyrus en Leticia "Tish" Cyrus. Billy Ray werd bekend met zijn grootste hit Achy Breaky Heart, die in hetzelfde jaar uitkwam als dat Miley geboren werd. Miley heeft een jongere broer Braison Chance en een jongere zus Noah Lindsey Cyrus. Zij heeft ook nog twee oudere halfbroers Trace (zelfde moeder) en Christopher Cody (zelfde vader); ook heeft ze nog een een oudere halfzus Brandi (zelfde moeder). Al tijdens haar jeugd kreeg ze het optreden met de paplepel ingegoten; zij reisde altijd met haar familie mee naar de concerten van haar vader. Miley ontsnapte vaak bij haar oppas en ging naar haar vader op het podium. Zo rende ze als 2-jarige tijdens een eerbetoon aan Elvis het podium op naar haar vader, terwijl alles live werd uitgezonden. Naast een beroemde vader heeft ze ook een beroemde peettante: Dolly Parton.
Naam
Miley was eigenlijk een bijnaam; haar officiële naam bij haar geboorte was Destiny Hope Cyrus. Haar bijnaam is ontstaan doordat zij als baby altijd een glimlach op haar gezicht had. Haar vader noemde haar altijd 'smiley', maar dit werd al snel afgekort tot Miley. Toen zij ouder werd beviel haar dit een stuk beter dan haar echte naam Destiny Hope en besloot zij Miley als haar naam te gebruiken. In 2008 heeft zij haar naam officieel veranderd in Miley Ray Cyrus, de naam Miley omdat ze altijd al zo genoemd werd en Ray ter ere van haar grootvader Ronald Ray Cyrus en haar vader Billy Ray Cyrus.
Persoonlijk
Cyrus heeft een relatie gehad met Nick Jonas welke eindigde in 2007. Cyrus heeft nu verkering met de Australische acteur Liam Hemsworth, haar tegenspeler in de film 'The Last Song'. Miley heeft voor Liam ook nog een relatie gehad met model Justin Gaston.
Carrière
Tv en film
Miley Cyrus begon met acteren toen zij in 2003 een gastrol speelde in een aflevering van haar vaders serie Doc. In hetzelfde jaar had zij ook een kleine rol in de Tim Burton-film Big Fish. Haar rol in deze film bleef beperkt tot één zin. Hierna begon ze met het zoeken naar meer acteermogelijkheden. In datzelfde jaar was ze te zien in een van de videoclips van Rhonda. Ze deed auditie voor de bijrol van Lilly (nu gespeeld door Emily Osment) in de nieuwe serie Hannah Montana; de makers vonden haar echter meer geschikt voor de hoofdrol. Toen Cyrus hiervoor auditie deed werd ze echter aanvankelijk afgewezen omdat ze te jong was. Cyrus gaf echter niet op en bleef auditie doen voor de rol en uiteindelijk werd ze ook gekozen.
Intussen is Hannah Montana één van de populairste programma's voor kinderen op de Amerikaanse tv. Cyrus speelt de rol van Miley Stewart, een gewone tiener die te maken heeft met alle problemen van de middelbare school. Als zij echter niet naar school gaat zet ze haar blonde pruik op en wordt tienerster Hannah Montana. Voorheen werd Hannah Montana in Nederland door Jetix uitgezonden, in België werd en wordt het nog steeds uitgezonden door VT4. Sinds 2009 is Hannah Montana ook te zien op Disney Channel in Vlaanderen en Nederland, en sinds de stop van Jetix in januari 2010, ook op de vervanger van de zender, Disney XD. Vanaf mei 2008 werd Hannah Montana The Movie opgenomen; de opnames vonden plaats in Tennessee. De première stond oorspronkelijk gepland voor eind 2008, maar door de schrijversstaking in Hollywood werd deze uitgesteld tot 10 april 2009. In Nederland was de première op 19 augustus 2009. De opnames voor het vierde seizoen van de serie gaan aan het eind van januari 2010 van start. In de lente van 2011 worden de afleveringen uitgezonden op televisie. Dit is het laatste seizoen van Hannah Montana.
In 2008 is wel Bolt verschenen, een animatiefilm waarvoor Cyrus de stem van Penny heeft ingesproken. Tevens heeft zij samen met Jeffrey Steele de soundtrack geschreven, die zij als duet met John Travolta zingt.
In 2010 zal de film The Last Song verschijnen, die gebaseerd is op een nog uit te brengen boek van Nicholas Sparks. Deze schreef het boek en script specifiek voor Cyrus. Ze is hierdoor de op acht na rijkste mens onder de 30 jaar.
Muziek
Het feit dat ze op tv een popster speelt heeft er toe geleid dat Cyrus ook bekend werd als zangeres. De eerste Hannah Montana-soundtrack kwam op 24 oktober 2006 uit en was de eerste tv-soundtrack ooit die binnenkwam op de eerste plaats van de Amerikaanse hitlijsten, met 281.000 verkochte exemplaren in de eerste week. Intussen is de soundtrack meer dan vier miljoen keer verkocht en daarmee als vier keer platina gecertificeerd. Negen van de liedjes op de soundtrack zong ze onder de naam Miley Cyrus, één hiervan in duet met haar vader. De acht andere liedjes zong ze onder de naam Hannah Montana.
De tweede Hannah Montana-soundtrack kwam op 26 juni 2007 uit en was een dubbelalbum. De eerste cd heet simpelweg Hannah Montana 2 (uitgebracht onder het label Walt Disney Records) met tien liedjes allemaal gezongen door Cyrus als Hannah Montana; de tweede cd heet Meet Miley Cyrus (uitgebracht onder het label Hollywood Records) en bevat ook tien liedjes, allemaal gezongen onder Mileys eigen naam. Van de tien liedjes op Meet Miley Cyrus zijn er acht mede geschreven door Cyrus. Het album kwam ook binnen op nummer één in de Amerikaanse hitlijsten met 326.000 verkochte exemplaren, waardoor Cyrus de jongste artieste aller tijden werd met twee nummer één-albums binnen een jaar. Hannah Montana 2/Meet Miley Cyrus is inmiddels ruim drie miljoen keer verkocht en is als drie keer platina gecertificeerd. De single See You Again haalde een tiende plaats in de Amerikaanse hitlijsten.
Haar tweede album als Miley Cyrus, Breakout, is in de Verenigde Staten verschenen op 22 juli 2008. Van de twaalf liedjes op het album heeft Cyrus er acht geschreven, Girls Just Wanna Have Fun en Four Walls zijn covers van respectievelijk Cyndi Lauper en Cheyenne Kimball. De single 7 Things is in de Verenigde Staten verschenen en bereikte de negende plaats in de hitlijsten. Één van de achtergrondzangeressen op haar album is zangeres Katy Perry. Ook Breakout kwam op nummer één binnen in de Amerikaanse hitlijsten met 371.000 verkochte exemplaren en is haar derde nummer één-album op rij.
Als soundtrack van de eerste Hannah Montana-film verschijnt Hannah Montana The Movie Soundtrack Cd, met daarop liedjes gezongen door o.a. Miley Cyrus, Hannah Montana, Taylor Swift en Rascall Flats. Op deze cd staat ook de remake van de eerste single The best of both worlds.
In 2007 begon Cyrus aan haar eerste concertreeks. The Best of Both Worlds-tour zou oorspronkelijk 54 concerten, waarvan 53 in de Verenigde Staten en één in Canada, omvatten. Later werd aangekondigd dat de concertreeks met 16 concerten verlengd zou worden, waarmee het totaal op 70 concerten kwam; alle concerten zijn uiteindelijk uitverkocht.
Er waren allerlei problemen rondom de concerten; een groot aantal van de kaartjes is aangeboden via Cyrus' fanclub mileyworld.com. Mensen die lid werden van de fanclub (kosten $29,99) hadden dus een grotere kans op het kopen van kaartjes. Het gebruik van geautomatiseerde programma's voor de aankoop van concertkaartjes is hierop verboden door het Amerikaanse hooggerechtshof. Kaartjes voor Cyrus concerten werden doorverkocht voor een gemiddelde prijs van $237; er zijn echter ook mensen die enkele duizenden dollars voor kaartjes betaald hebben. Ondanks dit alles wordt Best of Both Worlds gezien als de meest succesvolle concertreeks van 2007.
Tijdens een aantal van de concerten zijn er ook opnames gemaakt voor een 3D-film van het concert; de film zou oorspronkelijk slechts een week in de Amerikaanse bioscopen te zien zijn. Door het succes in de eerste week besloot Disney echter de film zo lang als de bioscopen wilden te laten draaien. In het eerste weekend dat de film te zien was brak hij vier records, de uiteindelijke opbrengst was bijna $65 miljoen.
De Jonas Brothers stonden in het voorprogramma van Cyrus' concerten.
Wonder World Tour
In 2009 is Cyrus begonnen aan de '"Wonder World Tour, haar tweede concertreeks door Noord-Amerika. Op 14 september 2009 is ze begonnen in Portland (Verenigde Staten), en de geplande einddatum is 23 december 2009 in Birmingham (Verenigd Koninkrijk).
Op 29 september, tijdens haar concert in Salt Lake City, rende Cyrus plotseling het podium af terwijl ze bezig was met haar nummer 1 hit 7-Things. Nadat de band klaar was met spelen kwam haar manager met de mededeling dat Miley zich niet goed voelde en een paar minuten pauze zou nemen. Ze verontschuldigde zich tegenover haar publiek en bedankte iedereen dat ze zo begripvol waren geweest. De volgende concerten op 2, 3 en 4 oktober heeft ze moeten afzeggen omdat ze griep had.
Media en geruchten
In de televisieserie is haar karakter Hannah haar moeder op jonge leeftijd verloren. Gecombineerd met een onofficiële autobiografie waarin fouten gemaakt zijn en het feit dat haar ouders pas zijn getrouwd nadat Cyrus is geboren, heeft dit ertoe geleid dat diverse media meldden dat Cyrus' moeder dood is. Tish is echter wel degelijk Cyrus' biologische moeder.
In 2007 verschenen foto's van Cyrus op het internet waarop ze te zien was met één van haar vriendinnen. De media omschreven deze foto's als pikant. Cyrus deed het echter af als twee vriendinnen die een snoepje deelden. Hiervoor waren ook al enkele foto's van Cyrus uitgelekt, onder andere van haar in badkleding. In april 2008 gebeurde er iets vergelijkbaars waarbij een foto van Cyrus verscheen waarbij zij haar beha liet zien door haar shirt omhoog te trekken. Tegelijkertijd verschenen ook foto's van Cyrus samen met een jongen die door de media als ongepast werden bestempeld. In juli 2008 lekten er weer foto's; deze keer van Cyrus onder een douche met kleding aan. Van alle foto's is echter wel duidelijk dat ze min of meer uit dezelfde periode stammen; de laatst gelekte foto's zijn gedateerd in oktober 2007.
Cyrus poseerde voor de beroemde fotograaf Annie Leibovitz voor het blad Vanity Fair. Één van de foto's zorgde voor nogal wat discussie omdat zij met een ontbloot bovenlichaam poseerde met alleen een laken dat haar borsten bedekte. Na het uitkomen van de foto's heeft Cyrus haar excuses aan haar fans aangeboden en gezegd dat zij zich schaamt voor de foto, ze voelde zich in de val gelokt door de fotograaf en Vanity Fair.
Ook wil Cyrus er voor een paar maandjes tussenuit om daarna terug te komen met een meer 'volwassen' sound.
Biografie
In 2009 kwam haar biografie uit " Miles to go", waarin Miley Cyrus vertelt over haar leven tot zover.
The Who is vooral bekend geworden als rockpioniers; uitvinders van de powerchords en Townshends rockoperaTommy. De vroege mod-albums van de band - met korte, soms agressieve nummers erop - zijn goede voorbeelden van hoe The Who er uitzag: Pete Townshend met zijn leidende powerchords; Keith Moon met zijn explosieve drumwerk; John Entwistle met zijn basloopjes en Roger Daltrey met zijn krachtige stem en rondvliegende microfoon. Deze albums zijn van grote invloed geweest op de ontwikkeling van de hardrock en de powerpop, terwijl de luidruchtige en agressieve concerten de weg vrijmaakten voor de komst van punkrock- en heavy metalbands, die op deze manier door The Who geïnspireerd werden.
In juli heeft The Who een succesvolle wereldtournee, die begonnen is in juni2006, afgesloten.
The Who staat op nummer 8 van de lijst van de 100 Grootste Hardrock-artiesten van VH1 en op nummer 9 van hun lijst van de 100 Grootste Rock-'n-Roll-artiesten.
Bandbiografie
1961 - 1970: T-t-t-talking 'bout My Generation en Tommy
In 1961 werd in Londen de band The Detours opgericht door Roger Daltrey. In 1962 leerde hij John Entwistle kennen, die indertijd met Pete Townshend in een andere band, genaamd The Confederates, speelde. Toen de drie elkaar voor het eerst ontmoetten, was Daltrey leadgitarist bij The Detours. Daltrey nam het initiatief en vroeg de twee om bij de band te komen. The Detours hadden nu Townshend als slaggitarist, Entwistle als bassist en Doug Sandom als drummer. ZangerColin Dawson werd afgezet, waarna Daltrey zich hierop kon gaan concentreren en Townshend de leadgitaar in de hand nam. Later ontdekten de bandleden dat er al een andere band met de naam The Detours bestond, waarop zij hun naam veranderden in The Who: Maximum R & B of kortweg: The Who.
In 1964 veranderde, onder invloed van manager Peter Meaden, de naam tijdelijk in The High Numbers. Nadat hun eerste single (Zoot Suit/I'm A Face) flopte, werd de naam terugveranderd en werd Meaden aan de kant gezet. In het jaar 1964 kwam Keith Moon - na een optreden van The Who, waarna hij had gezegd: "...dat kan ik beter!" - in de band voor drummer Sandom, waarmee de klassieke bezetting vervolledigd werd. Nadat Pete Townshend in datzelfde jaar zijn gitaar in een woedende bui kapot sloeg op het podium, hetgeen een mediahype ontlokte, raakte platenmaatschappijDecca in de band geïnteresseerd.
De eerste single (I Can't Explain) werd een hit en diverse Amerikaansetournees volgden. De optredens van The Who bleken een heus spektakel: Townshend zwaaide wild met zijn armen op zijn gitaar, sprong ermee in het rond en sloeg ze aan stukken op een versterker, Keith Moon trok - compleet gestoord - de hele tijd gekke gezichten terwijl hij drumde en het drumstel regelmatig aan diggelen sloeg en Roger Daltrey slingerde voortdurend zijn microfoon in het rond. Dit alles gepaard met de gecontroleerde, maar uiterst virtuoze basloopjes van Entwistle en een extreem hoog geluidsvolume, gaf hen later de reputatie van "Loudest rockband in the world".
Al snel bleek dat de band gevormd was rondom Townshend als primaire tekstschrijver. Er bleek frictie te zijn ontstaan tussen hem en Daltrey, omdat Townshend niet het soort muziek schreef dat Daltrey wilde zingen. De tweede grote hit, Anyway, Anyhow, Anywhere, is dan ook één van de weinige nummers die zij samen hebben geschreven. Grote bekendheid verwierven zij echter door hun album My Generation, dat zij in 1965 uitgaven. Het bestaat onder andere uit de nummers The Kids Are Alright en de titelsong My Generation, met de bekende lyric Hope I die before I get old. In 1966 gaf The Who de single Substitute uit, die duidelijk het schrijftalent van Townshend liet zien. Verder bracht The Who in 1966 hun tweede album uit, genaamd A Quick One. Deze plaat omvatte onder andere hun eerste mini-opera, genaamd A Quick One While He's Away. Het nummer kan opgevat worden als de introductie van de ouders van Tommy. In 1967 volgden nog andere hits, zoals de singles I'm A Boy (over een jongetje dat als een meisje opgemaakt wordt), Happy Jack (over een verstandelijk beperkte jongeman), Pictures Of Lily (een eerbetoon aan masturbatie) en I Can See For Miles. Dit laatste nummer kwam van de in december 1967 uitgebrachte LP The Who Sell Out. Op dit album zijn tussen de tracks jingles van Engelse zeezenders te horen als eerbetoon ivm het verbod van die zenders op 14 augustus 1967.
In datzelfde jaar verwoestte The Who tijdens een bekend optreden op het Monterey Pop Festival hun eigen instrumentale uitrusting op het podium en herhaalde dit tijdens het Smothers Brothers Comedy Hour, waar ze letterlijk een explosief optreden gaven toen Keith Moon zijn drumstel opblies. Deze onstuimigheden hebben er toe geleid dat Pete Townshend voor het eerst met een interview in Rolling Stone verscheen. Hij vertelde in dat interview dat hij bezig was met het completeren van een rockopera. Dit waren de eerste tekenen van het veelgeroemde meesterstuk Tommy (1969), de eerste commercieel succesvolle rockopera en zelfs een grote mijlpaal binnen de moderne muziek. In 1968 stelden Townshend en Entwistle andere eisen aan hun Sound City-versterkers, die niet door het bedrijf verhoord werden. Het gevolg was de overstap naar het veelgeroemde Hiwatt
Rond deze tijd begonnen de spirituele leermethoden van de IndiërMeher Baba invloed te krijgen op Townshend en zijn te schrijven nummers. Baba wordt op Tommy gecrediteerd als Avatar. In het verlengde van Tommy's commerciële succes, werd het ook een kritisch succes. Life Magazine zei over Tommy: "...sprekend over pure kracht, uitvinding en een uitmuntende uitvoering streeft Tommy elke opname die ooit uit een studio is gekomen ver voorbij..." en Melody Maker meende: "Natuurlijk is The Who nu dé band waarmee alle andere bands mee vergeleken moeten worden."
Ook niet geheel onbelangrijk voor de doorbraak bij het grote publiek was hun concert op Woodstock (15, 16 en 17 augustus1969) en de verschijning in gelijknamige film - een optreden dat zijzelf overigens verfoeiden - waarin ze onder andere nummers van Tommy ten gehore brachten.
1970 - 1979: Van Live at Leeds tot Quadrophenia
In 1970 gaf The Who de plaat Live at Leeds uit. Echter, in 1970 had The Who nog meer ambitieuze plannen. Ze begonnen met het opnemen van een studioalbum. Op het Isle of Wight Festival in augustus introduceerde Daltrey namelijk een nieuw nummer, genaamd I Don't Even Know Myself, en omschreef het als van "...een album waar we zo ongeveer half mee klaar zijn". En Daltrey had gelijk, want binnen een paar weken na dat concert schreef Townshend het nummer Pure And Easy, een nummer dat hij later beschreef als het basale nummer waar het hele album-in-wording om zou draaien. Dit project, genaamd Lifehouse, is overigens nooit afgemaakt. Althans, niet in de vorm die Townshend bedoelde. Er is namelijk wel een hoorspel van gemaakt voor de BBC in 2000, dat later opgenomen is en door Townshend uitgebracht op een 6-CD, genaamd The Lifehouse Chronicles. Dat het niet is afgemaakt in de door Townshend bedoelde vorm kwam doordat de overige drie bandleden niets snapten van het verhaal waar Lifehouse in zijn geheel om draaide.
Ondertussen, in maart 1971, besloot de band na de flop van Lifehouse te beginnen met het opnemen van het bruikbare materiaal. In eerste instantie gingen zij met hun managersChris Stamp en Kit Lambert naar New York. De opnames vonden plaats in de Record Plant aldaar, maar het ging allemaal niet zo goed als dat het bedoeld was. Lambert dealde daar onder andere en de sfeer was ook niet ideaal. Om deze redenen nam producentGlyn Johns in april van datzelfde jaar het hele album opnieuw op met de band, maar dit keer in Londen. Een grote selectie van het materiaal werd - samen met één nummer van John Entwistle (My Wife) dat niet bij de originele plaat hoorde - uitgegeven onder de naam Who's Next. Het album elimineerde (voorlopig) het Lifehouse-project, maar sommige van de nummers werden later uitgegeven als singles en/of hergebruikt voor andere albums in latere jaren (net als Odds and Sods) en Townshends soloalbum Who Came First. Hoe moeizaam de aanloop naar dit album ook was, het zou een van hun meest succesvolle albums worden, zowel onder critici als fans. Dit kwam ook vooral door het spectaculaire synthesizer-werk, dat Townshend gebruikte op de plaat. Het album behaalde plaatsje nummer 4 in de Verenigde Staten en zelfs nummer 1 in Groot-Brittannië. Één single van het album, Won't Get Fooled Again, werd het eerste nummer dat een synthesizer-partij als basis had.
Who's Next werd gevolgd door een werk dat meer een monoloog is dan een rockopera (er werden namelijk slechts een klein aantal lyrics gezongen door de karakters). Het werk uit 1973, genaamd Quadrophenia heeft een verhaallijn over een adolescent genaamd Jimmy, die lijdt aan een identiteitscrisis en aan zijn lichte verstandelijke handicap, tegen een achtergrond van de rebellerende Mods en Rockers in de vroege sixties in Brighton. Quadrophenia was een uitstekend en complex album, maar het sprak het grote publiek niet zo aan als Tommy.
De latere albums van de band genieten een meer persoonlijke lading voor meestersongwriter Townshend, die uiteindelijk ook zijn eigen stijl meer in zijn soloalbums verwerkte, zoals te horen is op zijn album Empty Glass. Het album The Who By Numbers (1975) bevat dan ook sommige introspectieve nummers, opgeleukt door de publiekslieveling Squeeze Box, een andere hitsingle. Desalniettemin heeft een rockcriticus By Numbers beschouwd als Townshends "zelfmoordbrief". Verder werd er dat jaar ook een filmversie van Tommy in de bioscopen getoond. Het werd geregisseerd door Ken Russell, met in de hoofdrol Roger Daltrey (als Tommy Walker). Pete Townshend kreeg een nominatie voor een Academy Award in de categorie "Best Original Score". In 1976 speelde The Who een concert op de Charlton Athletic Football Ground, dat voor meer dan een decennium lang geregistreerd stond in het Guinness Book of Records als het luidste concert ooit.
In 1978 gaf de band het album Who Are You uit. Het album toonde een verschuiving van de epische rockopera's naar een ietwat 'radiovriendelijker' geluid. Het album omvatte onder andere een nummer van een niet-afgemaakte rockopera van John Entwistle. De uitgifte van het album werd overschaduwd door het overlijden van drummer Keith Moon, die vijf dagen na de Engelse release overleed aan een overdosis chloormethaziol, slechts een paar uur na een feest van Paul McCartney. De drummer van The Small Faces/The Faces, Kenney Jones volgde Moon in 1979 op. In dat jaar kwam The Who terug op het podium met een aantal bejubelde concerten in onder andere het Rainbow Theatre in Londen, tijdens het Filmfestival in Cannes in Frankrijk en in de Madison Square Garden in New York City. Ze besloten hierop een kleine tour door de Verenigde Staten te ondernemen. Triest genoeg werd deze tour gedompeld in een tragedie. Op 3 december1979, toen de band een concert gaf in Cincinnati, Ohio in het Riverfront Coliseum (U.S. Bank Arena) ontstond er een zodanige drukte om de voorste stoelen aldaar, dat elf fans op tragische wijze de dood vonden. Er werd The Who niets verteld over de doden, tot na de show. Dit werd gedaan omdat de organisatie vreesde dat zij nog meer problemen zou krijgen met de meute als het concert niet door zou gaan. De bandleden waren achteraf totaal geschokt door deze gebeurtenis.
Verder gaf The Who in 1979 ook hun eerste rockumentaire, genaamd The Kids Are Alright, uit en werd er een filmversie van Quadrophenia uitgegeven, met o.a. Sting en Toyah Willcox in enkele rollen. De rockumentaire werd een soort heilige graal voor de Who-fans en een samenvatting van het Moon-tijdperk van de band. In december van datzelfde jaar werd The Who de derde band - na The Beatles en The Band - die op de cover van TIME Magazine kwam. Hoewel het voorval in Cincinnati werd genoemd, was het artikel - dat geschreven was door Jay Cocks - uitsluitend positief en vol respect jegens The Who, de bandleden en hun plaats binnen de rockmuziek.
1980 - 1989: Farewell en Live Aid
In 1981 gaf The Who met Kenney Jones een nieuw album uit, genaamd Face Dances, en reeds een jaar later, in 1982 volgde het tweede album met hem, genaamd It's Hard. Met het verlies van Moon verloor The Who ook een flink stuk ritmisch vermogen. Met Kenney Jones, die een totaal andere stijl van drummen heeft dan Keith Moon, verschoof de band van datgene wat men meer als rock beschouwt, naar de popmuziek. Terwijl beide albums redelijk goed verkocht werden en It's Hard zelfs een vijf sterren-status in Rolling Stone[11] kreeg, waren de meeste fans niet erg te spreken over de nieuwe stijl van de band. Kort na de uitgifte van It's Hard begon The Who aan hun afscheidstour, nadat Pete Townshend de situatie rond zijn alcoholverslaving bekendgemaakt had en zichzelf hiervanaf zette. Hierover zei hij dat hij nog één geweldige tour met The Who wilde maken voordat zij een studioband zouden worden. Omdat het om een afscheidstour ging, was de vraag naar tickets immens. Het was de tour met de hoogste omzet van het jaar met uitverkochte zalen in vele steden in Noord-Amerika.
Na deze tour in december 1982 te hebben voltooid, deed Townshend in 1983 een poging tot het schrijven van een nieuw studioalbum, dat Warner Brothers Records nog te goed had. The Who had namelijk van 1980 tot 1983 een contract lopen bij deze platenmaatschappij. Tegen het einde van dat jaar verklaarde Townshend daarentegen dat hij het niet voor mogelijk hield om genoeg materiaal te creëren dat aan zijn kwaliteitseisen zou kunnen voldoen. Daarop liet hij in december 1983 een persbericht uitgaan, waarin hij verklaarde The Who te verlaten. In 1984 werd nog wél Who's Last uitgegeven om tóch aan deze contractuele verplichtingen te voldoen. Met het vertrek van Townshend hield ook The Who als een almaar schrijvende muziekfabriek op te bestaan. Townshend ging zich meer op zijn solocarrière concentreren. Zo schreef hij White City: A Novel (1985), The Iron Man[14] (1989) en Psychoderelict (1993), dat beschouwd werd als een voorloper van de eventuele uitgifte van het radiowerk van Lifehouse. Op 13 juli1985 kwam The Who éénmalig met Kenney Jones bijeen om Bob Geldof te steunen bij het Live Aid-concert in het Wembley Stadium. De band speelde er My Generation, Pinball Wizard, Love Reign O'er Me en een duidelijk ongeoefende versie van Won't Get Fooled Again. Hoewel de BBC een zekering door liet branden, bleef de band spelen, waardoor de rest van de wereld het grootste stuk van My Generation gemist had. In 1988 werd The Who geëerd met de Lifetime Achievement Award van de British Phonographic Industry. Ook hier speelde The Who een klein aantal nummers. Dit was tevens de laatste keer dat Jones met hen mee zou spelen. Veruit de bekendste reünietour vond plaats in 1989 en stond vooral in het teken van Tommy, vanwege 'zijn' twintigste verjaardag én het vijfentwintigjarige bestaan van de band. Ook nu was de vraag naar kaartjes erg groot: de twee miljoen tickets gingen als warme broodjes over de toonbank. Dit bleek een reden voor het blad Newsweek dat zei dat een "Tour van The Who speciaal is...", want, "...na The Beatles en The Stones, zijn zij het gewoon."
1990 - 1999: World's Greatest Rockband en Reunion-tour
In 1990 werd The Who ingehuldigd in de Rock and Roll Hall of Fame. Het commentaar in de Hall beschrijft The Who als de grootste voorvechter van de titel "World's Greatest Rock Band" en als één van de meest dynamische live-acts. Afgezien van The Who, hebben alléén The Beatles en de Rolling Stones een gelijkwaardig commentaar in de Rock-'n-Roll Hall. In 1991 nam The Who een coverversie van Saturday Night's Alright For Fighting op als eerbetoon aan de originele zanger: Elton John en gaf dit ook uit. Dit was het laatste studiomateriaal dat John Entwistle met The Who heeft uitgegeven. In 1994 werd er gefluisterd over een tour naar aanleiding van de dertigste verjaardag van The Who. Deze is er overigens nooit gekomen, maar ter ere van de vijftigste verjaardag van Roger Daltrey werden er twee concerten gegeven in de Carnegie Hall. Tijdens deze optredens was er ook plaats voor gastoptredens van zowel John Entwistle als Pete Townshend. Hoewel The Who in feite aanwezig was, speelden zij niet als zodanig tijdens die shows. Later dat jaar tourde Pete Townshend tourde later dat jaar om zijn Psychoderelict-album te promoten en aan het einde van één van de shows verzorgde John Entwistle een gastoptreden. Maar niet alleen Townshend tourde, ook Roger Daltrey tourde. Hij deed dit met een orkest en een special guest: jawel, John Entwistle. Deze band stond erop dat John "Rabbit" Bundrick de toetsen zou bespelen, Zak Starkey de drums en Simon Townshend gitaar (voor zijn broer, die niet meedeed). Pete Townshend gaf Daltrey toestemming om deze formatie The Who te noemen, maar dit deed Daltrey niet. Deze "Daltrey sings Townshend"-tour was dan ook geen geweldig succes.
In 1996 werd Pete Townshend gevraagd om mee te spelen in een groot rockconcert in Hyde Park in Londen. Aanvankelijk was hij van plan om Quadrophenia in een solo-akoestische versie op te voeren, gebruikmakend van stukken uit de film, die hij op de achtergrondschermen zou tonen. Hij veranderde zijn gedachte toen hij erachter kwam dat er een publiek zou zijn van rond de 150.000 man. Na Entwistle en Daltrey te hebben gecontacteerd, werd besloten dat er een eenmalig optreden van Quadrophenia zou plaatsvinden. De band werd aangevuld met Zak Starkey op het drumstel (terwijl die eigenlijk zijn twijfels had), John "Rabbit" Bundrick op het keyboard en Simon Townshend als slaggitarist. Verder werd Jon Carin nog toegevoegd als tweede toetsenist en een aantal hoornblazers en een achtergrondkoor. Tenslotte kwamen er nog verschillende special guests om de karakters uit "Quadrophenia" te spelen, waaronder: David Gilmour, Ade Edmonson, nieuwslezer Trevor McDonald en Gary Glitter (die Roger Daltrey een dag voor de show per ongeluk een gebroken oogkas sloeg). Het hele optreden werd verteld door Phil Daniels, die Jimmy the Mod in de film speelde. Afgezien van een aantal technische ongeregeldheden, bleek de show toch een succes en werd deze door velen beschouwd als de beste act van de dag, zelfs boven het hoofdnummer van Eric Clapton. Het succes van deze show leidde tot een uitbreiding met zes nachten in New York in de Madison Square Garden. De shows die er gedaan zijn staan niet te boek als The Who.
Het succes van deze Quadrophenia-tour heeft geleid tot grote interesse in de Verenigde Staten en Europa. Daarom besloten de bandleden om er nog maar een grote tour achteraan te plakken. De show werd extra aangepast voor de tour en bevatte ook de nummers die men van The Who gewend is in de toegift. Ook deze show staat officieel niet op het conto van The Who, maar van de verschillende bandleden. Na het succes van Quadrophenia ging de "band" wederom uit elkaar. Pete Townshend ging weer akoestische tours doen, John Entwistle deed weer shows met zijn eigen band (The John Entwistle Band) en Roger Daltrey ging de wereld rond met de British Rock Symphony. Hij speelde nummers van The Who en andere klassieke nummers met het orkest.
Met 1999 breekt het jaar aan waarin The Who zich weer officieel hergroepeert. Wederom worden John "Rabbit" Bundrick en Zak Starkey gerekruteerd om de band muzikaal te ondersteunen. Zij speelden in deze formatie veel liefdadigheidsconcerten in relatief kleine zalen. Veel van de nummers die in deze shows werden gespeeld, waren afkomstig van het album Who's Next en waren al meer dan dertig jaar niet meer gespeeld.
2000 - 2005: Goodbye Ox, nog meer tours en nieuwe nummers
Het succes van deze liefdadigheidsshows leidde tot weer een tour door de Verenigde Staten in de zomer van 2000 en een tour door het Verenigd Koninkrijk in november van dat jaar. De tour eindigde met een liefdadigheidsconcert in de Royal Albert Hall in Londen voor het Teenage Cancer Trust-fonds, waarvan later een cd/dvd van (onder de naam Live at The Royal Albert Hall) uitkwam. Met de uitgifte van deze dvd begonnen de drie leden van de band weer te denken aan de mogelijkheid van een nieuw album.
Net voordat de Amerikaanse tour in de zomer van 2002 van start zou gaan, werd John Entwistle 's avonds dood gevonden in zijn kamer in het Hard Rock Hotel in Las Vegas, Nevada. De uitkomst van het autopsie-onderzoek maakte duidelijk dat Entwistle was overleden aan een zekere hoeveelheid cocaïne in zijn lichaam. De dosis werd niet beschouwd als een overdosis, maar deze geringe hoeveelheid cocaïne in combinatie met zijn reeds zwakke hart zorgde voor een toch fatale hartaanval. Zijn hart was dusdanig verzwakt door een jarenlange opstapeling van hartproblemen, roken en zijn cocaïnegebruik in de latere jaren van zijn leven. Na een korte vertraging in verband met de begrafenis van de bassist, werd de tour - volgens de wensen van Entwistles familie - gewoon doorgezet. The Ox werd vervangen door de Welsh Pino Palladino. De tournee werd opgenomen en als Encore Series 2002 uitgegeven. Voordat de tour begon werden er nieuwe tour-nummers geoefend, waaronder: Real Good Looking Boy, Certified en de oude klassieker I Can See For Miles. In verband met de dood van Entwistle werden deze nummers niet gespeeld. In september nomineerde Q magazine The Who als één van de "50 Bands to See Before You Die" (50 Bands die je moet zien voordat je doodgaat).
In 2004 gaf The Who twee nieuwe nummers uit op hun album The Who: Then and Now. Deze nummers waren Old Red Wine en Real Good Looking Boy (met respectievelijk Pino Palladino en Greg Lake op de basgitaar). Ter promotie van deze cd ging de band op een nieuwe tour en deed 18 plaatsen aan. De tournee trok door onder andere Japan, Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en werd eveneens geregistreerd en uitgegeven (Encore Series 2004). In datzelfde jaar gaf The Who wederom een optreden tijdens het Isle of Wight Festival en ontving de gebruikelijke extatische commentaren. Verder zette Rolling Stone Magazine de band op plaatsje nummer 29 op hun lijst van de 100 Greatest Artists of All Time. Ook werd bevestigd dat The Who in het voorjaar van 2005 hun eerste album (oorspronkelijk getiteld WHO2) sinds 22 jaar zou uitgeven. Pete Townshends website gaf aan dat de uitgifte voor onbekende duur uitgesteld zou worden en dat ook de VS/VK-tours in de zomer van 2005 naar achteren werden verschoven. Een deel van dit besluit was te wijten aan de langzame opname van het nieuwe materiaal en een ander deel was te wijten aan de toezegging van Zak Starkey aan Oasis om met hen op tournee te gaan.
Op 13 juni 2005 verzorgde The Who een éénmalig optreden in de Gotham Hall in New York. De kaartjes kostten $1500 per stuk. De opbrengst gaat naar Samsungs Four Seasons Of Hope, een instelling die veel geld schenkt aan kinderorganisaties.
In juli 2005 was het twintig jaar geleden dat Live Aid in het Wembley Stadium plaatsvond. Ter ere dáárvan én vanwege de G8-top, werd Live 8 gehouden. Geheel in lijn met de benefietconcerten die The Who eerder al gegeven had, droeg de band wederom een steentje bij aan het bestrijden van de armoede in derde wereld-landen. Zij lieten Who Are You en Won't Get Fooled Again horen in Londen. Omdat Zak Starkey op tournee was met Oasis werd hij vervangen door Steve White (de oudere broer van ex-Oasis drummer Alan White en drummer voor Paul Weller) en Damon Minchella (Ocean Color Scene) verving bassist Pino Palladino, die door Zuid-Amerika tourde als bassist voor Jeff Beck.
2006 - ....: Huidige - en toekomstplannen
In de loop van 2006 hebben Pete Townshend en Roger Daltrey hun nieuwe album Endless Wire opgenomen, dat zijn debuut op 30 oktober beleefde. In Nederland werd het eerste album op 26 oktober overhandigd aan Freddy Haayen (de ontdekker van Golden Earring). Endless Wire was het eerste studio-album met nieuw materiaal sinds It's Hard, dat uit 1982 stamde. Het nieuwe album bevat nummers die onder andere geïnspireerd zijn door het Stockholmsyndroom tijdens het gijzelingsdrama op een school in Beslan en door Mel Gibsons film The Passion of the Christ. Eveneens is er een nieuwe mini-opera te horen zijn op de cd, genaamd Wire And Glass. Ook dit is een primeur sinds de laatste (Rael) die op The Who Sell Out (1967) verscheen. Delen van Wire And Glass werden uitgegeven als een maxi-single op 17 juli (speciaal voor iTunes) en daarna op 24 juli op een 12" ep (limited edition). Het nummer Mirror Door was al eerder uitgegeven in een radiobewerking en werd voor het eerst gedraaid op BBC Radio 2, tijdens de Ken Bruce Show om 10:00 uur op 8 juni 2006.
Om het nieuwe album alvast te promoten en korte demo's te geven, gaf The Who in het tijdschriftRolling Stone in december 2005 aan een 24-daagse Europese tour - gevolgd door een wereldtournee - te willen geven in de zomer van 2006. Kort daarna werd aangekondigd dat het openingsconcert van de tour 17 juni op de Universiteit van Leeds zou plaatsvinden. Op dezelfde plaats waar 36 jaar geleden het befaamde Live at Leeds-album werd opgenomen. De tickets voor deze show werden persoonlijk verkocht door de Leeds University Union (de studentenvereniging van de Leeds University), met een gelimiteerde verkoop van slechts twee tickets per persoon. Voordat het concert begon, onthulden Daltrey en Townshend een blauwe plaquette om "Live at Leeds" te herdenken. De show was zo langverwacht dat de BBC er een complete uitzending van maakte. Dit gebeurde zowel de dag van het concert als de dag erna. De shows bestonden onder andere ook uit interviews die na het concert gehouden werden met mensen uit het publiek.
Het optreden op de Leeds University en de shows die hierop volgden zijn de eerste optredens die de band geeft sinds hun laatste wereldtournee uit 2004 en het korte optreden op Live 8 in 2005. The Who heeft Europese landen aangedaan zoals: Groot-Brittannië, Spanje, Duitsland en Zwitserland. Ook België werd dit jaar op een bezoek getrakteerd. Op 30 juni stond het plaatsje Werchter op de tweede dag (van de vier) van het festivalRock Werchter in vuur en vlam en konden vele duizenden toeschouwers genieten van een ruim anderhalf uur durend slotconcert. Op 2 juli werd de tweede dag van Hyde Park Calling, een concert om de twintigste verjaardag van het Hard Rock Cafe te vieren ook door hen afgesloten. Tijdens dit festival werden er opnamen geschoten voor het Britse televisieprogrammaTop Gear. Zij waren roadies van de band en zij zouden bestelbusjes gaan testen. Hun missie (namelijk zoveel mogelijk koffers verplaatsen) m
Elvis was de zoon van Gladys Love Smith en Vernon Elvis Presley, werd op 8 januari 1935 in Tupelo (Mississippi) geboren. Hij was de helft van een tweeling, zijn broer Jesse Garon Presley kwam levenloos ter wereld. Het gezin leefde een zeer armoedig bestaan. De omgeving waarin de Presleys leefden was zeer religieus en was van grote invloed tijdens de opvoeding van Elvis. Meerdere keren per week was het gezin te vinden in de kerkgemeenschap First Assembly of God, daar waar Elvis kennismaakte met de vele spirituals en gospelsongs waarbij de predikanten luidkeels en stampvoetend het woord van God predikten. Waarschijnlijk ging Elvis wel eens luisteren bij een 'zwarte' kerk naar de gospelmuziek.
Toen hij tien was nam Elvis deel aan de allereerste muziekwedstrijd in z'n leven. Z'n ouders vonden dat hun jongen een gouden stem heeft en regelden voor hem een plaatsje op de kandidatenlijst. Ook de jury was gecharmeerd door het schuchtere jongetje met z'n veel te grote broek die foutloos het kinderliedje "Old Shep" van Red Foley bracht. Radio WELO was ter plaatse en bracht, toen al, rechtstreeks verslag uit van de zangwedstrijd. De radio-uitzending werd echter niet opgenomen.
Elvis kreeg op zijn elfde verjaardag een gitaar als verjaardagscadeau van zijn moeder, maar hij kon niet eens spelen. Hij wilde eerst een fiets of een geweer, maar zijn ouders konden alleen een gitaar betalen. Uiteindelijk kreeg de jonge Elvis dan les van zijn oom: uncle Vester, Vernons broer. Nog steeds is de Tupelo Hardware Company waar Gladys (zijn moeder) die gitaar kocht een drukbezochte toeristische trekpleister in Tupelo.
Beginperiode
Elvis werkte na het eind van zijn schooltijd als vrachtwagenchauffeur. In 1953 besloot hij om een plaatje te maken bij de (inmiddels legendarische) Sun Studio, waar iedereen voor vier dollar een liedje kon laten opnemen. Waarschijnlijk was dit een cadeautje voor zijn moeder.
Elvis zong het nummer My Happiness en maakte hiermee zo'n indruk op de studiosecretaresse Marion Keisker, dat die onmiddellijk zijn naam noteerde. Volgens haar had Elvis iets bijzonders. Na veel aandringen van Keisker besloot Sun Records-eigenaar Sam Phillips Elvis uit te nodigen. In juli 1954 nam Elvis bij Sun Records zijn eerste plaat op. De eerste radio-exposure van zijn eerste single That's all Right Mama had zo'n impact, dat Elvis plaatselijk meteen een groot succes was. Met liveoptredens (in de regio) nam zijn populariteit alleen maar toe. Dit onderkende ook ene Tom Parker, beter bekend als 'The Colonel', die Elvis kon overtuigen om hem als manager te nemen.
Het eerste wapenfeit van Elvis' nieuwe manager was om Elvis onder te brengen bij RCA Victor. Elvis ondertekende bij de invloedrijke muziekproducent Steve Sholes een platencontract voor $35.000, destijds een recordbedrag, waarmee RCA ook de rechten voor alle Sun-opnamen overnam. In januari 1956 trad hij voor het eerst op in een landelijke televisieshow, de Stage Show van Jimmy en Tommy Dorsey. Elvis zou daarna nog veelvuldig van het medium televisie gebruikmaken om zijn populariteit te behouden.
In datzelfde jaar mocht hij zijn eerste gouden plaat in ontvangst nemen voor zijn eerste RCA-plaat, die nr. 1 stond in drie verschillende hitlijsten: Heartbreak Hotel. Nummers als Money Honey en I Got a Woman waren oorspronkelijk van andere zangers, maar de manier waarop Elvis ze uitvoerde sprak de tieners van die tijd aan en werden alle rockklassiekers. Nummers als Love Me Tender, Hound Dog, Don't Be Cruel, All Shook Up, Teddy Bear, Jailhouse Rock waren zeer grote hits. Tot in 1958 nam hij de ene na de andere plaat op, in totaal 14, die alle ongehoord veel succes hadden.
Vooral Elvis' optredens deden veel stof opwaaien. Veel mensen vonden de snelle bekkenbewegingen waarmee hij zijn podiumoptredens begeleidde schandalig en immoreel. Hij werd al gauw 'Elvis the Pelvis' genoemd (pelvis=bekken), een bijnaam die Elvis zelf niet al te leuk vond. Zijn invloedrijke manager wist Elvis op onnavolgbare wijze te vermarkten. Colonel Parker zou later 'ontmaskerd' worden als de illegaal geëmigreerde Nederlander Dries van Kuijk.
Dienstplicht
Toen Elvis werd opgeroepen voor de militaire dienst (1958 - 1960) waren veel critici van mening, dat aan de carrière van Elvis nu een eind was gekomen. Elvis maakte het zichzelf niet makkelijk door de gewone dienstplicht als soldaat te doorlopen in plaats van gebruik te maken van zijn populariteit. Hij begon zijn dienstplicht in Fort Hood in Texas. Later zou hij worden uitgezonden naar Duitsland. Hier (in Bad Nauheim) heeft hij een tijdje gewoond met zijn familie. In die tijd heeft hij ook o.a. een uitstapje naar Parijs gemaakt. Op de terugvlucht naar Amerika heeft het vliegtuig een tussenlanding in Schotland gemaakt. Dit is de enige keer dat Elvis in Groot-Brittannië is geweest.
De Europese fans hebben Elvis nooit live mogen zien optreden in Europa. Dit had mogelijkerwijs te maken met Colonel Tom Parker. Doordat deze in het Amerikaanse leger op Hawaï had gediend, was hij zijn Nederlands staatsburgerschap kwijtgeraakt. Parker heeft nooit het Amerikaans staatsburgerschap aangevraagd en kon bij gebrek aan een paspoort dus niet naar het buitenland. Zijn gedachtegang was: zolang ik niet in aanraking kom met justitie en mijn belastingen betaal, zal er geen haan naar kraaien dat ik illegaal in de VS verblijf. Ook Elvis heeft nooit gepoogd enig belastingvoordeel te behalen en heeft zijn leven lang het volle pond betaald. Wellicht op aanraden van Parker, om ook indirect niet in diskrediet te geraken met de overheid. Daarnaast heeft Elvis het als 'redblooded American' als zijn plicht gezien iets terug te doen voor zijn land, en ook hierom zal hij zonder morren zijn belasting hebben betaald. Ook om deze reden onderging hij de dienstplicht als enig willekeurige andere dienstplichtige, zonder voorkeursbehandeling.
Dat Elvis over een redelijk acteertalent beschikte, bleek onder andere uit zijn prestaties in de film King Creole uit 1958. Zowel Hollywood als de Colonel hadden andere plannen met Elvis' talent en bonden hem vast aan massieve contracten waardoor Elvis jaren aaneen enkel in aanmerking kwam voor jodelende, blije films zonder sterk karakter. Zowel vriend als jaloerse vijand hebben opgemerkt dat Elvis altijd beleefd en professioneel was en andere acteurs wist te vermaken met zijn spontane gevoel voor humor. De enige actrice van (later) formaat die voor Elvis' charmes viel was de jonge Ann-Margret.
Familie
In 1967 trouwde hij met Priscilla Ann Beaulieu, die hij in Duitsland had ontmoet tijdens zijn militaire dienst. Begin jaren '60 kwam Priscilla naar Graceland om samen te wonen met Elvis. Dit leidde uiteindelijk tot hun huwelijk. Precies 9 maanden later werd hun enig kind geboren: dochter Lisa Marie. Het huwelijk zou standhouden tot 1973. Het stel groeide uit elkaar door Elvis' vele afwezigheid door het maken van films en later de optredens. Priscilla kreeg een relatie met haar karateleraar. Elvis kon dit zeer moeizaam verwerken. Lisa Marie (geboren op 1 februari1968) zou later een kortstondig huwelijk hebben met Michael Jackson. De moeder van Priscilla Ann Beaulieu heette Anne Lillian Iversen.
Comeback
In 1968 maakte hij een televisieshow voor NBC, die met kerst uitgezonden werd en alle kijkrecords verbrak. Deze show werd vanaf die tijd ook wel de comebackshow genoemd. Elvis trad er op met zijn oude muzikanten en was voor het grootste deel van de show gekleed in een zwartleren pak. Vanaf 1969 trad hij voornamelijk op in Las Vegas. Hiervan is de documentaire Elvis: that's the way it is (1970) gemaakt. Daarna ging Elvis weer op tournee in de VS. Hiervan werd de documentaire Elvis on tour (1972) gemaakt.
Priscilla maakte aan Elvis kenbaar, dat zij hun relatie wilde beëindigen. Een scheiding was het gevolg. Hierna ging het langzaam bergafwaarts met de King of Rock and Roll. Ongezonde leef- en eetgewoontes, excessief pillengebruik, Elvis was bijzonder goed op de hoogte van de medicatie (uppers en downers) die hij tot zich nam. Hij had te kampen met vele lichamelijke beperkingen, ongemakken, ziektes en afwijkingen (welke mogelijk het gevolg waren van een jarenlange uitputtende levensstijl). De druk van het 'Elvis-zijn' en de stress van het artiestenleven sloopten zijn gezondheid.
In 1973 had hij nog één keer een primeur: het eerste live via een satelliet over de hele wereld uitgezonden concert, met de naam Aloha from Hawaii. Met deze show bereikte hij het grootste televisiepubliek dat hij ooit had: één tot anderhalf miljard mensen hebben deze show gezien, wat in 1973 een derde van de wereldbevolking was.
Elvis' vrouwelijke fans stonden erom bekend niet weg te willen gaan uit de zaal als Elvis zijn optreden had afgerond. De presentatoren zeiden dan "Ladies and gentlemen, Elvis has left the building" (Dames en heren, Elvis heeft het gebouw verlaten) dat tot zijn dood gebruikt werd als standaardzin na optredens en later uitgroeide tot gezegde om uit te drukken dat iets is afgerond of gestopt is.
Jumpsuits
Elvis bleef optredens in Las Vegas verzorgen en vloog dwars door de Verenigde Staten, in een hoog tempo met letterlijk honderden concerten per jaar. Tijdens deze concerten (totale carrière ruim 1.100 concerten) droeg hij kostuums, zogenaamde jumpsuits, die waren afgeleid van een karatepak, voorzien van een hoge kraag en vaak een brede riem. Deze jumpsuits waren voorzien van motieven. De meeste kostuums, die overigens maar een- of tweemaal werden gedragen, kregen namen mee als Sundial of Bold Eagle suit.
Concerten
Zijn optredens kenden hoogte- en dieptepunten, hetgeen bijvoorbeeld het drukke concertjaar 1976 duidelijk aantoonde: de concerten van de zomer van dat jaar getuigen van een weinig alerte Elvis: hij vergat zijn teksten en compenseerde dit met grappige uithalen en opmerkingen. Aan de andere kant worden de eindejaarsconcerten in Dallas en Pittsburgh tot de beste van zijn latere carrière gerekend. Het laatste optreden vond plaats op 26 juni1977. Elvis werd tijdens de concerten begeleid door een vaste band bestaande uit James Burton (gitaar), John Wilkinson (gitaar), Ronnie Tutt (drums), Glen Hardin (piano), Jerry Scheff (bas) en Charley Hodge (tweede stem), een oude vriend uit zijn diensttijd. Als achtergrondstemmen traden verder op Kathy Westmoreland, the Sweet Inspirations en J.D. Sumner Quartet, aangevuld met het Joe Guercio Orchestra. Een aantal van de bandleden is later de wereld rondgegaan met Elvis The Concert, dat ook een aantal keren in Nederland (2000, 2003 en 2005) met heel veel succes op de planken heeft gestaan. Voor deze concerten waren beelden uit "Elvis on Tour", "Elvis: that's the way it is" en "Aloha from Hawaii" aan elkaar geplakt tot één concert. Vervolgens was het geluid van de muzikanten verwijderd, zodat alleen de stem van Elvis overbleef. Tijdens Elvis the Concert werden de beelden van Elvis op grote schermen geprojecteerd en speelden de oorspronkelijke muzikanten mee. Tijdens een van deze concerten heeft dochter Lisa Marie Presley samen met haar vader 'Don't Cry Daddy' gezongen.
Het naderende einde
In een hoog tempo vloog Elvis van staat naar staat en verzorgde tientallen shows per maand. Om zijn dag-nachtritme te controleren gebruikte hij veelvuldig "uppers" en "downers". Hij was volgens velen afhankelijk geworden van medicatie, welke onder meer was voorgeschreven door zijn lijfarts, George Nichopoulos.
Vaak sliep hij overdag, nadat hij hiervoor wat had ingenomen. Nadat hij eenmaal was ontwaakt tegen het avonduur (ook hiervoor had hij diverse medicamenten), gaf Elvis de keuken de opdracht een maaltijd voor hem klaar te maken. Meestal bestonden dergelijke maaltijden uit sterke koffie, toast met gebakken bananen, spek, pindakaas en bananen-sandwiches, aansluitend brood met warm vlees, sorbetijs en hij voegde daar soms nog gehaktbrood aan toe.
Meestal bestonden de dagen voor Elvis in deze periode uit niet meer dan de gehele ontwaakte tijd in een ochtendjas doorbrengen, zittend op het toilet, lezend in religieuze en diep filosofische boeken, wat televisie kijken en opdrachten geven voor het organiseren van nieuwe optredens, alhoewel dat maar mondjesmaat was, omdat Elvis feitelijk geen echte behoefte meer had om de deur nog uit te gaan. Ging Elvis de deur uit dan was het vooral om op te treden.
De kritische uitspraken van Sonny en Red West (Memphis Mafia), de auteurs van het boek "Elvis what happened ?", vormden de nagel aan Elvis' doodskist. Elvis begreep niet dat zijn (in juli 1976 door zijn vader Vernon) ontslagen personeel hem na al die jaren zo bruut kon afschilderen.
Overlijden
Elvis overleed op 16 augustus1977 in Memphis in de badkamer van zijn huis Graceland , officieel door een hartstilstand, maar later zou na autopsie blijken dat zijn lichaam sporen van meerdere soorten pillen (poly-farmacy) bevatte. Vermoedelijk was er sprake van een overdosis van door zijn arts voorgeschreven medicijnen.
Na zijn dood
Oorspronkelijk werd Elvis begraven in een familiemausoleum op Forest Hill Cemetery, maar na een kidnappoging werd zijn lichaam, en dat van zijn moeder, verplaatst naar zijn landgoed. Elvis' graf werd al snel een bedevaartsoord voor Elvisfans. In 1982 werd Graceland opengesteld voor publiek. Graceland is het meestbezochte woonhuis dat als museum fungeert in de VS, na het Witte Huis. Per jaar komen er meer dan 600.000 mensen op bezoek. Naast het huis, aan de andere kant van de 'Elvis Presley Boulevard', is een groot complex gebouwd, bestaande uit een hotel (Heartbreak Hotel), het Graceland-winkelcentrum, Graceland Plaza met winkels, een bioscoop en diverse tentoonstellingen en Elvis' Automuseum. Bovendien zijn Elvis' privé-vliegtuigen Hound Dog II en Lisa Marie er te bewonderen. Er ontstond een cultus rond de overleden ster.
In 2006 is Graceland door de Amerikaanse overheid benoemd tot National Landmark. Dit gebeurt normaal gesproken alleen met huizen van (ex-)presidenten van de VS en overige gebouwen en locaties die een bepaalde culturele betekenis hebben voor de Amerikanen. De benoeming van Graceland is uniek doordat het het eerste privé woonhuis is dat op de lijst van National Landmarks is terechtgekomen.
25 jaar na zijn dood was de muziek van Elvis nog steeds in de belangstelling. Het destijds minder bekende nummer A little less conversation kreeg ten behoeve van een reclamespot een remix van de Nederlandse DJJunkie XL (JXL) en in grote delen van de wereld stond dit nummer hoog in de hitlijsten. Een jaar later werd dit succes bevestigd met een bewerking van een ander minder bekend nummer: Rubberneckin.
Op het moment van overlijden had hij een vermogen van 4,9 miljoendollar. In 1993 was dat bedrag gegroeid tussen de 50 en 100 miljoen dollar.
In 2004 slaagde Elvis erin opnieuw de Britse hitlijsten te veroveren met de heruitgave van 17 hitsingles (aangevuld met de JXL-remix) die ook tijdens zijn leven reeds de hoogste plaats in de lijsten verwierven. Elvis bereikte opnieuw meermaals de top van de hitparade.
In 2005 werd Elvis door het Amerikaanse volk verkozen tot de top tien van de "Greatest Americans". Hij was de eerste niet-politicus in de rangschikking. Slechts Martin Luther King en zeven Amerikaanse presidenten (waaronder de Founding Fathers en Elvis-fan Bill Clinton) moest hij laten voorgaan.
De populariteit van Elvis Presley in Nederland
Vergeleken bij de Verenigde Staten en Groot-Brittannië was de populariteit van Elvis in Nederland niet buitengewoon groot. Ter illustratie: in de Verenigde Staten scoorde hij tussen 1956 en 1977 maar liefst 18 nummer één-hits, in Groot-Brittannië 17, maar in Nederland slechts 5, de laatste in 2002. Ook wisten de meeste elpees van Elvis in de jaren zeventig niet door te dringen tot de Nederlandse LP Top 50.
Records
Tijdens zijn leven verkocht hij in totaal 500 miljoen platen. In de week na zijn dood kwamen daar nog eens 8 miljoen bij. Hij brak en houdt nog altijd een aantal records in de muziekindustrie:
Hij had meer nummers in de hitparades dan enig andere artiest: 149.
Hij stond langer no. 1 in de hitlijsten dan wie ook: 81 weken.
Hij had de meeste no. 1-hits achter elkaar: 10.
Hij verdiende meer gouden en platina platen dan welke andere artiest ook.
Hij heeft tot nu toe meer dan een miljard platen wereldwijd verkocht, meer dan welke andere artiest ook.
Hij heeft het grootste aantal kijkers in de hele televisiegeschiedenis op zijn naam staan: 1 tot 1,5 miljard mensen hebben zijn show "Aloha from Hawaii" in 1973 gezien.
Hij heeft de 100e UK no. 1-hit gehaald met het nummer "One Night" in 2005.
Bandleden
Bill Black was Elvis' bassist tussen 1954 en 1958. In het bijzonder speelde hij mee in het nummer That's all right Mama en Don't be cruel. De staande bas waarop Bill de legendarische intro van het lied speelt, is inmiddels in bezit van Paul McCartney. In datzelfde nummer deden ook zijn eerste gitaristScotty Moore en drummerDJ Fontana mee. Moore bleef aan tot 1968, net als D.J. Fontana (tot 1958 als onderdeel van Elvis Presley and the Blue Moon boys, daarna als ingehuurde sessiemuzikanten). Scotty Moore speelde met een elektrische jazzgitaar, zijn jazzy rock-'n-rollspeelstijl is nog steeds geroemd. Hij leeft nu (2007) nog steeds
U2 is een Ierserockband met Bono (Paul David Hewson), zang en gitaar, The Edge (David Howell Evans) op gitaar, piano, zang en soms de bas, Adam Clayton op bas en soms gitaar en Larry Mullen jr op drums. Deze bezetting is van het begin af altijd ongewijzigd gebleven, wat uitzonderlijk is in de popgeschiedenis. Zelfs de entourage van de groep -van manager en geluidstechnicus tot roadie en art director- is in de loop der jaren bij U2 grotendeels hetzelfde gebleven. De Nederlandse fotograaf Anton Corbijn heeft een belangrijke invloed gehad op het imago van de band. Diverse albumhoezen en video's zijn van zijn hand.
U2 is een collectief, voor alle producties en composities geldt: Credits U2.
Biografie
De eerste jaren
U2 begon op 25 september 1976 op de Mount Temple Comprehensive School in Dublin onder de naam Feedback. Larry Mullen jr. had een blaadje opgehangen in de schoolkantine waarop je je kon aanmelden voor de band. Bono reageerde, waarbij hij zei dat hij kon gitaarspelen en zingen, wat hij allebei (zoals hij in een interview later zei) niet kon. Ook The Edge reageerde. Adam Clayton zou er - volgens een interview - bijgevraagd zijn; "Hij zag er zo stoer uit, als hij bij de band zou komen, zouden we vast populair worden". De toen gevormde band bestond nog uit vijf leden; naast de uiteindelijke U2-bezetting was dat Dik Evans (de broer van The Edge) op gitaar. Begin 1978 veranderde de band zijn naam in The Hype. In die periode verliet Dik Evans de band. Vrijwel tegelijkertijd wijzigt de band op advies van de Ierse zanger en reclameman Steve Averill zijn naam in U2 (de naam van het in 1960 boven Rusland neergehaalde Amerikaanse spionagevliegtuig, met aan boord Gary Powers). Op 15 oktober 1980 speelde de band voor het eerst in Nederland, in De Melkweg te Amsterdam. Drie dagen later trad U2 op in een klein zaaltje in Ukkel voor een zeventigtal toeschouwers, die elk 220 Belgische frank betaalden.
U2 werd, evenals bijvoorbeeld de Schotse band Simple Minds, veelal tot de stroming new wave gerekend. De band ontwikkelde op de eerste albums, Boy (1980) en October (1981), evenwel een eigen en duidelijk herkenbare stijl. Vooral in de beginjaren heeft het christelijke geloof een sterke invloed op de songteksten van U2, wat met name te merken is aan nummers als "I will Follow", "Gloria" en "With a Shout (Jerusalem)".
Doorbraak
Na een korte stilte rondom de band werd in 1983 het album War uitgebracht. Twee nummers van dit album werden hits over de hele wereld: New Year's Day en het krachtige Sunday Bloody Sunday, dat teruggrijpt op het bloedbad van zondag 30 januari1972 (Bloody Sunday), waarbij dertien doden vielen tussen demonstranten en het Britse leger in Derry, Noord-Ierland.
Na het album The Unforgettable Fire (1984) werd The Joshua Tree (1987) uitgebracht, door velen beschouwd als het hoogtepunt in het oeuvre van U2. Het album bereikte zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de Verenigde Staten de eerste plaats in de hitlijsten en er werden wereldwijd meer dan 25 miljoen exemplaren van verkocht.
U2 hield zich hierna bezig met het album Rattle and Hum (1988) en de gelijknamige documentaire over de band. Rattle and Hum trekt niet de lijn door van de vorige albums, maar is een hommage aan Amerikaanse muziek. Het is een mengelmoes van covers en eigen nummers, zowel in studio's als bij concerten opgenomen. Onder meer B.B. King werkte mee aan dit album.
The Dalton Brothers
The Dalton Brothers was een country en western band, gevormd en uitgevoerd door U2. De band trad op als openingsact op 1 november, 18 november en 12 december1987 tijdens The Joshua Tree Tour. Na deze optredens verscheen de band weer en werd er tot 2007 niks van vernomen, in dat jaar trad een coverband van U2 nog eenmaal op als The Dalton Brothers.
Tijdens de optredens waren de bandleden verkleed als cowboys en noemden ze zichzelf The Daltons. Bono was Alton Dalton, The Edge was Luke Dalton, Adam Clayton was Betty Dalton en Larry Mullen jr was Duke Dalton.
De nummers die ze speelden waren eigen nummers die ze omdoopten tot country muziek, of covers van country-artiesten. Zo speelden ze nummers van Hank Williams, Leon Payne en Johnny Cash.
Een van de optredens van The Dalton Brothers is te zien op de dvd van The Joshua Tree 20th Anniversary Box als easter egg. De gebruiker moet een wachtwoord invoeren om het te zien te krijgen, het wachtwoord is Betty Dalton, Adam Claytons pseudoniem
Nieuwe weg
De band was op dat moment zo in de belangstelling dat de over-exposure bijna het einde betekende van U2. De bandleden trokken zich terug en sloegen, mede door een lang verblijf in Berlijn, een nieuwe weg in. Het resultaat van het verblijf in Berlijn, het album Achtung Baby (1991), was veel experimenteler dan de vorige albums. De band zocht een nieuwe stijl: De Zoo TV-tour en het album Zooropa (1993) hadden als thema een parodie op de amusementsindustrie. Dit thema werd verder voortgezet met het album Pop (1997) en de daarop volgende groots opgezette Popmart-tour.
De Elevation-tour, volgend op het album All That You Can't Leave Behind (2000), was veel kleinschaliger. Dit album was wel weer ouderwets succesvol. Er gingen bijna 12 miljoen exemplaren van over de toonbank. In Nederland scoorde U2 voor het eerst een nummer één hit en later dat jaar nogmaals met de nummers: Beautiful Day en Elevation.
Na Elevation werd het stil rond de band. Bono besteedde ondertussen veel tijd aan zijn nieuwe organisatie DATA (Debt-AIDS-Trade-Africa), die onder meer streeft naar vermindering van de schuldenlast in Afrika. Op 22 november2004 verscheen het volgende album van de band: How to Dismantle an Atomic Bomb. De eerste single hiervan, Vertigo, was vanaf 24 september 2004 op de Nederlandse radio te horen en was beschikbaar in de Nederlandse winkel vanaf 8 november 2004. De tweede single "Sometimes You Can't Make It on Your Own" heeft Bono geschreven ten tijde dat zijn vader Bob Hewson stervende was aan de gevolgen van kanker. Dit nummer heeft Bono ook gezongen tijdens de begrafenis van zijn vader. Van HTDAAB zijn tot op vandaag wereldwijd 12 miljoen exemplaren verkocht.
Vanaf september 2007 werkt U2 aan een nieuw album, wederom samen met de producers Brian Eno en Daniel Lanois. Voor dat nieuwe album zijn drie schrijfsessies gedaan, één in Marokko en twee in Frankrijk. Beelden van een repeterende U2 zijn te zien in een documentaire over Lanois, "Here Is What Is". Op 3 december 2007 maakte de Britse krant "The Independent" bekend dat U2 met het nieuwe album trance-, metal- en Marokkaanse invloeden zal hebben. Later zou blijken dat dit totaal niet het geval was.
Vóór het uitkomen van het nieuwe album bracht U2 in juli de geremasterde versies uit van hun eerste 3 albums, "Boy", "October" en "War" (in 2007 deed U2 hetzelfde met "The Joshua Tree").
Op 19 december 2008 maakte U2 op hun website bekend dat op 27 februari 2009 het nieuwe album zal worden uitgebracht, genaamd No Line on the Horizon. Ook werd bekend dat Anton Corbijn bezig was met een nieuwe film over U2, die als download beschikbaar zal worden gesteld, en tevens op de extra dvd van de luxe uitgave van het nieuwe album zal staan.
Op 19 januari 2009 ging de nieuwe single Get on Your Boots wereldwijd in premiere op diverse radiozenders. Het nummer is vanaf 15 februari als digitale download beschikbaar, en vanaf 16 februari ook als cd-single. Op 18 februari lekte het nieuwe album No Line on the Horizon uit op internet. Een week voordat het album officieël zou verschijnen. Op de dag dat het album officieel verkrijgbaar was in Nederland, 27 februari 2009, was het album al 60.000 maal over de toonbank gegaan, waarmee het album in Nederland direct een platinastatus had.
Eveneens zijn ze begin Juli 2009 hun 360° tour gestart, met een spectaculair podium mede gemaakt door stageco.
Roger Harry Daltrey, CBE (Londen, 1 maart1944) is een Engelspopmuzikant en is voornamelijk bekend als medeoprichter en leadzanger van een Engelserockband, genaamd The Who. Daltrey heeft ook geprobeerd om een solocarrière op te bouwen, maar deze was minder succesvol. Eveneens heeft hij geacteerd in een flink aantal films en theaters. Daltrey is twee keer getrouwd: met zijn eerste vrouw (Jacqueline) heeft hij een zoon, Simon. Met zijn huidige vrouw, voormalig modelHeather Taylor, heeft Daltrey twee dochters (Rosie en Willow) en één zoon (Jamie). Ook is bekend dat hij verschillende andere kinderen heeft uit buitenechtelijke relaties.
Vroege jaren
Roger Daltrey werd geboren in Hammersmith, een wijk in West-Londen. Dit was ongeveer in dezelfde buurt die ook mede Who-leden Pete Townshend en John Entwistle voortbracht. Hij had vrij goede resultaten op school, waardoor hij qua resultaten bij de besten van zijn klas behoorde en door kon stromen naar de middelbare school. Zijn ouders, Harry en Irene, hoopten dat hij ooit aan een universiteit zou gaan studeren. Helaas voor hen echter, overtrad hij vaak de regels en was leren niet het doel van de zelfbenoemde "school rebel".
Vroege muziekcarrière
Hij maakte zijn eerste gitaar zelf, van een stuk hout en richtte een band op, genaamd The Detours. Toen zijn vader in 1959 een (Epiphone) gitaar voor hem kocht, werd hij leadgitarist van de band. Snel daarna werd hij, door zijn grote interesse in de rock and roll (en zijn wangedrag op school), van school gestuurd. Om toch wat geld te verdienen, werd hij werkzaam in de metaalindustrie, terwijl hij bleef oefenen op zijn gitaar en met zijn bandje optrad op trouwerijen en in pubs. In die tijd was Daltrey leadgitarist, Pete Townshend rythmgitarist, John Entwistle basgitarist, Doug Sandomdrummer en Colin Dawson de leadzanger. Toen laatstgenoemde uit de band gezet werd, switchte Daltrey naar zang en Townshend naar leadgitaar. De vele snijwonden die Daltrey bij zijn fabrieksarbeid opliep maakten het vlotte soleren verder onmogelijk. Hij zou dan ook het instrument pas weer oppakken bij de latere Who-reunies.
Daltrey was in die tijd de bandleider. Dit was hij vooral door de reputatie die hij had opgebouwd door het gebruiken van zijn vuisten om het één en ander te bereiken. Hij kon blijkbaar aardig vechten, ondanks zijn kleine postuur. Roger Daltrey werd zelfs bijna uit de band gezet omdat hij zijn vuisten te veel gebruikte. Hij was vooral degene die de muziek selecteerde die zij zouden spelen. Ze speelden vooral songs van The Beatles, sommige Motown-artiesten, James Brown en andere rockartiesten. In 1964, hielp hij mee een nieuwe naam voor de band te verzinnen. Deze werd voorgesteld door een kamergenoot van Pete Townshend: Richard Barnes. De naam luidde: "The Who."
The Who
Toen The Who in 1965 haar eerste platencontract in de wacht sleepte met hun single "I Can't Explain", begon Townshend andere muziek te schrijven en begon de dominantie van Daltrey verder af te nemen. (Hun tweede single, "Anyway, Anyhow, Anywhere", was de enige song waarin Daltrey en Townshend samenwerkten.) Terwijl Townshend zich ontwikkelde tot een van de beste componisten in de rockwereld, was Daltrey's zang het instrument waarmee Townshend's visies werden verspreid en kreeg Daltrey zelf een reputatie als een onvergelijkbaar sterke vocalist. Zijn aparte gewoonte om op het podium zijn microfoon als een lasso rond te zwaaien werd een wereldwijd icoon voor hem en zijn uitbundige zangkunsten.
Daltrey's expressie van jeugdige woede, frustratie en arrogantie in de single My Generation legde de revolutionaire sfeer van de 1960-1969 vast voor veel jongeren over de gehele wereld en werd het handelsmerk van de band. Later werd zijn schreeuw aan het eind van Won't Get Fooled Again een belangrijk moment voor de band.
Toen The Who midden in hun succesperiode zat, bleek dat Daltrey vaak de andere leden moest beschermen tegen het gebruik van drugs en alcohol, omdat hij (terecht) meende dat het hen (en de band) zou vernietigen. Zo heeft hij ooit de pillen van drummerKeith Moon door de wc gespoeld en toen Moon protesteerde, hem met één vuistslag knock-out geslagen. In oktober van het jaar 1973 ontstond er veel frictie tussen Daltrey en Pete Townshend. Dit was vooral te wijten aan het feit dat Daltrey enigermate succes boekte met zijn solocarrière en dat Townshend terneergeslagen was door de flop van Lifehouse en het maken van Quadrophenia. Omdat er zoveel spanningen waren tussen de twee, heeft Townshend tijdens een opnamesessie Daltrey met zijn gitaar op zijn hoofd geslagen na Daltrey's geringschattende kommentaar op de opnametechniek van Quadrophenia, waardoor zijn stem niet optimaal klonk. Daltrey reageerde hierop door Townshend - weer met één enkele hoek - bewusteloos te meppen (Giuliano, p. 103), later gememoreerd in het nummer Goodbye, Sister Disco.
Bij alles wat The Who bereikt had (zoals de rockoperaTommy, de albumsWho's Next, en Quadrophenia), was Daltrey het gezicht en de stem van de band, terwijl ze zich ontpoppen als vier mensen die zich afzetten tegen de vroegere generatie. De stem van Daltrey was in het begin erg beïnvloed door Howlin' Wolf en James Brown, ging met nummers als Tattoo en Pictures of Lily bijna een octaaf omhoog, en om de dramatiek van Tommy en het Wagneriaans aandoende Quadrophenia vorm te geven werd het uiteindelijk een soort ruige heldentenor. Daltrey zelf, die volgens Marc Bolan nooit vals zong, noemt het "voice-acting". De altijd gebruinde en fitte zanger met het schouderlange gekrulde haar is het prototype van de rockzanger geweest, met vocalisten als David Coverdale, Robert Plant, Jon Bon Jovi en Eddie Vedder in zijn voetspoor.
Solocarrière
Discografie
Daltrey (1973)
Ride a rock horse (1975)
Lisztomania (1975)
One of the boys (1977)
McVicar (1980)
Parting should be painless (1984)
Under a raging moon (1985)
Can't wait to see the movie (1987)
Daltrey Rocks in the Head (1992)
Hit singles
Giving It All Away (#5 UK), 1973
I'm Free (#13 UK), 1973
Without Your Love (#20 US), 1980
Free Me (#39 UK), 1980
Acteur
Daltrey heeft gespeeld in zo'n 30 films, waaronder de grote rollen in: McVicar, als een gewapende Britse dief die in journalist John McVicar verandert; Tommy, als "deaf, dumb and blind kid" (doofstom en blind kind) Tommy Walker, waar hij in de categorie 'Beste Debuut' werd genomineerd voor een Golden Globe; en Lisztomania, als de Hongaarse componist Franz Liszt.
Vanaf het begin van de jaren 70 stond Urbanus in de Vlaamse theaters met de begeleidingsgroep Anus. Al snel ging hij solo de theaters in als Urbanus van Anus. In 1974 kwam zijn eerste LP uit, Leevend. Dit debuut was goed voor vijf hit-singles. Naar aanleiding van zijn theatersuccessen werd hij door de BRT gevraagd een komische act te verzorgen in het programma Zorg dat je d'er bij komt. Urbanus' antwoord hierop was: Nu gaan zelfs de blinden mij herkennen. Uiteindelijk liet hij zijn achternaam vallen en noemde zichzelf simpelweg Urbanus. Na Vlaanderen was Nederland aan de beurt en trad hij vanaf 1975 ook in Nederlandse theaters op. Zijn plaat Bakske vol met stro (1979), een kerstlied dat de geboorte van Jezus Christus parodieerde, zorgde voor veel ophef bij de Katholieke Kerk, maar het grote publiek kon de plaat best waarderen: zo'n 150.000 exemplaren werden ervan verkocht.
In 1983 haalde zijn dubbelelpee Urbanus 10 jaar live platina, en zijn single Quand les zosiaux chantent dans le bois ("Als de vogeltjes zingen in 't woud") was wederom een groot succes. In 1983 maakte en schitterde hij in het televisieprogramma Beter 10 crises in de lucht dan 1 in ons land.
In 1991 scoorde hij heel hoog bij de VTM met het spelprogramma Wie ben ik?, gepresenteerd door Goedele Liekens en met teamaanvoerders Urbanus en Werther Van Der Sarren. De voorwerpen die een hint waren werden door Bé getoond.
Strips
Urbanus is ook de naam van de stripreeks, die in 1983 startte. In deze strips worden de komische avonturen uit de fictieve jeugd van Urbanus uit de doeken gedaan in zijn woonplaats Tollembeek. De stripverhalen worden door Urbanus samen met tekenaar Willy Linthout gemaakt. De eerste strip "Het fritkotmysterie" werkte aanstekelijk en er verschenen 4 tot 5 albums per jaar bij de Antwerpse Uitgeverij Loempia. Van de strip zijn meer dan 130 albums verschenen (2008).
Films
De eerste film van Urbanus, (Hector) , kwam in oktober 1987 uit. Urbanus schreef het scenario samen met de debuterende regisseur Stijn Coninx. Het werd een enorm succes. De film won de eerste prijs op het Internationale Festival van de Komische Film in Chamrousse (FR) en Urbanus ontving er de prijs "beste acteur" van Radio France en Dauphiné Libéré. Hector was op dat moment ook het grootste kassucces ooit in de Belgische geschiedenis.
Dit succes op het witte doek vroeg om een vervolg en in 1990 kwam Koko Flanel uit, opnieuw met de samenwerking van Stijn Coninx. Deze film verpulverde zelfs het vorige record van Hector en was 18 jaar lang het grootste kassucces in de Belgische filmgeschiedenis. Pas in 2009 werd dit record door Loft van Erik Van Looy en Bart De Pauw verbroken.
In 2010 wordt er een nieuwe film gedraaid die eind dat jaar in de bioscoop te zien zal zijn. De titel hiervan luidt La Toujours Contente en het scenario is geschreven door Urbanus en Frank Van Passel. Deze laatste wordt tevens de regisseur. Urbanus zal de rol van Armand Piston op zich nemen. Armand, garagist en duivenmelker, tracht ten tijde van het door Pruisen bezette België te overleven. Als groot bewonderaar van de Belgische autocoureur Camille Jenatzy, de eerste man die meer dan 100 km/u reed met een voertuig, zal Armand een eigen voertuig bouwen, La Toujours Contente. Hij belandt echter na een aanslag van de Pruisen op zijn garage bij het verzet.
1995 tot 2000
In 1995 speelde Urbanus in de 12-delige televisiereeks "Genoeg gelachen, nu humor", wat goed was voor een wekelijkse notering in de top vijf van de kijkcijfers. Er kwam ook een single uit, nadat hij tien jaar geen plaat meer gemaakt had. Het nummer "Poesje Stoei" was meteen goed voor een nummer één-hit.
Urbanus en Willy Linthout zetten in 1996 een punt achter de uitgeverij Loempia (opgericht door Linthout zelf), en gaven voortaan hun strips uit bij de Standaard Uitgeverij.
In 2005 verscheen de serie Urbain, 7 afleveringen van 30 minuten, waarin Urbanus zichzelf speelt in een fictieve reeks over zijn leven. Deze was te zien op de Vlaamse zender één en een jaar later op het Nederlandse Nederland 2. In datzelfde jaar nam hij het Nederlandstalige commentaar van de film March of the Penguins voor zijn rekening. Ook was Urbanus dat jaar één suggestie voor de nominatie voor De Grootste Belg in Vlaanderen, maar hij haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en eindigde op nr. 34 van degenen die buiten de nominaties vielen.
Vanaf 2006 is hij teamcaptain van de De tabel van Mendelejev-quiz op één. In dat jaar kwam één met In de ban van Urbanus, een programma waarin sketches van Urbanus werden afgewisseld met interviews waarin de jonge generatie komieken vertellen welke impact Urbanus op hun heeft gehad. In hetzelfde jaar speelde hij de rol van tovenaar in de film "K3 en het ijsprinsesje". Ook sprak hij de stem in van Takel in Vlaamse versie van de succesvolle Disney/Picar animatiefilm Cars.
In januari 2008 kreeg hij de Nova Civitas-prijs van de Vrijheid. Filosoof-publicist Johan Sanctorum sprak de lofrede uit (zie Externe links). In dezelfde maand was hij ook te zien in De Lustige Lezers, een Man Bijt Hond-rubriek, waarin hij een strip van Nero voorlas.
Later, in 2008 doet hij stemmenwerk voor Nico en de vliegende brigade. Hij spreekt de stem in van Julius de vliegende eekhoorn in de film.
Urbanus is nog steeds actief op televisie en komt in verschillende programma's langs als praatgast of quizdeelnemer.
Trivia
De Nederlandse punkgroep De Heideroosjes ontleent haar groepsnaam aan een conference van Urbanus waarin hij spottend zei dat hij een liedje had geschreven voor "de Limburgse hard-rock formatie de Heideroosjes". In 2004 trad Urbanus samen met de groep op tijdens Rock Werchter. Op de jubileum-cd van De Heideroosjes, "20 Years: Ode & Tribute" zingt Urbanus het nummer "Ze Smelten De Paashaas".
In het Nero (strip)album"De Zonen van Dracula" (1982-1983) wordt Nero in strook 31 door een groepje inboorlingen de jungle ingejaagd en op het hart gedrukt "nooit meer terug te komen." Nero verzucht hierop verbitterd: "Zomaar, alsof ik Urbanus was."
In het NeroalbumDe Terugkeer van Geeraard de Duivel (1983) is hij in strook 76 in de hel te zien, samen met Napoleon Bonaparte, Adolf Hitler, Jozef Stalin, Yasser Arafat en Ruhollah Khomeini. Hij houdt een bakje vol met stro vast. Sleen verwees hiermee naar Urbanus' gelijknamige single Bakske vol met stro die spotte met de katholieke leer en hem blijkbaar hierom in de hel deed belanden. Sleen en Urbanus zijn overigens goed bevriend met elkaar.
Urbanus komt voor in het Suske en WiskealbumDe Krimson-crisis (1988) als één van de "Vlamingen die Vlaanderen tegenwoordig groot maken." Hij verschijnt terwijl hij "Madammen met een Bontjas" zingt en verwijst tijdens het gevecht tegen Krimson naar zijn sketch: "Wreed Accident" ("ernstig ongeluk").
Urbanus had een gastrol als "de Knoerifast" in de Vlaamse jeugdreeks Kulderzipken.
In 1999 wordt de handtekening, een hand- en voetafdruk van Urbanus geplaatst in een betonnen tegel in Tollebeek, Nederland.
In 2001 veroorzaakte een artikel in MaoMagazine opschudding toen bleek dat Urbanus alleen al via zijn BVBA een vermogen van meer dan 2 miljoen euro bleek te bezitten.
In 2005 eindigde Urbanus op nr. 134 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg, buiten de officiële nominatielijst.
Uit een onderzoek onder 1600 Nederlanders, in opdracht van de Vlaamse regering in 2007 gehouden, blijkt dat Urbanus de Bekendste Vlaming/Belg is in Nederland. Hij eindigde vóór Clouseau-zanger Koen Wauters en wielrenner Eddy Merckx.
Urbanus was één van de jeugdherinneringen die wordt aangehaald in het lied "Kvraagetaan" (2007) door de Fixkes. Er wordt naar hem verwezen als "een held" en hij had ook een gastrol in de videoclip bij het nummer.
The Monkees was een Amerikaanse popband die furore maakte in de jaren zestig met de gelijknamige televisieshow. De reeks verscheen op 12 september1966 voor het eerst op de Amerikaanse televisie en werd gedurende twee seizoenen uitgezonden door de NBC. De laatste aflevering was op 19 augustus1968. In Nederland was de serie in 1966 bij de AVRO te zien.
De show, grotendeels gemodelleerd naar de Beatles-film A Hard Day's Night, toont de belevenissen en muziek van een min of meer fictieve popgroep. De vier jonge mannen, die The Monkees vormden, waren de in Engeland geboren Davy Jones, en de Amerikanen Micky Dolenz, Michael Nesmith en Peter Tork. Ze werden geselecteerd naar aanleiding van een advertentie waarin werd gevraagd om acteurs voor de rol van vier gekke jongens ("four insane boys"). Onder degenen die werden afgewezen was de toen nog redelijk onbekende Stephen Stills van (later) Crosby, Stills, Nash & Young. Het gerucht dat ook Charles Manson had gesolliciteerd, bleek niet meer dan een gerucht te zijn. Nesmith en Tork waren toen allebei professionele muzikanten, maar Dolenz en Jones waren vooral bekend als acteur. Wel hadden alle vier een opleiding als acteur en muzikant gevolgd voordat de pilotaflevering werd opgenomen. Hierdoor was het niet moeilijk om er als een echte band uit te zien, hoewel voor de originele opnamen alleen hun eigen stemgeluid werd gebruikt.
In de serie werden technieken gebruikt die men zelden zag op de televisie: het doorbreken van de zogenoemde 'vierde wand' , het praten tegen de camera (soms zelfs tegen personen in de studio), fantasiescènes, sprongovergangen en minstens een keer per aflevering een muzikaal intermezzo dat vaak niets met de verhaallijn te maken had. In feite bevatten de episodes veel elementen die pas veel later zouden terugkeren in videoclips. Dit soort gekte kwam ook terug in de stripverhalen over de groep zoals o.m. gepubliceerd in stripblad TV2000, dat dit ontleende aan het Britse Lady Penelope meisjes-stripblad.
The Monkees werd gemaakt door een groep mensen die later op andere manieren roem zouden vergaren. Producers Bert Schneider en Bob Rafelson maakten Easy Rider. Rafelson regisseerde daarnaast onder andere de films Five Easy Pieces en The King of Marvin Gardens. De eerste aflevering was geschreven door Paul Mazursky en Larry Tucker, bekend van Bob & Carol & Ted & Alice. Rafelson zou de vier Monkees later nog een keer gaan regisseren in de speelfilm Head, samen met de dan nog betrekkelijk onbekende acteur Jack Nicholson. De film werd geen commercieel succes, maar verwierf een cult-status.
Als band scoorden The Monkees diverse hits waaronder I'm a Believer, (I'm Not Your) Steppin' Stone, Daydream Believer en Last Train to Clarksville. Een enkel nummer had zelfs een sociaal-kritische inslag, zoals Pleasant Valley Sunday. Er verschenen vijf albums met de originele bezetting, en nog eens drie nadat Tork en nog later Nesmith de groep hadden verlaten. De televisieshow was toen allang gestopt.
In 1986 organiseerde muziekzender MTV een marathon-uitzending van de Monkees-show, waardoor er weer interesse ontstond voor de legendarische groep, zowel bij de oorspronkelijke fans als bij hun kinderen. De concerten, die als antwoord daarop werden georganiseerd, raakten dan ook meteen uitverkocht. Ook een nieuw album bleef niet uit, maar sloeg minder aan. Na enkele jaren ebde de nieuwe Monkees-gekte weer weg.
Hoewel critici vonden dat de Monkees een slap aftreksel was van The Beatles, zou John Lennon een fan zijn geweest. De acteurs zelf klaagden destijds dat ze van de producers geen gelegenheid kregen om zelf hun instrumenten te bespelen op hun albums (daarvoor werden muzikanten als Frank Zappa ingehuurd), hoewel ze wel hun zangpartijen en de arrangementen daarvan voor hun rekening namen. Aangevoerd door Nesmith kwamen ze dan ook in opstand en vanaf het derde album (Headquarters) bespeelden de vier Monkees hun eigen instrumenten. Deze opstand kwam de relatie tussen de Monkees en de mensen op de achtergrond die de beslissingen namen, niet ten goede. Om te laten zien wie er werkelijk de baas waren, brachten de producers een afgekeurd Monkees-liedje uit, dat voorzien van een tekenfilm-videoclip een grote hit werd. Dit nummer was "Sugar Sugar" van The Archies.
Liefhebbers wezen er op dat The Monkees hun goede smaak toonden door gebruik te maken van de beste liedschrijvers van hun tijd onder wie Neil Diamond, Gerry Goffin, Carole King, Barry Mann and Cynthia Weil. The Monkees, bewonderaars van Jimi Hendrix, wisten de "Jimi Hendrix Experience" onder de aandacht te brengen van het Amerikaanse publiek door Hendrix op te nemen in het voorprogramma tijdens hun tournee van 1967. Hendrix kon die publiciteit wel gebruiken, maar de fans van de Monkees moesten er niets van hebben. Na enige optredens ging Hendrix zijns weegs.
Invloed van The Monkees
The Monkees kunnen worden gezien als een directe voorloper van "geprefabriceerde" bands die ook nu (2005) nog in de hitlijsten zijn te vinden. Vele mensen beluisteren nog altijd hun muziek, en nummers van The Monkees zullen wellicht nog lang in de gouwe ouwe lijsten staan. In het toneelstuk The Prefab Four, van het theaterorkest Orkater uit 2003, werden The Monkees -gespeeld door Nederlandse acteurs- nog eens 'samengebracht' voor een comeback. Saillant detail daarbij was dat ze na afloop van het toneelstuk nog een toegift speelden, niet van de Monkees, maar "iets dat echt goed is", Back in the USSR van The Beatles. De formule van een band die uit een televisieprogramma voortkomt werd later nog eens herhaald in het programma Starmaker.
Ik ben Rudy, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Rud.
Ik ben een man en woon in Wetteren () en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 13/07/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Humor en mooie meiden..... .