Een beetje later werd mijn vrouw, gedurende een vergadering van de mede-eigenaars van ons appartementsgebouw, verkozen als "Sub-Sindica" en besloot ik haar alle nodige support te verlenen door alle saaie karwijtjes op mijn rekening te nemen, zoals, lampen vervangen, elektrische en hydraulische herstellingen uit te voeren, de vuilnisbakken buiten te zetten, mijn handen in de stront te steken om de verstopte rioleringsbuizen te ontstoppen, vijfhonderd kilos zand van het balkon van het Penthouse te halen om het opgestapelde water daar een vrije afvoer te verlenen en de lift, uitgeschakeld door een kortsluiting veroorzaakt door het ingesijpelde water, terug in werking te stellen, de straten van voren en langs achteren van het gebouw voortdurend proper te vegen, de (somtijds) door de binnengedrongen regen onderstroomde liftkokers met een emmertje leeg te deppen (nooit meer dan duizend), prikkeldraad tegen de dieven aan te leggen, de deurknoppen en sloten te herstellen, inkopen van allerlei soorten reinigingsmiddelen, ladders, emmers, bouwmateriaal en dergelijke te bevorderen en ook, alle weekeinden de tuin op te knappen. Allemaal uit pure liefde en gratis. Zonder daar ooit één cent voor gekregen of gevraagd te hebben. En ook om mijn echtgenote bemind en gewaardeerd te maken onder de bevolking daar. Als verantwoordelijke, had ze, van de andere kant, ook geen enkel voordeel, financieel of economisch gezien, dus, we waren beiden, echte vrijwilligers (tussen haakjes hier, de Syndicus, die alleen maar het geld administreerde, heeft er later gebruik van gemaakt zie de weinige onkosten - om met de helft ervan te verdwijnen en dan nog een deel van de schuld op de rug van mijn vrouw te trachten te schuiven. Ne vuile dief en ne smeerlap, met een wit hemd. Het heeft me veel speeksel en veel nutteloze argumenten gekost om haar ervan te overtuigen die administratie te verlaten, tot ik het op een zekere dag niet meer uitgehouden heb en het haar resoluut verplicht heb, want ze plakte eraan zoals een vlieg. Daarna heeft ze de omvang van het verlies ontdekt en nog ne keer, zoals praktisch altijd, heeft ze mij, achteraf, gelijk moeten geven
).xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op één van die zaterdagen was ik terug in de tuin aan het scharrelen, niet alleen om hem proper te krijgen maar ook om de Kerstmis verlichting aan te brengen. Het tien jaar oud zoontje van een gescheiden vrouw (dochter van de vorige syndicus, die alle geld van het condominium, gedurende ettelijke jaren, voordat ik daar arriveerde, op zijn persoonlijke bankrekening had gedepositeerd om van de indexerende correctie te kunnen profiteren, somtijds oplopende tot twintig, vijftig en zelfs tachtig percent per maand en aan wie ik een publieke brief had gezonden, hem als "dief" bestempelend) die op het achtste verdiep woonde, had, in vroegere occasies, al verschillende keren met appelsienschellen naar mijn hoofd zitten mikken, maar was er nooit in geslaagd het doel te treffen. Op die bepaalde zaterdag was er waarschijnlijk een familie vergadering op hun terras en twee van haar broers hadden er niets beters op gevonden een wedstrijd aan te gaan (één ervan Burgemeester van een klein stadje in het binnenland van de Staat) om te zien wie er het eerst in slaagde ananasresten op mijn hoofd te spuwen. De eerste twee pogingen mislukten en ik keek zelfs niet op. De derde poging echter was helemaal en precies raak. Het spuug pletste op het middelpunt van mijn schedel uiteen. Ik werd ineens zo danig kwaad dat ik besloot die lafheid niet verder meer te dulden. Toen ik opkeek was er (natuurlijk) niemand te zien, maar ge kent dat, de nieuwsgierigheid wordt groter dan de angst. Ik bleef maar kijken, want ik wist dat diegene die het doel had getroffen het verder resultaat van zijn actie zou willen waarderen. Het duurde minder dan een minuut vooraleer zijn hoofd schuchter te voorschijn kwam loeren. Ik stuurde hem direct een uitgestoken middelvinger op. Zijn hoofd verdween en kwam, wat later, weer terug. Een nieuwe middelvinger. Een ander hoofd kwam er ook bij gluren. Een nog hardere en zelfs trillende middelvinger. Had ik het vooraf geweten, ik zou hier gestopt hebben, maar toen kwamen er nog tien andere hoofden te voorschijn. Zelfs vrouwenhoofden staken ertussen en ik daar maar: met mijn uitgestoken, trillende, middelvinger. Toen verdwenen ze allemaal. En ik besloot, gewraakt en gerust, terug mijn werk te hervatten. Het duurde amper drie minuten vooraleer ze, allen samen, de liftdeur uit tuimelden. Ze begonnen me dreigend te omringen en ik sprong lenig op een klein muurtje om, vanuit de hoogte, de toestand beter te kunnen ontleden. Het was een geschreeuw en een getier langs alle kanten. Buren staken benieuwd hun hoofden overal door de vensters en wilden weten hoe dát verder, allemaal zou aflopen. Doodsdreigingen stroomden door vele monden.
Hier is het interessant te verklaren dat mijn buren tot de zogenoemde "elite" van de bevolking behoren. Elke familie beschikte over verschillende meiden en chauffeurs. Mensen die zich zelden met zon soort aambras zouden willen bemoeien. Een bouwondernemer, een federale rechter, een federale volksvertegenwoordiger, een fabriekseigenaar, een bankdirecteur, advocaten en andere belangrijke leden van de gemeenschap. Daar was niets van te verwachten, dus.
Intussen had ik ook opgemerkt dat sommige van de uitgedaagde mensen vuurwapens onder hun broekriemen verborgen. Ik herinnerde me ineens dat het kerkhof hier vol ligt met helden en ook met onvervangbare mensen. Ik besloot mijn uitdagingen niet te herhalen en voor de tweede, of de derde, keer in mijn leven voelde ik me weeral een lafaard (een levende lafaard is eigenlijk toch nog beter dan een dode held, vindt ge niet?). Één of twee ervan zou ik, zonder wapens, wel kunnen overmeesteren, maar tien schreeuwende en gewapende zotten? Ik ben niet gevlucht en heb, schijnbaar kalm, maar zo wit als een bedlaken (beweerde mijn vrouw me daarna, terwijl ze al haar Santen aan het aanbidden was), mijn werk voort blijven zetten, tot ze allemaal, namurmelend en af en toe nog eens vloekend terugkerend, verdwenen zijn.
De vader, vijf minuten later, is dringend naar het hospitaal gevoerd geweest. Men verdacht eerst van een hartaanval, maar daarna bleek het dat een stuk ananas in zijn keelgat verstopt zat.
Dat was op het nippertje geweest hé, Rudo!?
|