Gedurende een bezoek aan Rio, waar ik toen nog over een huis beschikte, bestemd als vluchtoord voor mijn zoon wanneer zijn moeder onuitstaanbaar werd, boven op een heuvel, had ik opgemerkt dat één van de enorm hoge bomen, aan beide zijden van een betonnen pad dat van de zwemkom naar een voetbalpleintje leidt, was gebarsten, heel waarschijnlijk eerst door een blikseminslag en verder door het gewicht van zijn eigen enorme takken die over en weer zwiepten in de felle rukwinden die daar niet ongewoon waren. Die bomen bezaten niet bepaald een dikke stam, maar bereikten waarschijnlijk dicht tegen de vijfentwintig meter, in hoogte. Het waren geen populieren maar ze geleken er wat op en hadden van die lange stengelblaadjes, die in de wind een ruisend en ritselend geluid veroorzaakten. Uiterst kalmerend dus, wanneer daar in de omgeving. Ene keer had een koppel arend's daar zelfs hun nest gemaakt en verdedigden ze het zodanig agressief, dat we beter uit de weg bleven, vooral terwijl ze hun jongeren aan het voeden waren. Dan maakten ze razendsnelle scheervluchten over onze hoofden en schreeuwden luid, van de woede.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Alhoewel midden in de stad hadden we van daaruit een ongelooflijk zicht op een groot part van Rio De Janeiro, vooral de kant op naar de haven en de "Baai van Guanabara". Meerdere keren verbleef ik daar praktisch het gehele weekeinde, eerst om de boel op te ruimen, de struiken en bomen te snoeien, het gras te snijden, de zwemkom te reinigen, overal de bladeren weg te vegen, te drinken, barbecues te prepareren en dan later, af en toe, ook wat te liggen "bruinen", "braden" en "bakken". Uiterst ontspannend en meestal alleen met mijn vrouw en de meid, tot zolang de buren en hun kinderen opdaagden om toelating te bekomen voetbal of volley te spelen en zelfs te komen zwemmen, vooral in de zomer, wanneer het stikheet was daar beneden en de zon op "twaalf" stond. Dat laatste liet ik dan alleen maar toe als de afgevaardigden van hun vrouwelijk geslacht uitgerust waren met bikini's type "tanddraad".
Eén enkele keer, maar ik was toen juist niet thuis geweest, heeft één van mijn duitse schapers het kruis van de broek van een jongetje van een jaar of twaalf beet kunnen pakken en waren zijn kreten van ontzetting over de gehele wijk te horen.
Het grootste probleem bestond er echter wel in de bakken bier naar boven te sleuren (een trap van praktisch honderd treden), maar eens daar, werd het leven dan volmaakt stil en kalm en kon men, zoals in het binnenland, alleen maar het ruiselen van de bomen en het fluiten van de vogels horen. Het leidde zelfs meerdere keren naar onkuise daden in de zwemkom...
Maar terugkerend naar die bepaalde boom, de verticale barst was doorgelopen tot ongeveer drie meter boven de grond en het gebroken gedeelte dreigde, over de muur heen en over het terrein van de buur, naar beneden te tuimelen. Ik vond het zelfs zo gevaarlijk dat ik besloot de brandweer op te bellen om hulp te verkrijgen. Ze zeiden altijd wel van ja, maar ze kwamen nooit opdagen, niettegenstaande mijn verschillende pogingen hen de ernstigheid van het geval aan te duiden. Verder dan beloften ging het dus niet en ik zag het ogenblik aanbreken dat het gebarsten stuk hout aanzienlijke schade zou veroorzaken, vooral aan het dak van het huis daar beneden, hun hof en speelkoer. Verschrikt belde ik zelfs een gespecialiseerde firma op maar die wilde zelfs niet komen kijken. Een andere vroeg mij het ei uit mijn gat. Tot ik besliste zelf mijn nek te wagen, niet vooraleer het geval aandachtig te hebben zitten bestuderen en een tactiek te organiseren. Daarvoor ook vulde ik mijn glas bier verschillende keren bij, vergezeld van enkele slokken cognac, en hoe langer ik peinsde hoe moediger ik werd, tot ik doelbewust een lange ladder tegen de boom plaatste en gapend van de onrust over de muur kon loeren, waar ik, daar beneden, de afgrond vast stelde. Met een kort beiteltje was ik bekwaam enkele kleinere, maar ambeterende, takken weg te kappen die de spanning op de gebarsten stam wat deden afnemen en ik geruster, ook door de matige wind, besloot de strijd, de volgende dag, te herbeginnen. De volgende dag en de dagen daarna kroop ik iedere keer wat verder en hoger in de boom, de ladder verlatend en mij in het onbekende wagend, met het doel vooral de barstende stam aan andere, aangrenzende, bomen vast te binden, terwijl voortdurend kleinere takken afkappend, tot ik me opeens praktisch, of bijna, twintig meter boven de grond, van de buur, bevond en ik zelfs een zaag verkoos boven het bijltje dat trillingen en bevingen van de boom veroorzaakte, bij elke slag en zo de scheur, niet alleen verticaal maar nu ook horizontaal, alsmaar groter en dieper werd, tot ik besloot me rap terug naar beneden te laten zakken om de toestand daar beter te kunnen overwegen, niet zonder mezelf met grotere en meerdere slokken sterke en korte drank te voorzien, genoeg om mijn moed terug op te doen wakkeren en te besluiten het werk te hervatten, want de wind begon terug aan te wakkeren en het begon stilletjes aan te donkeren, zodat ik besliste een dappere held te zijn en bekwaam, mits vele bevingen en trillingen van mijn eigen lichaam, de gehele stam van al zijn takken te ontdoen, terwijl de mast zelf, ongeveer dertig meter hoog, maar schuinweg, gemeten vanaf het terrein van de buur, in de lucht priemde. Hij wiegde zoals een riet in de vrije hemel en ik eraan geplakt, gekleefd en geklemd zoals een bloedzuiger aan het vel van zijn slachtoffer, biddend dat de wind wat zou verminderen, want ik begon er zelfs dronken van te worden, mij onbekwaam voelend noch verder voort te kruipen, maar ook niet meer in staat was terug te wijken, mijn oren spitsend om eventuele knallen van brekend hout te onderscheiden, tot ik, daar beneden vast stelde dat ik mezelf precies boven een huisje bevond en bewoog, waar ik wist dat een dierenarts tientallen honden bewaarde, die hem in vertrouwen waren toegestaan geweest door mensen die op reis waren vertrokken (het was juist gedurende de carnaval periode) en zijn diensten, als dierenhotel, fel apprecieerden. Ik besloot, daar hoog in de hemel, dat die honden nog niet hadden beseft wat er daar boven hun hoofden hing en dat ik, indien ik de val zou overleven, ik meteen verslonden zou worden door ne troep razende en bloeddorstige honden en ik mijzelf verdomde mij in zo'n gewaagde situatie te hebben gebracht, alhoewel beseffend dat ne mens nu eenmaal altijd voorbereid moet zijn op het slechste en het toch beter is te sterven als een martelaar en op een emotionele manier, dan met een lome bierbuik, achter de toog van eender welke café..
Had ik op zijn minst op mijn jongere broer kunnen rekenen, ik zou de rollen kunnen omgekeerd hebben en er geprofiteerd van hebben hem daar, naar tussen de takken te sturen, terwijl ik beneden, de ladder stevig vast zou geklemd hebben, hem verzekerend dat alles veilig was, terwijl de nodige instructies doorspelend...
Feit is dat ik hier nog altijd ben, dat de honden veel geblaft hebben maar dat de stoet toch voorbij is gepasseerd, zonder ongelukken, andere dan de pis die ik niet heb kunnen bewaren en zelfs de hemel heb bevrucht met ne hele hoop luide scheten die ik ook niet heb kunnen vermijden, reden te meer voor dat geblaf van de honden, die zoals iedereen weet, schrik hebben van de donder en de nacht daarop ben ik opgelucht en verlucht het defilé van de sambascholen gaan bewonderen, vanuit een uitstekend gelegen toeristen tribune, waar ik tientallen mulata borsten heb kunnen tellen en ik, om zeven uur 's morgens, volledig uitgeput, terug naar huis ben getjoold en vanuit mijn slaapkamervenster de overwonnen boom, met fierheid, heb aanschouwd, terwijl die blaffende honden, die toch niet bijten, nog altijd niet aan het begrijpen waren wat voor een gedonder op hun dak was getuimeld, zodat ze allemaal een meter hoog hadden gesprongen van het verschot en nog altijd niet goed bekomen waren...