xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vandaag is het de vierentwintigste april. De verjaardag van de geboorte van mijn enige, ondertussen overleden, zoon Rudo André Van Leuven Junior. Enkele dagen geleden, de achttiende april, was het de verjaardag van zijn dood.
Om dat te herinneren plaats ik hieronder de inhoud van een e-mail die ik naar Annie, mijn nichtje in Laarne, heb verzonden, enkele jaren daarna:
Liefste Annie,
Zoals beloofd en alhoewel ik er absoluut niet zeker van ben dat je dat allemaal wel precies wilt weten, hieronder volgt een uitbreidig verslag over hoe juist en in welke omstandigheden ik mijn enige zoon, Rudo André Van Leuven Junior, heb verloren, in April 2001.
Hij was toen pas afgestudeerd van de Federale Universiteit van de Staat van Rio De Janeiro (gratis voor de studenten die er in slagen door de strenge toegangsexamens te geraken en waar hij daar, vijf jaar eerder, de tweede plaats in de algemene rangschikking had veroverd, voor de cursus van productie ingenieur) en was reeds volop aan het werk, fulltime, als verantwoordelijke voor de kwaliteitsafdeling van een fabriek (Richard's) in Rio, met filialen in de meeste hoofdsteden, gespecialiseerd in de confectie van herenkleren. Hij zou zijn vierentwintigste verjaardag gevierd hebben, was hij niet gestorven enkele dagen daarvoor. Toen beheerste hij al vlot drie talen, terwijl hij een vierde aan het studeren was (Spaans). Niettegenstaande het feit dat ik een katholieke opvoeding heb gehad, zonder daarvoor ooit mijn handen in het vuur te hebben willen steken en zijn moeder (Hilma) een beetje van alles was, afhangende van wat de voordelen ervan waren, had Junior zich laten aantrekken door één van de vele protestantse kerken, waar hij in een oogwenk directeur werd verklaard, speciaal om jongens en meisjes te leiden en spiritueel te verzorgen, ook als koorverantwoordelijke. Ik was toen al gescheiden van mijn eerste vrouw Hilma (vandaag, één van mijn beste vriendinnen). Bewust dat een moeder belangrijker is voor de opvoeding van een kind, dan de vader, had ik zonder weerstand, hem onder haar zorgen laten wonen in Rio De Janeiro. Ze is advocaat en een echt Vlaams werkpaard, zodat ze (nu nog altijd) soms ná de tienen, 's avonds laat, thuis arriveert. Ze bezit haar eigen kantoor en verdient nu, gelukkig, meer dan ik, alhoewel, gedurende onze vriendschappelijke echtscheiding, ik de helft van mijn eigendommen, vrijwillig, aan haar heb afgestaan. Ik woonde toen al (dat was vóór 1990) samen met mijn tweede vrouw (Ligia), in een comfortabel huis, ook in Rio. Het lag boven op een heuvel, in een privaat condominium, in een wijk die echter niet helemaal veilig was, reden waarom ik er drie Duitse schapers op ná hield en toen ik eindelijk besloot de lang gekoesterde droom om naar het noordoosten van Brazilië te verhuizen, verwezenlijkte, heb ik Junior geroepen met de bedoeling hem gerust te stellen. Hij had me daar regelmatig bezocht en veel vriendinnen en vrienden veroverd in dat condominium. We kwamen uitstekend overeen en respecteerden elkaar. Ik realiseerde mij dat, bij Hilma, hij niet helemaal gelukkig was, vooral vanwege haar altijd op-wakkerende woedegolven, waaraan ik eerst en daarna ook hij, hevig onder leden. Ik stelde hem vóór het huis niet te verkopen, zodat hij, elke keer hij de nood voelde, zich daar zou kunnen "verbergen". Daarom ook besloot ik mijn meid te blijven behouden en ook de honden. Alles was er compleet. Wat heeft hij dan gedaan? Diezelfde dag nog, toen ik vertrok naar Recife, heeft hij zijn valiezen gepakt en het huis definitief gaan bezetten. Hilma beseft dat dat mijn doelwit niet was geweest, maar hij was toen al ongelooflijk verantwoordelijk, eigenaar van zijn neus en wijs genoeg om te weten wat er juist en wat er verkeerd was. Toch had hij een beetje schrik daar, vooral van de eenzaamheid. Mijn meid (toen rond de vijfentwintig) leefde daar wel, maar leerde, 's avonds laat, "lezen en schrijven" in een aangepaste school dichtbij en het is dikwijls gebeurd dat hij thuis kwam van de universiteit, vast stelde dat de meid niet aanwezig was en besloot beneden op haar te blijven wachten, zittend op de rand van het voetpad, met zijn hoofd tussen zijn knieën (dat beeld ergert mij nu ongelooflijk). Zoals ik al eerder vermelde, het huis lag boven op een heuvel en om daar te geraken moest hij bijna honderd trappen betreden. Eens daar boven echter, had men een ongelooflijk zicht op part van de stad, tot aan de haven. Wat is er dan gebeurd? De moeder van enkele van zijn vriendinnen, heeft hem uitgenodigd bij hen thuis te blijven wachten, alle dagen, tot de meid eraan kwam. Van 't één kwam 't ander en op den duur bleef hij daar ook slapen. Nog wat later begon hij hen te vergezellen naar hun protestantse kerk en nog wat later heeft een pastoor daar, hem ópgemerkt en vast gesteld dat hij over alle gaven beschikte om ook pastoor te worden. Hilma heeft me toen nog verschillende keren gebeld om hem ervan te overtuigen van die kerk wég te blijven, maar dat heb ik natuurlijk niet aanvaard en tenandere ik zou er waarschijnlijk toch nooit in geslaagd zijn. Van diene kant gezien heeft die protestantse kerk zijn leven gered, vind ik. Van de andere kant heeft ze mij, zijn leven ontnomen...
Enkele dagen voor zijn dood hadden G. (mijn jongere broer) en Nara (zijn dochter) een reis georganiseerd naar Rio De Janeiro en doordat ik daar niet meer woonde had ik aan Hilma's medewerking gevraagd om hen overal wat rond te leiden, terwijl ik Junior had overtuigd hen op de luchthaven af te halen (alhoewel hij toen al drie autos kapot had gereden). Wat ik niet wist, was dat Junior, juist op diene zelfde avond ook een reis had gepland naar Belo Horizonte, waar er een conferentie zou gehouden worden van een hele reeks verschillende protestantse kerken en hij, als verantwoordelijke van zijn kerk, daarvoor een "Van" had gehuurd, samen met een chauffeur, om hem, vergezeld van een tiental andere jonge mensen, daar naar toe te rijden. Vijfhonderd kilometers weg, te overbruggen in ongeveer acht uren. Hij heeft mijn verzoek voldaan en in plaats van om acht uur 's avonds te vertrekken, is hij om middernacht vertrokken, na G. en Nara bij Hilma thuis te hebben gevoerd. Maar dat wist ik toen nog niet, want anders zou ik het hem waarschijnlijk verboden hebben. Maar je weet het, als het noodlot toe slaat, slaat het altijd hard toe... en ik heb nooit ne meer met hem kunnen spreken.
Rond zeven uur 's morgens, minder dan twintig kilometer van Belo Horizonte, op een recht stuk van de baan, bergaf, heeft de chauffeur de controle over het stuurwiel verloren en is de "Besta" (dat is de naam van de wagen) tegen een boom, aan de andere kant van de snelweg, te pletter geslagen. Op dat moment zijn er drie mensen onmiddellijk gestorven, inclusief de chauffeur (gelukkig maar, anders had ik hem waarschijnlijk zelf zijne nek om gedraaid) en heeft mijn zoon mij nog een week lang op de proef gesteld. Ze hebben mij verwittigd, enkele uren daarna, hier in Recife en ik heb het eerste het beste vliegtuig genomen naar Sao Paulo, om van daaruit naar Belo Horizonte te vliegen. De afloop van de verdere gebeurtenissen kan beter gereflecteerd worden door een letterlijke afschrijving te maken van de verschillende e-mail's die ik toen naar mijn broers in België heb verzonden, gedurende enkele van de meest ongelukkige dagen van mijn leven:
Wordt vervolgd
|