Woensdagavond, daags voor Hemelvaart, aanvang van ons avontuur. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
We liggen al enkele uren aan de wachtsteiger voor de Gravensluis op het kanaal van Plassendale, wachtend op hoog water om te kunnen schutten. Van de gelegenheid gebruik makend wandelen we naar de 10 Beaufort, om er onze maag wat bij te vullen. Om halftien is het zover, we mogen door de sluis. Zoals afgesproken ligt iedereen, verspreidt in zes boten, in de jachthaven van Nieuwpoort en in de avondschemering meren we aan met de hulp van onze vrienden medeavonturiers.
Het wordt een gezellig avondje (blijkt toevallig ook mijn verjaardag te zijn) en wilde verhalen doen de ronde. Niet iedereen is even enthousiast en sommige mannen laten zich nogmaals, door hun lieftallige vrouwen, overhalen de overtocht van het Noordzee kanaal toch te wagen, terwijl die er dan achterwaarts, op hun beurt, een vreselijke migraine aan overhouden. Maar kom, alles en iedereen wordt goed gebriefd en de VHF-kanalen worden afgesproken (die later heel goed van pas zullen komen om al onze miserie te kunnen uitwisselen). Ik vermoed dat niemand er spijt van heeft dat we nu over twee marifoons beschikken.
Een korte nacht scheidt ons nog van de ochtendstond en ik moet eerlijk bekennen, ik heb nog nooit zo weinig geslapen op wat, uiteindelijk, een deugddoende vakantie was bedoeld te worden (iedere morgen om zes uur opstaan; das echt niet aan mij besteed, als je weet dat ik er normaal nooit voor den drieën in zit). Maar ja, je moet er iets voor over hebben hé! London lokt en dat is wel een echt buitenkansje, een week in de chique jachthaven, vlakbij London Bridge, doorbrengen: dat is de natte droom van menig toervaarder.
Maar ons doel is nog ver. Eerst het kanaal overbruggen.
We vertrekken iets na zes uur (om het tij en de stroming mee te hebben) en ik ben al direct in de war (zeker niet lang genoeg geslapen) en vaar een ander stuk van de jachthaven binnen in plaats van uit te varen naar het zeegat. Ik ben sowieso al de traagste van alle boten (ik had hen nog gewaarschuwd dat ik niet mee wilde indien ik de oorzaak zou worden van de eventuele vertragingen van de andere boten, maar ze wilden daar niets over weten) en nu was ik nog het verkeerde gat in gelopen. Maar bon, even goed gas geven en we sleepten er toch nog zon acht knopen, of meer. uit.
Een tocht van acht uur voor de boeg en het weer zat goed mee. Een tweede schipper aan boord verstrekte de nodige rust en vertrouwen, zelfs al ging hij maar mee tot in Ramsgate.
Met de waypoints nauwkeurig ingetoetst in onze gloednieuwe GPS stevenden we in een praktisch rechte lijn af op Ramsgate.
Er werd mooi in konvooi gevaren, iedereen hield iedereen in de gaten en het tempo werd door ons bepaald. Wat kon er ons deren? De dieseltanks helemaal vol, de motoren in orde, proviand aan boord en een zalige crew (twee mannen en drie vrouwen).
Na een uur of drie begon het land uit zicht te raken en voelden we ons eindelijk echt op zee. We kruisten de autostrade van zeeschepen, en soms was het wel even slikken en maken dat je rap uit de voeten was als je zag met welke snelheid die mastodonten op je afraasden. Uitwijken doen die niet en stoppen al evenmin, dus je kan maar beter maken dat je even van je koers afwijkt en hen eerst laat passeren dan ze proberen vóór te zijn.
En dan begon het al een beetje. De grote golven die deze varende fabrieken veroorzaakten zorgden ervoor dat een van onze vrouwelijke crewmembers er een beetje bleekjes begon uit te zien. De andere had zich al in de kajuit te slapen gelegd en had blijkbaar nergens last van.
Toen Engeland in zicht kwam (oef, we zijn er bijna) begon de wind wat op te steken. De vier beaufort die als maatstaf had gediend om te besluiten te varen (of niet) werd al wat overschreden, maar wat wil je, eens op zee is daar niets ne meer aan te doen. Helaas kwam de wind en de bijhorende golven, knal van opzij, waardoor de boten begonnen te rollen en te stampen, tegelijkertijd. En je weet dat dat niet goed is voor de maag...
Ik zag Ines, bij de minuut, groener worden en ze vertrok ook naar binnen omdat ze veronderstelde dat het daar wat beter zou gaan (amaai).
Met nog een uur of twee voor de boeg, vraag ik aan mijn scheepsmaat de motorruimte na te gaan (niet teveel bilgewater en van dat soorten dingen) en ze meldt me dat ze stoom ziet... Ik verdenk dat het schroefaswater is dat op de uitlaatbuis terechtkomt en daar door de hitte verdampt, maar vraag haar het in de gaten te blijven houden. Na een kwartiertje verifieert ze nog eens en nu blijkt er een ganse waterstraal uit de uitlaat in de motorruimte te spuiten. Antonio probeert er nog een vod tegen te houden en verbrandt bijna zijn handen. Hij roept dat er een gat van praktisch twee vingers groot is, in de buis en Ines, die binnen ligt (zo ziek als een hond) vermoedt onmiddellijk het ergste (een gat in de boot) en vreest dat haar laatste uur geslagen is en we, in de kortste keren, met man en muis zullen vergaan.
Ik leg de bakboordmotor af en meld het probleem via de marifoon aan onze club. Als ik al de traagste was, dan ben ik het nu zeker. Op één motor haal ik nog maximum zes knopen. En het weer wordt er niet beter op.
Maar (en daarom apprecieer ik deze club zo erg) iedereen blijft bij ons en we varen samen naar Ramsgate. Ze hebben, naar het schijnt, onze onderkant volledig kunnen gadeslaan terwijl we aan het rollen waren, maar ons bootje blijkt toch zeewaardig genoeg om deze beproeving te doorstaan.
Tegen alle verwachting in blijkt Ramsgate een aangenaam haventje te bezitten. We meren er broederlijk aan en onmiddellijk buigen de technici van onze club zich over het probleem met het gat in de uitlaatdarm. Een nieuwe darm is de beste oplossing, maar het is Hemelvaart vandaag, en we vrezen dat er niets open zal zijn om aan ons gerief te geraken. Maar geen nood, in Engeland vieren ze dat niet en in een wip en een tel hebben we een boatshop gevonden waar ze precies beschikken over wat we nodig hebben. Op een uurtje is de klus geklaard met wat dreft als glijmiddel en de handige handen van Antonio en Cie (waarvoor dreft niet allemaal goed is, hé?). Nu kan het niet meer stuk (denken we) en we zijn vol goede moed klaar voor de invasie van London.
s Namiddags komen onze vrienden Hans en Sigried ons gezelschap verblijden met de bedoeling mee te varen tot in London. We bezochten samen een Belgische pub om de innerlijke mens te versterken en om dehydratatie tegen te gaan. Gezellig!
Vrijdagmorgen moeten we (weeral) vroeg uit de veren en tegen een uur of zeven varen we uit. Het eerste wat me opvalt als we even buitengaats zijn, is dat mijn bakboordtank al op reserve staat en de stuurboordtank nog bijna vol is. Eigenaardig! Ze waren beiden vol bij vertrek en goed voor een dag of twintig varen. Hoe kan dat nu? En hoe verder we varen, hoe leger de ene wordt en hoe voller de andere. Ik meld mijn probleem met de marifoon (godzijdank bestaan die dingen) aan de clubleden die me voorstellen me op sleeptouw te nemen, want als het zo verder gaat zullen mijn twee motoren stilvallen bij gebrek aan diesel. Ondertussen is de wind wat aangewakkerd en worden de golven alsmaar groter. Ines begint er weeral ongezond groen uit te zien. An laat het niet aan haar hart komen en stapt onverdroten en onvervaard met een bootshaak naar de boeg om het sleeptouw aan te nemen van de Savage die, evenals wij, ligt te botsen op het water. Na enkele pogingen lukt het en worden we voortgetrokken door onze redders in nood. We laten de motoren nog meedraaien om geen snelheid te verliezen (we hebben zo al rap genoeg de slechte naam dat we goedkoop willen varen) en eigenlijk liggen de twee boten nu stabieler op het water dan de anderen. Op naar Queenborough dus, weer of geen weer. Maar een beetje verder krijgen we verontrustend nieuws van de twee boten die een paar kilometer voorop zijn: de wind wordt almaar harder (tot een zes beaufort) en de golven maken putten van meer dan twee meter diep. We moeten terug want de omstandigheden worden slechter met de minuut. Enkele van de grotere boten verkiezen toch door te varen, maar onder het motto samen uit, samen thuis keren ze (zij het met enige tegenzin) ook hun kar. Op de terugweg naar Ramsgate, gebeurt wat ik verwacht had: beide motoren vallen, de een direct na de ander, uit. Nu betekenen we echt een speelbal voor de golven. Gelukkig is het varen nu iets aangenamer, met de wind in t gat. Even voor het binnenvaren van Ramsgate worden we langszij genomen door de Lady. De touwen spokken en kraken maar we liggen goed vast aan elkaar en dankzij de grote behendigheid van de kapitein van de Lady worden we mooi naar binnen geloodst en gaan we tanken, want die ene tank is dus helemaal leeg. Even de pompist opgeroepen en we worden bediend. Helaas is er alleen rode diesel! En ik die al twee jaar mijn best doe om alleen maar witte diesel te tanken! Maar soit, we moeten verder. Aan de steiger wordt het weer een werf. Freddy, de man die alles kan, vloekt voor de zoveelste keer op die stomme stoel van ons die veel te zwaar is en te moeilijk te verplaatsen om aan de motoren te kunnen geraken. Met man en macht vliegt heel het zootje gewoon op de kant. De filters worden gekuist, de leidingen ontlucht en met een blaaspomp voor de rubberboot slagen we er in de toevoer van de ene tank door te blazen. Door het rollen en stampen op zee is het slib onderaan de tank losgekomen en verstopte de toevoer (raad aan eenieder die voor de eerste keer op zee gaat: laat eerst uw tanks proper maken!) Omdat beide tanks in verbinding staan, namen de twee motoren diesel uit de bakboordtank, maar de overloop van de stuurboordmotor komt wel nog terecht in de stuurboordtank, waardoor die voller wordt en op den duur overloopt... Ik vrees dat ik wel een aantal liter diesel op die manier in zee heb laten lopen zonder het te beseffen. Maar bon, alles marcheert weer, dus wordt er weer volop gespeculeerd over onze bestemming voor morgen. London of niet, we moeten de weerberichten afwachten. We laten het nog maar een keer niet aan ons hart komen en maken dan maar de havenbuurt onveilig.
Ines zweert dat ze niet meer meevaart met ons. Ze heeft de schrik van haar leven opgedaan en neemt dan maar liever de trein naar London, of de ferry naar Calais.
Zaterdagmorgen, de zon kruipt ergens uit de zee omhoog, we slapen heel diep de slaap der onschuldigen, tot er ineens driftig op onze ruit geklopt wordt, met de kreet: laat ons vertrekken naar London!!!. Iedereen gelukkig (alhoewel uiterst moe, want het is weeral nog maar pas zes uur) want daarvoor doen we het toch, om London te zien per boot. De kapitein van de Spider loopt er maar sip bij. Naar London varen is iets, maar op tijd terug keren naar Nieuwpoort, dat is wat anders! En na een kwartiertje zien we hem ineens glunderend over de steiger flaneren. Dan worden we ingelicht dat we London beter kunnen vergeten. Een weerbericht dat uithangt bij de havenmeester voorspelt windrukken tot 6 beaufort en dat is echt niet te doen. Dan maar terug naar Calais. Het weer blijkt, in die richting, beter mee te vallen.
Ines is ondertussen met de ferry naar Calais vertrokken en van daar met de trein naar Rijsel. Zij houdt het voor bekeken. Hans en Sigried, wiens auto in Ramsgate staat, varen met ons mee en zullen later de ferry terugnemen, om dan met de auto op de ferry terug te keren. Van channel-hopping gesproken!
Wat we verdachten gebeurde natuurlijk: de ene motor die al dat slib te verwerken had gekregen begon te mankeren. Eerst viel hij om het half uur stil, waarna hij iedere keer na enkele pogingen wel terug startte, maar op den duur was het om de paar minuten miserie. En tegen de tijd dat we Calais in zicht hadden was er zelfs geen leven meer in te krijgen. Dan maar op één motor verder. Daar waren we ondertussen wel gewoon aan geraakt.
Het geluk was ons toch nog gunstig gezind, want we werden bijna direct toegelaten de jachthaven van Calais binnen te varen en die enkel opengaat als het tij hoog genoeg is. Maar ja, iedereen die al lang ligt te wachten wil tegelijk binnen en daar ligt het nu bomvol. Bij overmaat van ramp is er maar één ligplaats voor onze zes boten, dus moeten we allemaal tegen elkaar en wij omdat we bijna de kleinste zijn, als voorlaatste aanmeren. Dat betekent: dobberen en poteren en ondertussen is er wind en veel stroming en veel bootjes en ja, natuurlijk, valt de tweede motor nu ook uit...
Helemaal stuurloos dobberen we rond en botsen gelukkig nergens tegen (hoewel het niet veel scheelt) en proberen die ene motor terug aan de praat te krijgen, wat ons ook lukt, maar na enkele ogenblikken is het weer van dat. Een tweede poging en hop, we kunnen ons als vijfde op een rij eindelijk vastleggen. Oef...
Van moeite en miserie kruipt iedereen in bed voor een siesta en in de late namiddag leggen we de motorruimte nog maar eens open. Ondertussen kan ik het zo al een beetje zelf, filters kuisen, leidingen ontluchten en maar aan dat opvoerpompje zitten snokken tot ge er blauwe vingers en een tennisarm van krijgt. Maar het lukt toch.
Calais blijkt niet zon aangenaam stadje te zijn. We besluiten wat te eten en proberen op tijd in ons nest te kruipen om er s anderendaags terug tegen te kunnen.
Hop en weeral vroeg op, de zondagmorgen en weg zijn we, richting Duinkerke. We zijn nog maar pas vertrokken of ik voel al nattigheid (nee nee, geen regen, die hebben we de hele reis niet gehad, alhoewel ik alle dagen mijn ruitenwissers nodig had, maar dat was voor de overspattende golven), de ene motor blijft haperen en moet ik telkens weer opstarten en de andere voel ik maar op beperkte kracht lopen. Waarschijnlijk zit die leiding ook een beetje verstopt. Dus ja, weeral eens over de marifoon hulp geroepen en de Savage, wiens touw toch al wat versleten was door de vorige trekbeurt, neemt ons opnieuw op sleeptouw, voor alle zekerheid. We genieten van een tocht langs de kust totdat de wind weer wat begint op te steken. Voordien vraagt de Neptunus ons laconiek weg (op zijn olstsj) of we meedoen aan een race met de rappe boten. Ik vraag beleefd of we onze roeispanen mogen gebruiken...
En racen doen ze, eindelijk al die pks eens de vrije loop laten. Maar achteraf blijkt er toch één met een probleempje te kampen. Over de marifoon horen we: djudedju, mijn motorruim spuit vol met diesel! Dus ook maar even op één motor verder. En een ander die laat weten dat zijn keerkoppeling niet meer naar behoren werkt. En wij die dachten dat we de enige met miserie waren...
Enfin, we komen behouden aan in Duinkerke. Op het laatste moment krijg ik toch weer één motor op gang en kunnen we op eigen kracht de haven binnen varen (ze zullen wel beweren dat ik me heb laten slepen voor het profijt en ja laat ze dat maar zeggen; misschien hebben ze wel gelijk?).
De helft van de bemanningen keren huiswaarts om nog een beetje te werken voor een week, tot het volgend weekend. Duinkerke is aangenamer dan Calais: er valt nog iets te beleven daar. Vooral voor ons, want we hebben een firma ingeschakeld om onze tanks te komen kuisen. En die kunnen dat natuurlijk alleen in de voormiddag van s morgens vroeg. Weeral niet uitslapen! En twee dagen na elkaar natuurlijk van hetzelfde. En spijtig genoeg kunnen ze alleen het eerste compartiment van de tanks echt goed schoonmaken, want er zitten schotten in (nee geen Schotten). Dus eigenlijk een hoop weggesmeten geld. Maar ja, wat doet ge er aan...
Ik zweer dat ik over de kanalen terug keer naar huis, langs Veurne om, enzo. Kwestie van die woelige zee te vermijden die al dat slib opwoelt in mijn tanks. Maar als puntje bij paaltje komt en de kapiteins terug zijn, overtuigen ze me om toch maar mee over zee, tot in Nieuwpoort, te varen. Ge gaat toch niet alleen over die kanalen gaan! Die sluizen gaan maar drie keer per dag open en bovendien, als ge weeral panne hebt, zullen we u niet kunnen helpen. Allez, mee met ons!
Wat doe je dan? Volgen hé! En hup, subiet al weer redelijk wat golven en hoe verder we geraken, hoe meer. En wij tevreden, als Nieuwpoort in zicht kwam! De rest vaarde verder, richting Blankenberge, maar wij, blij dat we binnen waren (op eigen kracht voor één keer) en door gevaren tot we in de gravensluis mochten (weeral drie uur wachten) en het kanaal van Plassendale op. Voor een stuk weer op één motor, want het probleem was natuurlijk nog niet helemaal opgelost. En de anderen, wel, die hadden eigenlijk ook allemaal goesting om binnen te lopen in Nieuwpoort omwille van het ruige weer, maar geen een die dat wilde toegeven aan de ander, en dus voeren ze allemaal naar Blankenberge. En de dag erna wilden ze langs Zeebrugge naar Brugge, maar het was zondag en de zeesluis ging niet open en dus maar terug langs Oostende. En daar bij toeval kwamen we ze terug tegen. Wij op één motor (eens je dat gewoon bent is dat geen probleem) en zij vollen bak naar Brugge en toch bleven we samen.
Aan de Coupure in Brugge kregen we van madame van de havenmeester onder ons voeten: als t u nie aanstaat moete maar voort goan, we goan sebiet t brugske weer opendoen, als ge nie wilt luisteren moedet moar weten. En wij lekker walking diner houden op de steiger, prachtig gewoon.
Eén ding hebben we ook geleerd: als er traag moet worden gevaren (zodat een voetganger u met gemak voorbijsteekt) dan roepen ze over de marifoon: vanaf nu iedereen op Calypso-speed!!!
Calypso II en crew
PS: alle gebeurtenissen zijn toevallig echt (alhoewel misschien nog straffer) en alle gelijkenissen met bestaande personen zijn ook zo bedoeld.