Zoals beloofd en in verband met Maria, de oudste zuster van mijn dochter Gleicy, we hadden beide meisjes gedurende een eerste, preparerende, fase, als onze wettelijke petekindjes aanvaard en we werden door hen gewoonweg aangesproken als Rudo, Ligia, Tante en Nonkel. Vooral Maria weigerde ons resoluut als beschermende verantwoordelijken te herkennen. Zij herinnerde zich uitstekend haar biologische moeder en stiefvader en had met hen, gedurende verschillende jaren, samen geleefd (haar biologische vader had haar moeder, gedurende de zwangerschap, in de steek gelaten). De biologische vader van de drie andere kinderen, inclusief Gleiciane, is, gedurende de bijna drie jaar die ze in dat weeshuis hebben door gebracht, enkel en alleen maar ene keer, op een zondag, op gedaagd en het enige wat mijn dochter zich van hem herinnert is dat ze dezelfde huidskleur hadden (obviously). Ze herinnert zich niks meer van haar moeder (gelukkig). xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Maria had, gedurende de jaren van hun verblijf in dat weeshuis, het op haar schouders genomen zowat de figuur van de moeder te vertegenwoordigen ten opzichte van haar twee kleinere zusters, alhoewel ze er niet voor terug deinsde enkele goed gemikte meppen, hier en daar, uit te delen, wanneer ze oordeelde dat dat gepast was. Beide zusters echter hebben haar dat vergeven en signaleren voortdurend, tot heden, hun oprechte liefde, eeuwige dankbaarheid en oneindige onderdanigheid. Gedurende de periode van het peterschap brachten we de drie, of meestal de twee, kinderen (want de derde dochter had al een andere meter, die haar, af en toe, ook kwam afhalen), bijna wekelijks, bij ons thuis, naar het strand, naar de shopping, naar de bioscoop, naar de zoo, naar het play-station, naar t één of t ander feestje en waarom niet, ook af en toe naar een restaurant en zelfs naar mijn stamcafeetje (dat laatste eigenlijk meer voor mijzelf bedoeld natuurlijk, maar daar waren er toch ook Coca-Colaatjes en Fantas beschikbaar?). Met Gleicy hadden we absoluut geen last en het afscheid was altijd respect- en zelfs liefdevol, terwijl het met Maria, negen keer op tien, ruzie was. Ze deed alsof ze me niet verstond, antwoordde niet op mijn vragen, weigerde mij een hand te geven om de straat over te steken en trok voortdurend die tote van: k willekiknie, t is da nie, t is t ander, k bent beu, enzovoort. Dat heeft zes maanden lang geduurd. Toen de kinderrechter ons verplichte een beslissing te nemen over de adoptie van één of zowel beide zusters heb ik de knoop door gehakt in verband met Maria. Maar hoezo Rudo, zult ge de twee zusters echt willen scheiden? Jaja, ik dacht ook eerst van niet, maar nu denk ik toch wel van ja (herinnert ge dat liedje van Bissegem?). Het jongste heeft onmiddellijke redding nodig en kan niet meer wachten op dromen, wensen en onvaste grond. Ik ben geen psycholoog en ben niet van plan daar een ingewikkelde studie over te realizeren. Tenandere het zijn halfzusters en gelijken bijna nikske op mekaar (nu, na enkele jaren, ben ik er mee akkoord dat ze iedere keer meer op elkaar gelijken). Het enigste wat ze gemeen hebben zijn de vlooien in hun haar en de wormen in hun darmen en dat heb ik allang opgelost. Bovendien en dat is het belangrijkste, Ligia was intussen al in een echte moeder om getoverd. Maria aanvaarde ons wel om de kosten te betalen maar niet om haar splinternieuwe ouders te worden, gehoorzaamde ons niet en beweerde dat ze onze meid niet was. Ik begreep dat wel en ook dat het moeilijk was voor haar, vooral op diene leeftijd, maar ik wilde mezelf gene jeuk bezorgen, om me daar jaren lang te kunnen scharten. Ze was de oudste, kende haar moeder en rekende erop dat ze die, vroeg of laat, terug zou ontmoeten. Bovendien stak ze haar zuster tegen ons op, loog en bedroog, terwijl ze nog in haar bed piste, zonder te vergeten de schuld op Gleicys rug te schuiven. Oké, in dat geval zijn we akkoord haar peter te blijven, zorgen voor uitstappen, kleren, feestjes, haar tanden en zelfs reizen, maar de grote trein, de trein van het leven, die heeft ze (toen) gemist. Ze was wel een beetje (verschrikkelijk) ongerust over haar toekomst en de fysische scheiding van haar zusters, maar het is nooit zover gekomen. Wanneer we uiteindelijk de nieuwe geboorteakte van Gleicy, van de Notaris, ontvingen, als resultaat van het vonnis van de kinderrechter, bewijzend dat ze nu definitief ons kind was (geboren van Rudo - vader en Serligia - moeder), heb ik haar dicht bij mij geroepen en alhoewel ze toen nog niet kon lezen, natuurlijk, heb ik beklemtoond dat het zich nu om een afgeronde zaak betrof. Dat wilde, onder meer, zeggen dat ze ons niet meer bij onze eerste naam moest noemen en ons ook niet aanspreken met de woorden tante en nonkel. Van de andere kant, ik wist dat Maria haar uitdrukkelijk had verboden ons "Papai" en "Mamai" te noemen (de algemeen gebruikte woorden, hier in Brazilië), hopend dat ze ooit hun echte, biologische Mamai, zouden heroveren. Mijn dochter bevond zich dus ineens tussen een steen en een harde plaats en ik heb het aan haar oordeel over gelaten hoe ze ons verder zou blijven aanspreken. De liefde was intussen al diep tussen ons drieën in geankerd, het samenleven een volledig succes, de school, de sport, de muziek, alles enfin, perfect. Het was een kwestie geworden van gezond verstand en zelfs intelligentie, om niemand, opzettelijk, te kwetsen. Ze zat op het bed, met gekruiste beentjes, peinsde wat, nam haar kin in haar handen en vroeg vragend opkijkend, na een minuut of zo: mag ik je dan Ma en Pa noemen? Natuurlijk, juichte ik, natuurlijk, overgelukkig van de perfecte oplossing. Met alle zekerheid, met alle genoegen, met alle geluk, mijn allerliefste dochter....
Goed dat was het wat de aanspreking betrof, maar wat over de gevoelens? Met Ma, Ligia, was het direct opgelost: Gleicy herinnerde zich haar eigen moeder niet meer, stelde vast dat mijn vrouw dezelfde huidskleur bezat en de liefde en de bezorgdheid tussen beiden waren er met dikke pollepels van af te scheppen. Maar met mij was het niet zó danig gemakkelijk: ze herinnerde me eraan dat haar biologische vader een moreno (lichtbruine) man was, terwijl wij, Pá en dochter, twee verschillende huidskleuren bezaten. Kan dat, Pá? Ja, natuurlijk kan dat en het is maar een kwestie van geduld geweest; van alle dagen tientallen keren te herhalen hoeveel ik wel van haar hield, vertroetelde, naar bed droeg, kuste, beschermde, verdedigde, lief had, zoende, bewonderde, loofde, geloofde, vertrouwde, pronkte, stoefte... tot ze er eindelijk begon in te geloven dat.... jaja dat kan alleen maar mijn Pá zijn, onafhankelijk van zijn blanke huid, jawel zelfs lelijk, maar daar is nu absoluut geen twijfel meer aan... "Pá Rudo"!! en "Ei, Pá, eu te amo..!!!
(NB: Maria is intussen altijd ons petekind gebleven en we hebben haar voortdurend blijven helpen, op alle gebied, ook met de studies en haar professionele opleiding, haar appartement, inboedel, telefoon, gezelschap en zelfs genegenheid. We hebben nooit iets meer gehoord over haar biologische moeder en nu, uiteindelijk, na zes jaar, wil ze toch wél door ons geadopteerd worden, ná al de kaap van de achttien jaar te hebben overschreden!??!! Kan dat?)
Ook Gleicy is zich volop aan het ontplooien, Braziliaans Judo Kampioen (tot en met twaalf jaar, tot en met 53 kilo's - groene gordel), zwemkampioen, bemind door iedereen, vooral thuis, maar ook in de school, door kennissen en vrienden. Ze is ook nooit de domste van de ploeg geweest (zoals ikke bijvoorbeeld), weet wat ze wil en is volstrekt zelfbewust. Ze is verstandig, braaf en onschuldig. Ze is altijd gereed om aan mijn nek te hangen, mij omver te sleuren, mij naar onderen te duwen... de energie eigenlijk van een jongen, met de liefheid van een meisje... een werkelijke schat... en dus hup vooruit, naar de school, naar de zwemles, naar de judo, naar de cinema, naar de shopping, naar het strand... en verschillende keren al, een interview voor de lokale TV-zenders om over de positieve kanten van de adoptie uit te wijden en andere koppels aan te moedigen ook verlaten kinderen een huis te verschaffen... (dat is intussen al de vijfde keer geweest dat ze ons als voorbeeld aan het gebruiken zijn).
Ze heeft natuurlijk ook een nieuwe naam ontvangen: Gleiciane Martins Van Leuven. Een vers Belginneke (daar moet ik later eens op terug keren, aangezien de Belgische Consul, in Rio, onlangs ontdekt heeft dat wij, Ligia en ik, haar eerst hebben geadopteerd en pas later officieel zijn getrouwd met elkaar, voor de wet, wat voor hem een duidelijke, onvergeeflijke, doodzonde betekende, genoeg om haar de Belgische nationaliteit te weigeren, plus een "excomunhão" van de Katholieke Kerk te veroorzaken).
Ik ben ervan overtuigd geraakt dat zelfs eigen, bloedverwante, kinderen zelden zoveel genot verstrekken aan hun ouders. Toch zullen we het (onze eigen kinderen verwekken) nog eens proberen. Méér voor Ligia nu, dan voor mezelf, want ze is nog alle dagen aan het bidden en ze verwacht die gunst van Maria zonder enige verdere twijfel.
Van de andere kant, de wettelijke echtscheiding van Hilma is er dan toch door geraakt. Dat betekende dat ik toen eindelijk toch met Ligia kon trouwen, die er eigenlijk echt nooit had op áán gedrongen. Ze heeft, zonder veel goesting, haar naam veranderd in Serligia De Jesus Van Leuven. We zijn getrouwd, alleen voor de wet, hier in Recife, op de achtste Oktober 2003, juist twintig jaar nadat ik haar mijn plechtige uitnodiging had geformuleerd met mij te vrijen en enkele uren daarna de heilige "daad" hebben bedreven. Het is een eenvoudige ceremonie geweest, zonder familie en vrienden. Ik had graag ook getrouwd voor de kerk (om Ligia een plezier te doen en zo haar natuurlijke droom te vervullen in het wit te trouwen in een atmosfeer vol met familie, vrienden en kennissen) enkele dagen later, in België, maar dat is niet mogelijk geweest, want de katholieke kerk, vertegenwoordigd door de episcopale overheden, heeft haar, beleefd maar streng, wijs gemaakt dat ze in een voortdurende doodzonde aan het leven is, omdat ze vleselijke betrekkingen onderhoud met een gescheiden man. Dat is absoluut van geen belang voor mij maar daardoor mag ze de heilige hostie niet opeten. Is me dat gene vuile smeerlapperij? Daarmee bennekik de schuldige, want Lígia was vrijgezel. En ze was nog speciaal eens gaan biechten, want ze wilde persé de hostie inzwelgen vóór ze kinderen zou krijgen. Ga met zo'n gerucht in uw oren gaan slapen...!! Ze zouden het water van diene ouderwetse Paus ook ne keer deftig moeten afsnijden. Diene middeleeuwse chiro-leiders-verkrachter.
Wat later slaagde ik erin mijn huis in Rio te verkopen en mijn moto (een originele Harley Davidsson Electra-Glide 1200) op te kalefateren, ook met het oog op verkoop. Dat zou geld in mijn kas brengen, genoeg om al mijn lopende schulden af te betalen en nog poen genoeg overlaten om op andere investeringen te mogen denken. Hier en in België.
Alles begon, eindelijk, te vlotten. Dacht ik.
|