Op mijn aankomst in Recife, terug kerend van Rio, waar ik de verkoop van mijn huis daar wettelijk had voltooid, toen ik aanstalten maakte de gang tussen de twee rijen zetels af te schuiven, gereed om het vliegtuig te verlaten, kreeg ik opeens in de gaten dat het slap pakske eten dat ik een uurtje ervoor nog gulzig had ín gezwolgen, intussen al op zijn finale bestemming was aangeschoven, alleen maar verhinderd door een "aircushion" dat dringend tegen de uitlaatklep aan het stuwen was. Ik maakte wanhopige pogingen de poort vast te klemmen, mijn spieren daar, hard aanspannend, maar de rij mensen zat strak vast, dicht tegen elkaar aan geperst en de tijd ging voorbij en de druk nam niet af en ik was verplicht mezelf wat te plooien, met mijn handen op mijn buik geperst, om de kramp enigszins te verminderen, maar het was niet gemakkelijk en het zweet begon mij uit te breken..
Ik had opgemerkt dat enkele mensen waren blijven zitten, sommigen om de reis verder voort te zetten en anderen, om de opgestapelde rij mensen te vermijden. Toevallig bevond één van hen zich op mijn heuphoogte, geduldig vooruit starend. De rij vorderde niet, ik kon geen betere plaats opzoeken, ik kon geen uitvluchten vinden en de druk werd groter dan de weerstand en daar ging hij .... "bbbbr rruuuooooeehhhhh", recht in zijn brede neusgaten. Hij reageerde onmiddellijk met een luide "bbbbbhhhhaaaaaaaaaaaggghhh", deed verwoedde pogingen recht te kruipen maar dat kon ook niet, want zijn hoofd bonste luid tegen het bagagerek boven hem en neer plofte hij, terug in de zetel, in de onmiddellijke omgeving van de stank. Ik zag hem verwoed zijn neus toe knijpen, zonder duidelijk opmerkbaar resultaat. Ik keerde mezelf wat om, mompelde een flauw excuus, zoals: "ele escapuliu", wat letterlijk vertaald wil zeggen: "hij is ontsnapt"... en duwde verward in de lenden van de man vóór mij, hem ongeduldig aanzettend de plaats onmiddellijk te verlaten, want de stank daar was onuitstaanbaar....
Even geduld: eigenaardige wetenschappelijke vaststelling
Het zweet van de vrouwen stinkt naar ajuin. Dat van de mannen, naar kaas.
"O suor das mulheres tem cheiro de cebola e o dos homens, de queijo, segundo uma pesquisa realizada pela Firmenich, uma empresa de aromas e sabores baseada na Suíça, segundo reportagem da revista "New Scientist". O estudo, cujos resultados foram publicados pela revista especializada "Chemical Senses", coletou amostras de suor das axilas de 49 homens e mulheres caucasianos, depois de uma sessão na sauna após 15 minutos de pedaladas, ao longo de três anos. O objetivo era examinar duas substâncias químicas - um composto sulfúrico e um ácido graxo, ambos sem cheiro - já identificados como tendo papel importante no mau cheiro humano, para esclarecer até que ponto eles têm influência sobre aromas característicos de homens e mulheres. Foi pedido aos voluntários que não usassem desodorante no dia anterior ou no dia da coleta das amostras. As coletas foram feitas sempre no inverno. A equipe de cientistas depois analisou o suor dos voluntários e concluiu que o suor das mulheres continha altos níveis do composto que contém enxofre - 5 miligramas por mililitro em comparação a 0,5 mg por ml nos homens. Bactérias: Quando os cientistas misturaram a substância com bactérias comumente encontradas nas axilas, em laboratório, as bactérias a transformaram em sulfidrila - um odor de axilas já conhecido e associado ao cheiro de cebola ou de grapefruit (toranja). "Quanto mais acrescentávamos o composto sulfúrico, mais intenso ficava o mau cheiro", explicou Christian Starkenmann, que liderou a pesquisa. Já se sabia que o suor das axilas se torna ruim quando as substâncias químicas secretadas se misturam às bactérias encontradas no corpo. No caso dos homens, o suor apresentava níveis relativamente altos do ácido graxo, que lembra o cheiro de queijo quando exposto aos mesmos tipos de bactérias. Segundo avaliadores independentes, o cheiro do suor feminino é pior que o do suor masculino. A idéia dos cientistas agora é desenvolver novos ingredientes para desodorantes que combatam esses cheiros. "Poderíamos fazer inibidores que neutralizassem os precursores (os compostos químicos secretados), ou bloquear as enzimas bacterianas que fazem a conversão", disse Starkenmann. Alguns especialistas ouvidos pela NewScientist, no entanto, questionam a noção de que o sexo seja fator determinante, argumentando que os padrões encontrados nos voluntários suíços podem não ser aplicáveis a outras populações, com dietas diferentes e outras heranças genéticas."
Toch verkies ik de oksels van de meiskes....háháhá..
Onverantwoordelijkheid is geen exclusieve karaktertrek van alle Van Leuvens, laat staan alle Rumbekenaars. Hier heb ik er honderden ontmoet, de ene meer dan de andere. Één ervan was een zekere meneer Ernesto Oliveira, een Braziliaan afkomstig vanuit het zuiden van het land en politiek gezien uiterst rechts, die eerst als directeur van een krant "Zero Hora" in Porto Alegre, had gewerkt en later uitgenodigd aan de andere kant van de balkon plaats te gaan nemen, als directeur van de grootste drukpersfabriek in de VSA (Rockwell/Goss). Feit is dat hij, gedurende een middagmaal in onze firma, tussen vier van onze belangrijkste directeurs, zijn zorgvuldig gelaboreerd plan heeft uiteen gezet, alle arme mensen van Rio De Janeiro uit te roeien door het virus van de AIDS te verspreiden in de honderden favelas (slopwijken) daar. Hij voelde absoluut geen sympathie voor minder begunstigde mensen en om duidelijk te maken dat hij van ander hout was gesneden (diferenciado in plaats van diferente) wendde hij termen aan die door de gewone stervelingen weinig of niet verstaanbaar worden, zoals ocharme zijn moeder, die hij beleefd zijn genitora (de vrouw die hem gebaard had) heette (zie eerdere referentie).
Op een zekere dag hadden we afgesproken hem op te halen aan het hotel waar hij logeerde in Recife en in plaats van prompt naar beneden te komen vroeg hij me, door de interne telefoon, hem op te zoeken in zijn kamer, terwijl hij net een verfrissend bad aan het pakken was. En daar ging Rudo, die nooit graag van zon enge situaties gehouden heeft. Ik had reeds gehoord over zijn talrijke orgies, gedurende verschillende reizen in het buitenland, waar klanten zich zonder scrupules vermengden met leveranciers, terwijl de hoeren, vooraf gecontracteerd in overdreven veelheden, zich van de ene naar de andere slaapkamer begaven en men op den duur niet wist of dat "arse" daar, dat overgebleven was, van een hoer was, van een klant of van een leverancier en er gelegenheden waren dat het op den duur een strijd werd tussen onnozele mannen die met duidelijk gebruikte slipjes en onderbroeken (getuige daarvan waren de gele plekken van voren en de bruine remstrepen, langs achter), die over hun hoofden waren geschoven, kamer in kamer uit renden, met de bedoeling de eigenaar(es) ervan te lokaliseren, onafhankelijk van de andere klanten van het hotel, die verstomd in de gangen bleven ronddwalen en veronderstelden dat ze met een hoop zotten te doen hadden. Kopers en verkopers, die normalerwijze al een "vijs tekort hebben", van jongs af aan, krijgen er door de jaren heen ook nog een tique nervoso bij en die werden dan uitbundig nagebootst, gebruikt en misbruikt door alle aanwezigen, tot het hotelbestuur dreigde er de politie bij te halen, want het klimaat was duidelijk alle grenzen van het toelaatbare aan het overschrijden en was men al aan het dreigen in de deuropeningen en zelfs onder de trapholten, rechtstaand, tot de daad (poepen) over te gaan. Dat allemaal als inleiding om te vermelden dat hij mij in zijn kamer had geroepen om daar de zaken vooraf te bespreken en een gemeenschappelijke houding te bepalen, vooraleer onze wederzijdse klant te bezoeken. En waarlijk, daar kwam hij onmiddellijk aan, met een kleine handdoek rond zijn hoofd gewikkeld, maar verder bloot, uit zijn stortbad wippend, zonder te verbergen dat hij met een halve erectie te kampen had, waarschijnlijk veroorzaakt door het beseffen dat er een andere man op zijn bed zat en wie hij, zogezegd onschuldig, voorbij passeerde, om in de andere hoek van de kamer, af te wachten of hij zou eten, of zowel gegeten zou worden. Ik had al veel gegeten en ben nooit gegeten geworden, dank zij God en dank u voor t éés, meneer. Daarmee deed ik alsof ik niets vreemds had opgemerkt en verwittigde ik hem dat het hoog tijd was ons compromis met de klant te vervullen. Ik weet niet of hij ontgoocheld was, maar later ben ik te weten gekomen dat hij een mes is dat aan beide zijden snijdt. Volgens zijn logica moest een echte man zoveel eten als hij gegeten zou moeten worden. Elk met zijn mening natuurlijk, maar de mijne is verschillend. Diene vuile potter met zijn slap, pezig, gat...
Of zou het zijn dat ik zelf de verkeerde indruk aan het verstrekken ben? Jaren vroeger, terwijl ik nog in Oostende studeerde, liftte ik, om wat magere centjes te besparen, ne keer of twee per maand, naar Gent (wachtend aan de oprit van de autostrade, een beetje buiten het centrum), om daar met mijn vriendinnen (zie verder) de bloemen buiten te zetten, in de toen wereldberoemde "Kuiperskaai". Eens werd ik vriendelijk mee genomen door een Franstalige man (waarschijnlijk een zieke Brusselaar), die me gedurende de eerste kilometers uitvroeg over dit en over dat, tot hij mij ineens en zonder inleiding, maar naar de engelse taal overslaand, uitnodigde: would you like to sleep with me? Allez, allez, dat was even onverwachts, hé. Ik begreep niet goed waarom hij dacht dat ik met hem zou willen slapen, maar ik heb daar geen enkele belangstelling voor getoond en heb hem gevraagd mij af te zetten aan de eerst volgende afrit. Hij heeft me echter, zwijgend, toch tot in Gent gevoerd, waar ik, schijnbaar kalm maar inwendig verward, uit de auto ben gestapt, zonder hem zelfs een beleefd tot ziens te wensen, want dat was zeker de bedoeling niet. Van de andere kant, mijn tante Georgine (die maagd is gestorven) had me al verschillende keren, blozend, beweerd dat ik zo'n schone benen had (iemand die mijne moraal heeft opgepept, mag ook niet vergeten worden) en daarom heb ik het niet meer geriskeerd en heb ik, de volgende keren, met een lange broek uitgerust, de trein naar Gent verkozen.
Van de zolder naar de kelder was het maar een sprongske, maar dáár was het voor andere redens. Het was de plaats bij uitstek om er enkele uren, alleen, in te moeten verblijven, ná de voorafgaande rammeling onschuldig(?), maar toch zonder schreien, in gecasseerd te hebben, vanwege onze felle papa Fons, die weeral eens zichzelf niet meester had kunnen worden ("meester" was hij alleen maar in de Broederschool, voor de andere kinderen) en waar ik dan, inwendig vloekend, mijn wonden zat áf te lekken.
Dat was eigenlijk toch nog beter dan in de hoek van de woonkamer, op mijn knieën en met de handen naar boven, gezonden te worden, terwijl hij, onze kloeke meester, in zijn comfortabele zetel, de "Weekbode" aan het doorbladeren was, er aandachtig op lettend of mijn handen niet geleidelijk naar beneden aan het zakken waren en me dat, af en toe, schreeuwend herinnerde: "arm'n op!!", maar dat was, op zijn beurt, toch nog beter dan het vuil kolenkot in de kelder. Stikdonker daar en met de absolute zekerheid dat het enge kotje stropvol zat met grote, vleesetende spinnen, muizen en zelfs hongerige ratten, deden mijn kin onwillekeurig bibberen en vooral mijn tanden klapperen, van de angst, op het moment dat het piepklein deurtje achter mij op de grendel werd gelegd. Ze konden mij niet mis lopen; die beesten, bedoel ik. Tieren deed hij ten andere ook terwijl ik stotterend en stutterend probeerde uit te leggen waarom ik zo weinig punten had verdiend in mijn klasboek, zelden boven de "vijf", om precies te zijn en hij me dan woedend "remm'n" toe schreeuwde, wat de inleiding betekende voor een nieuw pak slaag (met zijn consequente "hand'n nere"), of, terwijl ik daarna, mezelf weg slepend, struikelde over 't één of 't ander voorwerp, hij me, nároepend, beval: "voet'n opheff'n, dommerik!!".
(Ach Rudo, ge zijt gij u toch al wel van verre aan het slepen, hé?)
Dat doet me er aan denken dat ik oprechte liefde koesterde voor alles wat door de andere kinderen als nutteloos werd bestempeld en minachtend opzij geschoven. Het begon, zoals eerder al vermeld, met lege Bic's, gebroken vulpennen, vuile prentjes, versleten marbels, gescheurde seks boekjes; passeerde langs lege plastieken balletjes en eindigde met kapotte TV toestellen, die enorm veel plaats innamen in de woonkamer, maar dan was Nonkel Fonske al andere muziek aan het zingen.
Vooral mijn simpele "balletjes" veroorzaakten, scheen het, nijd bij mijn broer G., die ze zelf niet begeerde, maar ze ook niet duldde in mijn handen (hier, in Brazilië, bestaat daar een treffende uitdrukking voor: "ele não fode, mas ele também não deixa ninguêm fuder", wat kort vertaald wil zeggen: "hijzelf vogelt niet, maar hij laat ook niemand anders vogelen"). Eens was ik mezelf bezig aan het houden met een klein, door iedereen verlaten, praktisch leeg gelopen, plastieken balletje, toen het plotseling op de grond viel en in zijn nabijheid terecht kwam. Hij raapte het lenig op, zocht geduldig naar een geschikt naaldje in de zich nabij bevindende naaidoos van Mama en deed net alsof hij er een nieuw, wat groter, gaatje in zou boren. Daar hebt ge geen moed voor, dreigde ik. Toch wel, antwoordde hij. Na alles nog ne keer goed overwogen en de risico's aanvaard, te hebben, besloot hij de daad bij het woord te voegen en daar ging het, mijn geliefd balletje, zo plat als een ineengeslagen ei. Om compleet te zijn voel ik mij verplicht er hier aan toe te voegen dat ik hem dan naar de gang heb mee gesleurd en hem daar getoond heeft wie juist van ons tweeën de oudste was, zonder spijt noch wroeging. Ik heb toen ook zijn kin niet in geslagen omdat ik vreesde dat hij voor de rest van zijn leven "kinloos" zou gebleven zijn. Soms vraag ik me echter af of dat wel de juiste beslissing is geweest, want hij is nog altijd dezelfde, diene, compleet onverantwoordelijke, puber...
t Was een beetje logisch (maar ik beken, ook wat vies) dat ik, toen ik ongeveer veertien jaar oud was, besloot de altijd precies in twee stukken gescheurde seks boekjes op te rapen, onwillekeurig door iemand weg geslingerd in het hoge struikgewas, in de Guido Gezellelaan, aan de spoorlijn, dicht bij ons thuis, in Rumbeke. Één of twee keer per week moest ik me haasten, op mijn fiets, eens van de school vrij gelaten om ze, vóór er andere nieuwsgierige makkers toevallig op stootten, geniepig uit hun bereik weg te gaan halen en soms was ik zodanig rap dat ik nog juist de dikke kale man (een verkoper, heel waarschijnlijk, of zowel een hete paster) die zich achter het stuur van zijn auto had áf zitten trekken, zo veronderstelde ik toch, langzaam weg zag rijden. En iedere keer was het buit. Soms lag er zelfs meer dan één exemplaar. Argwanend rond kijkend zette ik er eerst mijn voet op, om eventuele andere geïnteresseerden onmiddellijk te ontmoedigen en dan bukte ik me om de stukken rap samen te scharrelen en ze zorgvuldig tussen mijn schoolboeken te frommelen. Thuis arriveerend sloop ik onmiddellijk naar mijn slaapkamer, bevend van de verwachting en hopend dat F., die in dezelfde kamer sliep, niet zou ópdagen, zodat ik de tijd zou hebben ze keurig samen te plakken en er dan, direct naar de vuilste beschrijvingen bladerend, mijn roerende en ontroerende hals erover kapot te draaien. De eerste keer, rap en zenuwachtig, de tweede, er wat zaliger van profiterend, beseffend echter dat ik de deurklink in de gaten moest blijven houden en de derde keer in bed, s avonds laat, onder de dekens, waarvoor ik een schoollat gebruikte om er een tent van te maken, mijn zaklampje niet vergetend, terwijl F. luid snurkte...
Op het einde bezat ik een gehele collectie en op den duur wist ik niet meer waar ze allemaal veilig op te bergen, tot ik aan de zolder dacht, waar Nonkel Fons over een oude houten koffer beschikte waar hij delicate voorwerpen in bewaarde die oorspronkelijk door hem vanuit China waren ingevoerd geweest, bedekt door een dikke laag stof en waarin er nen hele hoop kobben geduldig op een onschuldig kinderhand zaten te wachten, zonder te spreken van de muizen, die men nooit zag, maar wel hoorde. Nog later heb ik ze, op een regenachtige namiddag, terug naar de plaats gebracht waar ik ze eertijds gevonden had, terwijl ik daarna, van op een veilige afstand, heb zitten bespieden wie er eventueel ook interesse in zou vertonen, tot er een mollige snotneus op dook, een jaar of dertien waarschijnlijk, met een bril, met dikke glazen, op het puntje van zijn neus, die de, nu in vier delen gescheurde seks boekjes (ik had niet alleen de oude scheur hersteld, maar er zelfs een nieuwe aan toegevoegd) zonder veel ceremonie tussen zijn boeken in zijn schooltas heeft gefrommeld en er vlug mee weg is gereden. Ik kon er praktisch op zweren dat hij nog onbekwaam was zijn pisbuis recht te krijgen....
Onze zolder, die ik tot dat ogenblik alleen maar binnen had getrapt om er mijn "gebruikte" seks boekjes in te verbergen en die zelden door mijn broers werd bezocht, bleek me hoe langer hoe nuttiger te zijn, want ik ontdekte daar spannende momenten, nadat ik het schuine luikje op het dak eindelijk had kunnen open wringen, na eerst ne hele hoop aambetante kobben verjaagd te hebben, zodat ik er mijn hoofd dóór kon steken om de omgeving, daar beneden, te waarderen, waaronder onze hof, de hoge populieren op het einde van de wijde, aan de rechterkant van onze hof, de Madame van de Chef van de Statie die wiegend en knorrend haar konijnen eten ging geven, aan onze linkerkant en de goot van ons eigen dak, waar er regelmatig een bal in verzeild geraakte en waarvoor we vroeger op geen recuperatie konden hopen. Mijn collectie ballen (ik bewaarde daar ook mijn lege stylo's, versleten portefeuilles, kapotte vulpennen, oude marbels en zelfs een bot zakmes, die me, bijna allemaal, gegeven waren geweest door Mark Soenen, mijn beste vriend van het vijfde studiejaar, in de Broederschool, als vergoeding voor mijn immere interesse hem te verdedigen van lafaardige aanvallen van sterkere klasmakkers), in een "Solo-margarine" doos, die ik dan later, af en toe, vertederd bewonderde: mijn eerste, eerlijk en zelf verdiende, eigendommen...) groeide opeens aanzienlijk maar toch mocht ik ze niet dadelijk te voorschijn halen om de aandacht niet te trekken vanwege mijn broers en buren die dat zeker niet "zomaar" (zonder meer, noch minder) zouden aanvaarden. Ik bewonderde ook de hemel, halvelings verborgen door de rap voorbij passerende wolken en me helemaal door het venstertje wringend, kon ik zelfs, daar beneden, op een veilige afstand, het gedoe gade slaan van Nonkel Phons en D., die hevig zwetend, met emmers, de beerput aan het ledigen waren.
Later heb ik daar, in de zolder bedoel ik, ook mijn, met zand opgevulde, bokszak aan een balk op gehangen, die ik gebruikte, samen met de oude en de te grote bokshandschoenen, die ik me voor een appel en een ei in de "Stock Americain" had aangeschaft, om daar, alleen, die nobele sport te beoefenen en mezelf voor te bereiden op de strijden die zich nooit lang hebben laten wachten.
De vorige post herinnert me aan een gebeurtenis die zich echt waar heeft afgespeeld in Maceió, de hoofdstad van de staat van Alagoas, grenzend aan de Staat van Pernambuco, waar ik nu leef. De Governador daar, laat ons zeggen AB (want ik wil niet vroegtijdig mijn hielen samen slaan), had zich door zijn vrouw laten overtuigen dat hij zijn eigen krant moest scheppen en zo rap mogelijk inhuldigen wilde hij hopen op succes, gedurende de volgende verkiezingen, een paar maanden later, want de toen bestaande kranten zongen allemaal, in een georchestreerd koor, tegen zijn regering. Hij had natuurlijk geen enkel benul van kranten en liet de markt peilen voor vertrouwbare mensen die hem in die taak konden helpen. Oké, goed, dat was juist iets voor mij. Maar het was allemaal uiterst dringend en er was gene dag ne meer te verliezen en de krant moest in circulatie treden, op zijn maximum, binnen de drie maanden en kom dus maar af, jaja, vandaag nog, maar vandaag is het toch geen werkdag, t is ne zaterdag, jaja, maar t kan me niet schelen, kom maar onmiddellijk af; ja maar morgen is het de verjaardag van mijn vrouw; ewel en wat dan, ik beloof u dat ge vandaag nog terug zult kunnen keren... en daar ging ik, een beetje bekommerd dat ik mijn tijd aan het verliezen was, want politiekers kende ik al van andere oorlogen en er was geen enkele bij die te vertrouwen was en een krant oprichten is geen werk om er in drie maanden gereed mee te zijn en met politieke bedoelingen, nog slechter, maar ge kent dat, als het beroep u roept is het beter niet te aarzelen.... ne mens weet nooit.. en ik was ooit al eens verrast geweest...
Ik kon nog op het nippertje op de enige dagelijkse vlucht van Recife naar Maceió springen en zoals afgesproken stonden ze me daar, in de luchthaven, op te wachten. Twee deputados, toebehorend aan de kring politicus van de governador en die ook ernstig aan het piekeren waren over hun eigen herkiezing en wat reclame konden ze zeker niet minachtten en weg waren we, naar de fel bewaakte villa van de grootste overheid van de staat daar, waar we onmiddellijk aan de middagtafel werden geplaatst, want niemand is van steen, alhoewel ik absoluut niets heb kunnen binnen slikken want het betrof zich om een plaatselijk gerecht met grote krabben met enorme benen... bach... geen denken aan, maar ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om alles, voor eens en voor altijd, kristalhelder te maken en van de onkosten en alle andere soorten te verwachten moeilijkheden gesproken tot ze inzagen dat ik waarlijk, een eerlijke mens was, want puntje bij paaltje gerekend, ik was hen sterk aan het aanraden van dat plan áf te zien, een bestaande krant te huren, of bestaande machines te lenen enz.. en dat is juist waar het vuur van de sterke mensen van op wakkert.... het gevaar.. het risico... en ze besloten plechtig met hun gedacht dóór te gaan, tenslotte betrof het zich om gemakkelijk verdiend geld en wie niet waagt niets wint... oké.. in dat geval zal mijn machine, het kleinste dat er beschikbaar is, honderd vijftig duizend dollars kosten, op voorhand te betalen.. ah, ja??.. jaja, als ge het echt meent... ik meen het ook.. maar ik beloof u dat, wat de machines betreft, uwe krant gereed zal staan binnen de drie maanden, gerekend natuurlijk vanaf vandaag, als ge vandaag betaalt... ah, ja??... en meneer deputado, ga a.u.b. eens dat valiesje halen in mijn slaapkamer... ge weet wel welk... en voor alle zekerheid ging de vrouw van de governador ook mee... want daar stonden verschillende valieskes op een rijtje... en daar kwamen ze al terug, met het juiste valiesje in hun handen en het geld was rap geteld, want iedereen aanwezig telde precies twee pakskes van tienduizend dollars elk en we waren met ons zeven, enkele vertrouwbare assistenten erbij gerekend, zodat ik alleen maar drie pakskes heb moeten tellen... en allemaal zonder enig teken van wantrouw... want als ge niet op de mensen kunt vertrouwen zijde beter er niet méé te beginnen en in het land van de dieven is een eerlijke mens een fortuin waard.. en terwijl ik me naar de deur begaf herinnerde ik me opeens dat er op dat uur geen vliegtuigen meer beschikbaar waren naar Recife en voelde ik mij verplicht mezelf om te draaien om hem aan zijn woorden te herinneren en aan zijn belofte dat ik diezelfde dag nog thuis zou geraken en natuurlijk, ordonnans, neem diene beste mens onmiddellijk mee naar het vliegveld en geef instructies aan mijn piloot (betaald door de Staat) en mijn co-piloot (ook betaald door de Staat) om hem met mijn vliegtuig (een zes persoon's vliegtuig, de bemanning niet ingerekend, ook aan de Staat toebehorend) naar Recife te vliegen.... en let op zijn valieske... Wel, ik heb mijn beloftes helemaal volbracht en mijn machines stonden startklaar op de dag dat ik het beloofd had, maar ik ben nooit juist te weten gekomen wat er verkeerd is gegaan met het project, de Governeur en zijn ploeg, want de krant heeft nooit één enkel exemplaar geproduceerd.
Toch heb ik, enkele dagen daarna, een notitie gelezen in de krant dat de Governador van de Staat van AL betrapt was geweest door een reporter van een wekelijks, nationaal, tijdschrift, terwijl hij, in de badkamer van het kantoor van zijn officieel paleis, een pak slagen had gekregen van zijn echtgenote, met wat denkt ge???... een natte handdoek.....!!
(PS: hij en geen enkele van zijn aanhangers, zijn herkozen geweest. Spijtig eigenlijk....)
Nog een anekdote die in de context van het belachlijke mag vermeld worden gaat over één van onze techniekers die, beroepshalve, naar de hoofdstad Brasília werd gezonden.
Na het werk voltooid te hebben, zo luidden zijn eigen woorden, besloot hij zijn achterstand van thuis op te halen en vooraleer te gaan slapen, ergens een hoertje op te pikken om zijn verstoorde gedachten terug in de juiste volgorde te kunnen plaatsen, onderbroken dat ze waren door de opeisende aandacht van zijn beestelijke instincten. Daar moest hij niet ver voor lopen eigenlijk, want pas verliet hij het hotel, hij botste op een bereidbaar schepsel. Knap en verleidend sleepte ze hem mee bij de arm naar een donker steegje, waar ze hem verwoed op de mond kuste terwijl ze, met teder knijpende handen, over zijn geheime delen wreef. De goesting kreeg hem vlug te pakken en hij besloot de prijs te onderhandelen vooraleer hij door de lust overmeesterd werd. Ze fluisterde hem in zijn oor dat hij geluk had vandaag. Ze was juist in die speciale dagen (hier vertaald door: Chico) en was bereid haar "furíco van achteren op te offeren voor de prijs van haar orgaan, van voren. En jawel hoor, dat was geluk hebben, want hij verkoos dat eng kanaaltje boven die brede schacht, die hij thuis alle dagen aangeboden kreeg en waarvan hij nooit zeker wist of hij er al in zat of nog altijd aan de randen aan het zwerven was. Om het gemakkelijker voor hem te maken, leunde ze met haar open handen tegen de muur, haar achterwerk ferm achteruit en naar boven aan biedend, haar voeten zo ver als haar evenwicht het toeliet van de muur weg geplaatst. Na haar minirokje rond haar heupen vast gesnoerd en haar broekje wat naar omlaag geduwd te hebben, stond ze blinkend van de opwinding gereed om zijn wakker geworden kerel (die onbeschaamd uit zijn broekgleuf piepte), in haar rond schijtholletje te schuiven. En daar ging hij, zonder aarzelen, tot hij er echt begon van te genieten en zelfs een klein kreuntje slaakte. Zijn handen waren rond haar lenden geslagen om het juiste ritme te bepalen en ze duwde hevig tegen om de balans niet te verbreken. Toen gleden zijn handen naar haar zwengelende borsten, want ze had geen beha aan. Ze waren niet te groot, maar toch lekker warm. Heerlijk daar, in dat steegje. Tot hij besloot een hand in haar broekje te wringen. Eerst werkte ze wat tegen en herinnerde hem smekend aan het bloed, maar tenslotte overwon de drang naar lust haar ook en toen ze de toegang eindelijk vrij gaf voelde hij verrast (en omgreep hij zonder het juist te beseffen) een enorme wandelstok, nog groter en harder dan de zijne, zonder overdrijving. Bijna kreeg hij er een hartaanval van, maar dan dacht hij meteen aan zijn eigen genot dat klaar stond uit te barsten en liet hij zich meeslepen in haar lokkende verklaring dat dat toch allemaal hetzelfde was, dat seks, seks was en dat hij daar niet moest over piekeren, waar het ook was en met wie. Hij, overweldigd en overwonnen door de nooit opgehouden en zelfs niet haperende bewegingen, mompelde binnensmonds iets van agora vai de qualquer maneira, of letterlijk vertaald: nu gaat hij, in elk geval, bukte zich nog wat dieper over de gewillige rug heen, nam de kruk van de tandwielbak nog steviger in zijn vuist en schakelde de snelheid direct over naar de vierde versnelling, zonder zich verder om nog iets te willen bekommeren...
Na de overeen gekomen prijs te hebben betaald, zonder te reclameren over het feit dat hij kattenvlees had gekregen voor de prijs van konijnvlees, vluchtte hij rap naar zijn hotelkamer waar hij gedurende ettelijke minuten zijn handen heeft gewassen en herwassen. Toch bleven ze plakkerig als de hel diezelfde avond, de volgende morgen en zelfs weken daarna... diene smerige boiola!. En stinken dat ze deden..!!
Terug in Rio erkende hij dat hij daarna de goesting had moeten onderdwingen haar/hem (?) een pak slagen toe te dienen. Met een natte handdoek, voegde hij er grijnslachend aan toe.
De meest merkwaardige WC die ik mij herinner, in de jaren zestig, was waarschijnlijk ons eigen kak-kot in de Spanjestraat in Rumbeke, toen nog onmiddellijk boven de beerput geïnstalleerd, wat ons toeliet de plons te horen, een fractie van een seconde nadat we de bom uit het kanon hadden laten ontsnappen. Een eigenaardige plons eigenlijk, iets van een andere wereld, net alsof de aarde zich daar op de grens van de oneindigheid bevond. Men deed altijd een gespannen inspanning om de billen die op de wc-bril neer rustten goed te sluiten en zo de akoestische gevolgen te minimalazeren en te vermijden dat Mama, ferm aan de slag in de aangrenzende keuken, het bewijs van onze geheime vuiligheden méé zou beleven. Het was ook de plaats bij uitstek, verkozen door onze geliefde nonkel Fons, om daar de mismaakte kuikentjes die in 't één of 't ander nest van het kiekenkot waren over gebleven, in te gooien, wat ik met grote afschuw áán staarde, onbekwaam dat ik me voelde dat pril leventje van de dood te redden. Maar hij was ongenaakbaar op dat gebied en tenslotte voelde ik mij ietwat geruster te beseffen dat ik ook geen kieken was, want mijn bestemming zou waarschijnlijk diezelfde oneindigheid zijn geweest. Ik kon me toen nog niet voorstellen dat het beestje daar langer dan een paar seconden in kon blijven overleven, maar nu vermoed ik dat het er waarschijnlijk tientallen minuten in rond peddelde, misschien zelfs langer dan een uur, want de stank alleen dood niets of niemand, tenware de scheten van F.. In 't kort: een uitstekend werkske voor een aan het beroep toegewijde beul.
Over kiekens gesproken: mijn gewezen, in de grond begraven, oergoed vaderke (die, in onze straat, het grootste aantal kinderen had en dus het meest eten moest produceren) had een speciale en onverwachte manier bedacht om mij, bijna alle zaterdagen, te verrassen met zijn genadeloos ritueel voor het slachten van onze uiterst familiale en onschuldige kiekens. Het was mijn gewoonte geworden, gedurende die zaterdagen, mijn jongste broer J. uit te dagen zich als piraat te verkleden (vooral met een rood gekleurd stuk stof rond zijn hoofd en een zwart lapje vóór één van zijn ogen), terwijl ik de kapitein vertegenwoordigde van de boot, voorgesteld door onze zandbak in de hof, met een daarin recht geplante bezemstok, als mast. Hij was gewapend met een klein dolkje terwijl ik, groter, belangrijker en schoner, iedere keer verkleed met een daarvoor zorgvuldig geplooide hoed van krantpapier, een beetje gelijkend op die van Napoleon, verkoos mijzelf uit te rusten met een houten zwaard, waarmee ik aanstalten maakte de aanvaller áf te slaan. Daar ben ik overigens en gelukkig genoeg, altijd in geslaagd, tenware die keren dat ik met dat zwaard, dreigend naar boven gericht, om er zogezegd korte metten mee te maken, voor de zoveelste keer werd verrast door mijn vake die ik, langs mijn neus weg en rond mijn bril om, óp zag duiken, met zijn afschuwelijk, er zelfs wreedaardig uitziend, houten blokje en bijltje, wanneer hij vastberaden (in een verrassende uitstekende lichamelijke conditie) een nieuwe en verwoedde jacht naar één van onze geliefkoosde kiekens in het kiekenkot startte, waarvan er nooit één enkel is ontsnapt, om hun vreselijk verhaal, voor hun nageslacht, vóórt te vertellen. De eerste keren, ik herinner het mij nog goed, bleef ik daar verlamd naar al dat gedoe kijken, met mijn zwaard nog hoog in de lucht óp geheven, zodat ik onveranderlijk, binnen weinige ogenblikken, het bloed er naar alle kanten uit zag spetteren en pas enkele minuten later bekwaam was mijzelf te verroeren, ontredderd dat ik was weeral eens zo'n vreselijke beelden te hebben moeten trotseren, te besluiten dat het spektakel helemaal voorbij was en ik mij triestig achter de ene of de andere deur, snikkend, ging verbergen en zo J., opnieuw, zijn vrijheid moest toestaan. De zaterdagen begonnen voor mij een ware marteling te betekenen en praktisch iedere keer werd ik door papaatje verrast, tot ik besloot niet meer mee te spelen in onze zandbak. Somtijds echter kon ik het niet vol houden en bij de kleinste schaduw van mijn vader vluchtte ik onmiddellijk naar de dichtst bijzijnde deur of onder de dichtst bijzijnde tafel en telde dan halfluid tot en met tweeduizend (daar ontdekte ik mijn "optel"-gaven) om er zeker van te zijn dat het tragisch spektakel tot een einde was gekomen. Één enkele keer echter kroop ik te vroeg uit mijn schuilplaats en kon niet vermeiden vast te stellen, met de grootste afschuw, hoe een kip zonder kop de gehele hof aan het afrennen was, tot ze eindelijk doodmoe, in mijn boot, de zandbak, zonder adem, plat viel. Ik heb nooit begrepen hoe mijn moeder het aankon, zo een vers dood leven, te pluimen, te snijden, te kappen en te kuischen. Daardoor ben ik er altijd van overtuigd geraakt dat de vrouwen eigenlijk nog wreder zijn dan de mannen.
Ongelukkig genoeg waren er ook nog andere en gelijkaardige sadisten aanwezig bij de buren en heb ik verschillende keren niet geweten wáár juist ik me moest verbergen om dat allemaal niet méé te moeten maken. Links van ons huis leefde er een vrouw met een toen al ongewone geboortenaam: "Madam van de Chef van de Statie, die, met een afgrijselijk scheve tote, waarvoor ze zelfs geen speciale inspanning moest doen en met een dreigend mes in haar handen, niets liever deed dan de hals van haar konijnen open te snijden, vanachter in haar hof, om ze daarna, neerhangend tussen haar duim en middelvinger, dood te laten bloeden in een daarvoor speciaal meegebracht kommeke (waarschijnlijk de soep betekenend voor haar medeplichtige, de waarlijke "Chef van de Statie") en met duidelijk genoegen bleef toekijken terwijl ze hun laatste stuiptrekkingen voltooiden. Rechts van ons huis was er een man die, integendeel, zijn kiekens verkoos om zeep te brengen, zonder bloed te verbrassen, in het midden van onze straat, in een emmer gevuld met kokend water. Die laatste, verdacht ik, wachtte opzettelijk tot hij mij uit onze garage zag rijden, op mijne oude velô, die meer geleek op een Belgische tank (in tegenstelling met die van mijn oudere broers, lenig, licht, flink en fris), zonder versnellingen, maar ook zonder remmen, tenware diene stege torpedo op het achterwiel, wanneer hij dan ineens onverwacht voor mij óp dook met een emmer en dadelijk daarop met zijn tegenspartelend kieken onder zijn oksel, juist nog op tijd genoeg om het in het kokend water te dompelen en het gezellig te staan versmoren, oppassend voor zijn eigen vingers, precies op het moment dat ik daar voorbij passeerde. Ik heb altijd, uiterst verward, geprobeerd mijn fiets rap genoeg in gang te steken zodat de tweede fase, het kieken gaan halen, nog niet af was terwijl ik daar al voorbij stoomde, dan het omgekeerde, het voorste tandwiel van mijn fiets, op tijd, achteruit te slaan, want ik was me bewust dat ik de dodelijke actie daardoor niet zou ontwijken en integendeel, alles helemaal van voren aan zou verplicht zijn te waarderen. Vanaf een zekere dag heb ik de rollen omgekeerd en heb eerst zelf zijn bewegingen zitten bespieden, met de guidon van de fiets al gereed in mijn handen, wachtend tot hij, voor de ene of andere reden zijn huis binnen stapte, zodat hij de tijd niet meer zou hebben, zodra hij me opmerkte, eerst de emmer te gaan halen en dan het kieken, zodat ik dan met een triomfantelijk gevoel en de fiets al op volle gang, juist naast hem passeerde, zonder dat hij bekwaam was geweest zelfs alleen maar met de emmer óp te duiken. Ook nogal nen geniepighaard, hé! Ik hoop dat hij, nu waarschijnlijk nog altijd in het vagevuur, niet te kampen zal hebben met honderden immer opduikende kippen, uitgerust met tientallen emmers, allemaal gevuld met bruisend kokend water...
Gelukkig waren het niet allemaal wrede mensen in de straat. Niet sprekend van de jongste zoon van de Goedgeluks, Leon, die er duidelijk plezier in vond, op mij te mikken en te schieten met zijn loodjesgeweer, vanuit zijn slaapkamervenster, tot aan de populierbomen achteraan in het veld naast onze hof (dat ook aan hun hof grensde), die ik toen zopas begonnen was te beklimmen en ook van zijn zuster, Anne-Marie, die alle zaterdagen, net als Mona Lisa, met diezelfde beleefde glimlach, maar dan wel mét blote borsten, aan de ruit van hun badkamer verscheen, juist vóór de onze, waar vooral F. in het geheim naar gluurde, terwijl hij gulzig zijn geslachtsdelen betastte (zelfs ik probeerde er, vanuit de populieren, een glimp van te ontvangen), waren er kinderen waarmee ik goed over de baan kon, zoals Jozef, de zoon van de "Chef van de Statie", waarmee ik geregeld monopolie speelde (ik herinner me dat zijn moeder me eens had verwittigd dat hij niet thuis was omdat men, in het hospitaal, zijn velletje aan het áfknippen was, waarbij ze mij medeplichtig een knipoogje gaf, als wilde ze zeggen ge weet wel, hé!!?? en ik toestemmend en verstandig méé knikte, alhoewel ik er geen enkel benul van had waar juist hij een velleke teveel zou kunnen gehad hebben); de zoon van onze huisdokter die ik opgelucht eens ne hele hoop Brusselaars met het woord franskiljons heb horen uitschelden, terwijl ik er hem voordien van verdacht had er zelf ook één van te zijn; de kinderen van de Van Kerkhoves, die over een tam ezeltje in hun tuin beschikten om ons nen hele namiddag méé bezig te houden en waarna het oudste dochtertje, An (geloof ik), mij dan blozend vroeg of ze op mijn schouders mocht kruipen, zoals ik eerder zelf had gedaan met dat ezeltje en na zó verschillende toertjes op een drafje gemaakt te hebben in de grote tuin, het mij opviel dat er iets eigenaardigs in mijn nek aan het kriebelen was (later heb ik begrepen waar de naam kittelaar van komt) ze mij voor stelde, nog heviger blozend, haar dingetje van dichtbij te bekijken, omdat hij (het?) zogezegd extra groot was, groter zelfs dan dat van haar drie jaar oud broertje, iets waar ze erg trots op was, terwijl ze mij bijna de gehele lengte van haar pinkvingertje toonde, maar waar ik toen nog geen enkele belangstelling in stelde en haar dat onmiddellijk klaar maakte, haar van mijn schouders schuddend; het dochtertje van de eigenaar van een grote glasfabriek, dicht bij het kasteel van Rumbeke, dat altijd preuts voorbij wandelde zonder ons zelfs een blik te gunnen en dat blijkbaar geen Vlaams kon spreken; de kinderen van de Sossen om de hoek van de Guido Gezellelaan, waarmee ik uitdrukkelijk verboden was contact te hebben vanwege mijn erg bezorgde papa (in dat opzicht wel), omdat hun ouders socialisten waren, iets waar ik nu spijt van heb; de zoon van de eigenaar van de drukkerij in de Roeselaarsche Steenweg, Aurel, die met ons geregeld, in onze garage, poppentoneel kwam organiseren, mits betaling van één frank toegangsgeld, vooral voor de buren die geen lid waren van onze selecte club en andere jongens en meisjes, die me nu té ver zouden leiden...
Over de vorige verklaringen die ik, en passant, ten opzichte van mijn zuster Hilde heb gemaakt, voel ik mij gedwongen, zonder vooroordelen, enkele andere voorbeelden van naïviteit onder de schijnwerper te leggen voor nodige en verhelderende uitleg.
Mijn intussen overleden zuster heb ik toen verweten dat ze een beetje te kinderachtig was. Ik moet er, rechtvaardigheidshalve, onmiddellijk aan toe voegen dat ikzelf ook van deze kwaal lijd en ik zal nu, met enkele "gevallen", trachten te demonstreren waarom juist:
Ik had, gedurende de geschiedenisles in de Broederschool van Roeselare, geleerd dat Napoleon Bonaparte de oorlog tegen Engeland, in Waterloo, had verloren op het ogenblik dat hij gehurkt neer zat, midden in zijn laatste veldslag. In mijn naïviteit besloot ik toen, dat hij, tussen de ene en de andere Engelse soldaat die hij met zijn zwaard omver had geslagen, er zich opeens een dringende goesting had gemanifesteerd om eens plechtig te gaan schijten, resultaat van zijn laatste middagmaal, dat geen uitleg en ook geen uitstel verstond, reden waarom hij gehurkt, ergens achter een struikboompje, zijn lange spijkerbroek had af gestroopt om rustig de natuur zijne gang te laten gaan. Hoe groot was mijn verassing niet, veel later, geïnformeerd te zijn geworden door de Amerikaanse en Engelse pers, gekopieerd door de nooit neutrale geschiedenisschrijvers, dat hij zich niet helemaal hurkend had geplaatst, maar alleen maar zijn achterwerk provocatief in de lucht had gestoken, nadat één van zijn lijfbeschermers, die een Engelse spion was, lokkend in zijn ogen had gekeken, enkele minuten daarvoor. Nu begrijp ik dat de bedoeling van dat verhaaltje alleen maar was Napoleon belachelijk te maken. Wie schrijft eigenlijk die geschiedenisboekjes??
Een ander verklarend voorbeeld bestaat over de manier waarop men ons geleerd heeft het kruis te slaan. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Alles in orde met de Vader en de Zoon (een onschendbare verhouding), maar hoezo, waar kwam die "Heilige Geest" ineens vandaan? Ik had nog nooit eerder van de "Espirito Santo" horen spreken. Jamaar, jamaar, kreunde de schoolmeester in de Broederschool in Roeselare tussen zijn tanden door: gij moet gij zo'n dingen helemaal niet vragen hé; dat zijn de raadsels van het leven, waarvoor er gene wetenschappelijke uitleg bestaat, terwijl hij vlug naar zijn Oud Testament zocht om de bladzijde aan te duiden waar duidelijk geschreven stond dat het mysterie van de drie personen, vermengd in ene enkele persoon, niet te verklaren was, vooral voor alle naïeve en onnozele leerlingen van de Broederschool en hij dan besloot dat verhaaltje te herhalen (dat hij ook al gehoord had, toen hij amper tien jaar oud was, maar besloot het nu in de eerste persoon voort te vertellen), over dat kleine manneke dat hij ontmoet had op het strand in Blankenberge en dat daar geduldig, tientallen keren, met een paplepeltje naar het zeewater liep, zijn lepeltje er mee vulde en het uit ging storten naar een putje in het zand dat hij daar eerder, met zijn handjes, gedolven had. Toen hij vroeg wat hij daar eigenlijk aan het uitspoken was antwoordde het klein manneke dat hij de gehele zee, in dat putje, aan het storten was. Bedenkend had hij zijn wenkbrauwen opgetrokken en mompelend had hij opgebiecht dat dat helemaal niet mogelijk zou zijn, waarop het manneke, strak opkijkend in zijn ogen, verklaarde: ik zal rapper al het water van de zee in dat putje kunnen gieten dan gij het mysterie verstaan van die drie personen in één...
Grappig nietwaar, ga met zo een uitleg in uw oren gaan slapen, hé. Dertig jaar later heb ik verstaan dat ze mij weeral in de loeren hadden gelegd. Naïeve Rudo en diene "heilige geest", daar heb ik zelfs nooit ne meer over horen spreken, uitzondering gemaakt voor diene ene andere keer, toen hij Maria bevrucht heeft. Diene schijnheilighaard.
Bovendien had ik toen ook nog niet begrepen waarom juist, onze oude schoolmeester, Raymond Lievens (de Snak), altijd zijn vingernagels zo proper kort hield, terwijl de nagel van zijn pinkvinger, integendeel, maar langer en langer werd. Dat mysterie heb ik vroeger kunnen oplossen dan het eerste, zonder het ooit aan iemand gevraagd te hebben, want ik heb hem, kort daarop, betrapt onder de trap naar het eerste verdiep, terwijl hij daar met precies diene uiterst lange nagel, ver in zijn neusgat aan het peuteren was, blijkbaar om er zichzelf van te verzekeren dat er geen enkele, verdere, viezigheden meer aanwezig waren.
Een ander voorbeeld van naïviteit is gebeurd terwijl ik al in Brazilië leefde. In het gebouw waar ik woonde was er een vrouw van middeljarige leeftijd die mij altijd aan mijn elleboog vast kon grijpen precies op het ogenblik dat ik juist in, of juist uit, de lift aan het stappen was en elke keer om mij een "klein pleziertje" te vragen, wat altijd neer kwam op het herstellen van 't één of 't ander kraantje, of het vervangen van een lamp of zo, in haar eng appartementje. Fysisch contact bleef somtijds moeilijk te vermijden en ene keer leunde ze heel dicht bij mij aan en staarde geïnteresseerd naar mijn rechteroor. Met bevende stem kon ze er opeens uit kramen: "wat een GROOT oor heb jij wel..". Ik draaide me beschaamd naar haar toe en op datzelfde ogenblik wendde ze haar blik naar het pakske in mijn broek... Wel, dat heb ik dan toch goed verstaan natuurlijk, onmiddellijk, maar in plaats van bevestigend te knikken, heb ik beschaamd mijn blik naar de grond gewend, voelde ik mezelf zo rood worden als een rijpe tomaat en besloot ik de reële grootte ervan te delen door twee.. allez.. allez, hij is zo danig groot niet hé.. alleen maar middelmatig groot.. laat ons zeggen...
Over Hilde, onze enige en wat oudere, geliefde, zuster, ze is ook door een hel gegaan, het schaap. Eerst toen ze vernam dat Tante Georgine, zuster van Mama, alhoewel haar vage beloften op dat gebied, enkele jaren eerder, haar niet op haar testament had vermeld, maar ook en vooral en vele keren erger, omdat ze daarna, ik bedoel, na de dood van Nonkel Fons en Tante Georgine, ook een gelijkaardige ziekte heeft ontdekt, in haar darmen. Een strijd die ze uiteindelijk verloren heeft, niettegenstaande de kwakzalf-dokter van Oostduinkerke, waar ze woonde, die haar gedurende vier jaar modder heeft doen inslikken en een praktisch honderdtal pillekes en zalfkes, dagelijks, heeft vóór geschreven, mits harde en contante betaling en wanneer onmogelijk, onder meer ook via het regelmatig kuisen van zijn privaat toilet en het wassen van zijn onderbroeken en die allemaal samen niet genoeg zijn geweest om te vermijden dat haar dikke darm aan het verstoppen werd van dat gezwel. Het is zeker dat Hilde zelf ook, voor een groot deel, schuldig is aan het uitstellen van die noodzakelijke chirurgische ingreep, tenslotte toch gebeurd in een uiterst geval van wanhoop, toen ze al ettelijke weken haar opgepropte afgang niet meer kon verliezen, want ze wilde perse een dokter vinden die alles oploste door magische woorden uit te brabbelen en mysterieuze handopleggingen te bevorderen. Erger is dat een gediplomeerde mens zich daar ter beschikking voor stelt en zijn diensten "duur" voor aanbied. Heel zeker zal diene dokter ook gebuisd zijn geweest in zijn vijfde studiejaar en is er dan juist door gekrabbeld, de tweede keer, met een scheetje meer dan zestig percent van de punten.
Van de andere kant bezit hij waarschijnlijk de nodige zelfzekerheid om met andere mensen verschillende toertjes te kunnen maken, zonder met gewetensproblemen, daarna, te moeten kampen.
Verwijzend naar twee eerdere post's met dezelfde suggestieve naam, ik voel mij verplicht daar enkele verdere anekdoten aan toe te voegen:
Aangemoedigd door de opvallende verdraaiing in de richting van de wind ondervonden door de alomheersende Nonkel Fons, heeft F., zijn oudste zoon, enkele maanden later, ook zijn respectieve daad van moed geleverd. Hij had, met ware afschuw, ontdekt dat zijn altijd bekommerd vaderke heimelijk zijn eerste lief had op gezocht met de bedoeling haar zijn echt (schuw) karakter, in geuren en kleuren, eens lekker uit de doeken te doen, zodat ze verschrikt besloten had een einde aan de verhouding te stellen. Smoorverliefd zoals hij was, vooral op haar ferm vooruit puilende borsten, kon hij het niet verteren dat nonkel Fons daar zijn grote neus had tussen gestoken, waarschijnlijk met de bedoeling zelf eerst aan het verboden fruit te rieken en er haar alzo van te overtuigen dat, indien ze echt klaar stond haar velleke definitief op te offeren, ze het beter eerst aan hem, een waarlijke held van de tweede wereldoorlog, zou moeten áán bieden. Onmiddellijk na dat geweten te zijn gekomen, stoomde hij huiswaarts met de bedoeling de rollen nu ne keer definitief om te keren en zelf een goedverdiende rammeling toe te passen. Ongelukkig genoeg was vaderke-lief niet thuis op dat moment. F. was totaal onherkenbaar: voor het eerst zag ik een ontembare en op wraak beluste broere, met de zenuwen van alle poriën van zijn vel uit-puilend. Ik meende zelfs schuim op zijn lippen ontdekt te hebben. Hij besloot hem af te wachten en trachtte ons, zijn aanwezige broers, ervan te overtuigen, hem te vergezellen in zijn kruisvaart en allemaal samen ons heilig vaderke eens een paar goed gemikte muilperen terug te geven. Ik herinner me niet of D. aanwezig was; J. was nog te klein; Hildeke diende daar niet voor en G. had zojuist weeral een nieuw puistje binnenin zijne neus ontdekt (iets wat hij van zijn moeder geërfd heeft). Ik bleef dus eigenlijk alleen over en eerlijk, ik begreep niet wat er juist aan de gang was, want hij faalde erin mij volledig in te lichten over wat er precies gebeurd en/of niet gebeurd, was. F. rekende er waarschijnlijk op dat de tientallen voordien in gecasseerde en onrechtvaardige rammelingen die ik, zonder kosten, van vake ontvangen had, meer dan reden genoeg betekenden om hem vrijwillig bij te springen. Van den anderen kant, ik herinnerde mij op dat ogenblik niet of die schone trouwheid en medeplichtigheid ooit al eens de straat van het tweerichtingsverkeer had betreden en, puntje bij paaltje gezet, kon hij er mij dus niet van overtuigen mijn hand voor hem in het vuur te steken.
Enkele minuten later hoorden we dan toch het verwachtte, typische, gefrutsel van de "sleutel in het slot". Er was geen tijd ne meer voor verdere afspraken en overbodige uitleg. Toch bleef ik in de omgeving slenteren. Verrast zag ik F. de riem uit zijn broek trekken, het uiteinde twee keer rond zijn gesloten vuist te winden en de riem met de andere kant, waar het ijzeren slot eraan ging, verschillende keren, zoals een zweep, op de eettafel néér te doen pletsen, wat ook aan mij een respectvolle indruk gaf, terwijl de deur van de woonkamer beslist open geduwd werd. Het was eigenaardig de verrassing van Nonkel Fons gade te slaan: uitgedaagd worden in zijn eigen huis!! F. had zich veilig aan de andere kant van de rechthoekige tafel geplaatst terwijl hij voortdurend met de riem voort bleef pletsen, wat verschillende definitieve lidtekens op het schone hout heeft achter gelaten. Ik herinner me niet meer wat er juist van de ene kant naar de andere werd getierd, alhoewel op dat gebied Fons duidelijk het onderspit aan het delven was. Verrast maar rap hersteld voor de strijd, zoals een getergde leeuw, besloot hij, zich rond de tafel bewegend, F. persoonlijk en face-to-face te ontmoeten. Zich nog altijd duidelijk herinnerend van de apensprongen die hij geregeld in Turn-Club van de Broederschool, "Fris en Flink", had moeten uitvoeren, besloot mijn broer zich naar de andere kant te katapulteren, zodat binnen enkele seconden, de ene, rond de tafel, achter de andere liep, zonder dat, eventuele aankomende bezoekers, juist zouden kunnen bepalen, wie juist achter wie liep. Ik stond er maar op te kijken, zonder de aandacht te willen trekken van ons liefdevolle vaderke, maar toch geïnteresseerd in te weten wie, uiteindelijk, het rapst zou zijn. Alhoewel ik verschillende keren de gelegenheid had gehad nonkel Fons een beentje te leggen (maar ge begrijpt wel hé, ik wilde geen steentje werpen op het glazen dak van Fonske, beseffende dat ikzelf er ook één had, of beter, de aandacht niet wilde trekken van een razende stier), heb ik dat dan toch niet gedaan. Feit is dat F., na ongeveer twintig toeren rond de tafel, opgemerkt heeft dat Papa vreemd begon te kuchen, te hijgen en te hoesten en hij het gepast vond plotseling te ontsnappen van de vicieuze cirkel rond de tafel, een tangent gebruikend, om daarna voor een paar uren te verdwijnen, terwijl het vakelief verschillende additionele rondjes nam, vooraleer te beseffen dat de prooi hem was ontsnapt... Ja hoor, t zijn wrede beesten, die Van Leuvens... en dan bedenken dat hij op t einde (in het jaar 2000 vijfentachtig jaar oud?), na wég getrapt te zijn geweest uit zijn eigen huis in Kuurne (dat hij, om te vermijden dat het, vroeg of laat, in de handen van zijn eigen kinderen zou vallen, op de naam had gezet van zijn laatste gezellin, die, eigenaardig genoeg nog scheler was dan ik, wat me altijd één van de voornaamste redens bleek geweest te zijn voor zijn immense afkeer voor mij) te voet, van het oude mannekeshuis, waarin hij de laatste jaren van zijn leven heeft door gebracht en waar hij die morgen van zijn bed was gevallen, naar het hospitaal is gewankeld om daar, drie dagen later, alléén te sterven, weggegeten van de uitgezaaide kanker... diene koppige smeerlap, die dertig jaar lang zijn zes kinderen niet meer heeft gezien en nog minder, nooit, geen enkel van zijn kleinkinderen.
Zonder begraven te willen worden (hij heeft zijn lijk aan het universiteits ziekenhuis aangeboden, in naam van de wetenschap - ik begrijp niet goed met welk doel eigenlijk) heeft hij op een stukje papier geschreven, toen hij al geen woorden meer kon uiten en vooraleer zijn laatste adem uit te blazen: ze hebben mij getemd.
Hilde heeft het op haar verantwoordelijkheid genomen te redden, voor haarzelf, wat er nog te redden viel, waaronder, veel kapotte vulpennen, lege stylo's en botte zakmessen. Wees gelukkig met hen, Hilde...
Verwijzend naar twee eerdere post's met dezelfde suggestieve naam, ik voel mij verplicht daar enkele verdere anekdoten aan toe te voegen:
Aangemoedigd door de opvallende verdraaiing in de richting van de wind ondervonden door de alomheersende Nonkel Fons, heeft F., zijn oudste zoon, enkele maanden later, ook zijn respectieve daad van moed geleverd. Hij had, met ware afschuw, ontdekt dat zijn altijd bekommerd vaderke heimelijk zijn eerste lief had op gezocht met de bedoeling haar zijn echt (schuw) karakter, in geuren en kleuren, eens lekker uit de doeken te doen, zodat ze verschrikt besloten had een einde aan de verhouding te stellen. Smoorverliefd zoals hij was, vooral op haar ferm vooruit puilende borsten, kon hij het niet verteren dat nonkel Fons daar zijn grote neus had tussen gestoken, waarschijnlijk met de bedoeling zelf eerst aan het verboden fruit te rieken en er haar alzo van te overtuigen dat, indien ze echt klaar stond haar velleke definitief op te offeren, ze het beter eerst aan hem, een waarlijke held van de tweede wereldoorlog, zou moeten áán bieden. Onmiddellijk na dat geweten te zijn gekomen, stoomde hij huiswaarts met de bedoeling de rollen nu ne keer definitief om te keren en zelf een goedverdiende rammeling toe te passen. Ongelukkig genoeg was vaderke-lief niet thuis op dat moment. F. was totaal onherkenbaar: voor het eerst zag ik een ontembare en op wraak beluste broere, met de zenuwen van alle poriën van zijn vel uit-puilend. Ik meende zelfs schuim op zijn lippen ontdekt te hebben. Hij besloot hem af te wachten en trachtte ons, zijn aanwezige broers, ervan te overtuigen, hem te vergezellen in zijn kruisvaart en allemaal samen ons heilig vaderke eens een paar goed gemikte muilperen terug te geven. Ik herinner me niet of D. aanwezig was; J. was nog te klein; Hildeke diende daar niet voor en G. had zojuist weeral een nieuw puistje binnenin zijne neus ontdekt (iets wat hij van zijn moeder geërfd heeft). Ik bleef dus eigenlijk alleen over en eerlijk, ik begreep niet wat er juist aan de gang was, want hij faalde erin mij volledig in te lichten over wat er precies gebeurd en/of niet gebeurd, was. F. rekende er waarschijnlijk op dat de tientallen voordien in gecasseerde en onrechtvaardige rammelingen die ik, zonder kosten, van vake ontvangen had, meer dan reden genoeg betekenden om hem vrijwillig bij te springen. Van den anderen kant, ik herinnerde mij op dat ogenblik niet of die schone trouwheid en medeplichtigheid ooit al eens de straat van het tweerichtingsverkeer had betreden en, puntje bij paaltje gezet, kon hij er mij dus niet van overtuigen mijn hand voor hem in het vuur te steken.
Enkele minuten later hoorden we dan toch het verwachtte, typische, gefrutsel van de "sleutel in het slot". Er was geen tijd ne meer voor verdere afspraken en overbodige uitleg. Toch bleef ik in de omgeving slenteren. Verrast zag ik F. de riem uit zijn broek trekken, het uiteinde twee keer rond zijn gesloten vuist te winden en de riem met de andere kant, waar het ijzeren slot eraan ging, verschillende keren, zoals een zweep, op de eettafel néér te doen pletsen, wat ook aan mij een respectvolle indruk gaf, terwijl de deur van de woonkamer beslist open geduwd werd. Het was eigenaardig de verrassing van Nonkel Fons gade te slaan: uitgedaagd worden in zijn eigen huis!! F. had zich veilig aan de andere kant van de rechthoekige tafel geplaatst terwijl hij voortdurend met de riem voort bleef pletsen, wat verschillende definitieve lidtekens op het schone hout heeft achter gelaten. Ik herinner me niet meer wat er juist van de ene kant naar de andere werd getierd, alhoewel op dat gebied Fons duidelijk het onderspit aan het delven was. Verrast maar rap hersteld voor de strijd, zoals een getergde leeuw, besloot hij, zich rond de tafel bewegend, F. persoonlijk en face-to-face te ontmoeten. Zich nog altijd duidelijk herinnerend van de apensprongen die hij geregeld in Turn-Club van de Broederschool, "Fris en Flink", had moeten uitvoeren, besloot mijn broer zich naar de andere kant te katapulteren, zodat binnen enkele seconden, de ene, rond de tafel, achter de andere liep, zonder dat, eventuele aankomende bezoekers, juist zouden kunnen bepalen, wie juist achter wie liep. Ik stond er maar op te kijken, zonder de aandacht te willen trekken van ons liefdevolle vaderke, maar toch geïnteresseerd in te weten wie, uiteindelijk, het rapst zou zijn. Alhoewel ik verschillende keren de gelegenheid had gehad nonkel Fons een beentje te leggen (maar ge begrijpt wel hé, ik wilde geen steentje werpen op het glazen dak van Fonske, beseffende dat ikzelf er ook één had, of beter, de aandacht niet wilde trekken van een razende stier), heb ik dat dan toch niet gedaan. Feit is dat F., na ongeveer twintig toeren rond de tafel, opgemerkt heeft dat Papa vreemd begon te kuchen, te hijgen en te hoesten en hij het gepast vond plotseling te ontsnappen van de vicieuze cirkel rond de tafel, een tangent gebruikend, om daarna voor een paar uren te verdwijnen, terwijl het vakelief verschillende additionele rondjes nam, vooraleer te beseffen dat de prooi hem was ontsnapt... Ja hoor, t zijn wrede beesten, die Van Leuvens... en dan bedenken dat hij op t einde (in het jaar 2000 vijfentachtig jaar oud?), na wég getrapt te zijn geweest uit zijn eigen huis in Kuurne (dat hij, om te vermijden dat het, vroeg of laat, in de handen van zijn eigen kinderen zou vallen, op de naam had gezet van zijn laatste gezellin, die, eigenaardig genoeg nog scheler was dan ik, wat me altijd één van de voornaamste redens bleek geweest te zijn voor zijn immense afkeer voor mij) te voet, van het oude mannekeshuis, waarin hij de laatste jaren van zijn leven heeft door gebracht en waar hij die morgen van zijn bed was gevallen, naar het hospitaal is gewankeld om daar, drie dagen later, alléén te sterven, weggegeten van de uitgezaaide kanker... diene koppige smeerlap, die dertig jaar lang zijn zes kinderen niet meer heeft gezien en nog minder, nooit, geen enkel van zijn kleinkinderen.
Zonder begraven te willen worden (hij heeft zijn lijk aan het universiteits ziekenhuis aangeboden, in naam van de wetenschap - ik begrijp niet goed met welk doel eigenlijk) heeft hij op een stukje papier geschreven, toen hij al geen woorden meer kon uiten en vooraleer zijn laatste adem uit te blazen: ze hebben mij getemd.
Hilde heeft het op haar verantwoordelijkheid genomen te redden, voor haarzelf, wat er nog te redden viel, waaronder, veel kapotte vulpennen, lege stylo's en botte zakmessen. Wees gelukkig met hen, Hilde...
Gedurende een eendere situatie (en hierbij onmiddellijk bevestigend dat ik bij de klasse van de matige voyeur's mag ingedeeld worden), had ik, hier in Brazilië, een vrouw opgemerkt en blijven gadeslaan in de plaatselijke luchthaven, die zonder zich veel te generen, maar met een uiterst laag uitgesneden "decolleté", een enorme boezem reveleerde, waarmee ze gezellig rond pronkte, van links naar rechts en van voor naar achter, in de wachtzaal. Wat ze eigenlijk te veel had van boven miste ze wel wat vanonder, waar haar achterwerk en benen ietske te mager waren uitgevallen. Maar de blikvanger was zeker de borst en ik kon er bijna mijn ogen niet van af wenden. Ik vooral, maar ook andere mannen, natuurlijk. Eens in het vliegtuig, ging ze juist op de plaats vóór de mijne zitten, terwijl ik geduldig wachtte tot de rij mensen, in de gang, verder aan het dóórschuiven was. Ik hield mijn zaktelefoon in mijn hand en opeens flitste het door mijn gedachten dat ik, terwijl ik zogezegd mijn plaats aan het bekeuren zou zijn en mijn verschrompelde broek aan het plat strijken, mijn andere hand, waar de telefoon in zat, over haar leuning zou kunnen leggen en over haar schouder heen, met de ingebouwde camera, een rap fotootje zou kunnen trekken van die zodanig verleidende super borsten, van bovenaf gezien, dan nog... en de daad bij het gedacht voegend, was ik bekwaam, onschuldig, op het juiste knopje te duwen, tot ik verstomd vast stelde dat ik me niet had herinnerd dat ik dat elektronisch apparaat had geprogrammeerd om het "click"-geruchtje van een echt fototoestel na te bootsen en verschrikt opmerkte dat zij dat geruchtje dadelijk had herkend en ze zich onmiddellijk naar mij om wendde, zonder echter ooit een kreetje geslaakt te hebben van verrassing en zelfs meer, me met een zwoel glimlachje om haar brede mond (wat me onweerstaanbaar naar de omvang van haar andere mond deed verhuizen), aan te loeren, zichzelf rechter zettend in haar zetel om haar boezem nog verder naar voren, preuts, te kunnen bewegen zodat ik zelfs meende haar navel te zien schemeren, tussen de twee ronde heuvels door, mezelf duidelijk stimulerend er nog eentje méér van te maken, wat ik, rood wordend, ook deed, alleen maar met de bedoeling het incident met een gelukkig happy-end af te sluiten, maar waar zij blijkbaar niet akkoord mee was, want terwijl ik me onhandig neer zette, begon zij aan haar gordel te prutsen, waarna ze dan traag rechtop kroop, zich naar mij toedraaiend en naar voren boog om mij nogmaals haar priemende boezem aan te bieden, maar nu in een meer frontaal gezicht, maar wat ik geneigd was te weigeren, want het "verboden en geniepige" was er al een beetje vanaf en tenandere, langs mijn neus weg had ik opgemerkt dat mijn buur zich ineens ook begon te animeren en expliciet op al dat gedoe begon te letten en ik me verplicht vond haar aanbod, schuchter, met een nee-zwaaiende vinger te weigeren, maar aangezien ze dat niet wilde verstaan, ze zichzelf terug op richtte en ze zich naar het pad tussen de zetels wendde, waar ze diep buigend haar rok tot aan haar lenden ophief, schuin naar achteren loerend, om me niet uit het gezicht te verliezen, heel waarschijnlijk begrijpend dat ik van haar borsten al ruim voldoende foto's had getrokken en nu van plan was haar overigens nogal plat achterwerk aan te bieden, gescheiden in het midden, door een fel rood gekleurde G-string, die ik op dat moment verschrikkelijk lelijk vond en er me dus van overtuigde geen verdere "films" daaraan te verspelen, van de ene kant en van de andere kant, ik absoluut geen schandaal wilde veroorzaken in het bijna vertrekkend vliegtuig, waar iedereen in de buurt, nu duidelijk het vreemd gedoe was beginnen na te gaan. Één van de air-hostessen, die intussen de gang naar ons toe óp was komen wandelen, naar links en naar rechts kijkend, om zich ervan te verzekeren dat iedereen zijn gordel had vast geklonken en zich nog niet bewuste van al dat eigenaardig gedoe, daar, wat verder op, vroeg haar beleefd néér te zitten, wat zij, tot mijn grote genoegen en opluchting ook onmiddellijk deed, zonder verder te reclameren en mij dus sparend van verdere last.. Onmiddellijk ná de ontlanding heb ik mij stillekes verhuisd naar een plaatsje, verderop in het vliegtuig en ik zweer dat ik zelfs nooit ne meer heb durven opkijken, benauwd dat ik was die gretige ogen terug te moeten trotseren. Pas later heb ik maar eigenlijk goed beseft hoe dichtbij zij die twee magere en blanke helften, gescheiden door één enkel donker hol, dat niet helemaal bedekt kon worden door die vermelde string, zo dicht tegen mijn neus had geduwd en waarom ik het helemaal vergeten had mij met een onbetwistbaar bewijs van haar aandacht aan mij, voor de toekomst, te verschaffen. Zelfs de geur van haar slipje, is mij ontgaan. Een schande..
Terwijl we nu toch over onze jeugdjaren in België aan het zeveren zijn, Mama heeft altijd beweerd dat ik in de Zusterschool, in Rumbeke nog, waar ik voor het eerst in contact ben gebracht met mijn nieuwe moedertaal, met name het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands, een ingenieuze term die gefabriceerd is geweest door enkele beschaam(f)de Vlamingen die in Brussel woonden) de nonnen altijd "vierkant uitlachte". Dat zijn haar woorden. Eerlijk, dat herinner ik mij niet meer, maar ik herinner me wel diene ene magere collega die voortdurend in mijn aangezicht speekte, door zijn gesplitste voortanden heen, terwijl hij mij aan het overtuigen was mij óm te draaien om op mijne rug te kunnen springen en zo op zijn paardje de gehele koer, verschillende keren, af te draffen en het mij opviel hoeveel zijn adem wel stonk naar salami, wat me een levenslange afkeer heeft bezorgd aan alle soorten worsten, eender welke smaak en type.
Wat later heb ik ook ondervonden dat de uitleg en de reden van een kind nooit verstaan wordt door de toenmalige schoolmeesters (mijn bezorgd vake heeft de eerste prijs daarin, met alle zekerheid, veroverd). Wat ik ook aanwendde om iets uit te leggen of te verklaren en hoe langer dat duurde, hoe meer ik begon te stotteren en hoe meer ik haperde, hoe meer zij hun bekkes, onbeleefd, open sperden en diep gaapten. Ik verdacht toen dat ze misschien niet goed hadden geslapen en nog moe waren van dat bekend "humanistisch programma" in de radio, de avond daar voren, maar nu begrijp ik dat het wel een teken was van volmaakte desinteresse.
Regelmatig speelde mijn baas, hier in Brazilië, hetzelfde toneeltje. Op het ogenblik dat ik me aan het voorbereiden was een ingewikkelde explicatie te starten begon hij opeens en indrukwekkend wijdsmond, te gapen. Eerst veronderstelde ik (toen nog altijd) dat hij niet goed had geslapen; daarna dat hij eigenlijk geen enkele interesse had in mijn uitleg, maar nu besef ik wel dat hij gaapte om mij duidelijk te maken dat ik helemaal niet belangrijk en hem zelfs ernstig aan het vervelen, was. Iedereen weet dat "gapen" besmettelijk is en op één zekere gelegenheid kon ik mezelf niet bedwingen en sperde ik mijn mond ook wijd open, juist op het moment dat hij hem aan het sluiten was. Hij keerde zich verbaasd naar mij om en vroeg perplex of ik niet goed had kunnen slapen, de nacht daarvoor. Blijkbaar was hij ook gebuisd geweest in één van zijn eerste studiejaren...
Typische, bewuste, daad van een spelbreker.
Over spelbrekers gesproken, dat is toevallig ook een belangrijke karaktertrek van mijn eigen, wat oudere, broer D.: een volledige en compleet natuurlijke "estraga prazer" (genotverbrodder). Hij heeft daarvoor nooit speciaal gestudeerd, 't schijnt, maar is er toch specialist in geworden. Ik vermoed dat in de snelcursus voor Giroleider, deze truc wordt aangeleerd om zo geen overbodige en altijd nutteloze redens te moeten aanhoren vanwege de volgelingen. Vele jaren later en reeds als President van de Lions Club van Torhout en omgeving, heeft hij ook begrepen dat wanneer het plezier het grootst is, de rem onmiddellijk moet áán getrokken worden. Het is part, vanzelfsprekend, van diene zelfde cursus, geadministreerd en toegepast door de Amerikaanse en Engelse liberalen. Het is hoogst waarschijnlijk daarom dat hun respectieve vrouwen zelden hun climax bereiken. Elke keer dat ze bijna zover, in stukken en brokken, zijn geraakt, herinnert de gapende en nuchtere man hen eraan dat ze niet mogen vergeten zes rollen WC-papier te kopen 's anderendaags 's morgens vroeg. In het geval van D. heeft die regel diepe lidtekens ná gelaten in zijn persoonlijkheid, zonder mogelijke terugkeer. Men zegt hier, bijvoorbeeld, dat eens een man de smaak heeft geproefd van een andere sabel, hij nooit meer smaak zal vinden in een schede. Let op, ik ben niet aan het beweren dat hij een potter is; ik ben aan het verklaren dat hij nooit ne meer een socialist zal worden, zoals hij eertijds, bleek te zijn. Toen hij nog nuchter was en me had gevraagd, talloze keren, de krantjes van de Volksunie, deur-aan-deur, te verkopen in Rumbeke, Roeselare en de andere dichtbij (op wandelafstand) gelegen gemeenten, zoals Izegem, Ardooie, Beveren, Oekene, enz.. heb ik dat met alle plezier en overtuiging, in zijn plaats en in volle onschuld, gedaan, zonder daarvoor ooit op een vergoeding te hebben gerekend. Zelfs Mama is aan zijn redenering tenonder gegaan. Eerst was ze absoluut katholiek. Later is ze, van pure afkeer (omdat ze, zo had de paster haar wijs gemaakt, in voortdurende zonde leefde, zoals de bijbelse Madalena, omdat ze een gescheiden vrouw was) socialist geworden, maar ze is gestorven als een overtuigde liberaal, onder invloed van D., vergetend dat die laatsten het volgende verdedigen: "Elk voor zijn eigen. Wie zichzelf niet kan onderhouden, moet verdwijnen". De katholieken voegen er de volgende godsdienstige woorden aan toe: "Elk voor zijn eigen, God voor allen, maar wie zichzelf niet kan verdedigen, moet naar het oude-mannekes-huis keren". Zoals de Fons, bijvoorbeeld.
Het is een algemeen publiek geheim dat verenigingen zoals de Lions Club, de Rotary Club, de Maçons en andere, gelijkwaardige Klan's, er op uit zijn alle sociale veroveringen van een bepaald land totaal te annuleren, terugkerend naar een gemeenschap zoals de diene die nog in India bestaat, met verschillende "castas", 't is te zeggen: met meesters, slaven en knechten, pure en onpure mensen, terwijl ze van de andere kant, toch terug deinzend voor een eventuele toekomstige straf na hun dood en om niet rechtstreeks naar de hel gezonden te worden, acties verdedigen, hier en daar, maar niet alle dagen, die het uitdelen van enkele belangrijke aalmoezen bevorderen (er tegelijkertijd, hunne eerbiedige naam onder schrijvend, voor het nageslacht), aan de "minder begunstigde geesten".
Ik beken over mezelf dat, onze stamboom in overweging genomen, ik niet dicht bij de boom ben gevallen. Of beter, ik ben niet verre van de stam gevallen, maar sinds de boom op een steile helling (bergaf) staat, ben ik wat verder voort blijven rollen.
F., van den anderen kant, heeft bijna zijn leven lang in Avelgem door gebracht en daar is niemand ooit slimmer van geworden. Hij is gene slechte mens, uiteraard niet, maar er ontbreekt wat gezond verstand aan. Zoals bij G. ook bijvoorbeeld, maar dat is zijn schuld niet, vanzelfsprekend. Ik denk dat G. zelfs een taaie mens is. Men bijt, men knauwt, men vermurwt, maar hij blijft onverteerbaar..
Hij is een taaie pees en de beste herinnering die ik van hem overhoud is die van toen we samen de badkuip in moesten, zaterdag 's namiddags (om maar ene keer het verwarmingskacheltje, op gas, te gebruiken) en hij, zonder daarover te reclameren, vóór mij plaats nam in de kuip en hoe ik halvelings verplicht werd te loeren naar zijn blanke poepe, maagd nog, toen. Achter zijne rug en zijn geïnteresseerde blik over zijn schouder ontwijkend, heb ik toen mijn eerste pogingen aangewend mij van mijn opgezwollen piemel te bevrijden. Ik oordeelde dat, hem tussen mijn twee platte handen wrijvend, hij ineen zou schrompelen, maar ongelooflijk, hij werd niet alleen groter en harder, maar hij begon ook te spuwen van de kolere en toen G. diene boel van miljoenen mini-puitjes opmerkte, terwijl ze vóór hem, in de kuip, begonnen te drijven, reclameerde hij nerveus dat ik moest ophouden met spugen in het water. Maar 't was niet gemakkelijk zulle..
't zijn wrede beesten, die Van Leuvens. Te bedenken dat ons vaderlijk kwaliteitsperma te voet, met zijn kanker, naar het hospitaal is gestapt om er te sterven, dienen koppigen smeerlap die dertig jaar lang zijn zes kinderen niet meer heeft gezien. Het leven is een moeras waar bloemen op groeien. Natuurlijk denken Nara en ik, de laatste maanden, dikwijls aan onze Paasvakantie in Brazilië van verleden jaar. Nara is onze dagboek, die we bijgehouden hadden, komen halen om hem eens uit te typen op haren computer. Wat een verschrikkelijke herinnering. Voor Nara is het haar derde neef die ze verloor, twee aan Chris haar kant: Bart, een 22-jarige topkwaliteit jongen die alles had: braaf, slim, mooi en een vrouwtje dat juist in verwachting was, een virulente kanker, ziek en twee weken later dood. En Dieter, ook begin 20, getrouwd en op een zondagmorgen op weg naar de bloemenwinkel om een boeketje te kopen voor zijn vrouwke: doodgereden.
Waarom ik zo somber ben, ik lees uw wedervaren, ik besef dat er altijd hoop is.
's Namiddags kijk ik meestal naar natuurdocumentaires op tv terwijl ik aan het schilderen ben. Wij staren ons 'dood' op de schoonheid van de natuur, maar tegelijk ontkennen we dat die natuur leeft op de dood, planten op de vruchtbaarheid van afgestorven bladeren en bomen, en dieren door te doden. Imèn, dat schoon beezeke, als ik het zo zit te bekijken, het heeft het zo lastig om te leven, zijn neuske zit vol snot en het haalt zijn adem niet, het is zo afhankelijk, 't kan dood zijn terwijl ge een bladzijde van een boek omslaat, maar ge weet dat het zal leven, groot worden en weer een nieuw leven maken en zo de mensheid verder brengen naar een toekomst die gebouwd wordt op de fundamenten van het verlaten verleden. Ja, ik ben een beetje melancholiek. 't Komt omdat nu eindelijk dat Fredje in orde zal komen. Op zondag 5 mei wordt het ingehuldigd. Een jaar van spanning en hopeloos- en hulpeloosheid. Alles wat maar enigzins kon tegenslaan is ook tegen geslaan. Zoveel negativiteit kan alleen maar eindigen in een enorme bom van positiviteit. Voor mijzelf zal het een keerpunt zijn in mijn leven. Eindelijk heb ik het gevoel dat ik op het goede spoor zit en dat ik het waard ben van daar te zitten. Ik denk dat ik toch nog maar eens naar Zuid-Amerika moet komen om een bruisend jong wijfke te stelen, hier wil het niet wreed lukken. De vrouwen hier zien een man meer als een risicoloze investering waarvan ze zoveel mogelijk rendement verwachten (maar misschien is dat overal zo). Bij mij is er veel risico en geen rendement, maar zwijgt als vermoord hé. Het doet mij deugd dat ge zo straf doorzet in uw wil om een nieuw leven te maken. Het is het enige dat we hier op aarde moeten doen: leven doorgeven. Als het maar geen drieling is natuurlijk. Een pakkerd aan Liginha en ook aan Hilma, en ook aan u, stoere borst.
Ge zult me niet geloven natuurlijk, maar gedurende één van mijn vliegtuigreizen, terug van Rio, heb ik twee volledig verschillende gebeurtenissen méé gemaakt, waard te vertellen. Gedurende de heenreis, zoals gewoonlijk, zocht ik een plaats uit in de gang, achteraan in het vliegtuig (NB: eigenaardig, maar 't zal waarschijnlijk zijn omdat ik vermoed dat de mensen daar, minder kans lopen om te gaan in een ramp). Ik nam een krant in mijn handen die ik hoog in de lucht open plooide om eventuele kandidaten voor de zitplaatsen juist vóór mij en juist náást mij, te ontmoedigen, van tevoren af aanduidend dat ze met een krant in hun nek zouden moeten rekening houden (plus, het verstorend ritselen) en voor de rest, de ezeloren van diezelfde krant in hun bord zouden moeten verdragen. Die tactiek, totnogtoe, had zich totaal nutteloos bewezen, want niettegenstaande al mijn vurige gebeden, eerst dat er niemand me daar zou durven ambeterenen en later, dat het dan op zijn minst toch een tenger jong vrouwke zou zijn, gebeurd altijd het meest verachtelijke: nen uiterst dikke en lompe middeljarige mens, met schimmeltjes in zijn haar, die onveranderlijk juist vóór mij en een andere, nog groter in omvang, die zich juist náást mij, in de zetels trachtten te wringen. De eerste daad van de dikkerd voor mij was zijn ruglening bruusk naar achteren wentelen, zodat mijn knieën plots pijnlijk gekneld zaten en van de andere, naast mij, onverwachts zijn benen openend, mijn gereserveerde plaats in dringend, terwijl mijn elleboog, zonder medeleden, van de armsteun werd geduwd om daar zijn eigen stompje vlees ontspannend óp te kunnen laten rusten.
Ge weet al lang hoe klein het lontje van mijn bom wel is; hoe rap het bloed in mijn aders begint te stomen, hoe onmogelijk het is tot aan tien te tellen, drie keren droog in te zwelgen, mijn ogen hopend naar de hemel draaiend, hulp en geduld aan mijn engelbewaarder vragend, hen probeer te hypnotiseren om van gedacht te veranderen... allemaal zonder enig resultaat. Ik moest reageren. Mijn betaalde plaats heroveren. De eerste beweging begint altijd waar het me méést kwelt. Mijn elleboog móet terug op de gemeenschappelijke armleuning geraken. Ik kan hem onmogelijk in mijn zak steken, of in mijn schoot leggen, of gebaren dat ik het niet gevoeld heb en dus, daar gaat hij: tergend langzaam en aandringend: VERLAAT mijn plaats. SCHEER u weg. Terug naar UW eigendom. 't Kan me niet schelen hoe dik ge zijt. Mijn plaats is mijn plaats. En hij geeft tenslotte toe dat hij verkeerd is. Langzaam glijdt hij van de armleuning af, tot er alleen maar plaats is voor mijn lichaamsdeel. Jazeker, 't is wel een gemeenschappelijk leuning, maar in overweging genomen dat hij ze alleen voor hemzelf wou, moet hij ze nu ook helemaal afstaan. Eens die eerste strijd gewonnen, duw ik mijn knieën in de rugleuning van de zetel vóór mij. En begin ik daar te wriemelen en te wrijven tot de andere, voor mij, ongelovig achteruit tracht te kijken, onmogelijk eigenlijk, want daar is zijn nek te dik voor. Wat er is? Nikske, hé, nikske, ik ben mijn benen alleen maar een beetje aan het úitstrekken. De kramp bestrijdend. Met of zonder hindernissen. Met of zonder weerstand. Tegen dan en toevallig, komt de air-hostess voorbij en vraagt beleefd aan iedereen hun zetels volledig recht te zetten en hun tafeltjes néér te slaan, gereed dat ze zich moeten maken hun avondmaal te ontvangen. En dat brengt de ontspanning mee. Nu moet men definitief vermijden dat die toestand zich terug herhaalt. Ná het eten. Daarom worden de voorbereidselen met spoed behandeld. Eerst mijn elleboog. Die neem ik voor geen enkele reden meer terug van de leuning. Het mes, in mijn linkerhand, moet ik nu onhandig gebruiken om me niet te verplichten mijn elleboog op te heffen en daardoor de veroverde plaats terug te verliezen. Daarom gebruik ik met méér concentratie het vork in mijn rechterhand, niet helemaal vlot natuurlijk, maar toch beter dan niets. Mijn beide knieën, recht vooruit gestrekt, van de andere kant, laten geen enkele plaats meer vrij voor de eventuele terugkeer van de rugleuning vóór mij. Niet met mij, kleerkast. Het duurt echter niet lang vooraleer de dikkerd daar, met zijn korte nek en de schimmeltjes in zijn haar, vragend naar achteren tracht te loeren om na te gaan waarom juist hij zijn zetel niet meer terug naar áchteren kan wentelen. Ewel, natuurlijk niet. Hij is gebroken. Ziede da dan niet? Hij zit klem. Er is geen doen ne meer aan. Geef het op, vette gehaktbal. Gelukkig kan hij mij niet zien, want zijn nek beweegt maar ongeveer dertig graden. En 't zweet begint hem uit te breken. Ewel, gaadet niet opgeven, misschien? Met al dat duwen en terten. Geen avance. Hier is míjn plaats. Mijn private eigendom. Volle bak voor betaald. Trek uwen plan en zoek een andere plaats op. Hij staat inderdaad recht. Met moeite eigenlijk, want 't is lang geleden dat hij nog zó veel gestreden heeft. Nondedju. Hij kijkt me zorgvuldig aan, meet de breedte van mijn borst, die ik wat óp blaas. De omvang van mijn armen, die ik daarvoor wat wijder plaats en span. Mijn kin wat óp tillend. Ook mijn schouders. Ik zie er groter uit dan ik in werkelijkheid ben. Maar het geeft de gepaste indruk. Misschien is het toch beter geen verdere krachten met hem te meten, moet hij aan het overwegen zijn. En waarlijk, hij trekt het af. Hij vindt een andere plaats, wat verder in de rij. Goddank, den diene bennekik kwijt. Nu me concentreren op die olifant naast mij. Diene gorilla. Maar hij heeft zijn arm al in de schoot gelegd. Nochtans blijven zijn benen wijd uitgespreid. Mijn ruimte binnen dringend. Maar daar wil ik niets meer aan doen. Ik kan niet alles veroveren. Ten andere, ik moet de zetel voor mij strak vast klempen, want die andere kan onverwachts terug keren.
Wat een strijd, Rudo. Een ware strijd. Schatteman had gelijk..!!
Ups and Downs? Wanneer was die laatste Up? 't Gelijkt meer op een gelijkstroom. Altijd Down. Maar nooit zodanig dat een mens er echt ziek van wordt. Het is een "Down Light", of zowel een "Down Diet". En inderdaad, ik ben nogmaals door het gaatje van een naald kunnen krabbelen. Gelukkig, want ik ben nog net wat te jong om mijn laatste vaarwel vóór te moeten bereiden..
Zoals ik al geschreven had, ik moest het resultaat van een nieuw bloedonderzoek, in Recife, opzoeken op het einde van februari. Met wankelende benen ben ik er naar toe gestrompeld en door één van die totaal onverwachte redens was juist die dag hun computer kapot geraakt en werd mij gevraagd enkele dagen later terug te keren. Gelukkig voor mij, vond ik, want dat betekende uitstelling van vonnis. Toch ging dat vergezeld van verontrustende gedachten. Zou dat (de kapotte computer) een manier zijn, voor hen, om, voor alle zekerheid, een nieuw bevestigend onderzoek te laten uitvoeren? Toevallig begon ik ook gedurig last van mijn darmen te ondervinden en pijn in de streek van mijn lever. Bovendien zwollen mijn amandelklieren op zonder blijkbare reden, mijn ademhaling bemoeilijkend. Die morgen, vroeg, schoot ik zelfs verward wakker met één enkele, overmeesterende, zekerheid, zoals ik toen net gedroomd had: de prostaatkanker had zich uitgespreid naar keel en lever... hoe grillig...
Om me te verstrooien zijn we op stap geweest met het kleinste zustertje van Gleicy: Vitória, dicht bij een strand in het noorden van Recife, met de naam: "Maria Farinha". Daar is er ook zo'n geval zoals die "Aqua" of "Sun Park"'s in België, maar in de open lucht dan. Een klein orkestje bracht wat leven in de stemming en we hebben er gebruik van gemaakt méér te dansen dan te drinken, om het verdriet te vergeten, in afwachting van het resultaat van het bloedonderzoek, de volgende dag. Weeral met wankelende benen en een voortdurende goesting eerst eens goed te gaan pis-schen.
Alhoewel het resultaat in een verzegelde enveloppe zat, gericht aan de dokter, heb ik de moed kunnen opbrengen, ná eerst eens diep ingeademd te hebben en terwijl ik bevend het hand van mijn vrouw vast hield, mijn geschreven veroordeling zelf te onthullen...
Resultaat?
Volledig normaal. Een PSA nummer van 2,76. Net zoals al mijn andere, eerdere, onderzoeken, in Brazilië. En dat is dan al de tweede keer geweest in amper een paar jaren dat het bloedonderzoek in België mij op stang heeft gejaagd. Wat gaat daar verkeerd met die bloedonderzoeken?? De dokter had me nog duidelijk bevestigd dat hij niets had gevoeld (met zijne uiterst lange middelvinger, precies daarvoor geschikt) en voor de tweede keer had het onderzoek mij een argwanend resultaat opgeleverd. De eerste keer weliswaar wat minder: "5,7", maar nu bijna "11"?? Drie keren het normale? Zou dat opzettelijk zijn om méér echogrammen te kunnen verkopen? Allez, ik weet het niet, maar ik ben er een maand lang kapot van geweest. In afwachting van dat laatste vonnis. En allemaal zonder reden. Ne mens zou er ne kanker van over houden. Dan ben ik wat gaan slapen. En ik heb beloofd s anderendaags ne keer heerlijk te gaan vogelen, zonder aan mijn prostaat te denken. Ik veronderstel dat ik zal ophouden preventieve kankeronderzoeken in België te doen!! Ik ben altijd op het nippertje aan het ontsnappen en het geluk is mij aan het achtervolgen, de laatste dagen toch wel, maar men mag het noodlot niet uitdagen, is het niet..??!!
Terugkerend naar het reële leven, het volgende spreekwoord is geldig: waar er een reden is, is er een weg. Gevoelens, integendeel, leiden naar dilemma's, naar twijfel, naar onzekerheid, naar het onbekende. Ik mag eerlijk beweren: ik heb altijd weinig twijfels gehad en gekoesterd. De enige die nu tegenwoordig is, is: waarom kan ik niet onmiddellijk drie, vier, vijf nieuwe wezens scheppen als al die honderden miljoenen twijfelaars er meer hebben dan ze zelf wensen? Zo'n oneindige grote smeerlapperij met mijn gevoelens, waar er geen plaats is voor de reden...
Van emoties gesproken, ik had het al eerder moeten schrijven, maar ik dacht bij mezelf, ik wacht eerst beter op de uitslag van mijn nieuw bloedonderzoek dat maar gereed zou zijn in februari en intussen zat ik daar weeral op hete kolen, met een dreigende depressie, lamme benen, lood in mijn voeten, ineengezakt, zonder de moed op te brengen de gang van de zaken óp te spoeden, mij af te vragen waarom alle slechte dingen zo rap met mij gebeuren en de goede altijd zo lang uit blijven, tot ik er gewoon niet meer op reken, om er gene kanker van over te houden..
Mijn vrouw had wel vlug een afspraak gemaakt met een plaatselijke uroloog, vlak na onze aankomst vanuit België, waar mijn huisdokter daar, na een bevredigend "vingeronderzoek" van de prostaat, had vastgesteld dat de PSA bloedtest een resultaat had opgeleverd buiten het tolerantiegebied, maar ge kent dat wel, als die raadpleging betaald moet worden door de ziekteverzekering dan moet ge maar wachten tot hij beschikbaar is. En dat was dan gebeurd, op een donderdag, enkele weken daarna. Hij vond het bloedonderzoek dat ik vanuit België had meegebracht wel interessant, maar vooraleer een echografie goed te keuren, wilde hij eerst zelf een nieuwe bloedtest bestellen, om er daarna ook nog eens aan te tasten...
... en intussen liet ik me weer méé slepen in mijn afwachting, want twijfel, in zo´n geval, is beter dan de naakte waarheid en deed ik niet wat gedaan zou moeten worden en onmiddellijk een andere dokter raadplegen, vooral ook omdat ik opnieuw zou moeten wachten op zijn volgend beschikbare dag, begin maart. Intussen besloot ik toch wel eens (in het geheim) te loeren naar de uitslag van die meest recente bloedtest. Moest het PSA-nummer gelijk zijn of groter dan tien, dan zou ik, besliste ik, een andere dokter, in Recife, onmiddellijk opzoeken. Indien kleiner, minder dan vijf bijvoorbeeld, dan zou ik nog wat verder van mijn twijfels leven...
..... en het was toeval natuurlijk, maar op welk kanaal ik ook de TV afstemde, werd er luidruchtig uitgewijd over prostaatkanker, niet bij henzelf natuurlijk, maar vooral bij de anderen en hoe die rap de eerste plaats aan het innemen was bij de huidige ziekten die de dood veroorzaken bij de mannen en niet, zoals algemeen verondersteld, door roken, drinken of geslachtsziekten, maar gewoonweg door het van dieren afkomstig vet en hoe ik op datzelfde ogenblik dat heerlijk stukske jonge kaas dat ik uit vervelende verstrooiing aan het opknabbelen was, met geweld vervloekte en terug in de ijskast verborg, want ik kon het niet over mijn hart krijgen het weg te smijten, maar toch inwendig belovend nooit ne meer rond de afdeling "kaas" in de supermarkt te passeren en me content te stellen met een pakske droge lucht, want wat ge ook eet of drinkt, het doet allemaal kwaad aan iets, of aan iets anders, tenware bier misschien waarvan ge alleen maar kanker in uwe slokdarm krijgt...
Amaai, mijn vrouw moet mij maar verdragen, voelde ik, want ze is mijn enige redding, Gleicy (mijn allerliefste dochter, waar ik, wat verder, veel liefdevolle pagina's zal aan wijden) niet inbegrepen natuurlijk, omdat ze nog niet begrijpt wat er aan de gang is en ten andere, zoals ik al eerder bevestigde, liever bij mij dan bij hen, want ik voel me veel sterker en rijper daarvoor (!!??).... en zweten maar, en de hartslag voelen versnellen, iedere keer dat men er áán begint te denken.
Jamaar, jamaar ´t kan ook een simpel gezwel zijn hé, jaja, jazeker, ik weet het wel, maar er zal toch wel aan gefoefeld moeten worden natuurlijk en ene keer dat ze aan uw prostaat beginnen te prutsen, is de vrijheid om nog eens goed te kunnen "zwellen" in andere lichaamsdelen, er ook verre van af, tenware ge er een plastieken, plooibaar in het midden, buisje in laat steken, gewoonweg om de indruk te kunnen blijven geven, eerst naar boven gericht om áán te vallen en dan naar beneden om te kunnen pis-schen en hem óp te bergen....
Echt waar, ne mens vraagt zich af waarom hij dat allemaal moet méé maken en wat achteraf de "winst" daarvan zal zijn. Ik geloof, eerlijk, dat ik twintig jaar ouder ben geworden in tien jaar tijd... en juist nu terwijl ik eindelijk van plan was er nog eens extra goed van te profiteren.. van het leven, bedoel ik.
A Senseless War Begins Its 10th Year ...an address to the nation from President Barack Obama (as reported by Michael Moore)
Thursday, October 7th, 2010
My Fellow Americans:
Nine years ago today we invaded the nation of Afghanistan. Id just turned 40. I had a Discman and an Oldsmobile and had gotten really into LiveJournal. That was a long time ago. It was so long ago, does anybody remember why we're even there? I think everyone wanted to capture Osama bin Laden and bring him to justice. But he got away sometime in the first month or so. He left. We stayed. Looking back now, that makes no sense.
Needing to find a new reason for the mission, we decided to overthrow the religious extremists who were running Afghanistan. Which we did. Sorta. Unlike Osama, they never left. Why not? Well, they were Afghans, it was their country. And, strangely enough, a lot of other Afghans supported them. To this day, the Taliban only have 25,000 armed fighters. Do you really think an army that tiny could control and suppress a nation of 28 million against their will? What's wrong with this picture? WTF is really going on here?
The truth is, I can't get an answer. My generals can't quite tell me what our mission is. If we went in there to rout out al-Qaeda, well, they're gone too. The CIA tells me there are under 100 of them left in the whole country!
My generals have also admitted the following to me:
1. There is no way we can defeat the Taliban. They enjoy too much popular support in the rural areas, the majority of the country.
2. Even though we've been there nine years, the truth is the Taliban, not us, not the Afghan government, control the country. After nine years, weve only completely run the Taliban out of 3% of Afghanistan.
3%!! (Just for reference, it took us only ELEVEN MONTHS after D-Day to entirely defeat the Nazis across all of Europe.)
3. Our troops and their commanders are still trying to learn the language, the culture, the customs of Afghanistan. The fact is, our troops are simply not trusted by the average people (especially after they've killed numerous civilians, either through recklessness or for sport).
4. The Afghan government we installed is corrupt beyond belief. The public does not trust them. President Karzai is on anti-depressants and our advisors tell us he is erratic and loopy on many days. His brother has a friendly relationship with the Taliban and is believed to be a major poppy (heroin) dealer. Heroin poppies are the #1 contributor to the Afghan economy.
The war in Afghanistan is a mess. The insurgency grows -- and why wouldn't it: foreign troops have invaded and occupied their country! The people responsible for 9/11 are no longer there. So why are we? Why are we offering up the lives of our sons and daughters every single day -- for no reason anyone can define.
In fact, the only reason I can see is that this war is putting billions of profits into the pockets of defense contractors. Is that a reason to stay, so Halliburton can post a larger profit this quarter?
It is time for me to bring our troops home -- right now. Not one more American needs to die. Their deaths do not make us safer and they do not bring democracy to Afghanistan.
It is not our mission to defeat the Taliban. That is the job of the Afghan people -- if that is what they choose to do. There are many groups and leaders of countries in this world who are despicable. We are not going to invade 30 countries and remove their regimes. That is not our job.
I am not going to stay in Afghanistan just because we're already there and we haven't "won" yet. There is nothing to win. No one from Genghis Khan to Leonid Brezhnev has been able to win there. So the troops are coming home.
I refuse to participate in scaring the American people with a phony "War on Terror." Are there terrorists? Yes. Will they strike again? Sadly, yes. But these terrorist acts are few and far between and should not dictate how we live our daily lives or make us ignore our constitutional rights. They should never distract us from what our real priorities are in making our country safe and secure: Everyone with a good job, families able to own a home and send their kids to college, universal health care that's coordinated by your elected representative government -- not by greedy, profit-hungry insurance companies. THAT would be true homeland security.
And what about Osama bin Laden? Nine years and we can't find a 6'5" Arab man who apparently is on dialysis? Even after offering $25 million to anyone who will tell us where he is? You don't think someone would have taken us up on that by now?
Here's what I know: Osama bin Laden is a multi-millionaire -- and if there's one thing I've learned about the rich is that they don't live in caves for 9 years. Bin Laden is either dead or hiding out in a place where his money protects him. Or maybe he just went home.
Just like we should do. Now. My condolences to the families of all who died in this war. Most of them signed up after 9/11 and wanted to do their duty because we were attacked. But we were not attacked by a country. We were attacked by a few religious extremists. And you don't defeat a few thugs by shipping halfway around the world thousands of armored vehicles and hundreds of thousands of soldiers. That is just sheer idiocy.
Van piranhas, raparigas, quengas in het bijzonder en andere mocreias, in het algemeen
Op een zekere late namiddag, nadat ik mijn vrouw naar haar engelse cursus had gebracht (ze volgt engelse taallessen al ruim twintig jaar en vraagt iemand haar nu simpelweg: "how are you?", zal ze, zeker en vast, antwoorden: "what?"), zat ik een beetje te piekeren op het muurtje aan het strand, juist vóór ons appartementsgebouw (vooral ook om daar, zonder iemands aandacht te trekken, naar de konten te kunnen gluren van de voorbij passerende afgevaardigden van het vrouwelijk geslacht), toen er opeens een meisje stopte van ongeveer achttien (ze beweerde dat ze al lang over de achttien was en al een kind van drie had, maar ik kon het bijna niet geloven) en verbaasd wilde weten of ik iemand was die ze ooit eens op de TV had gezien (altijd diene zelfde oude truc). Alhoewel negatief reagerend wilde ze toch persé met mij naar bed gaan, maar kom, ge kent me nu al wel, hé; puurder dan ik, kan het niet. Dus heb ik haar aanbod, spijtig genoeg, moeten afwijzen. Ze was wel aantrekkelijk en was vergezeld van haar nichtje, nog een betere blikvanger eigenlijk, dat pas gestart was het beroep aan te leren. Toen ik, belangstellend, wilde weten wat ze met haar nichtje zou gedaan hebben moest ik toevallig toch haar aanbod aanvaard hebben, beweerde ze dat ze wel op ons gewacht zou hebben, op een stoel, in de kamer, naast het bed. Ik dacht bij mezelf, ze zou zo goed mijn kloten kunnen gekust hebben, maar dat heb ik er niet luid aan toegevoegd, natuurlijk.
Dan wilde ze weten of ik geen broers had die een beurt nodig hadden en ik antwoordde, jawel, maar de broer waar ik nu aan het denken ben is nog praktisch maagd en hij vreest dat het pijn zal doen, waarop ze repliceerde: oké, ik zal wel heel voorzichtig zijn, dan. Ze schreef zijn naam op een stukje plastiek (ik had de indruk dat het de emballage van een condoom was) voor wanneer hij eraan zou komen en dan recht hebben op een speciale afslag. Naast de naam heeft ze nog opgeschreven: voorzichtig zijn. Prijs met afslag: vijftien reais. Ze vroeg ook hoeveel tijd hij, gemiddeld, nodig had om zijn zaad te lozen en ik antwoordde, niet veel, want hij heeft last van ejaculação precoce en toen haalde ze een streep door de prijs en schreef ernaast: vijf reais. t Is praktisch de moeite niet waard, voegde ze er dromerig aan toe.
Een paar dagen later, op dezelfde plaats, kwam er een ander meiske, blijkbaar vrolijk, maar toch met bloeddoorlopen, uitpuilende, ogen, voorbij huppelen. Ze stopte, keek me eerst aarzelend en dan onderzoekend aan en vroeg me of ik geen "programma wilde maken" met haar zuster. Welke zuster wilde ik weten, verrast maar toch belangstellend, rondkijkend. Ze wees naar een weliswaar nog jong maar toch uiterst lelijk scharminkel dat een paar minuten eerder, slenterend, voorbij was gepasseerd, zonder mij toen enig teken van interesse te hebben gemanifesteerd. Ik had het maar gevraagd vanwege mijn altijd prikkelende nieuwsgierigheid, want er bestond geen enkele kans zo een type van een aanbod, nuchter, te aanvaarden. Toch taterde ze verder: vijftien reais, vijf voor haar en tien voor mij. En waarom tien voor jou? Wel, ik ben toch het moeilijkste part van het werk aan het doen, zekers? Oké, ge hebt gelijk en jaja, de markt maakt hier ook zijne prijs
Terug schakelend naar mijn eerste jaren in Rio en om te bewijzen dat ik niet altijd niet te vermurwen ben geweest door de aantrekkelijke wereld van het genot, alhoewel ik soms de ingescheepte vrouwen van de nachtclubs meebracht naar huis (toen nog vrijgezel), verkoos ik meestal naar verder afgelegen motels te rijden. Die zijn hier echt luxueus ingericht, met enorme spiegels, ronde zachte bedden, kleine privé zwemkommetjes en voortdurend en gevarieerde pornovideos op het tv-scherm. Ze zijn redelijk goedkoop en werken efficiënt (de motels bedoel, ik). Zonder veel vragen. De grootste meerderheid (meestal uitgebuit door Spanjaarden en Portugezen), heb ik persoonlijk bezocht, met hetzelfde of met meerdere meisjes. Ik herinner mij hoe ooit eens een lief en zachtaardig negerinnetje, met een ongeloofkijk prachtig lichaam, benen, billen en borsten en dan nog een heel proper klein en uitnodigend nestje, mijn opgehoopte spanningen uit mijn lichaam heeft doen vloeien. Die zalige en volmaakte perfectheid van een vrouwelijk wezen. Iets wat ge urenlang kunt liggen strelen en bewonderen. Ze was me de gehele avond aan het verleiden geweest. Een voortdurend wiegen en loeren, tot ik haar eindelijk uitnodigde te dansen. Er zijn vrouwen die er echt overtuigd van zijn dat ze goed kunnen dansen en soms zelfs de leiding over willen nemen, zoals dat enig meisje, beschreven in een vorige anekdote en er zijn vrouwen die veel bewegen, maar weinig ritme hebben. Maar er bestaan nog andere, die ge niet moet leiden en die ook niet geleid moeten worden, die ge stevig en toch zacht in uw armen voelt glijden en die helemaal niets wegen, die uw ritme automatisch en zonder inspanning volgen, zelfs als ge een stap mis zet. Die teder aan uw hals hangen en toch niet aan uw lichaam plakken. En die geen inspanning vragen. Gemakkelijk dansen. Zo was het die avond. Onweerstaanbaar. Hoe langer hoe beter. Een voortdurende droom
Dat brengt mij aan mijn regelmatig schrijven over mijn, bijna onuitputtelijke voorraad, dromen, naar mijn jongere, begrijpende, broers en, bijvoorbeeld, langdurig uit te wijden over onze in de nabije toekomst nog aan te schaffen (intussen al gekochte) boot in België, om er in ettelijke grachten, rivieren en stromen, wat rond mee te zwalpen, zonder doel noch bestemming, tenware, wat wazig te gluren naar al die, op het vasteland, voorbij passerende achterwerken en zielig bepeinzen wat we daar allemaal wel méé zouden kunnen doen, hadden we zelf geen verslaafd en definitief achterwerk, op wacht bij ons thuis en dan ontroerd beslissen ons naar onze persoonlijke, nogal donkere, stamcafé te begeven, om er, met criterium, uitgekozen muziek te beluisteren, een paar rustverstorende of schandalige klanten buiten te laten smijten en een paar ijskoele biertjes in te zwelgen (waarvoor we gisteren, we begrijpen nog altijd niet juist waarom, geen tijd genoeg hadden kunnen verzamelen) en wat u verplicht uw tong luid te doen klinken op uw gehemelte, als levende getuigenis van de uitstekende smaak ervan en dan te beslissen wat te kaarten met vier van uw tofste, trouwste en betrouwbaarste vrienden (die ook allemaal, opstandig, het heersend en oppressie stimulerend systeem bestrijden), voor klein geld natuurlijk, om het spannend te maken, onder een laag hangende roodkleurige en overwelvende lichtkap, tot een gat in de nacht en dan afspreken 's anderendaags, nieuwe bestelmeisjes te contracteren die niets liever's doen dan topless de mensen te bestellen, zonder schande of schaamte en overwegen of we niet beter de naam van de café zouden veranderen in Casablanca, in plaats van Stella Artois en dan afspreken morgen helemaal niets te doen, tenware misschien een tochtje maken met de boot, alias yacht, want van bootjes hebben we onze buik al vol en dan afspreken elkaar terug te ontmoeten in onze kroeg (waar het plafond vol hangt met oude velos) en er nog één op te drinken, zonder wroeging noch haat, vooraleer nog wat te kaarten, om het geld, dat we gisteren verloren hadden, vandaag terug te winnen, in het dubbel, als het kan en dat moet, enz.. enz.. tot we het compleet beu geraken en verlangen een wereldreis te organiseren op een transatlantische cruise met vier grote zwemkommen, waar we af en toe eens kunnen langs- en omheen slenteren om te verifiëren of er geen tentoonstelling is van blote, verlaten, konten en dan beslissen langzaam áf te zakken naar de gezelligste bar in de boot, waar ze hoge houten barkrukken gebruiken en vrouwelijke bestelmeisjes hebben die er al aan gewend zijn de mensen topless te bestellen, zonder schande noch schaamte en er zelfs van genieten als men er, af en toe maar niet voortdurend, eens geniepig in knijpt, in allebei natuurlijk, niet alleen de borsten maar ook in het aantrekkelijk poepje, terwijl we gretig de eerste togen pakken van dat ijskoud biertje dat onze dorst zo gemakkelijk doet vergeten en dan afspreken zo vlug mogelijk terug te keren naar onze oude stamkroeg in Gent waar het, zonder onze fiscalizerende aanwezigheid, het waarschijnlijk allemaal op een rotzooi aan het gelijken is, enzovoort, enzovoort
Het klimaat en verder iedereen overigens, was heter aan het worden (letterlijk en figuurlijk) en we waren volop in de RecifeFolia geraakt, een vier dagen lang durend plaatselijk volksfeest dat op carnaval gelijkt en meer dan een miljoen mensen in de wijk "Boa Viagem" samen verzamelt, die achter tientallen van die traag rijdende muziekcamions marcheren en die honderdduizend Watt geluid produceren, met oneindig veel blote benen, buiken en poepen, van alle kleuren (meestal bruin), vormen en geuren en allemaal uiterst bekommerd de gelegenheid niet te verliezen eens goed te eten, of gegeten te worden, alles in de naam van de meest democratische vrijheid. Binnen het jaar staat er dan nog eens een leger van tienduizend nieuwe kindjes aan mijn autovenster te tikken om wat geld te trachten los te peuteren, wat niet gemakkelijk is, maar dat is een zorg voor binnen een jaar. Voor het ogenblik wil iedereen er nog eens goed van profiteren, terwijl dat probleem nog niet om de hoek aan het luren is. De weinige meisjes die hun overbodig velletje, voor de ene of de andere reden, nog niet eerder hadden verloren, maken er ook gebruik van, die ellendige vracht, in een duister hoekje, achter een dun boompje, voor eens en voor altijd kwijt te geraken, zodat hun mond dan terug vrij komt om er meer natuurlijke voorwerpen mee in te slikken. Het is een opmerkelijke uitspatting van dans, lust en drank. Niet noodzakelijkerwijze in deze volgorde. De wat oudere vrouwkes (allang boven de twintig) willen dan nog eens goed, persé, ineen gedrukt worden, terwijl de rijpe meiskes alles samen drukken wat enigszins samen kan gedrukt worden en de jongste wanhopig voor hun deel vechten, vooraleer een ander er mee gaat lopen.
Wij, mijn vrouw en ik, blijven intussen in ons hoekje, rustig wachten op het juiste uurtje om er ook een paar te gaan drinken, vluchtend van het gedrang en de warboel. Uw oren kunnen er letterlijk van staan tuiten en trillen, net alsof ze onder spanning staan. Moest ik wat gemener zijn, ik zou er ook gebruik van maken om mijn buik, hier en daar, wat tegen aandringende poepen te drukken, maar ge kent me, van ´t één komt ´t ander en vooraleer ge begrijpt wat er aan de gang is zit ge al met uwe stengel in vreemde nesten. Zonder plastiek erom. Beter thuis blijven dan; zonder schrik.
In alle geval, ge kunt het u goed voorstellen: ge zijt rap midden in het gedrang geraakt, kan er niet meer van onderuit ontsnappen en wordt rustig van achteren in de rug geduwd om méé naar voren te bewegen, op de maat van de muziek, met kleine stapjes en een wiegend gatje, tot ge bijna verplicht uw handen op de voorafgaande schouders moet leggen, om niet onverwacht over dat mens te struikelen. Als het een vent is of een vrouwelijke kleerkast, tracht ge dan vlug van rij te veranderen, tot ge op een meer aantrekkelijk wezen terecht komt en van daar niet meer weg te slagen zijt, om dan te voelen dat haar poepje ook heen en weer aan het zwiepen is en het geduw van vanachter het u verplicht nog wat dichterbij aan te schuiven en ge vast stelt dat uwe onschuldige lul toevallig in een gezellige spleet terecht is geraakt, waar hij zichzelf eigenlijk niet helemaal slecht voelt, terwijl de eigenares niets doet om daar iets aan te veranderen en ge voelt dat de druk ook van voren aan het stijgen is, in een nu niet alleen wiegende beweging, maar ook een op en neer gaande, dat toch niet de greep aan uw lul doet ontsnappen en ge op een helemaal onpersoonlijke manier aan de druk hoeft te antwoorden, net alsof de lul niet van u is en het achterwerk niet van haar en ge in complete harmonie de straat af zakt, zonder haast noch luiheid en ge zout durven zweren dat ge elkaar al ettelijke jaren kent en er geen jaloersheid tussen u bestaat, want haar vrijer, hebt ge toevallig opgemerkt, loopt een paar meters verder voorop, terwijl ge er voor zorgt dat die mens die van achteren tegen u aandrukt gene zwetende en brakende ezel is, maar integendeel, een beschermende zachte hand bezit die niet toelaat dat andere, zonder uitzondering dronken gasten, voldoende plaats vinden om hun ook opdringerig en schommelend schip in uw haven vast te laten ankeren.
Dat is het wat ik bedoel: op zo´n moment kan uw min of meer verdoofde stengel ineens wakker worden, om dan vanonder uit uw slappe onderbroek te trachten te gluren naar de vooráfgaande spleet en er zich opstandig tussen wil steken, wilde of wilde niet, om dan wat later, nuchter wordend, het profiel van het meisje te bezien en vast te stellen dat ge ze herkent, ge weet eerst niet juist van waar en wanneer, maar dan plots beseft dat het die hoer is, die ge alle dagen aan de andere kant van de straat ziet wandelen en die blijkbaar met iedereen meegaat want ze zegt nooit "nee" tegen de bestuurders van de voorbij passerende en kalm stoppende autos die haar vragen in te stappen, wat ze glimlachend naar u, aanvaardt, tot ge er donkerrood van wordt, want hoe kon dat toch, zo´n flater
Puntje bij paaltje gezet, het is beter er niet eens mee te beginnen. Thuis en kuis blijven. Mijn onderbroek aanspannen. Op mijn bloeddruk letten. Overwegen dat het eigenlijk grappiger zou zijn G. uit te nodigen en hem in die rij te zetten en dan, na enkele uren, verwittigen dat, zoals ik vroeger al gezegd had, het gat van een dronken mens, hier in Brazilië, geen eigenaar heeft
Dat ze tegenwoordig vroeg beginnen herinnert mij aan een commentaar ooit eens geopperd door mijn vrouw toen ze, als Sociaal Assistent in een weeshuis, dagelijks de kinderen moest bezig houden en gedurende het eindeloos aanhoren van kleine geheimpjes, te weten kwam dat het woord forever door hen, jongens en meisjes tot en met twaalf jaar, regelmatig gebruikt werd om hun gevoel te beschrijven wanneer de ene of de andere collega bereid was hunne vinger, s avonds laat, in hun gat te steken en hem daar te houden tot ze in slaap vielen...
Enkele dagen daarna is Lígia, voor de tweede keer, bevrucht geweest. Ongelukkig genoeg en ondanks mijn gepruttel, nogmaals met enkel en alléén maar één embryo. De dokter dacht waarschijnlijk dat ik alle geld van de wereld ter beschikking had en bereid was wel ne keer of vijftig te proberen. Toch had hij er drie voorbereid (zijn medewerker, een bioloog, had ze me zelfs laten bewonderen in de microscoop) maar op de dag van de bevruchting zelf waren er nog vier andere koppels aanwezig en ik vermoed dat hij de twee overige aan een goed reclameprijsje heeft doorgespeeld aan één van hen. Op mijn aandringen wáár de twee andere bevruchtte eicellen waren beland, ontsnapte hij mij met een wazige uitleg over een overheveling naar een ander glazen plaatje en zo...
Enfin, ik heb er niets van verstaan maar ik heb er ook niet verder durven op aan dringen. Het werden weeral spannende ogenblikken en soms was ik er bijna zeker van dat ze terug zwanger was. Op andere momenten voelde ik dat ik zo veel geluk niet samen kon rakelen. Lígia sprak over niets anders dan terug over een tweeling: Rudootje en Maria Mariane, alhoewel ze maar bevrucht was geweest met één enkele cel. Maar voor de rest rekende ze op de gunsten van "Santa Maria", die voor een ware tweeling zou zorgen..
Het resultaat van het bloedonderzoek, twee weken daarna, deed inderdaad ons hart terug opnieuw versneld kloppen. Weeral positief. Ik had de dokter over de telefoon verwittigd en hij had verbaasd gestameld: dat is niet mogelijk, weeral!? Ge zijt (ik weet niet of hij mij bedoelde, of Lígia) uiterst vruchtbaar". Ik bloosde wel wat en ben vergeten direct mijn diensten aan te bieden, mits betaling van een kleine vergoeding; R$ 300,00 per spuiting, aangezien de betere hoeren hier ook die prijs vragen, met hetzelfde objectief. Allez, dat is voor het lachen hé. Maar het bleef toch een mirakel, als men op de statistieken vertrouwt. Ik durfde zelfs suggereren aan de dokter dat hij, in het vervolg, terwijl hij geïnteresseerde koppels voorbereidde op de kansen van voortkomende bevruchtingen, hij zich wat uitbundiger mocht tonen en zelfs zijn eigen statistieken zou moeten aanpassen aan de resultaten die hij met ons had bereikt. Deze keer toonde de bloedtest een nog groter getal van het hormoon dat geproduceerd werd door ons kind, in de maak, in de buik van Lígia en dat zich innig vermengde met haar eigen bloed, vergeleken met het bekomen resultaat van onze eerste poging. Hij had nog gevraagd eens rap in zijn kantoor binnen te springen, de volgende morgen, om haar baarmoeder te onderzoeken, maar ik besliste dat niet te doen, want het was toevallig (min of meer) op dat moment geweest dat Lígia, de eerste keer, ook haar "vrucht" had verloren. Men weet nooit wat het geld teweeg kan brengen en ik had juist in de krant gelezen dat zijn (chique) dochter ging trouwen, dat zelfde weekeinde nog en misschien was hij er op uit zijn inkomen wat te vergroten, die bepaalde maand, om de onkosten te kunnen betalen. Allez, dat koteren daar, dat stond me niet erg aan, op zo een ogenblik en doordat de wijze mensen sterven van de ouderdom...
De volgende twee weken waren hartverslindend. Ik was echt bewonderd op de verantwoordelijkheid en de tederheid die Ligia koesterde voor ons(ze) nog ongeboren kind(eren). Ze durfde niet meer kuchen. Ze wreef gedurig en teder over haar buik. Kwam praktisch niet meer uit bed, of van de sofa, met angst dat het een risico betekende. Las met enorm veel geduld en goesting de gehele bijbel. Bad verwoed. Sprak geregeld en luid met het (de) kind(eren) om het(n) gewoon te maken aan haar stem. Rechtte zich op van het bed, of van de sofa, in een trage goed uitgerekende beweging om het(de) kind(eren) niet te storen. Bleef regelmatig naar de baby op de omslag van een magazine kijken om (een) gelijk lijkend kindje(s) te verwekken. Haalde geduldig mijn zware arm van boven haar buik om hem wat hoger en veiliger, terug néér te vleien. Luisterde urenlang naar een katholieke radiostation met lange preken en bijbehorende missen. Maakte wat moeilijk uit te voeren beloften. Streelde totaal geconcentreerd haar buik terug, enz..
Bekommerd en om haar te sparen van risicos heb ik zelfs een daarvoor speciaal gecontracteerde meid geholpen met de grote kuis van het appartement. Ze was wel kwaad geweest op mij, sedert de dag ervoor, maar ik ben niet te weten gekomen waarom. Zoals altijd, praktisch. Ik word er nog gek van, maar kom, ne mens moet geduld hebben, anders geraakt hij niet vooruit. In alle geval, iedere keer dat het gebeurt en het gebeurt ne keer (of twee) per maand, herinner ik me mijn gewezen vader. Gestraft worden zonder te weten waarom. En beide types van straffen zijn pijnlijk; de eerste lichamelijk, de tweede geestelijk. Ik denk dat hij me wilde straffen, gewoon omdat ik niet helemaal perfect was, lichamelijk en geestelijk gezien, bedoel ik. Niet iemand die hij met trots of plezier aan iemand anders voorstelde, vermoed ik nu. Is dat uw zoon? Zone lelijke'n uil? (maar dat zegden ze niet, natuurlijk..).
Terugkerend naar Lígia: alles was goed onder controle geweest. Ze was al vierentwintig dagen onder weg in haar tweede zwangerschap en de buik begon zichtbaar úit te puilen...
Verdommelingen, mijn haan had weeral te vroeg gekraaid. Lígia was weer wat beginnen bloeden. Eerst had ze getracht het te verbergen. Weeral. Niettegenstaande mijn voortdurende bezorgdheid en medeleven had ze mij alleen maar op de vrijdagavond bekend dat ze opnieuw wat bloed had gevonden in haar slipje, de dag daarvoor. We zaten in de auto en waren juist op weg om een pintje te gaan drinken op de gezondheid van de juist één maand oude bébé. Op het moment van de mededeling herinnerde ik me in een flash de dood van Rudo Júnior (toen praktisch een jaar geleden), de eerste miskraam en de pijnlijke gezichtsuitdrukking van Lígia toen we, te voet, terug waren gekeerd van het laboratorio met het resultaat van het tweede bloedonderzoek in onze handen. Toen had ze, in de lift, mij haar rug toe gedraaid en had ze, in een hoek, hevig en schouderschuddend staan schreien, net als een gestraft schoolmeisje. Ik had niet geweten wat ik moest doen om al dat verdriet te overmeesteren. Het begon mij te verbazen dat ik het recht niet kreeg een kind te hebben. Een echte smeerlapperij, vond ik. En zeggen dat ik op de straat miljoenen kinderen zag, plus nog eens honderdduizenden zwangere vrouwen. En wij, NIETS??!!
In alle geval, ik besloot de dokter op te bellen om misschien wat optimistische woorden van hem te horen. En inderdaad, hij bevestigde dat dat het einde van de wereld niet was, dat het bloeden gedurende de zwangerschap niet uitzonderlijk is, dat hij niets kon doen, zelfs geen superbonder vóór schrijven en dat het beter was áf te wachten. Zolang er geen pijnlijke buikkrampen waren of de uitstoting van een bloedklont, was er hoop. Hij had dat vroeger al eens gezegd, antwoordend op mijn vraag, maar ik had er niet veel in geloofd. Toch was dat voor Lígia de reden geweest het feit me te verbergen, niettegenstaande mijn hardnekkige achtervolging en de tientallen keren dezelfde vragen van: Hoe gaat het? Alles goed? Geen problemen? Het woord "bloed" werd toen zorgvuldig vermeden om de vijand niet bij zijn naam te noemen. Maar schijnbaar kon Lígia die ervaring goed verbergen, want zelfs toen ik onwillekeurig een "absorvente" had gevoeld in haar onderbroekje, had ze mij uitgelegd dat ze het aan het gebruiken was omwille van de druppelende hormonen die ze daar in moest plaatsen, ene keer per dag.
De rest van de avond, de zaterdag en de zondag zijn we min of meer wanhopig geweest. Soms radeloos. Maar ook afgewisseld met hoopvolle momenten, want de bloeding verergerde niet. Integendeel, we hadden de indruk dat het langzaam aan verminderde. En de hoop vergrootte. De volgende morgen heb ik de dokter terug op gebeld in plaats van het voordien afgesproken bezoek te maken, want hij beweerde dat mét bloed, hij niets kon doen. De "prognósticos" zijn echter uitstekend, beweerde hij. Ondertussen deed Lígia nieuwe, en nog moeilijker te verrichten beloften, terwijl ze nog heviger bad en nog meer rustte. Ze riep me, iedere keer dat ze naar de kleine WC wou gaan. Zo konden we samen het klein beetje bloed vast stellen. En voor mij was het een teken dat er nog kansen bestonden. Wie weet, 't zou ook een vechter zijn. Enen die het niet gemakkelijk zou óp geven. Een echt Van Leuventje...
Maar ik had toen al schrik van de uitslag, van de definitieve proef van negen, de bloedtest. Lígia was geestelijk aan het aftakelen. De kracht om opnieuw en opnieuw te proberen begon te verzwakken. Ze begon te vinden dat God het niet wilde. Dat ze al te oud was. Dat ze het niet verdiende. En wat moest ik doen als zij het óp gaf? Ik zat tussen een steen en een harde plaats. Ik vroeg aan mijn broer Mama te verwittigen dat het vlammetje van het kaarsje dat ze had aangestoken voor die gelegenheid wat aan het wapperen was en dat het beter was het venster dicht te doen...
En de bloedtest, wat kon men anders verwachten, was inderdaad negatief. Vooraleer we samen een (symbolische) mis hadden laten lezen in de kerk hier dichtbij, ook omwille van Júnior's vroegtijdig heengaan, besloten we eerst de uitslag van de test te ontvangen om dan, hoe dan ook, met nog méér, of zowel met minder reden, de mis (ik herhaal het, méér voor Júnior zelf, Lígia en Hilma, die het mij gevraagd hadden, dan voor mezelf) bij te wonen. Ongelukkig genoeg kregen we een reden temeer om het hoofd nog wat nog dieper tussen onze schouders te laten zinken..
Tot diezelfde morgen had ik nog, weliswaar, een kleine hoop gekoesterd, want Lígia had op geen enkel moment hevige buikkrampen gevoeld en de bloeding was uitzonderlijk flauw geworden, zonder die bloedklonters die we verwachtten en andere, veel inspirerende, "voorwerpen". De dokter had aangedrongen op een echografie, enkele dagen later en dan werd het definitief: alles is uitstekend in haar baarmoeder: ze is helemaal proper en LEEG. Hij had mij voordien laten weten dat een eerdere patiënt ooit eens met een negatief bloedonderzoek was binnengestapt in zijn kantoor en er buiten was gegaan met een baby in haar buik. Op zo een ogenblik gelooft men nog in sprookjes..
In alle geval, ik heb van het bezoek gebruik gemaakt om wat ernstiger met de dokter te gaan spreken en hem mijn oprechte mening duidelijk te laten weten. Lígia wou zelfs niet meer méé gaan en was goed op weg van het gehele project af te zien. Dus, dát was het ogenblik. Er waren verschillende besluiten te trekken:
- Het moeilijke in een artificiële inseminatie is het vast hechten van het ingespoten embryo aan de baarmoederwand. Het is DE niet te controleren stap en de kansen bedragen, gemiddeld, drie keren succes op tien pogingen. Dat was dus, ongelooflijk, twee keer op twee keer met Lígia gelukt. Veel gemakkelijker is vermijden dat het er daarna "áf" valt. Daar bestaan medicamenten voor en de kansen op succes bedragen zeven keren op tien. Dat is bewezen door de huidige statistieken. Vanaf de tweede week dus van de zwangerschap moest de aandacht volledig daaróp worden gericht. Hij vermeldde toevallig dat de "uitvinder" van de gebruikte techniek een Belg was van Brugge (het opzuigen van de spermatozoïde in een uiterst fijn naaldje en het inspuiten ervan in een eicel, met het gebruik van een microscoop). Misschien heeft dienen uiterst intelligente West-Vlaming (die heel waarschijnlijk nog in de Broederschool van Roeselare gestudeerd heeft), suggesties voor aangepaste medicamenten.
- Één embryo is gelijk aan géén embryo, in mijn opinie. De volgende poging zou hij op zijn minst met twee en misschien zelfs met drie of vier bevruchte eicellen moeten doen. Dat was beloofd. En, die zijn beloften niet vervult, krijgt een bult (in feite had hij er al een kleintje, in ontwikkeling, moeten hebben).
- Alles weten van de "doadora" kan natuurlijk niet en dat wil ik ook niet. Maar enkele kleinigheden, waarom niet? De huid- en haarkleur. De ouderdom. Of ze een prominent achterwerk heeft of niet. Allez, ge weet wel...
- Goesting om opnieuw te proberen? Natuurlijk! De kwestie was, wat kon er gedaan worden om het gemakkelijker voor ons te maken? Wat minder geld? Wat meer tijd om aan het geld te geraken? Enfin, ge weet wel. Jaja, wees gerust, ik zal uw geval wel eens goed bestuderen. Hij had niet gezegd hoeveel en wanneer maar ik had de indruk dat hij wel wat zou dalen met zijn pretenties. Goed, ik was 'd er al over en Lígia was aan het bíj komen...
Mijn broeder vertaalde het als poor lonesome cowboy". Het is niet helemaal verkeerd uitgedrukt, maar beter zou zijn: "Don Quixote de la Mancha".
Zoals ik eerder al eens vermeld heb (of niet), drie keren per week verdrijf ik de duivel uit mijn lichaam, door tergend zware lichaams oefeningen uit te voeren. Zweten en lijden. Later meer daarover.
Enkele dagen nadat we er in geslaagd waren het slechte nieuws (van de miskraam) op gekauwd en in gezwolgen te hebben, op een zaterdag-laat-in-de-namiddag, besloot ik, uitzonderlijk, mijn pruik te laten knippen, ná de geleverde inspanning en niet er juist vóór, zoals te verwachten was. Toen ik, nog altijd zwetend (waarvoor ik beleefd verontschuldiging had gevraagd aan de kapper, een mollig sensueel vrouwtje van een jaar of vijfentwintig, die geregeld haar grote borsten tegen mijn schouder wreef, plus haar billen tegen mijn benen, wat ik onveranderlijk vergoedde met een extra fooi), maar nu met een piekend hoofd en schouders, aanstalten maakte in de auto te stappen, aan de andere kant van de hoek van de straat, doken er opeens twee meisjes op, één ervan lachend, met één van die omgedraaide petten op haar hoofd (de klep haar nek, dus, bedekkend), tennisschoenen zonder sokken, een loshangende ruime T-shirt en een spijkerbroek, wat haar wat jongensachtig deed gelijken en het ander wat ernstiger, vrouwelijker, maar met een nogal onnozelachtige uitdrukking op haar aangezicht. Terwijl het tweede meisje zich langzaam naar achterkant van de auto bewoog, keek het eerste recht en onbeschaamd in mijn ogen, zich dicht tegen de passagiersdeur aandrukkend, gereed om in te stappen. Doordat ik ook nog aan de buitenkant stond en met de sleutel op weg naar het slot, werd ik onzeker over hoe juist te reageren. Draaide ik de sleutel om, dan zou ze ook direct binnen kunnen glijden, want mijn slot opende, tezelfdertijd, alle andere sloten. Dus besloot ik nog wat af te wachten. Het begon al te schemeren en ik vond me niet helemaal gerust. Ze leken me beiden jonger te zijn dan achttien, maar zij (het eerste) zweerde me later van niet. Achttien; jawel meneer. En denkt ge misschien dat ik een jongen ben, vroeg ze, terwijl ze terstond en zonder enig teken van aarzeling of schaamte, haar losse T-shirt tot aan haar schouders óp hof. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er niet náást heb gekeken (ik ben zone vuile smeerlap). Ze liet me geen tijd om er verder over na te piekeren en riep het ander meisje. Vraag het haar maar. Toon ook uw tieten, beval ze, maar ik weefde het bevel onmiddellijk weg met mijn vrije hand. Intussen had ik nog altijd niets gezegd en bleef ik de sleutelbos in mijn hand rond draaien. Nogmaals bleek ze verrast te zijn door mijn stilzwijgendheid en meteen trok ze ook de voorkant van haar broek naar beneden, mij daar haar dun schaamhaar aanwijzend, uitlopend op een spleet. Ze drong aan met haar vriendin hetzelfde te doen. Wij zijn twee "meisjes", legde ze kalm en geruststellend uit (in het Portugees van Brazilië, het woord "meisjes" wordt vertaald als "moças" en in het Portugees van Portugal, als "raparigas" - wat hier "hoeren" betekend). Ik ben nog maagd, vervolgde ze, maar mijn vriendin niet. Wilt ge ons méé nemen? Ik sar met u (dat betekend letterlijk de man ophitsen door hem te wrijven, te masturberen en zelfs te pijpen, zonder echter tot de volledige daad over te schakelen), maar als ge verkiest kunt ge ook met mijn vriendin vrijen. Alle drie tezamen. Zonder problemen. Ewel, gaade nu of gaade nu niet? Op dat ogenblik begon ik mij een beetje wanhopig te voelen. Ze drong nogal veel aan en achter mij was er een pizzarestaurant. Ik kon niet uitmaken of de mensen ons daar aan het bekijken waren, of onverschillig bleven, zoals dat hier te verwachten is. Het was wel redelijk donker al, maar het meisje maakte geen aanstalten het óp te geven. Nogmaals trok ze haar hemdje op. Geloofde mij nog altijd niet? Ik besloot de deur te openen en binnen te wippen. Ik vroeg haar het ander meisje wég te zenden, waarmee ze terstond akkoord ging. Ze spraken af elkaar terug te ontmoeten binnen twee uur, op een bepaalde plaats en stapte in. Ewel, wat is dat allemaal? Ziet, t is t volgende, later vanavond willen we een show bezoeken in Recife Antigo (het historisch en oud centrum van Recife dat onlangs helemaal op gekalefaterd is geworden en waar het stads bestuur regelmatig "live shows" promoveert), maar we hebben geen geld. Tien real is genoeg. Ik zuig u af. Er is een hotelleke hier dichtbij, dat ook tien real kost, voor twee uur. Allez, laat ons gaan. Allez, waarom niet? Ik zeg haar, dat kan toch niet, ik ben helemaal bezweet. Dat geeft toch niets, zeg man! Neem een bad. Wees gerust, ik heb ervaring (allemaal zonder blozen). Ik zuig mijn coroa (i.e. een middeljarige man) bijna alle dagen af. Het is een Duitser, hij spreekt praktisch geen Portugees (ze had nog niet ontdekt dat ik ook een buitenlander was) en is negenendertig jaar oud (had hij beweerd). Ik heb hem zelfs al voor gesteld aan mijn moeder en ze is volledig akkoord met onze verhouding. Hij geeft me regelmatig wat geld: twintig, dertig real en dan laat ik hem fotos van mij trekken in dat hotelleke. Bloot, van voren en van achteren. Of zowel terwijl ik hem aan het pijpen ben. Hoe heet dat fotoapparaat weeral? Een Polaroid? Dat is het! Maar vandaag heb ik onze afspraak gemist. Oké, maar zal hij niet jaloers zijn? Wel, hij moet het toch niet weten zekers? En hebt ge gene echte vrijer, iemand van uwen eigen leeftijd? Nee hoor; geloof mij, ik verkies de coroas. De jongens van tegenwoordig willen alleen maar uwen buik vol spuiten en mijn moeder heeft me doen beloven niet zwanger thuis te komen. De coroas verstaan dat. En dan? Wel, dan spuit hij op mijn tieten! Wilt ge ook mijn moeder leren kennen? Bijlange niet! Waar haalt ge dat vandaan? Met dat trok ze voor de derde keer haar hemdje op en ik moet eerlijk toegeven dat ze prachtige borsten had. Niet groot, maar stevig en met harde, blinkende tepels. De goesting om er aan te zuigen en ze nog harder en preutser te maken, was enorm. Nogmaals stak ze haar beide duimen onder haar broekband en zonder er ooit om gevraagd te hebben, duwde ze de voorkant diep naar beneden om me ervan te overtuigen dat ze echt feminina was. De spleet, tussen het mager schaamhaar door, was duidelijk te onderscheiden
Wel, weet ge wat ik gedaan heb? Niets! Ik heb haar tien real gegeven om ze kwijt te kunnen geraken. Ze vermeldde nog rap dat ze de volgende zondagmorgen, om elf uur, aan een vrouwelijk voetbalkampioenschap zou deelnemen op het strand, daar dichtbij en weg was ze, op zoek naar haar vriendin, om samen naar die bepaalde show te gaan zien. Spijt heb ik er wel van gekoesterd, achteraf overwogen. En alhoewel ik niets heb gedaan, heb ik er toch nog een gewetensprobleem van over gehouden. Want ik heb op het randje gestaan
De volgende zaterdag, op ongeveer hetzelfde uur, heb ik, gedurende een kwartiertje ongeveer, daar terug mijn auto geparkeerd om na te gaan of er een vervolg aan het verhaal te naaien was. Maar ze zijn niet óp gedoken. Gelukkig eigenlijk, want ik vrees dat ik aan een tweede aanval bezweken zou zijn.
Terwijl ik vanuit de auto aan het rond gluren was, kwam er echter opeens een koppel uit dat pizzarestaurant. De man was bijna volledig kaal, over de veertig, misschien zelfs bijna vijftig, had een dikke buik en een broek die voortdurend aanstalten maakte, áf te vallen. De vrouw was ietske boven de twintig. Ook nogal rond, vooral in de heupen. Ik vermeld dat allemaal omdat er iets is gebeurd dat me volledig heeft verrast. Ze leunden voor enkele ogenblikken tegen hun wagen, schenen iets af te spreken en dadelijk daarna kropen ze in de achterste zetel. Ik dacht bij mezelf, ze zullen hun relatie eens deftig bespreken; maar nee, ze kuste hem teder op zijn wang, dan aan zijn hals, zijn borst, zijn buik en dan verloor ik haar hoofd uit het gezicht. Enkel voor een paar momenten maar, want opeens verscheen haar hoofd terug. En dan verdween het weer. En dan terug Ik zei bij mijn eigen, dat kan toch niet, midden in de straat, wel aan het schemeren al maar toch duidelijk zichtbaar. De helft van de voorbij passerende voetgangers en vooral auto bestuurders konden er gewoon niet náást kijken. Des te meer omdat hun auto amper enkele meters van het kruispunt stond, wat iedereen verplichtte, op zijn minst, wat te vertragen en zelfs te stoppen, juist aan hun zijde. Dat op-en-neerbonzende hoofd was gewoonweg belachelijk. En t duurde een eeuwigheid. De man had waarschijnlijk last om gereed te geraken. Bovendien kwamen er nog twee andere koppels uit het restaurant en gingen die ook tegen diezelfde auto leunen. Ze wendden zich naar de man in de auto die blijkbaar uitlegde dat hij nog een extra minuut nodig had, wat ze hem uiteraard met plezier gunden want ze bleven enkele meters verder rond plakken. Tot ze het waarschijnlijk beu werden, want het op en neer bonzende hoofd hield niet op en ze terug keerden. Allez, allez, laat het maar voor straks. We moeten weg. De kinderen zijn alleen thuis. Wel, dat is het wat ik veronderstel dat ze beweerd hebben, natuurlijk, want de pomp viel stil en iedereen stapte binnen, in de enge wagen. Mijn ogen puilden uit hun kassen. Die plaats daar zal waarschijnlijk gekend zijn als de zuig-af-plaats van de straat. En niemand is er gegeneerd in. De mannen niet, de vrouwen niet (het leken me geen hoeren te zijn), de voorbijgangers niet, niemand niet. Alleen Rudo zat daar met zijn mond open. Hoe is dat mogelijk? Ik heb nog een minuutje gewacht en dan ben ik weg gereden. Ik voelde me zo paterachtig..
Tedjú met mijn gewetensproblemen. t Wordt tijd dat ik mijne gans verdrink. Ik herinnerde me de woorden van een brief die ik naar één van mijn broers gezonden had: Daarom G., spreek me niet meer over bruisende jonge wijfjes t Zit er hier vol van en hun grootste plezier is ne jonge man zoals gij af te zuigen. Méér dan normale seks hebben, want vooraleer ik het vergeet, aftrekken en afzuigen wordt hier niet als een echte seksdaad beschouwd. Dat doen ze gewoon om een vriend of een werkcollega een pleziertje te doen. En het leidt zelden naar een vaste relatie. Het is bijna zoveel als niks. Veel minder bijvoorbeeld dan een tongkus. Zelfs getrouwde vrouwen beweren dat. Het betekent puur plezier voor de man en weinig of niets voor de vrouw. Tenware, er over te kunnen toefen bij hun vriendinnen en zo te kunnen vermelden wat uw (geheime) maat is
Gedurende die twee weken van sublieme verwachting op de uitslag van het eerste bloedonderzoek dat de zwangerschap van mijn vrouw zou bevestigen, of niet, besloot ik partner te worden van J., mijn jongste broer in België, in de aankoop van een rivierboot (ook zeewaardig), uitgerust met twee dieselmotors en over zes slaapplaatsen beschikkend. Zijn droom, was mijn droom. Om mijn levensplannen nog duidelijker te maken kocht ik ook een studio in een hotel genaamd Golden Beach, enkele kilometers weg van waar ik woonde, juist vóór de oceaan, op het strand, in Recife. Achtste verdiep. Nogal klein, maar met een prachtig uitzicht.
Het slechte nieuws, die dagen, was dat ze mijn huis in Rio volledig hadden leeg geplunderd. Op een zondagavond (juist één week nadat ik daar zelf toevallig aanwezig was geweest). Alles wat gedragen kon worden, inclusief bijna alle kleren van Rudo Júnior, zijn mee gepakt geweest. Ze (op zijn minst drie dieven) hebben gelukkig niets gebroken en hebben de honden ook niet gekwetst. Ze zijn binnen geraakt en zijn gevlucht over een muur heen, dicht bij de zwemkom. De politie is ter plaats geweest en ze verdachten onmiddellijk één van die mensen die aan het huis reparatiewerken had uitgevoerd, enkele weken eerder. Het kon ook niet helemaal anders, want ze wisten precies hoe binnen te geraken, hoe de honden op te sluiten, wanneer juist het gemakkelijker was, enz. In alle geval, een hele stunt, want het aantal muren, trappen en hindernissen die overbrugd moesten worden was indrukwekkend. Ik had zelfs een geldige huisverzekering daar, maar het was niet verzekerd tegen diefstal, want ik vond het praktisch onmogelijk dieven binnen te krijgen. De buur van links was ook niet thuis, op dat moment en hun waakhond was onlangs (vreemd) gestorven. Een tegenslag. Het feit dat mijn huis al een tijdje leeg stond (na Junior's dood) en de veronderstelling dat er daar veel schatten verborgen lagen, heeft hen áán gelokt. Alles is uit de kasten verwijderd geworden en zelfs suiker- en koffie potten hebben ze uitgepluisd. Ik heb, daarna, de omringende muren laten verhogen en nog méér prikkeldraad laten aan brengen.
De uitslag van Lígias eerste bloedonderzoek, ondertussen, tot onze maximale verrassing, was positief voor zwangerschap. Gedurende twee weken leefden we zoals in de hemel op de aarde. Hoeveel verdronken hoop bloeide er niet terug op? Fantastisch. Heerlijk. Tot wanneer Ligia het in haar hoofd haalde een grote kuis te ondernemen, met het daarbij altijd toebehorend slecht humeur, als gezelschap. Ik geloof niet dat dát de oorzaak is geweest, maar vooraleer we het resultaat van de tweede bloedtest hebben gekregen, enkele dagen later, was ze op een zeker moment naar de WC van haar slaapkamer geslopen en toen ik haar daar, na enkele minuten, ongerust, had óp gezocht, vond ik ze plat uitgestrekt, volledig onder de dekens verborgen, op het bed terug, schokkend schreiend, zoals ze zich altijd gedraagd als ze, zonder dat ik ooit te weten kom waarom, kwaad is op mij. Na wat aandringen kon ik er uit halen dat ze, gedurende het afdrogen van haar intieme delen, wat bloed had ontdekt en dat direct aan een miskraam had verbonden
Zoals alle moedige vaders heb ik beweerd van niet een druppeltje bloed wil niks zeggen en waarom hebt ge me dat niet dadelijk gezegd.. en maak u geen zorgen.. en we gaan onmiddellijk de dokter bellen.. en die gaat dat wel bevestigen en inderdaad dat is absoluut normaal, maak u geen zorgen.., kom maar af als het past.. en neem een pilletje om de eventuele pijn te verstillen wat ook normaal is en we zijn opgelucht gaan slapen en tevreden wakker geworden.. en zijn, op het afgesproken uur, op ons gemak, het resultaat van de test gaan opzoeken en ik was er zodanig zeker van dat ik zelfs mijn bril niet had méé genomen terwijl Lígia, ook onschuldig, wat water stond te drinken aan het fonteintje en ik moeite kreeg om de nummers op het papiertje te onderscheiden alhoewel ik er met mijn best oog praktisch tegenaan geplakt stond.. tot ik alleen maar kleine nulletjes kon onderscheiden, zoiets als: 0,00000 UI/ml, plus nul, keren nul . en ik aan het ontvangstmeisje vroeg of ze die nummers eens beter kon lezen voor mij vooral daar waar er geen nullen stonden en ze beweerde dat ze ook alleen maar nullen onderscheidde en zijde gij blind misschien? en ik haar vroeg het laboratorio op te bellen om met de verantwoordelijke dokter te spreken, die bevestigde dat het geen schrijffout was, nee, en dat de kansen op zwangerschap kleiner waren dan nul zelfs helemaal onmogelijk en dat het gemakkelijker was nu een koe door het venster van de wachtkamer te zien binnen zweven
We zijn, met (opgestapelde) tranen in onze ogen, terug naar huis getrokken, hebben de dokter opgebeld en die heeft ons aan geraden s anderendaags vroeg in zijn kliniek te verschijnen, om Lígias baarmoeder te onderzoeken...
En nu? Opnieuw proberen natuurlijk. Daar bestaat geen twijfel over. Ene keer, twee keren, drie keren, hoeveel keren het nodig zal zijn...
Men beweert dat het leven maar echt begint eens de kaap van de veertig overschreden te hebben. Dus zat ik toen midden in mijn tienerjaren en zou ik eigenlijk ene of meerdere keren per dag, naar de WC moeten geslopen hebben om daar de nek van mijn kieken, zonder dó nem piedade (medelijden), om te wringen.
De specialist van die menselijke reproductie kliniek in Recife, waar wij, na de dood van mijn zoon, onze eerste kans waagden nieuw leven te verwekken, had me kuis aangeraden die oude gewoonte ietwat te herinneren, want hij had het zaad nodig in een glazen buisje en nergens anders. Zoals te verwachten was natuurlijk, in de omstandigheden, kon de nek van mijn kieken zich niet recht houden gedurende de verwoedde poging en bleef maar vertederd naar de grond staren, net alsof daar alléén maar het wonderlijke leven van de slekskes en de wormkes te ontdekken was. Ik had er al verschillende keren aan zitten wringen, allemaal tevergeefs, want hoe roder hij werd hoe méér hij inéén kromp. Met één oog op de schrompelende nek en het ander op het uurwerk gericht (want de dokter had mij een bepaalde tijd verstrekt, anders moest hij die verlangende eicellen, die op een glaasje in zijn kantoor, geduldig aan het wachten waren op bevruchting, terug in de ijskast opbergen), kwam ik tot de walgende conclusie dat mijn, diezelfde morgen nog blinkende en zelfs preuts uitdagende, zwanenhals, bij iedere sprong van het seconden aanwijzend naaldje, een hupje verder ineen smolt. Hoe nerveuzer ik werd hoe moeilijker het was er een hand aan te krijgen en tenslotte moest ik mezelf tevreden stellen met twee vingers. Mijn vrouw had er de gehele tijd met ontroerend medelijden óp zitten kijken en tenslotte wou ze weten of ze kon helpen. Ik begon mezelf, zwetend, met een krampaardige halsverkrachter te vergelijken. Natuurlijk! Roep ne keer dat zwart verpleegstertje daar, dat ze mij beloofd hebben indien ik er niet in slaagde verse mostaard te fabriceren. Ze snelde er meteen om en ik, wat rustiger, besloot plat op mijn rug, op de vooraf voorbereide strijkijzerplank, te gaan liggen en sloot geconcentreerd mijn ogen. Toen ze beiden terug binnen strompelden, vroeg de verpleegster met een tedere stem of ik de één of de andere bepaalde voorkeur had. Ik overlegde wat en vroeg haar dan aarzelend of ze al 69 gedaan had. Nee, antwoordde ze beslist; nog niet, binnen twee jaar. Allez, allez, wat is dat? Zijn ze mij aan het proberen te bedriegen? Verbaasd opende ik mijn ogen en daar stond ze: het dikst en meest versleten scharminkel dat ik in jaren te zien had gekregen. Meteen gaf mijn al zolang getergde kiekenek nog een duidelijker teken van aanzienlijke verontwaardiging en was ik verplicht haar beleefd, maar teleurgesteld, uit te nodigen ons, in ons drukkend verdriet, alleen te laten. Mijn vrouw heeft dan moedig die last op haar schouders genomen. Ik zal de rest niet vertellen, maar ge kunt u voorstellen wat er gebeurd is met dat buisje dat eigenlijk recht moest gehouden worden, met de opening naar boven, terwijl ik vanuit mijn horizontale positie, op het belangrijkste ogenblik, in de juiste hoek niet kon geraken, terwijl zij ook mijn abrupte bewegingen niet helemaal perfect had kunnen volgen, zodat de eerste druppels op de pas schoon gedweilde grond pletsten. Gelukkig lag er een pollepel in de schuif van het nachttafeltje en heeft ze de helft ervan terug kunnen óp scheppen, zonder dat iemand het ooit heeft opgemerkt...
In afwachting van het resultaat van de bloedtest en uit pure verveling is het niet overdreven eens rap te vertellen, voor de grap, waarom wij (mijn vrouw en ik), bij gebrek aan betere redens, twee keren ruzie hebben gemaakt, in amper vier dagen tijd. Dat gebeurt heel zelden, dus, maak u niet ongerust.
Er was een quiz programma geweest op de TV en de vraag was welke van de vier genoemde beesten een slang was. Één van de vier namen was: Anaconda. Ik keerde mij naar haar om en zei grinnikend: Anaconda, da zijde gij. Ze klemde terstond haar ogen en mond toe, stak haar hand onder haar kin, trok haar schouders op en daar was het.. ruzie
We waren het juist aan het bijleggen, twee dagen daarna en we waren, gezellig samen, een Hitchcock film aan het bekijken op de TV. Opeens stamelde ze: wat een terreur!!.
We hadden toevallig, diezelfde morgen, een oogspecialist geraadpleegd, aanbevolen door een hartsspecialist, vanwege mijn constant hoge bloeddruk, met het doel enkele fotos te maken van de "achterkant" van mijn oogballen. Tot op dat moment was ik er absoluut zeker van geweest dat (mijn beurt afwachtend, samen met nog een tiental andere mensen) het zich om iets eenvoudigs betrof, zoals gewoon in een buisje kijken, om dan geflashd te worden in elk oog, toen ik, een beetje geprikkeld door de nieuwsgierigheid, aan Lígia vroeg of ze wist hoe precies dat examen werd uitgevoerd. Positief haar hoofd schuddend vertrouwde ze me gezellig toe dat ze dat toevallig ook had gevraagd aan haar zuster die in een farmacie werkt in Rio en dat zij had beweerd dat ze dat onderzoek heel goed kende en dat die druppeltjes, die ze ons om de tien minuten in de ogen kwamen mikken, dienden om de ogen te verdoven, want dat de dokter de twee oogballen, het één na het ander, uit hun kas zou wippen, ze een beetje rond zou draaien tussen twee van zijn vingers om de juiste staat ervan te bespieden en zich dan te concentreren op de achterkant ervan en er tegelijkertijd een fotootje van te trekken. Ik voelde dadelijk een hele hoop rillingen door mijn ruggengraat trekken, besloot praktisch op datzelfde ogenblik van het examen af te zien, begon mij vóór te stellen hoe de dokter mijn oogballen uit hun kassen zou tillen (of zuigen misschien, met een sucking rubber zoals deze waarmee men een WC mee ontstopt?), hoe ik opeens onwillekeurig in alle richtingen zou beginnen staren, hoe hij hen zorgvuldig zou betasten en onderzoeken en hoe hij hen daarna, met wat begrijpelijke moeite, ze terug in de oogholten zou trachten te wringen en dan, met genoegen, vast te stellen dat het deze keer, gelukkig, allemaal goed was afgelopen. Ik besloot dat het beter was niets van mijn zenuwachtigheid te laten ontsnappen, lette verbaasd op die tien andere mensen die gerust in hun hoekje aan het wachten waren, besloot een onbekende held te worden, tóch niet te vluchten en moedig te zijn, alhoewel ik ooit eens had gelezen dat men een oog nooit uit zijn kas haalt omdat het er onmogelijk terug ín kan gestoken worden, enzovoort.., terwijl ik de andere mensen één voor één zag verdwijnen en gedempte zuchten meende te onderscheiden en begon te betwijfelen waarom dat allemaal nodig was; tenslotte mijn probleem had niets met mijn ogen te zien en wel met mijn bloeddruk, maar het wel allemaal kloek verdroeg tot ze mijn naam riepen en ik met knikkende knieën naar mijn beul en slachttafel strompelde en daar tot de ontdekking kwam dat het eigenlijk niets te zien had met wat Lígia mij, met medelijden, had toevertrouwd en de verpleegster mij, integendeel, beleefd vroeg in dat buisje te kijken, naar boven, naar links, naar rechts en naar onder, terwijl de flash niet stopte van schitteren tot ik er praktisch blind van werd en geen steek meer voor mijn ogen zag en wankelend terug naar de wachtkamer ben gestreefd waar ik opgelucht Lígia terug vond en we samen, gelukkig, naar huis reden met een vooraf bestelde taxi. Ik had, in de auto, wel gemompeld dat haar zuster er geen barst van had verstaan, maar had er verder niet veel op áán gedrongen. Toen mijn vrouw, die avond, met onze vorige stomme ruzie nog in haar achterhoofd, het woord terreur stamelde terwijl ze, gespand, de film volgde, wendde ik mij lachend naar haar toe om te verklaren dat terreur datgene was wat ze mij die morgen had wijs gemaakt, maar ze nam dat vreselijk kwaad op, stond nerveus recht en ging als een Egyptisch standbeeld, plat uitgestrekt, aan haar kant van het bed liggen en deed verder alsof ik niet méér bestond.
Die twee stomme ruzies in één rij hebben me dan weer twee dagen van mijn leven gekost, tot we, zoals altijd, het geval hebben kunnen bijleggen, zonder explicaties en verdere onnodige verklaringen en uitleg te verstrekken. Een hel. Gelukkig, duurde het maar een paar dagen en in afwachting van het resultaat van haar zwangerschaptest dus geduld maar
Hier volgt nu geen gedacht, geen zin, geen goesting, geen suggestie, geen overweging en geen toekomst, maar gewoon een herinnering. Of beter: vijf aparte herinneringen.
De eerste heb ik beleefd toen ik op een koude, nog praktisch donkere, morgen de garage van ons huis(?) in Rumbeke uit reed op mijn lompe vrouwenfiets, bestemd eigenlijk voor Hilde, maar ik had toen nog geen keuze, alhoewel uitgerust met de nieuwste technologie wat betreft de rem van het achterwiel, type "torpedo", richting Guido Gezellelaan. Nog in de Spanjestraat merkte ik plots verbaasd op dat er een verlaten bromfiets geparkeerd stond aan de kant van de baan en dat er enkele weinige mensen voorover gebogen stonden op de spoorweg, bijna juist op de plaats waar ik er over moest, starend naar enkele duistere schaduwen, te klein om afzonderlijk een mens te kunnen betekenen, maar toch genoeg om samen ietwat in die zin te kunnen veronderstellen. Ik begreep niet onmiddellijk wát er juist was gebeurd, maar besefte toch dat het zich om iets verschrikkelijks moest betreffen en waarlijk, bij betere onderscheiding, een mens, overreden door een trein in het midden van een vriezende nacht en in drie stukken omvormd. Het hoofd en een deel van de schouders aan één kant van de rails, de borst tussen de rails en de benen aan de andere kant ervan. Eerlijk gezegd, ik heb uitzonderlijk verschrikt vermeden naar die "warboel" te kijken alhoewel ik er heel dicht voorbij moest, om een veldwegeltje in te rijden. Toch kon ik niet vermijden enkele stukjes vlees op te merken, verspreid over de stenen. Bruin vlees. Net alsof het zich om een lever betrof. Ik was toen twaalf of dertien jaar oud. Later heb ik vernomen dat het zich om een zelfmoord betrof. Een korte afscheidsbrief lag op het zadel van de bromfiets. Hij was rond de dertig en zijn moeder was enkele weken eerder overleden. Hij was vrijgezel, had geen kinderen en wilde haar gewoon terug zien. Wáár ze was...
Meerdere jaren later, al in Brazilië, in Rio De Janeiro, vernam ik van de algemene manager dat zijn beste vriend, beiden zonder kinderen, waarmee hij verschillende keren per week kaarten speelde, de avond daarvoor tegen zijn verbaasde vrouw had gemompeld dat hij wat op het strand wilde wandelen. Verbijsterd heeft ze hem door het venster nagestaard, want hij had dat nooit éérder gedaan. Hij is er naar toe gestapt, recht vooruit (ze woonden op de zeedijk), volledig gekleed, de straat over, het muurtje over, het lage struikgewas in, het zand over, het water in, recht vooruit, de golven in, zonder aarzelen, zonder achteruit te kijken, zonder nog eens afscheid te wuiven, tot zijn hoofd onder het schuimend water verdween, bewust en onvermurwbaar door trappend... en niemand heeft hem ooit terug gezien, want hij kon niet zwemmen. Dat was een harde beslissing geweest, blijkbaar, want hij had wat schulden opgebouwd over de loop van de laatste jaren en toch had hij nooit enkel teken gegeven van wanhoop...
Nog enkele jaren later, in Recife, heeft een algemeen gewaardeerde politicus, jonger dan zestig jaar en gezond, naar het schijnt, politiek gezien links gericht, zonder één schram op zijn openbaar leven, maar toch gescheiden van zijn vrouw en dochter, een kogel door zijn open gesperde mond gezonden, niet vooraleer een briefje buiten op de voordeur te spijkeren met een korte boodschap voor zijn meid, om haar te verwittigen dat ze, die volgende morgen, voorzichtig binnen moest stappen en vooral kalm moest blijven. Onder de stoel waar hij zat had hij zorgvuldig meerdere open geplooide kranten uitgestrekt zodat het bloed niet op de grond zou spetteren. Nooit eerder had hij een teken gegeven van onrust. Op een afscheidsbrief vermelde hij dat hij bang was de ouderdom alléén te moeten trotseren...
Onlangs sprak mijn vrouw me over de moeder van één van haar vriendinnen. Over de tachtig. Ze was al jaren aan het kampen met een kanker en dacht dat ze hem overwonnen had. Tot ze terug keerde naar de dokter voor een vooraf gepland onderzoek en hij haar inlichtte dat hij terug was óp gedoken. Ze heeft niet geweend, deed net alsof er niets gebeurd was, maar vroeg in de morgen is ze uit haar venster gesprongen, op het tiende verdiep. Zelfs geen kreet van kwijl heeft ze geslaakt.
En dan is er daar de moeder van mijn broer's minnares: met een dergelijk probleem aan het kampen. Ze heeft, zonder enige voorafgaande waarschuwing en terwijl haar dochter op een vakantiereis wég was, verslagen door de pijn, een doosje verdovingsmiddelen ín geslikt en een plastieken supermarkt zakje om haar hoofd vast gesnoerd en is nooit ne meer wakker geworden.
Spijtig hé! Waarom doet een mens zoiets? Zo koudbloedig. Zonder enige kans op redding, op een mogelijke terugkeer. Op hoop. En zonder God er tussenin gefrommeld. Verschillende manieren om zelfmoord te plegen. Verschillende redens. En geen enkele van de vijf heeft er gebruik van willen maken enkele totaal nutteloze mensen méé te nemen. De mensheid zou hen later bedankt hebben.
Ik heb van andere zelfmoorden geweten en gehoord. Maar nooit met datzelfde gebrek aan emotie. Integendeel. Redens waren er alleszins, maar emotie, (bijna) niet te bespeuren.
Dat doet me er aan denken dat hier in Brazilië zelfmoord pogingen hevig toegejuicht en zelfs enthousiast geïncentiveerd worden door de bevolking in het algemeen (herinner u de poging van mijn eerste vrouw, op het balkon?).
Eens kwam ik in een straat in het centrum van Rio voorbij een menigte die opgewonden naar boven stond te wijzen. Toen ik daar ook mijn ogen naar toe wendde werd ik geconfronteerd met wat ik het meest haat in mijn leven: de dreiging ván of mét de dood. Een middeljarige vrouw zat in een vensterluik op het achtste verdiep, met haar benen naar buiten gewenteld, klaar om te springen. Ik heb het geen twee verdere seconden vol gehouden en ik ben als ´t ware gevlucht, ernstig bekommerd dat ik misschien toch niet zou kunnen vermijden een droge plof achter mij te horen pletsen. Terwijl ik me weg haastte, hoorde ik de opgewekte menigte (waaronder een groot aantal vrouwen en kinderen) in koor roepen: "pula...pula...pula...", wat overeen komt met: spring...spring...spring...De volgende dag heb ik in de krant geleden dat ze niet gesprongen heeft en gered is geworden door de brandweer.
In compensatie, de razende en ontgoochelde menigte heeft de vrouw, eens naar beneden gebracht, gedurende haar begeleiding naar de brandweerwagen, met gemene woorden uit gescholden, terwijl sommige officeboys, wraaklustig, getracht hebben haar fysisch te kwetsen en zelfs te lynchen, doordat ze hun gratis spektakel hadden gemist en hun dure tijd nutteloos in beslag had genomen, die stomme hoere...