Enkele maanden geleden moest ik naar twee van de banken waar ik klant ben, juist om de hoek, hier dichtbij, om wat drinkgeld te gaan afhalen in die automatische machines. De ene is aan de linkse en de andere aan de rechtse kant van een imaginaire "T" gelegen. Alles in een afstand van minder dan dertig meter. Twijfelend besloot ik toch eerst de rechtse hoek in te slaan. Na mijn rappe taak vervuld te hebben keerde ik op mijn stappen terug om de bank aan de linkse kant op te zoeken. Op het ogenblik dat ik mijn ogen óp sloeg om de bank dáár in het gezicht te krijgen zag ik een mens kronkelend vóór de bankdeur liggen, op het voetpad dus, pas getroffen door een aantal kogels in de borst en in het hoofd. Het bloed gulpte uit de wonden. Ik ben geniepig op mijn stappen teruggekeerd en heb getracht er niet te veel over ná te denken. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Twee dagen later, nog altijd wat verschrikt, zat ik rustig een biertje te drinken in een vuil cafeetje, recht tegenover een nieuw gebouw, waar vroeger de "Tertúlia" (eens mijn beste en meest gewaardeerde stamcafé) is geweest, dicht bij mij thuis. Een mens zat daar, gehurkt op het voetpad, een kommetje eten binnen te slurpen. 't Begon al te donkeren. Ik besloot er maar ééntje te drinken, want het geld zat nogal krap. Nauwelijks stak ik mijn neus door de deur van mijn eigen gebouw en ik hoorde twee knallen. Diene mens daar, die zijn panneke eten aan het uitlekken was, was met twee kogels in zijn hoofd gesneuveld. Weeral gulpte het bloed uit een geraakte slagader. De moordenaar snelde vlug mijn richting in, naar een auto, juist voor ons gebouw geparkeerd, waar een medeplichtige hem opwachtte, met een draaiende motor. Denkt ge dat ik nader ben gaan kijken misschien? Bijlange niet, bijlange niet en we gaan toch wel naar huis...
Soms zit mijn geweten mij te kwellen hier. Wat ben ik hier eigenlijk aan het doen? Dat is toch mijne strijd niet. Mijn plaats niet. Mijn probleem niet. En hoeveel is mijn leven hier wel waard? Honderd munten? Of twintig? Of is het genoeg dat iemand niet met mijn aangezicht méé gaat? Of misschien ben ik juist op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment? Of is dat allemaal niet nodig en heeft iemand er genoegen in iemand anders omver te schieten om nieuwsgierig toe te zien hoe hij zal sterven?
Gedurende het laatste weekeinde zijn er in Rio zessentachtig mensen vermoord geweest. Met alle soorten van vuurwapens, klein en gros kaliber, keukenmessen, bijltjes, hamers, houten balken, ijzeren buizen, rotsen, bakstenen, scheermesjes, dolken, koordjes, draden en noem maar op. In São Paulo, ook zo veel. In Recife, nog ne keer zo veel. In het totaal worden er ongeveer vijftigduizend mensen vermoord per jaar, in Brazilië. In dat nummer zijn er niet inbegrepen: ongelukken, rellen, zelfmoorden, ziekten, enzovoort: alleen maar moorden. Waaronder drie op elke vier slachtoffers, bandieten zijn. Het vierde deel sluit mensen in zoals gij en ik. Verrast of niet. Omdat men te veel gekeken heeft, of niet gekeken heeft, of men juist op de vuurlijn stond, of men er verdacht uit zag, of onschuldig, of geen aalmoes had gegeven of te veel, of men onbeleefd was, of te beleefd....eender wat...men kan er niet aan ontsnappen...
En is het mij toegestaan zó over mijn leven te beschikken? En dat van mijn vrouw en mijn dochter in het gevaar te brengen? Zonder bibberen noch beven?
Het geweten: de beul. Hoe ouder men wordt, hoe méér fouten men, in zichzelf, begint te ontdekken en bij de oude gewetensproblemen voegen er zich dagelijks gloednieuwe toe, of zowel vers op gerakelde, of bijna vergeten...
Sommige ervan, gedurende mijn regelmatige (praktisch dagelijkse) ontleding en ontwikkeling, kwelden mij. Één ervan was dat mijn vrouw er mij soms, stilzwijgend, van verweet dat we vroeger moesten getracht hebben kinderen, kunstmatig, te verwekken. En ze heeft zodanig gelijk dat ik, vroeg of laat, haar in het openbaar om verontschuldiging zal moeten vragen, wat ik, intussen, al aan het doen ben. Een ander gewetensprobleem heeft te zien met de kansen op echtelijk bedrog die zich alle dagen blijven óp stapelen. Bruisende jonge wijfkes... jaja, ze zijn hier!! Duizenden. Wachtend op een kans om gelukkig te zijn, of rap rijk te worden. Te veel om er ooit genoeg van te hebben. De niet speciaal veroorzaakte kansen zijn rapper en rapper aan het ópborrelen. Terwijl deze vroeger, als regel, gewoon werden genegeerd, beginnen ze me nu te doen wankelen. Niet dat ik mijn vrouw ooit zou willen verliezen, maar ik begin mezelf zo paterachtig te vinden. Een "bijna heilige" zonder er ooit enen geweest te zijn en nog minder, er één te willen worden. Strijden voor wat, voor wie en waarom....??
Terwijl ik dat allemaal aan het overwegen was zag ik opeens de watercamion voor onze deur parkeren. Zoals ge weet, of niet, er is hier altijd een ontstellend gebrek aan drinkbaar water, vooral gedurende de zomer, wanneer het weinig of niet regent in de Staat van Pernambuco. Een al jarenlange rantsoenering is daar het gevolg van en slechts twee keren per week stroomt er water van de openbare diensten in onze voorraadtanks. Het ontbrekend deel wordt gecompenseerd door het contracteren van private wateronderhandelaars, meestal Joden, die het grondwater uitbuiten en voor het vervoer ervan over aangepaste tankwagens beschikken.
Terwijl de chauffeur zijn camion op een voor hem vooraf speciaal gereserveerde plaats manoeuvreerde, kwamen er vier van die gemakkelijk herkenbare straatjongens (Cheira-Cola's, zoals ze hier worden genoemd - het heeft niets te maken met Coca-Cola, maar wel met de geur van de lijm die schoenmakers gebruiken, waar ze voortdurend aan zitten te rieken, om de honger te misleiden) voorbij slenteren die hem, een beetje bruut, vroegen wat van het water te drinken van het kraantje aan de tank. De chauffeur, bewust van zijn taak en zich als verantwoordelijke voor ons drinkbaar water beschouwend, besloot diene gunst te weigeren en terwijl hij bezig was drie ervan wég te jagen, slaagde de vierde erin boven op de watertank te kruipen om van daaruit het gedoe, beneden, ernstig, gade te staan slaan. En schelden van hier en roepen van daar, terwijl de jongen daarboven besloot het toegangsluik tot de watertank open te draaien. Ik dacht dat hij van plan was wat water uit de tank te scheppen om zijn dorst te lessen, maar ik was verkeerd. Terwijl het daar beneden aan het stuiven was nam hij wijdbeens plaats over het luik en haalde hij zijn dunne darm uit zijn korte broek te voorschijn. Blijkbaar had hij niet alleen dorst, maar ook goesting om eens goed te "pis-schen" en daar plonsde de straal, rechtstreeks, in een klein boogje, het luik binnen. Nadat de ferme straal zich langzaam om had gevormd in enkele af te schudden druppels, gleed hij doelbewust van de tank af en van de camion wippend deed hij een bevredigend teken naar zijn makkers. Gepist had hij al. Nu wilde hij ergens een plaats vinden om eens deftig te gaan kakken.
Die week heb ik vermeden water te gebruiken van de kraan, maar ik had er genoegen in te weten dat mijn buur, van het achtste verdiep, zich met concentratie rond gewenteld had in zijn badkuip, wat hij wel echt verdiende. Diene vuile smeerlap heeft dan nog durven reclameren tegen de portier dat, de laatste dagen, zijn water zóó erg stonk naar pis, diene onnozelaar...
|