Alhoewel zijn naam vreemd klinkt, is George, ex-algemene manager van onze firma in Recife, verantwoordelijk voor de gehele streek gelegen tussen het Noordoosten en het Noorden van Brazilië (oorspronkelijk vanaf Salvador tot en met het Amazonas gebied, in oppervlakte ongeveer gelijk als West Europa), wel degelijk een Braziliaanse burger, alhoewel afstammeling van een Ier, blank, groot en imponerend in gestalte en uitzicht, opvolger van een Duitse Jood, gelijkaardig, in diezelfde functie. Hij sprak en schreef slecht, zijn eigen taal, laat staan een andere.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat eerste filiaal in Recife (later uitgebreid met kantoren in Salvador, Fortaleza, Belém en Manaus) functioneerde net zoals een totaal zelfstandige en onafhankelijke firma (de toen bestaande communicatie middelen, met onder meer, vooraf aan te vragen telefonische verbindingen en telex - wie herinnert zich dat nog? - waren schaars en de afstand maakte het praktisch onmogelijk op beslissingen te moeten wachten vanuit het hoofdkantoor in Rio) en bezat daarom zijn eigen boekhouding, personeelsdienst, financiële relatie met verscheidene banken en verschillende gespecialiseerde afdelingen, zoals papier, staal, waterputten, grafische machines en zelfs schepen, missel's en vliegtuigen, praktisch allemaal van Zweedse afkomst. Het aantal werknemers, alleen in Recife, hoofdkantoor van het Noordoosten, is ooit eens tot driehonderd personen op gelopen, toen de firma praktisch over tweeduizend employees beschikte, verspreid over twintig Staten.
Het is nochtans allemaal op een rond fiasco uitgelopen en ik ben de laatste overlever.
Het is niet heel gemakkelijk voor mij over diene mens, George Perman, enkele woorden te reppen, want wij zijn op het einde (van de firma) dichter bij elkaar gegroeid dan ooit tevoren en ik vrees dat ik weeral (nog altijd in de tegenwoordige tijd) de lafaard aan het uithangen ben. Net zoals mijn eigen directeur dikwijls zijn hart aan mij heeft gelucht, gedurende vertrouwelijke gesprekken, toen hij me opbiechtte hoe verschrikkelijk bang hij wel was te sterven zoals zijn oudste broer, van een kanker in de keel, van tevoren beseffend dat het onvermijdbaar zou worden te stikken in zijn eigen bloed, had ook George zijn afschuw getoond van de dood en zoals alle jonge mensen gezweerd dat hij nooit zou verdragen van iemand af te hangen om zijn fysische nodigheden te vervullen. Nu is hij doodziek, ligt alleen in zijn bed en ik heb nooit ne meer de moed opgebracht hem op te zoeken..
Hij leeft nog altijd veronderstel ik, want niemand, zelfs zijn eigen zonen niet, hebben mij ingelicht van het tegenovergestelde. Toch heb ik met verschillende van hen, persoonlijk en telefonisch, onlangs contact gehad. De meest revelerende informatie bestond erin dat hij moe was, doodmoe, maar nog niet begraven..
Zijn strijd is nu al lang aan het duren. Ik zou durven zeggen, misschien dicht bij de tien jaar, toen hij voor het eerst ontdekte dat die jeukende wonde op de grote kastaar van zijn neus niet wilde kuren...
Ik herinner mij hem, met absolute helderheid, toen hij meester van de situatie was. Alhoewel niet officieel gevormd door de ene of de andere universiteit, is hij verder geraakt dan te verwachten was. Zijn opmerkbare nood voor vriendschappelijke samenkomsten, vergaderingen, bezoeken en samen genoten maaltijden, werden, eerst meer en later minder, door hem overheerst. Altijd gepaard met overvloedigheid, uitstraling van macht en vrijgevigheid, maar ook altijd op de kosten van de firma. We bezochten samen, ettelijke keren, vooral ´s middags maar ook ´s avonds een café/restaurant, gespecialiseerd in vis, met de naam Para Vocês, waarin iedere trouwe bezoeker op den duur gehuldigd werd met een loden plaat aan de wand, waarop hun naam gedrukt stond, voorafgegaan door de beschrijving straat (voor de minderwaardige klanten), maar dan opstijgend (volgens belangrijkheid en de hoeveelheid poen die ze achter lieten) naar avenue, boulevard, markt, plaats, station, palijs, kasteel en noem maar op. Zo kregen de nieuwe klanten een gedacht van waar ze eventueel ook zouden kunnen geraken, afhangend van hoeveel keren ze opdaagden per week en bereid waren geld in de zaak te investeren. Hun kinderen en verdere familieleden werden er dus op den duur ook mee betrokken en konden meer en meer verse klanten optrommelen terwijl ze de straat van hun ouders toonden..
Maar terugkerend naar George...
Wordt vervolgd
|