Terwijl we het toch over horoscopen, waarzegsters, tovenaars en heksen hebben, neetje, daar zit niets tussen voor mij. Ik heb het hier vroeger al eens geschreven: ik ben een doodgewone atheïst, dankzij God. Dus, voor al diene waanzin, oorsprong van ne hele hoop misverstanden, uitbuiting en zelfs misdaden, is er absoluut geen plaats in mijn leven. Ik zal daar nu, nochtans, niet blijven op áándringen, uit louter respect voor mijn goedgelovige vrouw die alle dagen vurig aan het bidden is om meer kinderen te krijgen, eigen of geadopteerde, terwijl we er nog kunnen voor zorgen. Ik heb al eens naar haar reeks uitgekozen namen zitten loeren en er zitten op zijn minst drie Joodse (namen) tussen. Wat een flater, Rudo... xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat herinnert mij ook aan die reeks kettinggebeden georganizeerd door verschillende protestantse pastoors (die ik nog nooit eerder had gezien, maar duidelijk uit waren op tien percent van mijn wedde, zonder andere, speciale, vergoedingen en gunsten te minachten) toen ze mij uitnodigden in een kring, hand-in-hand, plaats te nemen, bedoeld om voor het leven van mijn zoon te preken, zingen en zeveren in de receptiehall van het publiek emergency hospitaal, waar hij tussen het leven en de dood hing. Ik ben niet in de kring gaan staan en heb niemands onnozele handjes vast gepakt, maar mijn eerste vrouw wel en Jezus Christus heeft daarom beslist dat die kleine gedomonstreerde interesse, vooral vanwege mijn part, niet genoeg was om zijn leven te redden. De aanwezige pastoors (ik weet niet hoe ze daar zijn geraakt en wie ze heeft geroepen, maar 't zal waarschijnlijk veroorzaakt zijn geweest door de ene of de andere geur die ze van verre hadden herkend, zoals de vliegen de stront, terwijl ik verrast, de afwezigheid van eventueel geinteresseerde priesters vaststelde) hebben op dezelfde dag van zijn dood nog, de zaktelefoon, een gouden ring en een gouden polsuurwerk, die aan mijn zoon toebehoorden en bewaard waren geweest door de verpleegsters, na het ongeluk, vriendelijk, door hen, de pastoors, van hen, de verpleegsters, opgeeist, om hun geleverde diensten te betalen (eerste les: "O perigo mora ao lado", wat betekent dat het gevaar van dichtbij komt).
Een vader die zojuist de helft van zijn leven heeft verloren vindt natuurlijk de kracht niet om tegen zulke onbenulligheden te protesteren en de pastoors, begrijpend, hebben daar, zonder enig teken van medelijden, gebruik van gemaakt. Nu vrees ik echter, dat ze allemaal toch wel zullen branden in de vlammen van het oneindig vuur in de hel, want het zijn onbeschaamde bandieten, in het algemeen en experte dieven, in het bijzonder.
Onverlet van deze belangrijke opmerkingen, die door Nonkel M. verder uiteen werden gezet met zijn solene "kzeggekik teese voor mijne reden", de andere "geestelijke" bronnen van mijn uitspattingen van waarlijke familieliefde waren, de logische manier van redeneren negerend, minder in Rumbeke en Roeselare te vinden geweest, maar wel in Laarne, onder de invloed van mensen, juist zoals hem, mijn lieve Nonkel M., maar ook van Schatteman, Annie, Medard en zelfs onze bekorende Tante D. Ze bedreven met genoegen en zonder daarvoor schuldgevoelens te koesteren, de dagelijkse zonden, zoals, in diezelfde volgorde, de onkuisheid, de ironie, de loomheid, de gulzigheid en de verleidelijkheid, maar ze zijn praktisch allemaal gestraft geweest net alsof ze doodzonden hadden gepleegd.
Komt de vraag, waarom juist heeft de eerste, Nonkel M., de laatste, Tante D., verkozen heeft om ermee te trouwen? Waarschijnlijk waren het haar vooruitstrevende en adembenemende borsten waar hij, een hoofd kleiner zijnde, zo goed kon aan zuigen terwijl ze in het portaal van Pépé's huis stonden te vrijen en te wrijven, daar, op dat vurig rood terrasje, terwijl zij tegelijkertijd de schatten in zijn broekzakken en in zijn onderbroek betastte.
Ze had niet gehaperd ook aan Nonkel A. (oudste broer van M. en mijn Peter) de genoegens van die indrukwekkende boezem te onthullen en die daardoor eveneens ook (tijdelijk) verblind was geweest, terwijl ze opperde dat "wat van beneden komt haar niet aanraakte" (les nummer twee: "o que vem de baixo, não atinge"), maar toen had ze zijn geheim wapen nog niet ontdekt, in zijn onderbroek, wat naar het algemeen gekende, derde, spreekwoord leidt, met name "tamanho não é documento" of "grootte is geen document".
Blijkbaar had ze hem naar één van die wat donkere serrekes, vanachteren in de bloemisterij, geloodst waar ze, zonder meer, aan zijn microfoon had gezongen, om de "maat" te evalueren. Wat later heeft Pépé haar verrast in de remise, terwijl ze Nonkel André gulzig op de lippen kuste en daar is de vierde (gratis) algemeen gekende uitspraak van afkomstig, met name, "chupar por tabela", wat overeen komt met "een piemel on-rechtstreeks pijpen" en wat verklaard waarom hij (Nonkel André), daarna, die geheime verhouding ineens abrupt heeft verbroken, klagend van haar "vreemd"-riekende adem.