Ach, mijn vrouw, dat is een hoofdstuk apart...xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
k Zal beginnen met uit te leggen dat ik, in de titel, vermijd Ligia, MIJN vrouw te noemen, want zo'n uitspraken zijn gevaarlijk. Gisteren was ze niet, vandaag is ze (misschien) en morgen, wie weet..?? (hoe ouder ik word hoe meer ik besef dat niemand aan iemand toebehoort).
Vervolgens mag ik, gerust, beweren dat Ligia de meest positieve, maar ook de meest naïeve en onlogische (ignorante is juist een beetje té overdreven) vrouw is van de wereld en na langdurige overweging en analyse heb ik beslist de stier bij de horens te pakken en ze, zonder angst om gelukkig te zijn, in de commercie te plaatsen, zoals men de proef van negen aanwendt, om mij ervan te overtuigen dat iedereen, op den duur, bekwaam moet zijn toch iets bij te leren; dat nooit alles als "verloren" beschouwd mag worden en dat men de hoop niet mag verliezen.
Ik heb vroeger al nekeer vermeld dat ze de engelse taal al een kwart van een eeuw aan het studeren is (met bijbehorend huiswerk, uitstappen, examens en verder alles wat er met dat soort cursussen te pas komt), dat ze al twee keren tekens had verstrekt dat ze het uiteindelijk toch beu was geworden, maar wat ze daarna dan toch niet heeft bevestigd omdat ik, elke keer opnieuw, een riem onder haar hart had geschoven en beweerd had dat de aanhouder, op het laatste, wint en ze vermurwd, bezweek aan haar eigen wens zich vroeg of laat, in het engels, vloeiend te kunnen uitdrukken.
Komt ge haar toevallig eens tegen en vraagt ge haar onschuldig how are you?, dan zal ze zonder enige twijfel en zonder van onderwerp te proberen te veranderen, antwoorden met een luide: What?
Hier regent het niet dikwijls, zoals in België, maar als de wolken zich opstapelen in het zuidoosten, over de oceaan, dan moogt ge er zeker van zijn; daar komt de regen aan. Dan waarschuw ik haar beleefd, wanneer ze juist op dat moment van plan is een ritje met haar fiets te maken: neem de paraplu mee, maar dan antwoordt ze, zonder aarzelen en zonder er twee keren over na te denken, jamaar, t gaat toch niet regenen, hé en vertrekt ze opgewekt, overtuigd dat ze er van is, dat God haar dat niet zal aandoen. God heeft natuurlijk wel veel andere problemen op te lossen en dan begint het, onveranderlijk, pijpenstelen te regenen terwijl ze de straat aan het oversteken is en dan komt ze, een uur later, druipend en doordrenkt van het water, terug thuis.
Jawel, zulde zeggen, maar de volgende keer, dan zal ze dat zeker niet vergeten hebben en haar paraplu, zonder fout, meenemen. Daar vergist ge u natuurlijk vierkant in en de volgende keer gebeurt precies hetzelfde, opnieuw. Dan zulde zeggen, jamaar, op den duur zal ze dat wel leren. Dat hangt er dan van af wat ge bedoeld met op den duur, want we zijn nu al langer dan vijfentwintig jaar getrouwd en ze rekent nog altijd op God, terwijl ze opgewekt naar buiten wandelt.
Intussen zijn we, ne keer of twaalf, naar België gereisd. Iedere keer verwittig ik haar voorzichtig (want ze heeft een oprechte hekel aan waarschuwingen in het algemeen en raad in het bijzonder) haar warme kledij niet te vergeten en vooral haar botten en warme sokken, want dat het daar nogal koud kan worden, vooral op het einde van het jaar. Ik ben er nog niet gewoon aan geraakt haar bagage na te gaan, maar onveranderlijk, wanneer we arriveren op de luchthaven in Zaventem staat ze daar, met een fijn bloesje, hoge hakken en zonder kousen, te bibberen van de ellende.
De laatste keer waren we, samen met mijn jongste broer en zijn familie (de meest gezellige mensen die ik ken), naar Parijs gereisd en hadden mijn vrouw en dochter beslist de Eifeltoren, voor de zoveelste keer, te bezoeken (het was deze keer eigenlijk meer bestemd voor mijn liefste dochter, die nog nooit eerder die gelegenheid had gehad de lift naar boven te nemen). Aangezien ik enkele minuten daarvoor, vanaf de Lafayete, gratis, de gehele omgeving al had overschouwd, besloot ik hen in de rij achter te laten en ergens in een bistro, een lauw biertje geduldig op te zitten slurpen, maar ik was me wel wat ongerust aan het maken geweest, want ze had weeral haar schoenen (toen in de mode, speciaal om Parijs te bezoeken) met hoge hakken en zonder sokken, aan getrokken, terwijl de temperatuur rond het vriespunt schommelde. Gelukkig had ik ook mijn dochter gewaarschuwd en had zij haar laarzen, met kousen, wel degelijk mee gebracht.
Toen ik daar, met versnelde pas, terug arriveerde, stond ze nog altijd op diezelfde plaats in de bijna honderd meter lange rij (ze was, beweerde ze, er even uit gestapt om ergens, zittend, haar voeten op te warmen en was terug gekeerd op het einde van de rij, zoals het past voor beschaamde vrouwen) terwijl ze schokkend, zoals een kind, schreide, bang dat ze was haar tenen te verliezen, bevroren dat ze waren van de koude, alhoewel mijn dochter wel haar eigen laarzen had geleend en zij, mijn dochter dus, nu op de hoge hakken in de rij stond, ook gereed de tranen in overvloed te laten vloeien...
Enfin, ik had het toch gezegd? En t was toch ook de eerste keer niet geweest, noch de tweede, noch de derde? En handschoenen had ze ook niet mee en een pull-over nog minder... en waarom leert ze niet van de tegenslag, de ondervinding en het onnuttig afzien? Men beweert dat verwittigde mensen er twee waard zijn, maar niet in haar geval natuurlijk en nog minder in Parijs, tussen Kerstmis en Nieuwjaar..