Zoals al verschillende keren is geschreven geweest in deze blog en algemeen herkend en aanvaard wordt als normaal, dagelijks moet ik mijn portie bier binnen krijgen, anders slaap ik niet goed. In feite is dat niet alleen een kwestie van het stof uit de keel spoelen maar ook een manier en een ogenblik om over de reden van het leven, alléén, te piekeren. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hier zou men van iemand zoals ik, geneigd zijn te veronderstellen dat hij een pé frio (een koude voet) is, of beter vertaald, iemand die het ongeluk meebrengt, het noodlot, het slecht toeval. Dat zal ook wel zó zijn, vind ik zelf, overwegend dat alle, ik zal het herhalen: ALLE, bars, cafés, dancings en restaurants die ik dagelijks heb bezocht en hen daarom beschouwde als mijn "stamcafés", over de loop van de jaren, intussen allemaal zijn gesloten. Failliet gegaan, gebroken, kapot, in de grond gezonken, afgebouwd en vernietigd, want praktisch was ik daar altijd de enige klant (ik hoop dat diene schone café van Frederik, daar in De Haag, waar ik gene tijd heb gevonden om er nen dagelijkse bezoeker van te worden, nog altijd bestaat). Vele keren heb ik mezelf zelfs dubbele porties besteld, gewoonweg om aan de eigenaar de indruk te verwekken dat hij vandaag veel meer had verkocht dan gisteren, de statistieken van zijn zaak enorm doen stijgend = verdubbelend en zo de sluiting nog een dag, of zelfs een verdere week, te doen uitstellen. Voorbeelden zijn de Praia-Lanche, de Big Baby, De Bibi, de Flamingo, de Tertulia, de Tropical, de Taberna Portuguesa, de Zé Bodinho, enz...
Zo is het toch eens gebeurd dat er geen enkele meer open was, gedurende een aantal weken en ik verplicht was naar de bakkerij te tuigen, hier dichtbij, om enkele blikjes lauw bier, rechtstaand, in praktisch een oogwenk, binnen te slaan. Maar het duurde echter niet lang vooraleer het mij daar ferm begon te aambeteren. Ik ben geen dief en ik ben ook niet bereid, voortdurend, dagelijkse diefstallen bij te blijven wonen of te dulden, wat ik vergelijk met medeplichtigheid. Alhoewel ik gewoonlijk niets zeg tegen niemand en zelfs moeite heb goede avond te mompelen tegen eender wie en zelfs de mensen die ik alle dagen terug ontmoet, uit angst natuurlijk dat ze dat als een teken van vriendschap zouden durven aanschouwen, dicht bij mij aanleunend om gratis mee te kunnen drinken, terwijl hun mening opperend over alles waarover ik mezelf allang een eigen en daarom andere mening heb gevormd, enz.. kon ik het niet nalaten op te merken dat iedere keer dat de eigenaar zijn rug omdraaide, een bepaald aantal mensen die daar in de dichte omgeving werkten van de gelegenheid gebruik maakten om enkele koekjes te stelen, gratis koffietjes op te slurpen, taartjes te proeven, fruitsap in te zwelgen en zich zelfs achter de toonbank durfden wagen om daar t één of t ander te zoeken en mee te nemen naar huis. t Is waar, nooit veel in ene keer, maar in compensatie, alle dagen een beetje. In het begin, waren ze wel een beetje gegeneerd met mijn vreemde aanwezigheid, maar op den duur werd ik als een meubel beschouwd en verloren ze hun schaamte en deden ze net alsof ik niet bestond. Ewel, t moet maar duren zolang het duurt, maar op een zekere avond kreeg ik er mijne buik van vol. Één van die zakdieven, allemaal portiers en conciërges van nabije gebouwen, had gewacht tot de eigenaar, die normalerwijze aan de kas zat, zich even liet vervangen, om zichzelf met een stuk taart te bedienen, er eerst aan te rieken, naar mij te gluren, het terug midden in de taart te steken, vervolgens er een ander stuk uittrekkend, er ook aan te rieken om dan ineens, beslist, de twee stukken taart in zijn zakken te moffelen. Intussen had hij zichzelf ook al rap bediend met een dubbele portie koffie en een glas fruitsap. Allemaal gratis en voor nikskemedalle en doordat ik me daar als een medeplichtige begon te voelen en vooraleer hij me ook een stukje aanbood, besloot ik in één teug de rest van mijn bier in te slikken en kwaad naar de eigenaar te benen die juist terug aan het keren was naar zijn "kas" en aan wie ik luid en in alle tonen bulderde dat ik het beu was, mensen die hij beschouwde als goede klanten en zelfs als vrienden, hem alle dagen te zien bestelen en dat ik er zelf beschaamd van was dat allemaal te moeten meemaken. Vervolgens betaalde ik hem mijn onkosten, terwijl hij me bezorgd vroeg me daarmee niet op te winden, dat hij dat allemaal al lang wist en dat hij de bakkerij zou sluiten, de maand daarop, omdat hij met verlies aan het werken was. Ik voelde dat de ogen van op zijn minst drie portiers, plus alle andere aanwezige bedienden (medeplichtigen) en klanten op mijn rug priemden, terwijl ik, ontlast, weg wandelde. Ik ben daar nog een week blijven plakken, er zeker van zijnde dat de kwade tongen mij aan het uitmaken waren, maar ze hebben de bakker, niet meer, op zijn minst gedurende mijn aanwezigheid, bestolen. Gedurende twee dagen is die ene portier, de grootste, niet meer opgedaagd, maar ik was voortdurend voorbereid op een lichamelijke aanval, een gemeenschappelijke ondervraging, zoals bijvoorbeeld, ge hebt ons allemaal van diefstal beschuldigd, weete da, enz... enz.. maar dat is dan toch niet gebeurd. In alle geval, men moet het noodlot niet uitdagen en een week daarop heb ik nen andere café op gezocht, waar ik verplicht was aan een tafeltje op het voetpad te gaan zitten en waar ik iedere keer mijn benen moest intrekken, elke keer dat er iemand passeerde (spijtig genoeg was ik daar ook de enige klant en als de toekomst gelijk is als het verleden, is zijn lot ook al verzekerd). Ik ontmoet nog regelmatig diezelfde portiers en autobewaarders, maar het is allemaal gekoeld zonder blazen, zoals Mama het beweerde. En inderdaad, de maand daarop was de bakkerij gesloten. Nu moeten ze toch hun koffietjes en boterhammekes zelf kopen en gereed maken, hé, smerige sloebers!!
Iets wat hier gepast is te vermelden is dat die bakker op zijn minst acht cameras had geïnstalleerd in zijn gemoderniseerde, maar toch nog ouderwetse, winkel, maar zoals een waarlijke Portugees had hij vergeten de stekkers in de prieze te steken (of was het om geen elektriciteit te verbruiken?) en terwijl ze (de draadjes) daar zo nutteloos naar beneden bleven hangen, hadden zelfs analfabeten geen moeite dat te interpreteren, laat staan, geletterde portiers. En dat brengt me naar een andere kwestie: om beschermd te zijn moet men de stekker in de prieze steken en er zeker van zijn dat de cameras werken, dat er gene plong gesprongen is, dat er iemand bestaat die het scherm zal blijven gade slaan, dat ge over iemand beschikt om de nodige maatregelen, op tijd, te treffen, enfin, er zeker van zijn dat de ketting van de afhankelijkheid gesloten is en elke ring even veel betrouwbaar als alle andere. De kern van de zaak is dus de afhankelijk- en betrouwbaarheid.
Motief van mijn volgende post.
|