Toen ik nog in de Vakschool studeerde (bij manier van spreken), in Roeselare, had ik een klasmakker die ik, op een zekere manier en in een zekere zin, verkoos boven alle andere. Hij woonde in een boerderij in de streek van Staden (veronderstel ik, maar ben er niet zeker van). Hij zag er zo verschrikkelijk gezond uit, met zijn voortdurend roosachtig gekleurde, bolle, wangen en een pittige neus, zodanig zelfs dat ik er jaloers van werd. Een zachtaardige jongen. Hij tierde niet, schold niemand uit, drong zich niet op, was er niet op uit de sterkste, de rapste of de slimste te zijn, vocht niet, speelde ook niet (of weinig) en leunde bijna voortdurend, alleen, tegen een muur, een paal, of ergens anders, in een hoek. En toch had hij niets weg van een onbeschaamde, of zelfs beschaamde, potter. Een rustige brave jongen met een ietwat hese stem, waarvan ik me de naam niet meer herinner. Een typisch stil water met een, waarschijnlijk, diepe grond. Ik had hem graag wel onder mijn beschermende vleugels willen brengen, maar daar streefde hij niet naar, blijkbaar ook omdat hij door niemand gestoord werd. Op den duur en verrast door de vaststelling dat hij niemand nodig had, of anders, absoluut geen behoefte voelde aan vriend- en gezelschap, besloot ik hem te ontwijken. Eigenaardig eigenlijk, mijn reactie, want hij heeft het waarschijnlijk zelfs nooit opgemerkt. Ik begrijp nog altijd niet juist waarom, maar vermoed dat het iets te maken had met oprechte bekommernis, vanwege mijn zijde alleszins.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik herinnerde mij deze mens toen ik te weten ben gekomen dat mijn zoon Rudo, enkele maanden vooraleer hij gestorven is (in een auto ongeluk), een vriend had veroverd die ik, op de begrafenis vast heb kunnen stellen, zo enorm veel op die oorspronkelijke jongen geleek. Praktisch hetzelfde fysisch en psychisch voorkomen, dezelfde manier van doen, rustig, zonder de aandacht te trekken, enfin, een waarlijke tweelingbroer, het verschil van leeftijd niet in achting genomen.
Ik vermoed dat de vriendschap die Rudo Jr. koesterde voor deze jongen in Rio, een gelijkaardig gevoelen teweeg had gebracht, dertig jaar eerder, in vergelijking met wat ikzelf had beleefd. En dat dat absoluut niets te maken had met homoseksuele neigingen. Daar ben ik nu van overtuigd, maar besef dat niet iedereen, waarschijnlijk, dat op dezelfde manier zal interpreteren.
Toch heb ik geweigerd zijn hand te drukken en eventueel uit te wijden over hun verhouding, op het Kerkhof, nĂ¡ de begrafenis van mijn zoon, alhoewel hij me daar verschillende uren heeft staan opwachten, voor dat doel (veronderstel ik), ergens tegen een muur geleund, toen ik aanstalten maakte mij te verwijderen en hij zich discreet kwam voorstellen.
Ik heb hem, met een korte handbeweging, weg gewuifd...
Het was dan, volgens mijn bescheiden (voor)oordeel, te laat voor eender welke beschouwing en vertegenwoordigde geen enkele zin. Om eerlijk te zijn, ik heb zelfs nooit zijne naam willen weten.
Nu begrijp ik echter, beter, wat er in het hoofd van Rudo omging.
Oprechte verontschuldiging, lieve zoon!
|