In die dagen was het moeilijk echte pornografische tijdschriften te vinden in de krantenkiosken. Ze waren verboden door de militaire regering. In compensatie, ze waren ook niet echt nodig. De naaktheid en de seks, supernormaal gevonden door de grote meerderheid van het vrouwelijk geslacht, stroomde er langs alle kanten uit. Aan het strand, in de straat, in de cafés, overal eindelijk, zelfs bij hen en bij mij, thuis. Een speciale, aan de eigenaar van het appartement aangevraagde, open vouwbare en naar oude stof stinkende sofá (die bovendien kraakte zonder ophouden, wanneer bezet), die bestemd was voor het bevorderen, door mijn collegas, van hun seksuele uitspattingen en die ik in de eethoek had geplaatst, voor gebruik gedurende de rest van de dag, veroorzaakte me koude rillingen vanaf het ogenblik dat ik daar de aanwezigheid van een nest muizen in ontdekte, wat ik voor het eerst echt vaststelde toen ik op een rustige avond de krant zat te lezen op de troon in de WC en opeens vreemde flitsbewegingen meende op te merken aan de andere zijde van de openstaande deur. Na met verdubbelde, maar ook schrik aanwakkerende aandacht, dat feit nogmaals te hebben bevestigd, besloot ik de intussen nog overschietende en afwachtende afval terug naar zijn originele plaats óp te stuwen en helemaal verlamd op het bed plaats te gaan nemen, om al die bewegingen met ontzetting te blijven gadeslaan en om dan te beslissen dat in de gegeven situatie, niemand bekwaam zou zijn, in het donker, rustig te kunnen gaan slapen. De volgende dag weigerde ik het met muizen overbevolkte appartement terug binnen te treden en verplichtte ik de eigenaar, al over de zestig, die een ander, gelijkaardig, appartement betrok in datzelfde gebouw, mij plaatsgelegenheid te geven in zijn eigen woonkamer, tenminste toch voor zolang hij geen andere bestemming gaf aan die sofá en het vergezellende muizennest. Gedurende verschillende nachten hoorde ik hem, ongestoord, heftig zuchten en klagen met zijn vrouw, aan de andere kant van het fijne gordijntje, maar uiteindelijk heb ik dan toch terug kunnen keren naar mijn, nu onbesmette, levensruimte. Intussen, op het werk, was ik in liefde gevallen met mijn eigen secretaresse, die juist vóór mijn glazen kantoorruimte zat en waarmee ik voortdurend, teder, de ogen kruiste. Een blond groot meisje met een erg aantrekkelijk lichaam en een verleidend, anglicaans, aangezichtje. Maagd, met alle zekerheid. Rond de achttien. Maar ze had al een vrijer; een onnozele beursmakelaar. Hoeveel keren heb ik haar niet nodeloos in mijn kantoor gelokt, om ze wat schuine praat te verkopen of overbodige briefjes te dicteren? Gewoon om haar dichtbij te hebben? Tot ik haar kon overtuigen, op een zekere namiddag, met mij uit te gaan. Anderhalf uur vroeger dan het sluituur. Voor mijzelf was het redelijk gemakkelijk een reden te geven aan de algemene manager. Ik had geen echt uurrooster. Maar voor haar was het moeilijker en van de andere kant, ze moest alle dagen op een bepaald uur thuis zijn. Na elkaar, op een vooraf afgesproken plaats, dicht bij het kantoor, te hebben ontmoet, reden we, in haar auto (want ik moest toen nog mijn eerste occasietje kopen, enkele weken later: een Ford Corcel), naar een klassieke café in de wijk Flamengo, waar we een uitstekend en kalmerend zicht hadden op de wijde Atlantische Oceaan, vóór ons. De tijd was wel wat kort maar de hete tongkussen en de opwrijving, achter het cafétafeltje, duurden wel lang genoeg om mij ervan te verzekeren dat ze ook niet helemaal onverschillig was ten opzichte van mij. De kelner begon zelfs ongeduldig naar ons te gluren, zodat ik mijn schouder er een beetje vóór moest houden, maar het was de moeite; een uitspatting van lust en voorál, ongetaamde liefde. Datzelfde weekeinde werden we uitgenodigd door een collega (zo scheel als een otter overigens gelukkig dat ik zelf met zo'n probleem niet heb te kampen), om de avond bij hem dóór te brengen. Hij had waarschijnlijk mijn tedere gevoelens voor haar óp gemerkt en wilde mij de kans geven haar, buiten de werkomgeving en in een neutrale sfeer, te ontmoeten (hij wist natuurlijk niet van onze geheime uitstap, enkele dagen eerder). Tot mijn verbazing dook ze ook op en was ze alléén. Na wat kleine praat verkocht te hebben heeft hij zachte muziek opgezet en ons uitgenodigd samen te dansen. In zijn woonkamer, terwijl hij zich beleefd naar de keuken terug trok. En we hebben gedanst. Bijna een vol uur lang. Met bevende knieën en in verliefde omhelzing. Uit eerbied heb ik haar dáár, in de woonkamer, niet willen kussen. Tot heden toe krijg ik kriebels in mijn rug als ik één van de afgespeelde liedjes op de radio hoor spelen: Pigeon in the Sky. Zon gelukkige herinnering. Helaas, ik was te jong en te ongeduldig om het helemaal wáár te maken. Ik wilde dat ze onmiddellijk besliste wie ze verkoos: ik, of die onnozele vrijer van haar, die toen al horens aan het dragen was en zeker alléén maar aan geld dacht. Enkele avonden daarna, eenzaam en met een fles rode Martini in mijn hoofd, heb ik haar opgebeld om het af te maken. De volgende dag heeft ze woedend haar ontslag ingediend. Ik heb er jaren lang van geleden. Weken en zelfs maanden later heeft ze nog ettelijke keren geprobeerd het contact met mij te herstellen, langs het werk om, waar ze, gedurende het middaguur, twee of drie keer per week, haar gewezen vriendinnen kwam opzoeken, terwijl ik haar radeloos trachtte te ontvluchten, om het brandende vuur niet op te wakkeren. Het zou, bij gebrek aan brandstof, MOETEN sterven. Toch schreef ik haar ettelijke, oneindig lange liefdesbrieven, stille getuigenissen van mijn lijden, s avonds laat, met een fles drank voor mijn ogen, waarin ik mijn troost wist te vinden. Daarna, al een beetje aangetast, trachtte ik me haar voor te stellen terwijl ze haar grote behoeften aan het doen was, gewoon om te trachten mij met afkeer te doen overstromen, maar het had geen duidelijk effect op mijn passie, vooral ook omdat ik me de geur niet kon herinneren. De brieven liggen hier nog ergens, hoog in een kast opgeborgen, tussen andere persoonlijke papieren, want ik heb ze nooit durven verzenden. Nú, zou ik haar niet meer verloren hebben. Ah, stomme Rudo
|