Ongeveer een week geleden, na mijn dagelijkse zware lichaamsoefeningen te hebben beëindigd (en waar ik in een oogwenk bijna twee liters zweet verlies), toogde ik opgewekt naar mijn stamcafé om daar de verloren vloeistof te recupereren en een nieuwe voorraad energie op te slaan voor de volgende dag. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Om mijn stamcafé (te voet) te kunnen bereiken moet ik een klein straatje inslaan waar het éénrichtingsverkeer is. Wat verder geraakt men dan terug in een normale straat en daar dichtbij, bevind zich mijn cafeetje. Toen ik de straat bijna uit was stopte er een wagen naast mij en de chauffeur, een ouderwets madammeke, wilde de weg weten naar een bepaald gekend hotel. Dat hotel is in feite heel gemakkelijk te bereiken te voet, maar vanwege het éénrichtingsverkeer's-straatje, niet langer dan vijftien meters, is het ietwat moeilijker de juiste manier om daar te geraken uit te leggen, aangezien men een aanzienlijke "ommetoer" verplicht is te maken, om daar, van de andere kant, te geraken. In overweging genomen mijn haast, mijn dorst en het feit dat ik onmiddellijk begreep dat dat vrouwmens, niettegenstaande al mijn pogingen nooit (jamais, never, nunca) zou begrijpen hoe daar precies te geraken, besloot ik haar de kortste weg aan te duiden en die verreweg ook de gemakkelijkste was. Alhoewel ik haar op voorhand had verwittigd dat ze goed moest oppassen, heb ik haar dat uiterst klein straatje aangewezen, dat direct naar het hotel leidde, eraan toevoegend dat er, op dat uur van de avond, praktisch niemand nemeer zou opdagen vanuit de tegenovergestelde richting, dat de politie daar in eeuwen al niet meer had gepasseerd en dat het dus geen slecht idee zou zijn toch dat stukje straat in te slaan, want het risico was klein, de omweg ontzettend groot en het moment voordelig. Ze knikte beslist en toestemmend van ja, bedankte me oprecht voor de hulp, sloot haar venster en weg was ze, het straatje in.
Ik bad, een beetje bezorgd, om vergiffenis en besloot mijn stappen wat te versnellen, want met al dat klappen was mijn keel nog droger geworden en toen ik pas het ritme perfect had hervat hoorde ik opeens een geweldige, metaalverwringende en glasbrekende klap achter mijn rug en begreep meteen wat er gebeurd was. Ik heb me niet helemaal omgedraaid en heb mijn pas ook niet vertraagd maar integendeel, veranderd in een draf, weg van het toneel, maar door een spleetje in mijn ogen kon ik nog juist vast stellen dat de wagen van dat ouderwets vrouwke recht in was gereden op een andere auto die vanuit de tegenovergestelde richting aan het rijden was.
Weet ge dat ik mijn verblijf in het cafeetje wat extra lang heb uitgerekt en daarna vermeed door dat eenrichtingsverkeerstraatje te stappen en integendeel de omweg te maken die zij eerst beslist had niet te gebruiken?
Voor alle zekerheid heb ik gedurende de verschillende dagen mijn baard niet meer geschoren en in plaats van mijn leesbil te gebruiken heb ik mijn uitzicht gemoderniseerd met een enorme zonnebril, net zoals diegene die mijn moeder altijd gebruikte en die ons eerst de bril deed zien en dan pas haar aangezicht?
Deze episode doet mij herinneren aan een uitspraak die ik ooit eens gehoord heb van mijn Joodse Chef, Herbert Landsberg, die aan een bediende, Lage Filho, aan het expliceren was dat zijn ontslag te wijten was aan een onvermijdbare regel, i.e. dat het leven nu eenmaal te vergelijken is met het pedaal van een fiets: vandaag is de pedaal aan de bovenkant, maar morgen is hij dan toch weeral aan de onderkant en dat dat in het leven net gelijk werkt. Bijgevolg treur niet, want morgen zal uw pedaal, ergens anders, terug aan de bovenkant staan.
Ga met zo een luidruchtige uitleg in uw oren gaan slapen!