Alleen onschuldige kindjes en onnozele volwassenen begrijpen niet dat er geen tembare vogelkes bestaan, tenware grensloze wreedheid wordt aangewend om het tegenovergestelde te trachten te bewijzen. Zo herinner ik mij hoe duifjes, zonder medelijden, overal en in de schoonste plaatsen eerst, genadeloos ineen worden gepletterd door de kracht van sterke veren, of zelfs de getrainde vingers van de goochelaar, als ze gedurende een truc ineens moeten verdwijnen, of hoe ze braaf op de vinger blijven zitten van de "temmer", op het strand hier bijvoorbeeld, waar ze alle dagen, driehonderd vijftig dagen per jaar, met een stralende glimlach op zijn puistig aangezicht, angeboden worden door een verschrikkelijk ignorante smeerlap. Die laatste beestjes, meestal "piriquitos", hebben ook de dood als enig onvermijdelijk gevolg, want ze worden vooraf verblind door een daarvoor speciaal aangestoken sigaret. Ik weet dat iedereen weet dat blinde vogels geen enkele kans hebben op leven, zelfs niet wanneer het eten juist voor hun bek wordt geplaatst, maar het kost niets nog eens te herhalen dat mensen die blinde vogels kopen, zelf ook blind zouden moeten geweest zijn. Ik heb diene vuilaard al tientallen keren opgemerkt, op het strand, terwijl hij verleidelijk zijn vogeltjes toont aan de dwaze kindjes en de verrukte oudertjes en ik voel me immer zo oneindig laf wanneer ik vermijd er naar te kijken in plaats van er naar toe te streven en hem terstond naar het zeewater te slepen en hem daar, zonder wroeging, langdurig te versmoren. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ter zijne gedeeltelijke ontlasting moet ik nochtans bekennen dat ik zelf vroeger, in België nog, ook vogelkes heb gekweekt in een grote kooi die ik, met weinig poen maar veel toewijding, had gebouwd op het dak van onze garage in Rumbeke, vermoedend dat ik zo echt bewees van vogeltjes te houden. Nu begrijp ik dat ik meer van mezelf hield dan van hen. Vogels, noch eender welk ander dier, moeten in een kooitje, een kommetje of een gevangske geplaatst worden ter onzer genot. Als de liefde het grootst is de vrijheid het verste weg en komt de wreedheid eraan...
Over liefde geschreven, toen ik amper dertien was (of was het veertien?) en nog geen enkel benul had van hoe kindjes gemaakt en geboren worden, had ik op de jaarlijkse kermis aan de Kerk van Rumbeke, een meisje opgemerkt, met van die schone putjes in haar wangen, dat voortdurend in de buurt van de botsautotootjes bleef slenteren, blijkbaar zonder enige financiële bekommernis, want ze vertoefde meer in de autootjes zelf dan er buiten. Ik was, voor de eerste keer in mijn leven, op slag verliefd geraakt maar mijn zakgeld, enkele weinige muntjes, zeker en vast het kapitaal van vijf frank niet overschrijdend, lieten mij niet toe méér dan ene, of was het twee keren, mee te doen. Ongelukkig genoeg keek ze zelfs niet in mijn richting, of deed ze net alsof ik doorzichtbaar was. De enige oplossing bestond erin naar mijn duur verdiende zak marbels te grijpen en de schoonste ervan aan Zjef, de zoon van de Chef van de Statie, met een traan in mijn ogen, te verkopen. Maar zelfs zó was het onmogelijk haar frenetisch ritme te volgen en terwijl ik verplicht werd na enkele weinige toertjes, waarbij ik vermeed op haar autootje te botsen, duidelijk om haar niet te vervelen of kwaad te maken, uit het wagentje te kruipen en ruste-en hopeloos naar haar te blijven gapen, terwijl zij niet stopte met schaterlachen van het veroverd plezier en de pret en ik vast stelde dat mijn kostelijke investering praktisch nutteloos was geweest. Hoeveel uren heb ik haar, dat weekeinde en het volgende ook, niet staan gadeslaan, verloren in een kantje, met lege zakken en veel goesting, maar het was allemaal tevergeefs. Mijn eerste liefde heeft zich op de muur van de onverschilligheid, net zoals met de duifjes van de goochelaars, verpletterd.
Een ander meisje dat ook nooit in mijn richting heeft gekeken zat in mijn klas, gedurende het eerste studiejaar van het HTI van Oostende, wanneer ik ongelukkig vast moest stellen dat zij de zoon van een belangrijke ondernemer van de streek daar verkoos en, vooruitstrevend al in diene tijd, praktisch in zijn kot leefde, wie weet met alle soorten liefde en seks erbij, terwijl ik mezelf, eenzaam, content moest stellen met mijn knagend verdriet..
Ach Rudo... het zou verplicht geweest moeten zijn mij eerst te vragen of ik wel geboren wilde worden..
|