Ik herinner mij nog goed hoe één van de zusters (van de Zusterschool vanzelfsprekend, in Rumbeke, waar ik mijn abc heb geleerd) mij een dikke grote kaars in de handen had gestopt, waarmee ik preuts, ze recht voor mij úit houdend, moest méé stappen in de processie, geleidt door de ene of de andere Bisschop, gevolgd door verschillende andere Kerkelijke Overheden, allemaal verkleed in paars gekleurde, in de wind wapperende, mantels, afgerond met belachelijke, enorme, hoeden, waar men zelfs het toppunt niet van kon bereiken en die altijd gevaarlijk balanceerden in de wind, de heilige mensen die hen droegen verplichtend te stoppen met wuiven naar de aandachtig toe-gapende madammekes, aan de rand van de straat en die, overwelfd door Gods aanwezigheid, vertegenwoordigd door al deze schone kleren, die ze al eerder hadden opgemerkt in hun geschiedenisboeken die het over de middeleeuwen hadden gehad, dertig jaar eerder en sindsdien nooit meer uit de mode zijn geraakt en die de Bisschop veel groter liet schijnen, en de paster ook bijgevolg, dan ze in werkelijkheid waren, plus dan nog die enorm lange staffen, verzilverd ook, of zelfs verguld, waarvan ik nooit het echte nut heb gesnapt, tenware om indruk te maken, want weinige van die Pasters sukkelden eigenlijk zo echt dat ze een staf nodig hadden als steun, want er was geen steun aan te bespeuren, alleen een boog, daarboven, waar de kobben niet bereikbaar waren, wanneer ze in de Sacristie, in een hoek, bewaard waren geweest voor de volgende gelegenheid, binnen enkele maanden of zo en ze onveranderlijk ook in de processie mee defileerden, de kobben bedoel ik, zonder argwaan op te wekken bij de dragers ervan, tenware hun aanwezigheid verradend door die fijne webdraadjes, die voortdurend voor hun ogen bleven zweven en zij verplicht waren het ritme van het vergevend wuiven naar de aanwezige Magdalenas nog wat verder op te drijven, om de webben met meer vastberadenheid weg te waaien, enz...xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Feit is dat een jongen, voor mij in de rij, terwijl we al de schoolpoort achter onze rug hadden gelaten, mij gedurig aan het aambeteren was geweest en ik me verplicht had gevoeld hem tot de orde te roepen, ondermeer door met mijn kaars op zijn hoofd te pletsen en dan triestig vast te stellen dat de kaars, juist in t midden, in tweeën was gebroken (wat een schande voor de gehele familie Van Leuven betekende), maar toch niet op de grond was gevallen, vanwege dat draadje (lontje?) er binnenin, zodat dat stuk van de kaars simpelweg naar beneden tuimelde en daar bleef zwieren op het ritme van mijn stappen en iedereen aan de kant van de straat mij lachend deed nawijzen en de handen van mijn lieve vaderke, die daar ook ergens verzeild was geraakt, weeral hevig hadden doen jeuken en ... wacht maar tot ge thuis komt.. en ik uit pure verwachting alvast niet bekwaam was enkele druppelkes in mijn onderbroek te vermeiden en wat hij niet duurde óók vast te stellen, de jeuk nog vermenigvuldigend, plus de schaamte.... en ik, zelfs op mijn eerste communie, de slagen niet heb kunnen ontwijken... wat een hel, Rudootje, ge zijt toch wel altijd diene smerige duvel geweest die vake en moeke (nu ook) beweerden dat ge altijd geweest zijt, hé.. al van jongsafaan...