bereid tot afscheid
je kan de vrucht van het leven
geen twee keer eten: dit bestaan
behoeft geen nabestaan
wie echt geproefd heeft
en gulzig doorgebeten
die verlaat de tafel
in vrede en voldaan
neen, voor mij geen zaal
die riekt naar ziekte,
geen zetel waarin ik scheef
zak en mij bevlek met kwijl
ik wil tot de laatste beet
roerig en oproerig zijn
ik wil tot het laatste weten
en in weemoed de pijn
vereren van een jong begeren
en dan het afscheid
zoals alleen voltooide vruchten
in hun boomgaard zijn te vinden:
geblutst, zeer zeker, en getekend
zoals alleen het rijpe sporen draagt
de woorden die ik als slot wil spreken
tot de laatste die zal horen: ik behoef
geen nabestaan, ik heb genoeg gevraagd