Jazeker, de Fons was een kwaadaardige mens (kwaadaardig = slecht, zelfs in de grond). xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op een zekere namiddag, ik geloof dat het een woensdagnamiddag geweest moet zijn, want dan waren we "vrij" van de school, stond ik alleen te voetballen tegen de muur van de fabriek rechtover ons huis in Rumbeke (ik weet nog altijd niet wat ze daar precies fabriceren).
Al van verre had ik opgemerkt dat de auto van Nonkel Fons (een Citroen die eigenaardig, zoals een puit, op-blaasde ene keer in gang gestoken) de Spanjestraat aan het indraaien was, vanuit de Prins Albert I Straat (dat ben ik niet helemaal zeker, aangezien er meerdere prinsen beschikbaar waren) en in zo'n geval ik het altijd aangeraden vond mezelf rap te doen verzwinden, meestal in het portaal van het huis van onze buren, de "Van Steenkiste's" geloof ik, tot hij uit het gezicht verdween in onze eigen oprit naar de garage. Terwijl ik daar verschrikt mijn buik aan het intrekken was, durfde ik toch nog eens de hoek om gluren om te bevestigen dat hij me niet had opgemerkt. Op dat moment stak een kat de straat over. Ik had eerlijk gedacht en gehoopt dat hij de snelheid van de wagen wat zou verminderen om de kat de kans te geven aan de andere kant te geraken, maar nee, toen pas gaf hij wat extra gas en maakte ook een extra bochtje, genoeg om ze, de kat, omver te rijden. Hij deed alsof er niets gebeurd was en draaide de oprit naar onze garage in.
De kat echter begon geweldig te miauwen en te schreeuwen, terwijl ze verschillende keren op en neer, meer dan een meter, omhoog sprong, zodat ik daar verlamd bleef staan staren, zonder te weten wat te doen om haar van haar lijden te verlossen en vooral herinnerend dat katten zulke enorme klauwen bezitten dat ze zelfs de hals van een stier kunnen open snijden met één enkele beweging, indien nodig. Ik besloot twee keren na te denken vooraleer haar te gaan troosten. Enkele seconden later, echter, daagde de zoon (Mark) van de buren op met een verschrikkelijke bezemstok in zijn handen, die hij bovendien dreigend over zijn hoofd draaide, terwijl recht op de kat af dravend en haar daar zo geweldig heeft staan slaan dat ze de strijd vroegtijdig heeft opgegeven en gestorven is van de uitputting.
Terwijl hij mij, op de terugweg, voorbij passeerde legde hij beleefd uit dat ze, de kat dus, toch ging sterven en dat hij haar alleen maar geholpen had dit saai leven te vervangen door het eeuwig leven. Achteraf beschouwd, ben ik er bijna zeker van dat ze alleen maar licht gewond geweest moest zijn, want een bijna dode kat springt geen gaten in de lucht.
Over die wreedheid van Fonske mijmerend heb ik mij later herinnerd dat iemand mij ooit had gezegd had dat hij, de Fons dus, als onderofficier van het Belgisch leger, gedurende de eerste (of was het de tweede?) wereldoorlog, verschillende kogels langs zijn oren had horen fluiten, half verborgen in die typische vlaamse grachten toen hij, met een bajonet op zijn geweer de vijand persoonlijk moest bestrijden en dat het zich toen betrof om "doden, om niet te sterven", terwijl de echte ruziemakers, daar in hun veilige bunkers, dikke cigaren aan het roken waren en ook dikke boeken, met grote letters, aan het lezen.
Zou het daarom geweest zijn dat hij zo "ziek" was??
|