Vergeef me mijn gebrek aan aandacht, maar ja, we hebben nog ene andere keer, gedurende een vierde poging, geprobeerd kunstmatig een kind te verwekken, zonder succes nochtans.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
We hadden ons gloednieuw dochtertje Gleicy mee genomen op onze verschillende, voorbereidende, bezoeken aan de dokter (niet alleen omdat we geen voorstanders zijn van "geheimpjes", maar ook en vooral omdat ze ons toen al zo veel geluk aan het voorschotelen was) en ze verbaasd had zitten gadeslaan hoe hij, de dokter, regelmatig tussen de benen van mijn vrouw aan het foefelen was, zich waarschijnlijk afvragend waarom ik dat allemaal toeliet, tot ze ook ne keer wilde gluren en ik haar aandacht aan iets anders heb moeten afleiden, maar 't is allemaal geen "avance" geweest. Geen enkele van de drie overgehevelde embryos, geen enkele van haar honderden, om niet te zeggen duizenden, "Ave Maria's", de zorg waarmee we haar hebben omcirkeld, de namen die we voortdurend overwogen, de talrijke, onverwezenlijkbare, beloften die mijn vrouw uit haar hoed heeft getoverd, de kaarskes hier, de paternosters daar, niets, absoluut niets heeft God en zijn Heilige Moeder, kunnen overhalen haar (en ik ook, natuurlijk) diene gunst toe te staan. Alhoewel de drie embryos er sterker en gezonder uitzagen dan ooit tevoren (door de microscoop, vanzelfsprekend), is er geen enkel van hen bekwaam geweest zich aan de baarmoeder van Ligia vast te klampen en was het resultaat van de eerste bloedtest, na veertien dagen, negatief voor zwangerschap. Ik had er speciaal op gepast mijn leesbril niet te vergeten, terwijl we naar het laboratorium toogden, maar 't was ook helemaal niet nodig. "Nullen" herken ik nu al op afstanden van meer dan tien kilometers. Ik heb zelfs de dokter niet meer bezocht en heb hem het resultaat van de bloedtest telefonisch laten weten.
Maar we zijn aanhouders, resistent, wilskrachtig, overtuigd en onbreekbaar en daarom is het niet overdreven te beweren: we zijn bekwaam een vijfde poging te wagen. Wacht af...
Ondertussen oordeelden we het echter tijd (ook om gemakkelijker "Onze Lieve Vrouw", beetje bij beetje, te vermurwen en definitief te overtuigen), een nieuwe poging te starten nog een ander kindje te adopteren en hebben we daar de nodige papieren en onvermijdbare ondervragingen, vanwege sociale assistenten en psychologen, van de Staat, met geduld, ondergaan. Om de kansen op een vlugge afloop te vergroten, maar ook omdat ik wel degelijk een enorme voorkeur heb voor "zwartjes", hebben we onze aanvraag met alleen maar twee eigenschappen ingediend: een zwart meisje, tot en met vijf jaar, zonder andere voorkeuren te vermelden. De psychologe, een blanke, had nog willen weten of het kindje het ene of het andere gebrek, fysisch of psychisch, mocht bezitten en pas toen stelde ik vast dat zijzelf ook een handicap had (aan haar linkerhand), wat ik niet eerder had opgemerkt. Ik heb geantwoord van ja, een scheel oog, een diep lidteken in haar aangezicht en zelfs een verminkt handje, dat zou me allemaal geen barst kunnen schelen. Maar ze vervolgde: "en indien het kindje aan een geestelijke gebrek lijdt, zoude dat ook aanvaarden?" en dan heb ik gereageerd van "liever niet"; dat ik aan zo'n beproeving "niet bekwaam zou zijn weerstand te bieden" en toen ze wilde weten waarom niet, ik geantwoord heb (wat ik het eerlijkste vond): "ik ben niet overtuigd dat ik daarvoor over genoeg geduld zou beschikken", terwijl, door mijn hoofd, het geval schoot van een collega van het werk die ook twee keren getrouwd was geweest en gedurende zijn laatste huwelijk een kind had gewenst van zijn vrouw, die toen al over de veertig jaar was en het kind toch gebaard heeft en zich bij de drie andere kinderen heeft gevoegd, die al veel ouder waren en die nooit naar een "speciaal" kindje hadden gevraagd en er ook nooit op hebben willen letten, terwijl de ouders werden uitgedaagd hun levenslange aandacht te schenken aan een jongetje dat een geestelijk gebrek bezat en dat ze, de ouders, kort daarop, allebei, zijn gestorven, beseffend dat na hun dood, niemand zich zou storen aan dat laatste schepselke dat ongewild op de wereld was gezet geweest en er absoluut zeker van waren dat het uiteindelijk, alleen, in een weeshuis zou belanden.
Bestaat er iets vreselijker dan een ouder te beseffen, terwijl hij tegen de dood aan het strijden is, dat hij een wezen zal achter laten dat zichzelf niet alleen zal kunnen verdedigen?
Dat was het wat door mijn hoofd spookte terwijl de psychologe mijn antwoord afwachtte, na me tegen de muur te hebben geperst, zonder dat ik er over getwijfeld had dat, op den duur, onze liefde niet alleen eender, maar zelfs bekwaam geweest zou kunnen zijn, groter te worden voor een speciaal kindje, dan de liefde die men voelt ten opzichte van eender welk ander. Ik heb, moedig, besloten dat ik mezelf die jeuk niet wilde aandoen. De psychologe heeft dat blijkbaar niet goed kunnen inslikken want, alhoewel goed gekeurd voor een nieuwe adoptie, zijn we nu al (bijna) een vol jaar aan het wachten op een speciaal telefoontje, ons uitnodigend, ons nieuw dochtertje te leren kennen...
In een vlaag van wanhoop heb ik dan, enkele maanden geleden, de volgende boodschap gezonden naar mijn jongste broer J., in Gent:
Pour Memoire
Vandaag, negen september 2008, heb ik, op aanvraag van de Jeugdrechter hier in Recife, een afspraak gemaakt met een psychiater. Hij, die rechter natuurlijk, verdenkt mij ervan enkele vijzen tekort te hebben (ik vermoed dat hij te weten is gekomen dat ik de broer ben van G.) want ik moet, net zoals mijn vrouw, een getuigschrift verkrijgen dat we geschikt zijn een ander kindje te adopteren. De vorige keer, toen we ons "Gleicy" verdiend hebben, was dat ook al zó, maar ik had verondersteld dat we uit die geslaagde onderneming, met grote onderscheiding te voorschijn zouden gekomen zijn en zo van die nutteloze bureaucratie gespaard te worden. Blijkbaar niet.
De vorige keer was het met een andere rechter geweest, wat ouder en met wat meer ondervaring, maar toch nog altijd duidelijk weinig geïnteresseerd in de zaken die de Staat rechtstreeks aangaan. We hebben zelfs NOOIT direct contact met geen enkele van deze twee kinderrechters gehad en toch hebben ze, beiden, ons "gevonnist". Een rechterlijke beslissing gemaakt.
Toen al waren we ontvangen geweest in een klein bureeltje door een receptioniste die de deur gezellig had open laten staan, zodat iedereen, in een omtrek van vijf meters, ons gesprek had gevolgd en ons daarvoor, ferm geïnteresseerd, hadden blijven aanstaren. Terwijl ik mijn probleem beleefd had uitgelegd kregen ook de andere aanwezigen ons verhaal te horen: waarom juist we wilden adopteren, hoezo, wat is uw probleem dan wel eigenlijk, enzovoort, maar toen ik mijn "depoimento" geëindigd had, heb ik mezelf omgedraaid naar de volgende in de rij en heb haar, ook beleefd, maar koud, uitgenodigd nu ook haar probleem publiek te bekennen, wat de receptioniste niet helemaal echt had geapprecieerd en die nieuwsgierige vrouw ook niet tenandere, maar kom, het kon me, op dat ogenblik, gene barst nemeer schelen..
Deze keer echter, scheen het nog verslecht te zijn. Het is duidelijk een hostile operatie geworden. Weeral zaten er drie andere koppels in de rij die deftig bezig waren ons verhaal méé te leven, terwijl de receptioniste ons duidelijk maakte dat wij de "vragende partij" waren en dus absoluut niets moesten eisen (ik had eigenlijk ook nog niets geëist) en integendeel onszelf moesten inprenten dat de kinderrechter verwachtte dat wij vooral moesten geïnteresseerd zijn in zwaar zieke, fysische en mentaal gestoorde pubers en alst ietwat mogelijk was, met een misdadig verleden.
(Ga naar de helle, lelijk vrouwmens, ik ben wel nen goeie mens maar ik ben nog altijd gene onnozelaar, hé!!).
Bovendien maakte ze het verschrikkelijk duidelijk dat de nieuwe rechter oordeelde dat vreemdelingen geen Braziliaanse kinderen zouden moeten adopteren, verkiezend dat ze beter hier, in hun eigen land, verrotten..
Ze liet bovendien verstaan dat er geen enkel kind, huidig onder de bescherming van de Staat, een Peter nodig had en dat er alleen maar kinderen beschikbaar waren, voor dat doel, boven de zeven jaar. De kindjes, jonger dan vijf, zouden beter terecht zijn bij hun eigen, biologische, ouders, mopperde ze nog.
Ik heb me daar echt zoals een uil gevoeld, eerlijk gezegd.
Ze kon echter niet uitleggen waarom alle weeshuizen, overal hier, zo stropvol zitten. Misschien is ze "benauwd" haren job te verliezen. Die domme geite...
Om te besluiten moet ik er nog aan toevoegen dat die psychologe mijn uitdaging heeft aanvaard en mijn dochter (die daar ook altijd aanwezig was geweest) in een apart zaaltje heeft ondervraagd, vooral om te weten welk cijfer ze me zou toekennen, van nul tot tien, in verband met de toestand van mijn "vaderschap" en ik, achteraf, te weten ben gekomen dat ze me "Nota DEZ" heeft toegewezen!!
Heerlijk hé, vader zijn!!
|