Tussen de ontmoette, andere, Vlamingen in Rio, was er ook een lesbisch meisje. Een jaar of twintig, van Brussel, met altijd wat te veel speeksel in haar mond. Ik vermoed dat ik weet waarom, maar dat komt hier niet te pas.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vooraf door iedereen verwittigd van haar particuliere situatie onthield ik mij van pogingen haar óp te peppen, wat ze blijkbaar apprecieerde. Nochtans ontbrak me soms de dichte aanwezigheid van mensen van het ander geslacht en van mijn eigen ras en oorsprong. Ze heeft me verschillende keren op gezocht, altijd s avonds, sommige keren zelfs toen ik alleen thuis was en op mijn eentje door het venster zat te staren terwijl ik een fles korte drank aan het opzuipen was. Er is nooit iets gebeurd dat nu de moeite waard is te vertellen, maar gedurende één van deze gelegenheden heb ik toevallig vast kunnen stellen dat in het gebouw aan de overkant van de straat, een paar verdiepingen lager, er een jonge kerel woonde die niets liever deed dan zijn erectie door het venster te steken en er heftig aan te staan schudden iedere keer dat er een vrouw door mijn venster keek. Belachelijk eigenlijk, maar elke keer dat ik hem trachtte te verrassen, trok hij zich snel terug. Iedereen met zijn eigen gebrek natuurlijk
In datzelfde appartement ben ik ook verschillende keren bestolen geweest. Door onbezorgdheid of onoplettendheid, zoals gebeurd is met een radio/taperecorder, origineel nog vanuit mijn oud vaderland afkomstig, die onverklaarbaar is verdwenen op een vroege zondagmorgen, terwijl ik vers brood was gaan kopen. Toen ik terug kwam was het apparaat er niet meer. Eigenaardig was wel dat er een koppel in de woonkamer sliep, een ander koppel in de gastslaapkamer, nog een koppel in de kamer van de meid en dan nog een meisje in mijn eigen slaapkamer. En niemand had iets gezien of gehoord.
Van mijn buiten geparkeerde auto, een paar weken later, hebben ze eerst mijn mistlampen gestolen en dan later een andere radio/taperecorder. Op het strand hebben ze me ook meer dan ene keer bestolen en daar was het rapper gebeurd. De dief had mijn korte broek met het geld erin, juist achter mijn rug zien liggen, op het zand. Hij is rustig voorbij komen slenteren, heeft zich een beetje gebukt, heeft de broek opgepikt, het geld er wat verder uitgepeuterd en dan de rest laten vallen.
Soms echter was de dief intelligent en kon beter een uitstekende acteur geworden zijn, had iemand hem rap genoeg kunnen ontdekken. Gedurende een reis naar Manaus, waar elektronische apparaten opmerkelijk goedkoper waren, had ik mezelf een drie-in-één toestel gekocht. Radio, TV en Taperecorder. Een batje. Terug in Rio, ik begrijp nu niet meer waarom, besloot ik een advertentie te zetten in de krant om het voor het dubbel van de betaalde prijs te verkopen. Op een bepaald uur in de morgen belt de meid mij op in de firma om verward te vragen of ze echt dat toestel had moeten méé geven aan diene mens die het juist had opgehaald. Onmiddellijk begrijpend antwoordde ik haar met een vloekwoord, geraakte thuis in minder dan zes minuten en dertig seconden en waar was hij? Verdwenen met de wind. Hij had natuurlijk mijn advertentie in de krant gelezen, waar mijn adres in stond (wat een kemel van een flater was dat geweest), had beneden in het gebouw de naam van mijn meid ontdekt, had aan mijn deur gebeld en had haar uitgelegd dat, zoals hij met mij had afgesproken, hij het toestel (en sprak daarmee haar naam uit met alle letters, net alsof ik ze zorgvuldig voor hem had gespeld) was komen áf halen. Zonder haar wantrouwige verbazing in acht te nemen, vroeg of hij haar de telefoon te gebruiken om mij op te bellen en zo alles in propere borden te plaatsen, met wat ze akkoord is gegaan. Hij draaide een willekeurig nummer, zei hallo Rudo en voegde er aan toe: zoals afgesproken, ik ben hier bij u thuis, maar uw meid weet blijkbaar van niks, en daarom bel ik u, zodat de meid persoonlijk ziet dat alles in orde is, enzovoort
. Feit is dat ze er van overtuigd is geraakt dat alles in orde was en dat ze hem het apparaat werkelijk mocht overhandigen, alhoewel ze het toch een beetje eigenaardig had gevonden dat, toen hij naar mij belde, hij rechtstreeks met mij begon te spreken terwijl zij normalerwijze altijd eerst moest passeren over de telefoniste, maar toen was hij al weg, met het toestel onder zijn oksel
Eigenaardig was het ook dat ik zo gemakkelijk te bedriegen was. Verschillende collegas op het werk vroegen mij regelmatig wat geld vóór te schieten, dat ze zogezegd de volgende dag, of de dag daarop, terug zouden keren, als t God belieft en dan, gedurende zes maanden, deden alsof hun neuzen bloedden. Het waren tien real aan de mens die de koffie opdiende; vijftig real aan de pas aangeworven Duitse manager (die zijn eerste wedde maar binnen de vijftien dagen zou ontvangen en een voorschot wilde, maar ontslagen werd vooraleer de maand voorbij was); vijfhonderd real aan de meter van Júnior (mijn enige, intussen overleden, zoon; later meer daarover), die in het archief van de firma werkte en die een paar ongerepte blanke borsten had (ze had vergeten het geld dat ik haar in twee gelegenheden had overhandigd om rekeningen voor mij in de bank te betalen, echt voor dat doel te gebruiken, terwijl ze het niet vergat er haar eigen rekeningen méé te vereffenen, maar tja.. wat wilt ge, een meter is een meter en dat heeft ook wat van zijn voordelen natuurlijk - ik heb haar dan daarna, uit pure wraak, in het openbaar onterfd van haar titel en naast haar naam, op het kladblad op mijn bureau, het woord ladrã geschreven = de vrouwelijke vertaling van dief).
Gedurende mijn vele reizen naar verschillende hoofdsteden van het land verstrekten de altijd op loer liggende dieven mij andere gelegenheden er later gezellig over te kunnen schrijven. Eens, in een hotel in Salvador, is het kamermeisje er vandoor gegaan met mijn uurwerk en mijn rekenmachientje, die daar onschuldig op het nachttafeltje lagen, terwijl ik beneden aan de hotelbar, aan het klagen was met de barman, dat men tegenwoordig niemand meer kon vertrouwen.
In Rio hebben ze me zelfs ooit eens een waakhond, een Duitse schaper, gestolen, die ik speciaal gekocht had om een huis te bewaken dat ik me, samen met een vlaamse vriend, had aan geworven.
Een andere keer, in Belém, in het Noorden van Brazilië, had ik drieëntwintigduizend dollars, in biljetten, ontvangen van een daar door iedereen herkende mega-smokkelaar, die ook toevallig de eigenaar was van een krant en die daarmee een deel van een pas bestelde machine wilde betalen. Op het hotel aangekomen stak ik het geld zorgvuldig in een groot bruin stuk inpakpapier, plakte het met verschillende repen tape toe en overhandigde het aan de hotel manager, die het, in mijn aanwezigheid, in de brandkast stak. Vandaar moest ik nog naar São Luis, Teresina, Fortaleza, Natal en Recife en het pakje volgde mij ongerept toe geplakt, van brandkast naar brandkast, tot ik, twee weken later, in Rio aan kwam en ontredderd vast stelde dat er elfhonderd dollars aan ontbraken. Waar en wanneer juist de diefstal gepleegd is weet ik niet, maar ik verdenk er de hotelmanager in het hotel Reis Magos in Natal van, de dader te zijn. Hij had aandachtig het pakje zitten bekijken en ronddraaien in zijn handen vooraleer hij het in de kluis propte. Hij was waarschijnlijk naar een gaatje aan het zoeken geweest, waardoor hij later enkele biljetjes heeft kunnen vissen. De smeerlap. Mijn directeur heeft mijn redens verstaan en ik ben er ongestraft van onderuit kunnen slippen. Eerlijke Rudo