Jaja, ik zit er hier wat mee te lachen (met mijn eigen post's, bedoel ik), want zoals ge weet, peper in de ogen van de anderen, voor mij, is een colírio. Maar ik ben er ook soms niet goed van. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Enkele jaren geleden, ik herinner mij nu, heb ik me twee keer echt ontroerd in de loop van amper twee dagen. In het geheim natuurlijk, zonder dat iemand daar iets van heeft opgemerkt. Zoals ik gewoon was, alle avonden, na den elven en zelfs bijna dichter bij de twaalven, trok ik er vanonderuit, op mijn gemak, om rustig een pintje te gaan degusteren. Mijn stamcafé was toen de "Ilha Da Kosta", dicht bij de "Flamingo" (mijn eerdere café), aan het strand van Boa Viagem. De caipirinhas waren daar twee keren zó groot, maar ze kostten ook het dubbel. Zoals gewoonlijk kuste ik Lígia, mijn vrouw, goeden avond, vooraleer ik weg sloop, want ze vond het bijna altijd té laat om nog mee te gaan. Ten andere, sedert we onze pogingen waren begonnen kunstmatig kinderen te verwekken was dat ook haar uur geworden om zich af te zonderen aan een kant van ons bed, onder een zwakschijnend nachtlampje, de radio gesynchroniseerd op een katholieke uitzender, waar ze de paters en de priesters hoorde preken in het algemeen en zagen in het bijzonder, terwijl meerdere heilige liedjes werden afgespeeld en zij daar gebruik van maakte om, luidsmonds, te bidden. Tegelijkertijd, ik had het al verschillende keren opgemerkt, maar er nooit speciaal om gevraagd, zat ze, met een potlood, wat woorden op een kladblokje te krabbelen. Dat boekje was intussen al redelijk vol aan het geraken en door de nieuwsgierigheid gedwongen vroeg ik haar toch eens te lezen wat ze aan het opschrijven was, diene avond weeral bijna een complete bladzijde vol en ze sprak de namen uit van iedereen van mijn en haar eigen familie, onze vrienden en kennissen en zelfs mensen die ik niet kan uitstaan en aan wie ik nog de gelegenheid niet had gehad uit te leggen dat ze helemaal niet belangrijk zijn in mijn leven. Daarna kwamen er een hele hoop huldigingen aan Maria, de moeder van Jesus en op het laatst, een simpele wens: dat zij, Lígia, gezegen mocht worden, zoals zij, Maria, met een kind. Ge weet dat ik tijdens de rit naar en van het restaurant, het nooit ná kon laten naar al de benen, poepen en borsten van die tientallen hoeren op de straat te loeren, maar die avond, kreeg ik er plotseling wroeging van. Zone smeerlap, dienen ongelovige Rudo...
De dag daarna, een zondag, op mijn terugweg naar huis, nadat ik Lígia, samen met één van haar tientallen vriendinnen (allemaal ongeduldig in een rij aan het wachten om eindelijk toch eens uitverkozen te worden om samen met haar ne keer te mogen uitgaan), naar een modedefilé had gevoerd, werd mijn aandacht getrokken naar een groep van een twintigtal drummers, die midden in een straat luidruchtige, maar uiterst ritmische, muziek aan het produceren waren. Ik heb de auto geparkeerd en ben er blijven op staan kijken tot en met ze definitief stopten, anderhalf uur later. Weet ge wat er gebeurd is? Ik herinnerde mij hoe mijn vrouw zo vurig gebeden had, dia avond daarvóór, verlangend naar een kind en ik begon al die jongens en meisjes zo echt te bewonderen. Allemaal geconcentreerd en met totale inzet, bezig muziek uit de grond te stampen, een meer reële vorm van kunst. Zonder het ooit gestudeerd te hebben. Natuurlijk begaafd. Puur; vanuit hun hart. En het klonk zo verbijsterend goed. En mijn oren genoten er zo danig van. En hoe graag wilde ik zelf ook méé doen. En hoeveel jonge levens werden er op dat ogenblik niet gered door die meeslepende muziek? Hoeveel jonge levens die toch iets anders dan drugs, geweld en seks, belangrijk vonden. Hoeveel geluk! Nogmaals: weet ge wat er toen is gebeurd? De tranen zijn spontaan uit mijn ogen gaan rollen. Zonder dat ik het eigenlijk van plan was. Mijn kaken werden er kletsnat van. Het was niet tégen te houden. Toch moest ik rap mijn "compostuur" hernemen, want ik wist niet of er iemand mij, geniepig, aan het gade slaan was. De wind heeft voor een snelle opdroging gezorgd. En het heeft me deugd gedaan. Maar de indruk dat de echte "tsunami" nog moest gebeuren, wanneer ik mijn nieuwe afstammelingen op de aarde gebracht zal hebben, bleef me kwellen. En het zal dan minder voor hen zijn en méér voor mijn Rudo Júnior. En voor Lígia, die zo een prachtige strijd aan het voeren is. Wat een ongelooflijke proef! Dat doet me aan mijn eigen strijd denken. De strijd die Schatteman bedoelde en hij voegde er altijd, tussen zijn fijne en licht-scheve lippen aan toe, rustig over de muur leunend: Rudo: Laat geen enkele kans in uw leven ontsnappen. Het leven is kort. Profiteer er van, want elke kans die ge weg smijt, komt nooit ne meer terug.
Hij was een levenslange buur geweest van Nonkel Marcel, in Laarne. Een oude bakker, met nog enkele weinige, resterende, tanden in één hoek van zijn mond, waarmee ik alle dagen, over de muur heen, contact zocht, terwijl ik daar op vakantie was en gretig zijn raad en opmerkingen over het leven aanhoorde. Ik heb hem nooit zien schreien, diene moedige mens, die altijd scheef spotlachte naar iedereen, niettegenstaande zijn eigen verdriet, want, voor zover ik me kan herinneren was zijn vrouw gestorven van de kanker, één van zijn zonen had zelfmoord gepleegd en een andere was aan de drank verslaafd. Willy, zijn derde zoon, leeft nog altijd en zal me niet laten liegen.
Een paal in mijn leven. Een schat van een man. De vader waarvan ik droomde...
|