Een ietwat plezantere anekdote, ook van die tijd, is gebeurd toen ik door de firma uitgenodigd werd een internationale drukmachine tentoonstelling bij te wonen in Las Vegas. Zoals gewoonlijk had mijn vrouw mijn valies klaar gemaakt, iets waar ik een echte hekel aan had gekregen, maar ze had, vanzelfsprekend, vergeten er mijn schoon en beschaafd zondagskostuum in te steken dat ik, op mijn Heilig Communiefeest, nog in België, had ontvangen van Mama, omdat het te klein was geworden voor D., mijn wat oudere broer. Eens geinstalleerd in het hotel viel het mij op dat praktisch iedereen daar: klanten, fabrieksafgevaardigden, verkopers, collegas, schoenpoetsers, vuilnisbakophalers en liftchauffeurs, allemaal zo preuts opgepropt rond defileerden, elk in hun geleend magnifiek pak, afgerond met een kleurige vlinderdas, zodat ik mij als een vreemde marsman begon te voelen, in mijn goedkoop sporthemdje, gekocht, enkele jaren eerder, gedurende de batjes in Roeselare. Een beetje geërgerd door dat kleine noodlot trachtte ik toch, zonder vest, in de tentoonstellingszaal, binnenin het hotelcomplex, te slippen maar één van mijn directeurs hield me verbaasd tegen. Allez, allez, Rudo, ga maar rap eens uw kostuum gaan aantrekken, hé! In een andere stad en in andere omstandigheden, zou ik waarschijnlijk geen moeilijkheden ondervonden hebben een degelijk en toch prijzig kostuum te vinden. Daar echter, in Las Vegas, kwam ik tot het besluit dat alles ontzettend duur was. Maar ik had geen tijd en geen kennis genoeg van de locale markt om me daar langdurig mee bezig te houden. Nerveus rondlopend in het hotel, één van die reusachtige plaatsen met zesduizend gastkamers, twintig liften, honderden geldinslikkende machientjes en één portier, vond ik daar toch een kleerwinkel; maar met uiterst gepeperde prijzen. Ik wilde me eigenlijk alleen maar een blazer aankopen, maar na veel gezaag en voortdurend verdere prijsafkortingen kon ik me toch een kompleet pak aanschaffen voor amper vijftienhonderd dollars. Een ware bankoverval. Italiaanse stof. Een prachtige, nogal slappe, zak. Een batje dus. Zo, dan rap naar de tentoonstellingszaal getrokken. Onderweg herinnerde ik me mijn kauwgum uit de mond te halen en te verbergen in de zak van de vest, want dat mocht ook niet, volgens de heersende regels. Eens binnen en zoals iedereen gelijkend, begon ik mensen te ontmoeten die ik kende; lachte hier, glimlachte daar en was ik goed op weg me rap thuis te voelen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Toevallig botste ik op diezelfde directeur terug die me nu, in mijn beste kleren, goedkeurend waardeerde, van boven naar beneden. Kunt ge deze belangrijke papieren even bewaren voor mij, Rudo? Natuurlijk meneer en meteen stak ik ze, geplooid, in de zak waar ik die vergeten sjieke in had gestoken. Wat een eer; de belangrijke papieren van de directeur in mijn zak mogen bewaren! Later ontdekte ik dat het zich om een vooraf ingevuld ordersheet formulier betrof, voor een bestelde drukmachine, waar alleen nog de handtekening van de klant áán ontbrak. Na een uur lang rond getjoold te hebben kwam ik hem terug tegen, midden in een andere wandelgang en deze keer vergezeld van zijn belangrijke klant. Holá, Rudo, daar zijt ge dus. Goed. Heel goed. Geef me maar eens die papieren terug. Onze goede klant wenst ze onmiddellijk te ondertekenen. Beleefd en recht in de ogen van de klant kijkend haalde ik ze traag uit mijn zak. Alsof het een lekkere verrassing voor hem zou betekenen. Wat is dat, Rudo? De directeur stak zijn hand uit naar mijn zak maar hij raakte onverwachts verward in een dikke witte draad van die natte sjieke, die nog gedeeltelijk vast kleefde binnenin de zak, maar ook vast zat aan die bundel papieren. De klant wilde instinctief helpen zijn belangrijke papieren van die warboel te redden, maar ongelukkig genoeg begon hij ook last te krijgen van die sjieke, die nu, met altijd verminderende dikte, aan alles en aan iedereen begon te plakken en ons drieën zelfs broederlijk verbond. Wat is dat, Rudo? Dat is mijn sjieke, meneer. Geef me a.u.b maar mijn sjieke terug, want ze is nog fris; zelfs nog van vandaag meneer. En zo hebben ze me allebei prompt geholpen om mijn sjieke zo goed als mogelijk óp te rollen, af te strepen, er een bolletje van te maken, de rest ervan uit mijn zak los te peuteren, het papier schoon te wrijven, nogmaals trachten het papier schoon te wrijven, alhoewel het met de minuut vuiler en verfrommelder werd, enzovoort, tot ik beschaamd en rood tot achter mijn oren, het grootste part ervan terug in mijn mond heb gestoken, met een nogal grij(n)sachtige kleur, de sjiek bedoel ik, want ik kon ze toch niet terug in mijne zak steken zeker, of aan mijn directeur overhandigen, of ze op de grond werpen..?
Diene dag heeft de klant niets ne meer ondertekend want zijn handen plakten als de pest en hij durfde zelfs niemand meer begroeten, want ze zouden denken dat hij in zijn handen had gespuugd, de directeur heeft gedurende de rest van de tentoonstelling niet meer met mij willen spreken en nooit ne meer mocht ik zijn belangrijke papieren, in mijn zak, bewaren.
Wat een hel, Rudo
|