Foto
Inhoud blog
  • verjaardagen
  • 2 juni
  • 2 juni
  • 2 jui
  • 1 juni
  • mei 31
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • WAT WEET JE OVER VOETBAL
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    toen

    01-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 2004 marlon brando

     

    01-07-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 2004 marlon brando

    1 juli 2004 Marlon Brando jr. (Omaha (Nebraska), 3 april 1924 – Los Angeles (Californië), 1 juli 2004[ Marlon Brando werd geboren in Omaha als zoon van Marlon Brando Sr., een vertegenwoordiger, en Dorothy Pennebaker, een drankverslaafde amateuractrice met haar eigen toneelvereniging. Ze hielp onder andere een jonge Henry Fonda bij zijn beginnende acteercarrière. Het paar had drie kinderen. Marlons oudste zus, Jocelyn Brando, was een toneelactrice. Hij was van gemengde afkomst: , Brits, Iers, Duits en Nederlands. Marlon Brando werd van diverse scholen gestuurd, waaronder de militaire academie Shattuck in Minnesota, waar zijn vader ook naar school was gegaan. Hij nam een baan aan als greppelgraver, waarna hij vertrok naar New York waar hij een jaar lang method acting aan de Dramatic Workshop van The New School studeerde, bij Stella Adler. Brando was tevens een van de eerste leden van The Actors Studio, een door Elia Kazan en Lee Strasberg opgerichte organisatie voor acteurs, regisseurs en toneelschrijvers om de technieken van method acting te onderwijzen en te verbeteren. Brando werd hier onderwezen door Strasberg. In 1944 maakte Brando zijn Broadwaydebuut als Nels in I Remember Mama. De jaren daarop speelde hij aldaar in verscheidene stukken, waaronder Truckline Café, Candida en Ben Hechts A Flag is Born, met Paul Muni in de hoofdrol. Voor zijn rol in Truckline Café werd hij door critici uitgeroepen tot de veelbelovendste acteur van Broadway. Zijn grote doorbraak kwam in 1947 in A Streetcar Named Desire van Tennessee Williams, waarin hij de rol van Stanley Kowalski speelde. Onder leiding van Kazan bracht Brando de rol op een natuurlijke, nonchalante manier, maar met een onderliggende intensiteit en seksualiteit die nog niet eerder gezien was. Het betekende de doorbraak van method acting. De weg opende de deur naar Hollywood, maar Brando weigerde in eerste instantie.
    In 1950 maakte Brando zijn filmdebuut als een verbitterde verlamde oorlogsveteraan in The Men van Stanley Kramer. Voor deze rol bracht hij een maand door in de boeg van een veteranenziekenhuis, waar hij ervaringen opdeed met de rehabilitatievan mensen met een dwarslaesie. Het jaar daarop speelde hij in de filmversie van Streetcar, geregisseerd door Kazan. De film was een groot succes en won de Academy Award voor Beste Film. Het leverde Brando tevens zijn eerste Oscarnominatie. Hierna speelde hij de Mexicaanse revolutionair Emiliano Zapata in Kazans Viva Zapata! (1952), en Marcus Antonius in de filmversie van Shakespeares Julius Caesar (1953). Tussendoor liep hij weg van de set van de Franse film Le rouge et le noir na onenigheid met de regisseur Claude Autant-Lara. In 1953 speelde hij tevens de leider van een motorbende in The Wild One, een iconische rol die van hem een voorbeeld zou maken voor een generatie jongeren en waarin voor het eerst motorrijden werd gekoppeld aan leren jassen en een rebelse levensstijl. Gedurende de jaren vijftig kwam hij dankzij deze rollen bekend te staan als een groot, rebels talent, die weinig ophad met het glamourleven en openlijk kritiek uitte op Hollywood, de filmindustrie en het sterrendom. Hij werd vier opeenvolgende jaren genomineerd voor de Academy Award voor Beste Acteur, voor A Streetcar Named Desire (1951), Viva Zapata! (1952), Julius Caesar (1953) en voor zijn rol van aan lager wal geraakte bokser Terry Malloy in On the Waterfront (1954). Enkel zijn rol in On the Waterfront werd bekroond met een Academy Award. Voor de rol in deze film won hij tevens een New York Film Critics Award en een prijs op het Filmfestival van Cannes. In de latere jaren vijftig speelde hij in een grote verscheidenheid aan films. Hij speelde Napoleon Bonaparte in Désirée (1954), zong in de musical Guys and Dolls naast Frank Sinatra (1955), was te zien in de Broadway-bewerking The Teahouse of August Moon (1956) en kreeg een vijfde Oscarnominatie voor zijn rol als luchtofficier in Sayonara(1957). In 1958 was hij naast Dean Martin en Montgomery Clift te zien in The Young Lions. Deze film, waarin hij een nazi-officier speelde, was een grote hit.
    Het duurde echter een poos voor hij weer een hit zou hebben. In de jaren zestig verscheen hij in een reeks van onsuccesvolle films, vaak van mindere kwaliteit. Dit kwam doordat Brando moeite had goede rollen te vinden en hij weigerde samen te werken met een groot aantal regisseurs. Hij begon het decennium met de western One-Eyed Jacks uit 1961, dat hij zelf zou produceren. Nadat Stanley Kubrick zich terugtrok uit het project nam Brando tevens de regie op zich. Het zou de enige film worden die Brando zou regisseren. De film was een bescheiden succes in de bioscopen maar maakte door de hoge kosten weinig winst. Het volgende project verliep nog rampzaliger. Brando weigerde de hoofdrol in Lawrence of Arabia om te kunnen spelen in de remake van Mutiny on the Bounty (1962). De productie van deze film liep echter flink uit. Regisseur Carol Reed werd ontslagen en vervangen door Lewis Milestone. Brando gedroeg zich onmogelijk op de set: hij negeerde de regisseur volledig, eiste herhaaldelijk veranderingen in het script en nam de regie in eigen handen. De film zou uiteindelijk bijna $20 miljoen kosten, waarvan $1,2 miljoen voor Brando, destijds een recordsalaris voor een mannelijke acteur (Elizabeth Taylor was even daarvoor als eerste actrice de miljoengrens doorbroken voor haar rol in Cleopatra). Hoewel Mutiny on the Bounty een van de bestbezochte films van het jaar werd, wist hij door de hoge kosten geen winst te maken en werd hij beschouwd als een flop. Brando kreeg hierdoor het stempel box-office poison (vergif voor de kassa) opgedrukt en wist de rest van het decennium geen succesvolle films meer te maken. In 1972 beleefde hij een comeback met twee zeer diverse rollen. Geheel tegen de wensen van Paramount in gaf regisseur Francis Ford Coppola hem de rol van Don Vito Corleone, het hoofd van een maffiafamilie, in The Godfather. Paramount kreeg ongelijk: de film groeide uit tot de bestbezochte film van het jaar en gold zelfs voor een korte tijd als de bestbezochte film aller tijden. Tegenwoordig wordt de film beschouwd als een van de beste Amerikaanse films aller tijden. Brando won tevens zijn tweede Oscar voor de film. Brando weigerde zijn Oscar voor The Godfather echter, en stuurde in plaats daarvan de onbekende Mexicaans-Indiaanse actrice Sacheen Littlefeather naar de uitreiking als protest tegen de manier waarop Hollywood de Indianen afspiegelde in films. Datzelfde jaar was hij te zien in Last Tango in Paris van Bernardo Bertolucci. De controversiële film, waarin hij een Amerikaanse weduwnaar speelde die een seksuele relatie aangaat met een jonge Française, kreeg goede recensies en werd eveneens een van de grotere kassuccessen van het jaar. Ook voor deze rol werd hij genomineerd voor de Academy Award voor Beste Acteur. Na dit succesjaar ging Brando er drie jaar tussenuit, om pas in 1976 terug te keren in The Missouri Breaks, met Jack Nicholson in de andere hoofdrol. In 1979 speelde hij de rol van kolonel Walter Kurtz in Apocalypse Now. Hij was erg dik geworden en wilde daarom alleen in het schemerduister worden gefilmd. Hij zou nog veel zwaarder worden, tot hij een gewicht van ongeveer 150 kg zou bereiken. Brando was tegen die tijd het acteren gaan haten, liep van de set weg als iets hem niet beviel, en weigerde voor sommige films zijn rol te leren of het script zelfs maar in te zien. Hij kwam er zelfs openlijk voor uit het liefst zo veel mogelijk geld binnen te halen voor zo min mogelijk werk, als de $3,7 miljoen die hij kreeg voor dertien dagen werk op de set van Superman. Begin jaren tachtig trok Brando zich terug op zijn privé-eiland Tetiaroa, ten noorden van Tahiti. In 1989 keerde hij weer terug naar het witte doek met de anti-apartheidsfilm A Dry White Season, waarvoor hij weer een Oscarnominatie kreeg, ditmaal voor Beste mannelijke bijrol. Het jaar daarop parodieerde hij zijn eigen rol in The Godfather in de komedie The Freshman, en in 1995 met Johnny Depp en Faye Dunaway in Don Juan DeMarco. De meeste van de films waar hij in de jaren negentig in speelde waren echter van mindere kwaliteit. Het dieptepunt was The Island of Dr. Moreau, waarvoor hij een Golden Raspberry Award voor slechtste mannelijke bijrol kreeg. In 2001 zou hij een cameo hebben in Scary Movie 2, maar moest vanwege gezondheidsproblemen uit de film stappen. De laatste film waarin hij te zien was was The Score uit 2001, met naast hem Robert De Niro en Edward Norton in de hoofdrollen. Vlak voor zijn dood had hij nog een stem ingesproken voor de animatiefilm Big Bug Man. Deze film is nog niet verschenen.
    Brando was driemaal gehuwd, alle drie de keren met een actrice; van 1957 tot 1959 met Anna Kashfi, van 1960 tot 1962 met Movita Castaneda en van 1962 tot 1972 met de Tahitiaanse Tarita Teriipia. De laatste ontmoette hij tijdens de opnames van Mutiny on the Bounty, waarin zij (als Maimiti) het liefje van Brando (als Fletcher Christian) moest spelen. Hij had ten minste zestien kinderen, van wie drie geadopteerd en dertien biologische kinderen. Zijn jongste drie kinderen waren verwekt bij zijn huishoudster, Maria Christina Ruiz. Vermoedelijk had hij tevens nog tientallen kinderen waarvan zijn vaderschap nooit publiekelijk bekend is gemaakt. Christian, zijn oudste zoon, schoot in mei 1990 Dag Drollet, de vriend van zijn zwangere halfzus Cheyenne, dood. Hij werd veroordeeld tot tien jaar cel. Cheyenne pleegde vijf jaar later zelfmoord. Zij was toen 25 jaar oud. Brando was ook te zien in de videoclip van Michael Jacksons You Rock My World" uit 2001. Als hobby was Brando ook actief als radiozendamateur met de roepletters KE6PZH en FO5GJ. Zijn beste vriend was acteur Wally Cox, met wie hij tijdens zijn studententijd in New York een kamer deelde. Toen Cox onverwachts op 48-jarige leeftijd stierf, nam Brando zijn as over van zijn weduwe, met de belofte om het uit te strooien in zee. In plaats daarvan hield hij de as dertig jaar lang verborgen in zijn kast. Uiteindelijk is zijn as samen met Brando's as verstrooid in Death Valley.
    Brando was tevens bekend om zijn politiek activisme. Hij sprak regelmatig zijn steun uit voor minderheden in de Verenigde Staten, en maakte zich sterk voor zijn rechten. Sinds begin jaren zestig kwam hij op voor de rechten van Indianen, wat uiteindelijk uitmondde in het weigeren van de Oscar in 1972 vanwege de manier waarop Hollywood Indianen toonde in films. Hij was tevens een aanhanger van Martin Luther King, die hij financieel ondersteunde. In 1963 nam hij deel aan de Civil Rights March on Washington, D.C. In 1994 verscheen zijn autobiografie, Songs My Mother Taught Me. Brando leed al geruime tijd aan longfibrose toen hij op 1 juli 2004 in het UCLA Medical Center te Los Angeles overleed aan longproblemen. Hij leed tevens aan zwaarlijvigheid, hartfalen en diabetes, en recentelijk was leverkanker bij hem geconstateerd. Brando was tachtig jaar oud. Hij werd gecremeerd en zijn as is op twee plaatsen uitgestrooid, een deel op Tahiti en een deel, samen met de as van Wally Cox, in Death Valley. Hij liet dertien kinderen na (twee stierven voor hem) en meer dan dertig kleinkinderen. Een van zijn kleinzonen is Versace-model Tuki Brando. Een van zijn kleindochters is Courtney Love, de weduwe van Kurt Cobain.
    Brando had twaalf erkende biologische kinderen, van wie acht met zijn vrouwen en vier met onbekende vrouwen. Hij had drie geadopteerde kinderen. Daarnaast zijn er talloze kinderen die hij nooit publiekelijk bekend heeft gemaakt. Onder hen bevindt zich Linda Carroll, de dochter van schrijfster Paula Fox, moeder van actrice en zangeres Courtney Love.[2] was een Amerikaans film- en theateracteur en zanger. Brando wordt beschouwd als een van de belangrijkste method actors, die de acteertechniek in Hollywood in de jaren vijftig onder de aandacht bracht met rollen in A Streetcar Named Desire en On the Waterfront, beide geregisseerd door Elia Kazan. Latere iconische rollen zijn onder andere Vito Corleone in The Godfather en Colonel Kurtz in Apocalypse Now. Brando's acteerstijl had grote invloed op acteurs als Paul Newman, Elvis
    Presley, James Dean, Robert De Niro, Rutger Hauer en vele anderen. Brando was tevens een activist, die onder andere opkwam voor de rechten van de Indianen.







    01-07-2018 om 09:12 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1974 peron
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1 juli 1974 Juan Domingo Perón (Lobos, 8 oktober 1895 – Olivos, 1 juli 1974) was een Argentijns militair en president van Argentinië van 1946tot 1955 en van 1973 tot 1974.
    Juan Perón werd geboren in Lobos in de provincie Buenos Aires en ging op 15-jarige leeftijd naar de militaire school. Hier bleek hij uiterst talentvol en snel klom hij op in de militaire hiërarchie. In de jaren dertig was hij militair waarnemer in het fascistische Italië. In juni 1943 was hij als kolonel een belangrijke figuur in de militaire coup door de GOU (Verenigde Groep van Officieren) tegen het burgerbewind van Ramón Castillo. Dit werd nodig geacht, omdat de zittende president ernstig ziek was en weigerde de macht over te dragen aan zijn vicepresident, waardoor het land verviel in chaos. Oorspronkelijk was Perón onderminister van Oorlog, later werd hij minister van Arbeid en Sociale Zaken (november 1943) en uiteindelijk vicepresident en minister van Oorlog (februari 1944). Hij werd echter op 9 oktober 1945 tot ontslag gedwongen door tegenstanders binnen de regering en kort daarna gearresteerd, maar massabetogingen dwongen zijn vrijlating af op 17 oktober. Perón was zo populair dat hij kort daarna verkozen werd tot president van Argentinië op 24 februari 1946 met 56% van de stemmen. Perón ontvouwde zijn politiek van sociale en economische hervormingen en claimde een derde weg te bewandelen, tussen kapitalisme en communisme. Hiertoe volgde hij een solidaristische en corporatistische lijn, die klassenverzoening (maar volgens anderen juist weer klassenstrijd) en nationale eenheid tot doel had. Hij was stevig gekant tegen de Amerikanen en de Britten en voerde een nationalisatie van de industrie door, alsook een sterke industrialisatie van het land. Het peronisme is nog steeds een belangrijke factor in de Argentijnse politiek. Juan Perón trouwde op 9 december 1945 met Eva Duarte, beter bekend als Evita. Zij was immens populair onder de Argentijnse bevolking. Zij had geen formele bestuurlijke positie, maar via een aantal door haar opgerichte maatschappelijke organisaties, die voor een deel nog steeds bestaan, profileerde zij zich als een soort minister van Sociale Zaken. Perón werd herkozen in 1951. Bij Evita was toen al uitgezaaide baarmoederhalskanker geconstateerd. Ze overleed, 33 jaar oud, in 1952. In september 1955 werd Perón afgezet tijdens een militaire staatsgreep in een steeds slechter wordend economisch klimaat en na problemen met de RoomsKatholieke Kerk, die zelfs tot zijn excommunicatie hadden geleid. Hij ging in ballingschap in Paraguay en vestigde zich uiteindelijk in Madrid. Daar huwde hij de nachtclubzangeres Isabel Martínez de Perón in 1961. In 1973 herstelde generaal Alejandro Lanusse de democratie, nadat hij een staatsgreep had gepleegd in maart 1971. Op 11 maart 1973 werden er weer vrije verkiezingen gehouden. Perón mocht niet meedoen, maar de Argentijnse bevolking verkoos massaal zijn stroman Héctor Cámpora als president, die reeds in juli ontslag nam, zodat nieuwe verkiezingen volgden. Perón won deze met gemak en in oktober 1973 werd hij opnieuw president, met zijn vrouw Isabel als vicepresident. Er volgde een tumultueuze periode, want de Peronistische beweging was verre van een eenheid. De oude generalissimo kon in de strijd tussen de linker- en de rechtervleugel geen richting meer geven. Juan Domingo Perón stierf op 1 juli 1974, minder dan een jaar na zijn benoeming. Zijn vrouw Isabel, die Peróns 'running mate' was in voorgaande verkiezingen, volgde hem op, maar werd in maart 1976 afgezet tijdens de staatsgreep waarbij junta-leider en dictator Jorge Videla aan de macht kwam. Peron werd herbegraven op 17 oktober 2006 te San Vicente in een plechtige processie, die eindigde in een schietpartij waarbij enige doden vielen.

    01-07-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1903 tour de france

    1 juli 1903 De Ronde van Frankrijk (Frans: Tour de France [ˌtuʀdəˈfʀɑ̃ːs]?, ook wel de Tour genoemd) is een meerdaagse wielerwedstrijd die voor het grootste deel door Frankrijk voert. Samen met de rondes van Italië (Giro) en Spanje (Vuelta) is het een van de drie Grote Rondes. De Tour de France is ontstaan in 1903 en werd destijds georganiseerd door Henri Desgrange, hoofdredacteur van het tijdschrift L'Auto. Zijn jonge medewerker, journalist Georges Lefèvre, die tevens de Tourdirecteur van de eerste editie was, werd geïnspireerd door de individuele poging in 1895 van wielrenner Jean Marie Corre. Corre introduceerde in 1895 een fiets van aluminium en testte deze in zijn eentje over alle bekende parcoursen in Frankrijk. Hieruit ontstond in 1903 het idee om deze tijdritten jaarlijks te laten herleven. De Tour is sindsdien uitgegroeid tot de belangrijkste en eervolste wielerwedstrijd van het jaar. De renners met de meeste eindoverwinningen zijn de Fransen Jacques Anquetil en Bernard Hinault, de Belg Eddy Merckx en de Spanjaard Miguel Indurain, die elk 5 maal de Tour wonnen. De Amerikaan Lance Armstrong moest zijn 7 Touroverwinningen van 1999 tot 2005 inleveren omdat hij het gebruik van doping heeft toegegeven. Voor deze Tours werden geen nieuwe winnaars aangewezen. Begin 20ste eeuw heeft Frankrijk twee toonaangevende sportkranten, "L'Auto-Vélo" en "Le Vélo". Le Vélo, de sponsor van de wielerklassieker Bordeaux-Parijs, is veruit de best verkopende krant; de oplage bedraagt 80 000 tegenover 20 000 voor L'Auto-Vélo. Henri Desgrange, hoofdredacteur van L'Auto-Vélo en eerste werelduurrecordhouder, wil hier iets aan doen en samen met Géo Lefèvre komt hij op het idee om een ronde van Frankrijk voor wielrenners te organiseren. Op 16 januari 1903 verliest Desgrange een belangrijk proces tegen zijn concurrent Griffard van Le Vélo. Desgrange moet de naam Vélo uit de titel van zijn krant schrappen. Haat welt op. Desgrange blijft echter niet bij de pakken neerzitten en drie dagen later, op 19 januari, wordt de eerste ronde van Frankrijk aan de pers voorgesteld. Dit voorstel werd echter niet meteen enthousiast onthaald en men vreesde dat de Tour er nooit zou komen. Een week voor het sluiten van de inschrijvingen hebben slechts 15 renners zich ingeschreven. Dat was op 6 mei. De eerste Tour zou beginnen op 1 juni en duren tot 5 juli. Noodgedwongen moest Desgrange dus al een paar toegevingen doen. De eerste Tour zou pas op 1 juli beginnen en het startgeld werd gehalveerd. Uiteindelijk schreven 108 renners zich in, en 60 daarvan verschenen ook daadwerkelijk aan de startlijn op 1 juli. Op 1 juli 1903 worden de 60 renners dan in gang geschoten voor de eerste Tour. Deze bestond uit 6 ritten. Om na te gaan of de renners het voorziene parcours afleggen, zijn onderweg controleposten geïnstalleerd. Daar moeten de renners hun naam roepen naar de commissarissen of afstappen en een handtekening plaatsen. De controleurs haasten zich dan naar het volgende controlepunt. De Fransman Maurice Garin wint met een voorsprong van bijna 3 uur op de nummer twee, al is het gezien de perikelen in de Tour van het daaropvolgende jaar wel de vraag of hij daadwerkelijk de hele ronde op de fiets heeft volbracht. Uiteindelijk rijden van de 60 slechts 21 renners de wedstrijd uit. Na de eerste Tour had Desgrange gezien dat het goed was geweest en dus laat hij een jaar later een tweelingzusje op papier tekenen. Zelfde aantal ritten, zelfde aankomstplaatsen en zelfde favorieten. Het enige verschil was dat in 1903 renners zich konden inschrijven voor een of meer ritten, dit jaar mochten er geen renners bij komen. Op weg dus, maar al gauw duiken er een paar probleempjes op. Nogal wat mensen die langs het parcours wonen protesteren en werpen barricades op omdat ze vinden dat de doortocht van de karavaan hun nachtrust verstoort. In die tijd werd er ook nog 's nachts gekoerst. Op de Col de la Republique, de eerste berg in de Tour, begint het pas echt uit de hand te lopen. Supporters van de ontsnapte Faure grijpen de achtervolgende Garin bij de kraag en roepen: "Weg met Garin, sla hem dood". Maar de in Italië geboren Fransman is niet bang. "Ik ga door tot Parijs en zal winnen, tenzij ik vermoord word". In Lunel liggen de straten vol met glasscherven en in Nîmes komt het tot vechtpartijen waarbij renners getrakteerd worden op stokslagen van betogers. Op den duur heeft niemand nog zicht op het wedstrijdverloop, wat sommigen aanzet tot valsspelerij zoals later zou blijken. Maar de Tour gaat door. Acouturier wint vier van de zes ritten, maar was na een val in de eerste rit al
    uitgeschakeld voor het eindklassement. De strijd voor het eindklassement wordt herleid tot een duel Garin-Pothier. Na de voorlaatste rit leidt Garin met 28 seconden voorsprong. Maar dan begint het spel pas echt. Een hevig onweer maakt de slotrit in het Parc des Princes onmogelijk. Daags na de laatste rit besluit Desgrange dat de tweede editie van de Tour ook meteen de laatste is geweest. De vele incidenten onderweg hadden hem totaal ontmoedigd. Ondertussen begint de Union Vélocipédique de France met onderzoekswerk naar de gebeurtenissen tijdens de afgelopen Tour. De resultaten worden vrijgegeven op 30 november en doen de bom helemaal barsten. De eerste vier van het eindklassement worden gediskwalificeerd! Ze hebben zich onderweg schuldig gemaakt aan ontelbare overtredingen: hier en daar de trein genomen, binnenwegen genomen, zich laten voorttrekken, ... Resultaten: Pothier wordt levenslang geschorst, Garin mag twee jaar niet meer koersen en de vijfde, Henri Cornet, wordt uiteindelijk tot eindwinnaar uitgeroepen. Organisator Desgrange vecht terug: "De Grote kruistocht van de wielersport mag niet eindigen met zo'n valse noot." Het jaar daarop komt Desgrange toch met een nieuwe Tour op de proppen. Nieuwigheden: In plaats van 6 zijn er nu 11 ritten en met de Ballon d'Alsace en de Col Bayard worden de Vogezen en de Alpen aangedaan. Nog een jaar later komt Desgrange weer met een nieuwigheidje. De laatste kilometer van een rit wordt voortaan aangegeven met een vod in de vorm van een rode driehoek. In 1910 komt Alphonse Steinès, een journalist van L'Auto, bij Desgrange aankloppen. De man had de Col du Tourmalet ontdekt. Hij was bij de verkenning bijna zelf omgekomen tijdens een sneeuwstorm, het wegdek was een ware verschrikking en er werden weleens beren op de flanken van de Tourmalet gesignaleerd, maar Desgrange had er wel oren naar. Dus trok het peloton in 1910 voor het eerst de Pyreneeën in. Er stonden twee Pyreneeënritten op het programma. De eerste naar Luchon over de Col de Portet-d'Aspet werd gewonnen door Octave Lapize. De tweede, van Luchon naar Bayonne met onder meer de beklimmingen van de Peyresourde, de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque, werd gewonnen door, opnieuw, Lapize. De renners waren echter niet te spreken over deze nieuwe beproevingen. Ze scholden Desgrange uit voor moordenaar en al wat niet mooi is. Hoewel er geen renners tijdens de Pyreneeënritten worden opgegeten door beren, valt er toch een dode. De totaal onbekende Adolphe Hélière krijgt, tijdens een zwempartijtje in zee op de rustdag in Nice, een hartaanval en verdrinkt. In 1911 gaat Desgrange het nog hoger zoeken, want dan staat er een Alpenrit over de Télégraphe en de Galibier op het programma. Een jaar later wint voor het eerst een Belg de Tour de France, Odiel Defraeye uit Rumbeke.
    "Wij willen de leider zien. Het peloton zoeft voorbij en we hebben de leider niet eens kunnen herkennen" morden de Franse journalisten in 1919. Desgrange dacht na en kwam uiteindelijk met een gele trui op de proppen. Waarom geel? Simpel: de organiserende krant, L'Auto, werd op geel papier gedrukt. Op 19 juli 1919 wordt Eugène Christophe de allereerste geletruidrager. De Tour groeit verder en wordt de grootste wielerwedstrijd ter wereld. Dit zorgt ervoor dat L'Auto in 1923 daags na de slotrit één miljoen kranten verkoopt. De Tour is een begrip en iedereen wil er alles over lezen. In 1930 komt Desgrange weer met iets nieuw op de proppen. Hij voert de landenploegen en het ploegenklassement in. De eerste publiciteitskaravaan wordt op poten gezet en voor het eerst wordt er een rit rechtstreeks op de radio uitgezonden. Nog een paar jaar later wordt het bergklassement ingevoerd, de eerste winnaar ervan is Vicente Trueba. De tijd gaat verder en voor het eerst wordt er een tijdrit georganiseerd (1934), de Spanjaard Fransesco Cepeda komt als eerste renner aan zijn einde(1935), Theo Middelkamp wint als eerste Nederlander een Tourrit (1936), derailleurs (versnellingsapparaten) worden toegelaten (1937), Desgrange zoekt het nog steeds hogerop met de Col de l'Iséran, de op dat moment (1938) hoogst berijdbare berg in Europa, en voor het eerst staat er ook een klimtijdrit op het programma (1939). In 1940 overleed Henri Desgrange, stichter van de Ronde van Frankrijk. Dan breekt de oorlog uit en na de oorlog hebben de Franse sportkrant L'Équipe en de Parijse Stadskrant Le Parisien Libéré L'Auto vervangen. In 1948 vindt dan een revolutionaire wending plaats: voor het eerst wordt er een Tourrit, de
    slotetappe naar Parijs, rechtstreeks uitgezonden op tv. In 1949 wordt er een monument geplaatst, boven op de Galibier, ter ere van Desgrange. In 1951 wordt voor het eerst niet vanuit Parijs vertrokken, maar fungeert Metz als startplaats. Vanaf 1905 worden er cols beklommen maar in 1952 is het de eerste keer dat er een etappe boven op een col aankomt, op de mythische Alpe d'Huez. De rit vertrok vanuit Lausanne en de Italiaan Fausto Coppi won. De aankomst lag niet helemaal boven, maar in het dorpje Huez, ongeveer op de helft van de klim die nu tot helemaal boven wordt gereden. Nadien werd er in die Tour nog tweemaal boven op een top gefinisht, op Sestriere en op de Puy de Dôme. Deze beide ritten werden ook door Coppi gewonnen.
    Bij het 50-jarig bestaan in 1953 wordt het puntenklassement ingevoerd. De leider van dit klassement krijgt een groene trui. De kleur is te danken aan de eerste sponsor, een fabrikant van grasmachines. Een jaar later laat men de Tour voor het eerst buiten Frankrijk vertrekken, namelijk in Amsterdam. Ook in de daaropvolgende jaren en decennia, zal de Tour nog regelmatig in het buitenland van start gaan. In 1957 debuteert de Fransman Jacques Anquetil in de Tour en wint meteen. De Fransman is een begenadigd tijdrijder en wordt "Monsieur Chrono" genoemd. Hij zal de eerste zijn die vijfmaal de Tour wint. In 1958 is er voor het eerst een aankomst op de Mont Ventoux. Vanaf 1962 wordt er definitief gereden met merkenploegen. In 1967 sterft Tom Simpson tijdens de beklimming van de Mont Ventoux na het gebruik van amfetaminen. Gecombineerd met de hitte, de zware beklimming en maagproblemen wordt dit hem fataal. In 1968 wordt de aankomst van de slotrit voor het eerst op de wielerbaan van Vincennes gehouden, voorheen werd er altijd aangekomen in het Parc des Princes. Jan Janssen wint als eerste Nederlander de Tour door in de laatste rit het geel af te nemen van de Belg Herman Van Springel (1968). Vijf jaar na de laatste zege van Anquetil begint een nieuw hoofdstuk, dat van Eddy Merckx. De Belg slaagt er net als Anquetil in om de Tour vijfmaal te winnen. Eddy Merckx, bijgenaamd 'De kannibaal', wilde altijd en overal winnen en regeerde het peloton. Hij behaalde 34 ritoverwinningen en droeg 96 dagen de gele trui. Uiteindelijk werd het rijk van Merckx ten einde gebracht in 1975. Tijdens de rit naar Pra Loup stortte hij in en de Fransman Bernard Thévenet won de Tour die voor het eerst aankwam op de Champs Elysées. De volgende die erin slaagde de Tour vijfmaal te winnen. was Bernard Hinault, bijgenaamd 'Le Blaireau' (de das). Hinault leek sterk op zijn voorganger Merckx, want ook hij werd in het peloton beschouwd als de patron. Ook Hinault slaagde er niet in de Tour een zesde maal te winnen. In 1986 moest hij de overwinning laten aan zijn jonge Amerikaanse ploegmaat Greg LeMond. Diezelfde LeMond won in 1989 de Tour met het kleinste verschil ooit, door in een tijdrit van Versaillesnaar de Champs Elysées op een fiets met triatlonstuur 58 seconden goed te maken op geletruidrager Laurent Fignon en met amper 8 seconden verschil te winnen. Ondertussen wonnen de Nederlanders ritzeges bij de vleet op l'Alpe D'Huez en wonnen de Belgen groene trui na groene trui. Voor beide landen waren de jaren tussen eind jaren zestig en eind jaren tachtig gouden jaren. De volgende in het rijtje van vijfvoudige Tourwinnaars is de Bask Miguel Indurain. De "Sfinx van Pamplona" regeerde in het begin van de jaren negentig. Zijn tactiek was niet mooi, maar wel efficiënt. Hij overklaste de tegenstand in de tijdritten en bleef bij in de cols. Tijdens zijn laatste overwinning op Franse wegen (1995) kwam de Italiaan Fabio Casartelli lelijk ten val tijdens de afdaling van de Portet D'Aspet. De 24-jarige olympische kampioen van Barcelona '92 overlijdt aan zijn hersenletsel en is tot op heden de laatste renner die tijdens de Tour gestorven is.
    In 1998 werd, voor aanvang van de Tour, verzorger Willy Voet van de Festina-ploeg betrapt met grote hoeveelheden epo in zijn auto. Er werd streng gecontroleerd en de Nederlandse ploeg TVM, de Franse
    ploeg Festina en alle Spaanse teams werden uit de Tour gezet. Ploegleider Cees Priem van TVM belandde in de gevangenis. Vanwege het harde optreden van de Franse justitie was er halverwege de zeventiende etappe een rennersstaking waarbij alle renners hun rugnummers verwijderden. Slechts 96 van de 189 gestarte renners behalen de eindstreep in Parijs. Vanwege deze perikelen kreeg deze Tour de bijnaam "Le Tour Noir" of "Le Tour Dopage". In mei 2006 werd er bekendgemaakt dat er een dopingschandaal was in Spanje, waar niet alleen Spaanse renners maar ook renners uit Italië, Frankrijk en Duitsland bij betrokken waren. Het begon bij de Spaanse ploeg Liberty Seguros waar teamleider Manolo Saiz en arts Eufemiano Fuentes er van worden verdacht betrokken te zijn bij een dopingzaak. Fuentes zou te maken hebben gehad met veel grote renners. Liberty verdween als geldschieter voor de ploeg en bedrijven uit de hoofdstad van Kazachstan, Astana, besloten de ploeg te gaan sponsoren, waarna de naam veranderde in AstanaWürth. De bazen van de Tour de France wilden Astana-Würth (de ploeg van een van de favorieten van dat jaar: Aleksandr Vinokoerov) uitsluiten van deelname maar Astana ging daar tegenin en kreeg gelijk van de sportcommissie CAS. Een dag voor de start werd er een lijstje van 35 renners openbaar gemaakt (waarvan er negen op de startlijst van de Tour stonden) en spraken de ploegleiders af om alle namen op de lijst uit hun ploeg direct op non-actief te stellen. Op het lijstje stond een aantal grote namen, onder wie Tour de France-winnaar van 1997 Jan Ullrich, zijn teamgenoot Óscar Sevilla, de nummer 2 in de Tour van 2005 Ivan Basso, Francisco Mancebo, Joseba Beloki en bijna alle renners van de Spaanse ploeg Comunidad Valenciana. Aangezien uit de ploeg van Astana-Würth vijf mensen niet van start mochten gaan, betekent dit dat de ploeg minder dan zes renners overhield en derhalve toch niet in de Tour mocht starten. De Tour van 2006 werd uiteindelijk gewonnen door Floyd Landis, die na een inzinking in de 16e etappe zich herstelde in de 17e etappe en in de laatste tijdrit de ronde besliste. Vier dagen na de Tour, nadat Landis niet kwam opdagen bij de Acht van Chaam en onbereikbaar was, werd ontdekt dat hij doping heeft gebruikt. Op 11 mei 2007 werd hij geschrapt als Tourwinnaar. Na verschillende incidenten betreffende dopinggebruik maakt Christian Prudhomme op 27 juli 2007 bekend dat hij tijdens de volgende Ronde van Frankrijk niet meer samenwerkt met het UCI. In 2008 stopte de Tourdirectie vanwege ruzie de samenwerking met de UCI en werkte tijdens de editie van dat jaar samen met het WADA (Wereldantidopingagentschap) en de Franse dopinginstanties. In 2009, toen het conflict tussen ASO en UCI weer was bijgelegd, nam de UCI de dopingcontroles weer voor zijn rekening. De Ronde van Frankrijk 2011 maakte deel uit van de eerste editie van de UCI World Tour. Op 6 februari 2012 werd Alberto Contador geschorst voor 2 jaar. Hij verloor zijn overwinning aan de Luxemburger Andy Schleck. Zijn broer Fränk Schleck werd dat jaar vanwege doping uit de Tour gezet. Op 24 augustus 2012 werd Lance Armstrong door de USADA voor het leven geschorst omdat hij de spil was in een groot dopingschandaal. Deze schorsing werd in oktober 2012 overgenomen door het UCI en zijn Touroverwinningen moest hij inleveren.
    De snelheid van de Tourwinnaar is over de jaren heen omgekeerd evenredig met de lengte van de Tour (gemeten vanaf 1919) De eerste Ronde van Frankrijk werd in 1903 gereden en was met een lengte van 2428 km zelfs naar de huidige maatstaven kort te noemen. Die Tour bestond uit 6 etappes met een uitermate grote etappeafstand van gemiddeld 405 km. De gemiddelde snelheid van de winnaar was 26 km/u; langzaam maar het was niet de langzaamste Tour ooit, want dat werd die van 1919 met slechts 24 km/u. De tweede Tour werd over hetzelfde parcours gereden en leverde ook vrijwel dezelfde gemiddelde snelheid op. In 1903 en 1904 werden de tijden in tienden van seconden berekend met het gevolg dat renners soms bijtellingen kregen van 1 of 2 seconden. Vanaf 1905 t/m 1912 besluit de Tourorganisatie een klassement op te stellen met punten in plaats van tijden. Met ingang van 1905 werd echter een parcours gekozen dat zich aan de buitengrenzen van Frankrijk bevond zodat de renners daadwerkelijk een rondje Frankrijk reden. De lengte van de Tour steeg daardoor en is tot en met 1970 nooit minder
    dan 4000 km geweest. De langste Tour ooit was die van 1926met 5745 km Tourlengte. Die winnaar zat toen 239 uur op het zadel. De gemiddelde etappelengte was door het toegenomen aantal etappes niet meer zo bizar groot als in de eerste twee jaar, maar bedroeg tot 1927 meestal toch nog tussen de 300 en 370 km. Daarna besloot men om de etappelengte terug te brengen tot zo'n 250 km, en in de loop der tijd daalde die lengte gestaag verder naar zo'n 170 km per dag gemiddeld. Vanaf 1927 heeft de Tour het karakter gekregen zoals we dat nu nog kennen, namelijk circa 20 etappes van circa 200 km over een totale lengte van circa 4000 km, waarbij echter wel een trend waarneembaar is van een steeds kortere Tour. Afgezien van de eerste twee Tours (1903 en 1904) is die van 1989 met 3285 km de kortste geweest. 1988 was de Tour met de kortste etappes, gemiddeld 149 km, en 1987 met de meeste etappes, namelijk 25 stuks. De snelheid van de winnaar is in de loop der jaren gestegen en hoewel dat kan worden toegeschreven aan de professionalisering van de sporter, beter materiaal en doping, is de lengte van de Tour ook een bepalende factor; er is een zekere correlatie zichtbaar tussen de lengte van de Tour en de gemiddelde snelheid van de winnaar. In 1927, de eerste zogezegd normale Tour, reed de winnaar de Tour uit met een snelheid van 27 km/u. Tegenwoordig rijdt de winnaar ongeveer 40 km/u. In 2006 werd de tot nu toe snelste Tour gereden, 41 km/u. De Tour is niet altijd gereden; de Eerste en Tweede Wereldoorlog waren daar debet aan. Van 1915 t/m 1918 en 1940 t/m 1946 werd er geen Tour georganiseerd. Van 1999 t/m 2005 werd de Tour wel gereden maar werd vanwege vals spel de winnaar achteraf uit de uitslag geschrapt. Er werden geen nieuwe winnaars aangeduid.
    De Tour heeft diverse uitdagingen. Behalve de strijd om het eindklassement (gele trui) strijden de renners en wielerploegen om de punten die er iedere etappe te verdienen zijn. De renner met het hoogste totaal aantal punten in een bepaald klassement mag de volgende etappe in de trui rijden met een bepaalde kleur of print. Er zijn tevens flinke geldbedragen te winnen met de verschillende klassementen.
     Algemeen klassement - gele trui: kortste totale tijd over alle etappes  Puntenklassement - groene trui: punten worden gescoord aan het eind van de etappes, in het bijzonder de vlakke etappes en in tussensprints  Bergklassement - bolletjestrui: punten worden gescoord aan de top van de diverse beklimmingen  Jongerenklassement - witte trui: hoogst genoteerde renner in het algemeen klassement onder een bepaalde leeftijd (meestal 25 jaar)  Rood rugnummer: een rood, in plaats van zwart rugnummer: een jury kijkt dagelijks wie die dag het meest aanvallend heeft gereden, en kent op basis daarvan punten toe. Dit moet niet verward worden met de rode lantaarn, dat is een niet-officiële term voor degene die als laatste in het klassement staat.  Ploegenklassement - elke dag worden de tijden van de drie eerste rijders van elk team opgeteld. De leidende ploeg is tegenwoordig herkenbaar aan gele rugnummers en gele helmen, omdat de aloude gele petjes niet meer zichtbaar waren door de helm of überhaupt niet meer werden gedragen door de renners. In het verleden zijn er nog verscheidene andere klassementen opgemaakt die inmiddels zijn afgeschaft. Voorbeelden zijn de rode trui ( ) voor de tussensprints en de lapjestrui ( ) voor het combinatieklassement. Ook bestond er een ploegenpuntenklassement; de ploeg die daarin aan de leiding stond droeg groene petjes.
    De gele trui wordt gedragen door de renner die over alle verreden etappes de snelste tijd heeft. In 2008 zijn de bonificatieseconden afgeschaft en in 2015 weer ingevoerd. Degene die de trui na de laatste etappe mag aantrekken, is de winnaar van de ronde van Frankrijk. De gele trui werd voor het eerst ingevoerd in 1919 en werd als eerste gedragen door de Fransman Eugène Christophe. De kleur werd gekozen als referentie naar het gele papier waarop de organiserende krant, L'Auto, gedrukt werd
    De groene trui wordt gedragen door de renner die in de aangegeven tussensprints en op de meet de meeste punten heeft verzameld. Op de meet kunnen punten worden behaald op basis van de klassering in de etappe en de zwaarte van de etappe. In de proloog en in alle etappes kunnen punten worden behaald. Alleen in de ploegentijdrit zijn geen punten voor de groene trui te verdienen. De groene trui werd ingevoerd in 1953 naar aanleiding van de 50e verjaardag van de Ronde van Frankrijk. De trui was in 1968 rood op verzoek van de sponsor van het puntenklassement dat jaar.
    De bolletjestrui wordt gedragen door de leider van het bergklassement, de trui werd pas in 1975 geïntroduceerd. Op de top van elke berg zijn punten te verdienen. De bergen zijn onderverdeeld in vijf categorieën waarbij "HC" (hors catégorie = buitencategorie) de moeilijkste is en de "4e catégorie" de makkelijkste. Het spreekt voor zich dat HC de meeste punten oplevert en de vierde categorie de minste. Hieronder volgt een overzicht van de punten. Sinds 2004 worden de punten van de laatste beklimming van een etappe verdubbeld als het een tweede, eerste of buitencategorie beklimming betreft. Bij een ritaankomst bergop worden de punten op de aankomstberg verdubbeld. Vanaf 2007 worden ook de punten voor een col van 2de, 1ste of buitencategorie verdubbeld, indien dit de laatste beklimming van de dag betreft.
    De witte trui wordt gedragen door de beste geklasseerde renner in het algemeen klassement die jonger is dan 25 en werd in 1975 ingevoerd. Hierbij geldt de leeftijd op 1 januari van het jaar. De witte trui werd overgenomen van voorheen het Combinatieklassement.
    Als een renner leider is van meer dan één klassement, draagt hij de trui van het meest belangrijke klassement. Daarbij geldt de volgorde: geel, groen, bolletjes, wit. Bijvoorbeeld: in 1969 won Eddy Merckx zowel de gele, combinatie, groene als bolletjestrui. Tijdens het fietsen droeg hij dus enkel z'n gele trui. Sinds 1971 draagt in zo'n geval een andere renner (de hoogst geplaatste in het desbetreffende klassement die nog geen leiderstrui draagt) een van de leiderstruien in de volgende etappe De Ronde van Frankrijk begint sinds 1967 gewoonlijk met een proloog of een korte individuele tijdrit van meestal 5 à 10 kilometer lang. Aangezien een proloog officieel maximaal 8 kilometer lang kan zijn, wordt een openingstijdrit die langer is aangemerkt als eerste etappe. In 2008 stond op de eerste dag geen korte tijdrit, maar een rit in lijn van 195 km op het programma. Dit was tevens het geval in 2011 met een rit van 191,5 km, en in 2013, toen de tour op Corsica begon.
    Daarna volgen twintig etappes door Frankrijk en omgeving over een totale lengte van ongeveer 3500 km, onderbroken door meestal twee rustdagen. Van oorsprong volgden deze etappes vrij nauwkeurig de landgrenzen van Frankrijk. Tegenwoordig worden soms hele windrichtingen ongemoeid gelaten. De start- en aankomstplaatsen, de bergen die worden beklommen, de route en de richting waarin wordt gefietst, verschillen per jaar. Wel komt de slotetappe sinds 1975 altijd aan op de Avenue des Champs-Élysées in Parijs. Het binnenhalen van een start- of aankomstplaats in de Tour kost relatief veel geld. In ruil daarvoor krijgt de organiserende stad of gemeente een grote naamsbekendheid. In de eerste etappes zijn het meestal sprinters, soms aanvallers, die met de dagzege aan de haal gaan. Na ongeveer een week volgen de zwaardere etappes in de Pyreneeënen de Alpen, die een belangrijke rol spelen in de vorming van het klassement. De volgorde waarin deze twee gebergten worden aangedaan, verschilt per jaar en ertussen worden meestal enkele vlakke of heuvelachtige 'overgangsetappes' verreden. In de drie weken durende Tour worden daarnaast enkele individuele tijdritten verreden. Vaak wordt de laatste (soms beslissende) tijdrit verreden op de laatste zaterdag van de Tour. Met enige regelmaat, zoals in 2005, 2009, 2011 en 2015, staat er een ploegentijdrit op het programma.
    Het algemeen klassement wordt in de Ronde van Frankrijk naast de tijdritten grotendeels gevormd in het hooggebergte. Bergetappes vinden voornamelijk plaats in de Alpen en Pyreneeën, maar soms ook in de Vogezen en het Centraal Massief. Er zijn 27 beklimmingen in de Tourgeschiedenis met een hoogte van meer dan 2000 meter. De hoogste pas is de Col de la Bonette (2802 m), gevolgd door de Col de l'Iséran (2770 m) en de Col Agnel (2744 m). Een aantal zware beklimmingen is regelmatig in het parcours van de Ronde van Frankrijk opgenomen en heeft in de wielersport een mythische status verworven. De Col du Tourmalet in de Pyreneeën was in 1910 voor het eerst in het parcours opgenomen en is inmiddels al 74 keer beklommen. Een jaar na de eerste opname van de Tourmalet werd voor het eerst de Col du Galibier beklommen, in de Alpen. In 2011 werd de Col du Galibier twee keer beklommen vanwege de honderdste verjaardag van deze Col. In dat jaar lag eenmaal de finish boven op de Galibier op 2645 meter, de hoogste finishplaats ooit in de Tour. In de Alpen bevindt zich ook het skistation en aankomstplaats l'Alpe d'Huez. De berg werd in 1952 voor het eerst beklommen en is bekend om haar 21 bochten die de renners naar een hoogte van 1850 meter voeren. In de Provence bevindt zich de Mont Ventoux (1909 m) en hoewel deze berg nog maar enkele keren in de Tour is opgenomen is het een van de bekendste en zwaarste beklimmingen in de ronde. De berg is bekend om het kale 'maanlandschap' en ook de dood van Tom Simpson in 1967 op de flanken van de Ventoux heeft bijgedragen aan de mythische status van de berg. Enkele andere beklimmingen in de Tour zijn de Col d'Aubisque, die reeds 68 keer werd beklommen, en de Puy de Dôme. Op de laatste berg kwam de Tour dertien keer aan, maar er werden enkele legendarische gevechten geleverd, zoals tussen Anquetil en Poulidor in 1964. Vanwege logistieke problemen zal de Tour echter nooit meer aankomen op de Puy de Dôme. Al sinds de eerste jaren van de Ronde van Frankrijk worden soms de Franse landgrenzen overschreden. Dat was voor het eerst het geval in de editie van 1906, toen de ronde in één jaar de buurlanden Duitsland, Italië en Spanje aandeed. In de Ronde van Frankrijk 1947, de eerste naoorlogse, werd voor de eerste keer België aangedaan met Brusselals aankomstplaats van de tweede etappe. In 1969 was Nederland voor het eerst de aankomstplaats voor een Touretappe; de Belg Julien Stevens won de etappe met aankomst in Maastricht.
    In de Ronde van Frankrijk 1992 werden met aankomst- en/of startplaatsen in de landen Frankrijk, Spanje, België, Nederland, Duitsland, Luxemburg en Italië voor het eerst in de geschiedenis zeven landen aangedaan tijdens één Tour. De laatste decennia is de Ronde van Frankrijk vaak in het buitenland van start gegaan, om vaak na enkele etappes in Frankrijk uit te komen. De volgende landen en steden in het buitenland mochten al eens de Tourstart ("Le Grand Départ") organiseren:  Nederland (6): Amsterdam (1954), Scheveningen (1973), Leiden (1978), 's-Hertogenbosch (1996), Rotterdam (2010) en Utrecht (2015)  België (4): Brussel (1958), Charleroi (1975) en Luik (2004 en 2012)  Duitsland (4): Keulen (1965), Frankfurt am Main (1980), West-Berlijn (1987) en Düsseldorf (2017)  Luxemburg (2): Luxemburg (1989 en 2002)  Verenigd Koninkrijk (2): Londen (2007) en Leeds (2014)  Zwitserland (1): Bazel (1982)  Spanje (1): San Sebastian (1992)  Ierland (1): Dublin (1998)  Monaco (1): Monte Carlo (2009) Hieronder komen de regels die gelden sinds 2004.
    De eerste renner die over de aankomstlijn rijdt in een gewone etappe, wint de rit, op voorwaarde dat hij geen onrechtmatige sprint heeft gereden of anderen gehinderd heeft. Hij kan hierdoor worden gedeclasseerd. In individuele tijdritten wint de renner die de snelste tijd over een bepaalde afstand neerzet. De ploegentijdrit heeft geen individuele renner als winnaar. Hiermee kan alleen een ploeg winnen. Als tijd geldt de tijd van de vijfde renner van de ploeg.
    Bij alle etappes, met uitzondering van de proloog, geldt een tijdslimiet. De etappes zijn onderverdeeld in zes categorieën. Dit zijn vier soorten gewone etappes (1 = etappe zonder moeilijkheden, 2 = etappe met gemiddelde moeilijkheid, 3 = etappe met grote moeilijkheden en 4 = korte etappe) en de individuele tijdritten en de ploegentijdrit. De tijdslimiet is afhankelijk van de categorie en van de gemiddelde snelheid van een etappe en bedraagt een percentage van de winnende tijd. Als deze door een of meer renners wordt overschreden, wordt/worden deze renner(s) gediskwalificeerd en mogen ze niet meer deelnemen aan de overige etappes.
    Als het aantal uitvallers door de tijdslimiet meer dan 20% van de deelnemers bedraagt, kan de jury besluiten tot het wijzigen van de tijdslimiet. Dit gebeurde in 2001, toen het peloton ruim buiten de tijdlimiet binnenkwam (op zo'n 35 minuten achterstand van de kopgroep) waarop de jury de tijdslimiet rekte waardoor alle renners de volgende etappe weer aan het vertrek mochten komen. In de editie van 2006 kwam in de 16e etappe naar La Toussuire 54% van de deelnemers buiten de tijdslimiet binnen, waarna de jury ook hier besloot de tijdslimiet te rekken. Ook in de 18e etappe van de Tour van 2011 werd de tijdslimiet opgerekt, in de rit naar de top van de Galibier kwamen 89 van de 168 renners te laat binnen en werd een generaal pardon door de koersdirectie afgekondigd.
    1903-1939 - Henri Desgrange 1947-1961 - Jacques Goddet 1962-1986 - Jacques Goddet en Félix Lévitan 1987 - Jean-François Naquet-Radiguet en Xavier Louy 1988 - Jean-Pierre Courcol en Xavier Louy 1989-1993 - Jean-Marie Leblanc en Jean-Pierre Courcol 1994-2000 - Jean-Marie Leblanc en Jean-Claude Killy 2001-2005 - Jean-Marie Leblanc en Patrice Clerc 2006-heden - Christian Prudhomme en Jean-François Pescheu Raymond Poulidor stond tussen 1962 en 1976 acht keer op het podium, maar nooit als winnaar. Hij hield er de bijnaam de eeuwige tweede aan over. Laurent Fignon verloor in 1989 door een steenpuist in de afsluitende tijdrit het geel alsnog aan Greg LeMond met acht seconden verschil. Luis Ocaña brak in 1971 in de afdaling van de Col de Mente zijn sleutelbeen en moest in het geel de Tour verlaten. Michel Pollentier werd in 1978 als leider in het klassement uit de Tour gezet nadat hij op Alpe d'Huez de doping-controleurs om de tuin probeerde te leiden. Hennie Kuiper haalde het telkens net niet. In 1980 werd hij tweede achter Joop Zoetemelk. In 1977 was hij runner-up achter Bernard Thévenet, die later toegaf die ronde doping te hebben gebruikt. In 1978 stond hij na een gewonnen bergrit derde in het klassement en ging hij een dag later opnieuw in de aanval. Hij kwam ten val in de afdaling van de Col du Granier, brak een sleutelbeen en moest opgeven. Roger Rivière viel in 1960 tijdens de afdaling van de Perjuret, waarbij hij een rugwervel brak. Mislukte nadien in het zakenleven en stierf op 40-jarige leeftijd aan kanker. Sylvère Maes verliet in 1937 de Tour toen hij merkte hoe partijdig de jury was. Hij werd door het publiek met stenen bekogeld en kreeg zelfs peper in de ogen gestrooid. Maurice Garin was weliswaar winnaar van de eerste Tour, maar werd in de tweede editie gedeclasseerd omdat hij de trein zou hebben genomen. Fiorenzo Magni verliet in 1950, samen met de andere Italiaanse renners, de Tour vanwege dreigend gedrag van het Franse Tour-publiek.
    Erik Breukink was in 1991 kansrijk voor een hoge klassering, maar moest, met zijn teamgenoten van PDM, de Tour verlaten nadat teamarts Sanders een bedorven voedingssupplement = Intralipid had toegediend. Jan Ullrich hoort niet helemaal in dit rijtje van verliezers omdat hij de Tour in 1997 won. Daarnaast werd hij vijf keer tweede (1996, 1998, 2000, 2001, 2003) en een keer derde, 2005, al werd die laatste uitslag hem later afgenomen wegens doping. Joseba Beloki kwam in 2003 zwaar ten val; de oorzaak was smeltend asfalt ten gevolge van de hitte, tijdens een afdaling tijdens de 9e etappe. Lance Armstrong, in het geel, wist hem nog net te ontwijken en sneed een stuk van het parcours af door een akker. Sinds deze val heeft Beloki nooit meer zijn oude niveau kunnen halen. Uiteindelijk stopte hij in 2007 met wielrennen. Floyd Landis werd in 2006 gediskwalificeerd vanwege dopinggebruik. Andreas Klöden werd in 2006, doordat Floyd Landis werd gediskwalificeerd, 2de achter Óscar Pereiro op slechts 32 seconden achterstand. Wat de zaak voor Klöden extra zuur maakte is dat Pereiro zijn overwinning mede te danken had aan een lange ontsnapping die een half uur voorsprong cadeau kreeg van het peloton. Michael Rasmussen werd in 2007 door zijn ploeg de Rabobank vanwege misleiding uit de ronde gehaald, op het moment dat hij stevig in het geel zat. Riccardo Riccò had in 2008 al twee etappezeges en de leiding in het jongeren- en bergklassement op zak, toen hij vanwege dopinggebruik werd opgepakt en uit de Tour gezet. Andy Schleck werd in 2009, 2010 en in 2011 tweede. Tweemaal achter Alberto Contador en eenmaal achter Cadel Evans. Al is met terugwerkende kracht de zege in 2010 aan hem toegewezen, nadat Contador alsnog wegens dopinggebruik werd gediskwalificeerd.[ Lance Armstrong moest zijn 7 Touroverwinningen van 1999 tot 2005 inleveren omdat hij schuldig werd bevonden aan het gebruik van doping. Er werden geen nieuwe winnaars aangewezen. Van 1984 tot 2009 bestond er eveneens een Ronde van Frankrijk voor vrouwen (La Grande Boucle Féminine Internationale of kortweg Le Tour Féminin). De Nederlandse Leontien van Moorsel won de race in 1992 en 1993.





    01-07-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1 juli 1961 diana

    1 juli 1961 Diana, prinses van Wales (Diana Frances Spencer, Sandringham, 1 juli 1961 – Parijs, 31 augustus 1997) was de eerste echtgenote van de Britse kroonprins Charles en de moeder van de prinsen William en Harry Diana was de jongste dochter van de Hon. Frances Ruth Burke-Roche (dochter van de 4de baron Fermoy) en de Hon. Edward John Spencer, Viscount Althorp, waardoor Diana een afstammeling was van vele koningen van Engeland. Diana had twee zusters, Sarah en Jane en een broer, Charles. Na de dood van haar grootvader aan vaders zijde, de zevende Earl Spencer in 1975, werd Lord Althorp de achtste Earl Spencer en zijn dochter kreeg de titel 'Lady Diana Spencer', vaak verkort tot 'Lady Di'. Ze kreeg haar opleiding in Norfolk en aan een kostschool in Kent en werd beschouwd als een gemiddelde leerlinge. Toen ze 16 jaar was, ging ze naar het Institut Alpin Videmanette, in Rougemont, Zwitserland, voor het laatste jaar van haar opleiding.
    In 1980, toen ze 19 jaar oud was, werd ze opgemerkt door de Prins van Wales, prins Charles, die haar uitnodigde voor een polowedstrijd. Een romance begon en het stel verloofde zich op 24 februari 1981. Zij trouwden op 29 juli hetzelfde jaar onder grote publieke belangstelling in de St Paul's Cathedral in Londen. De nieuwe prinses werd enorm populair en was zeer geliefd. Ze werd beschermvrouwe van vele projecten en tijdens deze periode groeide haar kledingcollectie, die later geveild zou worden voor het goede doel. Diana kreeg twee kinderen: prins William (1982) en prins Harry (1984). Beide kinderen werden opgevoed met de nodige zorg en de prinses waakte zelf over de kwaliteit van hun opvoeding.
    Aan het begin van de jaren negentig liep het huwelijk op de klippen, deze scheiding werd breed uitgemeten in de Britse en internationale pers en bracht het Britse hof in verlegenheid. In een interview vertelde de prinses dat haar echtgenoot haar al vooraf aan het huwelijk bedroog met Camilla ParkerBowles. De prins kende Camilla reeds lang voor zijn huwelijk. Het koppel besloot in 1992 uit elkaar te gaan, al werd de scheiding pas in 1996 afgerond. Vele Britten wezen met een vinger naar de prins en zijn entourage. De prinses verloor haar predicaat Koninklijke Hoogheid en trok zich terug uit het Britse Hof.
    Aan het eind van de jaren tachtig kreeg ze steeds meer bekendheid voor haar steun voor goede doelen. Ze heeft veel betekend in campagnes tegen het gebruik van landmijnen en in het verminderen van het stigma rondom Aids. In 1995 ontving ze de Humanitarian of the Year award. . Diana overleed op 31 augustus 1997 om 04.00 uur in het Hôpital de la Salpêtrière in Parijs. Omstreeks 00.22 uur die dag was zij als passagiere betrokken bij een auto-ongeluk in de Pont de l'Alma in Parijs, samen met haar vriend Dodi Al-Fayed, de bestuurder van de auto Henri Paul en bodyguard Trevor Rees-Jones. Rees-Jones was de enige overlevende. De auto, een Mercedes S280, was - op de vlucht voor paparazzi - op weg naar het appartement van Al-Fayed. Met een snelheid van 104 km/u reed de auto tegen de dertiende pilaar in de tunnel. Paul en Al-Fayed waren op slag dood. Niemand van de passagiers droeg een autogordel. Diana stond op het punt om een belangrijke aankondiging te doen. Dat is wat ze tegen de media had gezegd niet lang voordat ze overleed.
    Op 14 december 2006 bracht de Britse politie een rapport naar buiten, waarin stond dat haar dood een ongeluk betrof.[1] Een Britse rechtbankjury bevestigde dit oordeel op 7 april 2008.[2] Als schuldige werd de chauffeur aangewezen, die een hoger alcoholpromillage had dan wettelijk was toegestaan, en daarbij onvoorzichtig en te hard had gereden. Haar dood veroorzaakte een bijzondere publieke rouwperiode, tijdens welke de prinses lag opgebaard in de Chapel Royal van St. James's Palace. Premier Blair noemde haar de "people's princess". Naar schatting zes miljoen mensen waren getuige van de begrafenisplechtigheden die op 6 september plaatsvonden. Diana werd begraven in Althorpin het Verenigd Koninkrijk, op een eiland in het midden van een meer op het landgoed van haar broer. Bezoekers kunnen om het meer lopen en een tentoonstelling over Diana bekijken in een bezoekerscentrum. Op 6 juli 2004 werd de Prinses Diana-herdenkingsfontein onthuld in Hyde Park (Londen) in de vorm van een ovale ring van steen. Haar zonen William en Harry organiseerden tien jaar na haar dood op haar verjaardag op 1 juli 2007 het Concert for Diana in het nieuwe Wembley, met als gasten bands uit haar tijd en bands van nu die voldoen aan haar muzieksmaak zoals Elton John, Duran Duran en Nelly Furtado. In de Guards Chapel te Londen werd op 31 augustus 2007 op initiatief van haar beide zoons herdacht dat Diana tien jaar geleden was overleden. Zij hielden daar een toespraak.





    01-07-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1905 einstein

     

    30-06-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1905 einstein

    30 juni 1905 Albert Einstein publiceert het artikel 'On the Electrodynamics of Moving Bodies'. De eerste presentatie van speciale relativiteit. Albert Einstein (Ulm, 14 maart 1879 – Princeton (New Jersey), 18 april 1955) was een Duits-ZwitsersAmerikaanse theoretisch natuurkundige van Joodse afkomst. Hij wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis, naast Isaac Newton en James Clerk Maxwell. Zelf noemde hij altijd Newton als een veel belangrijker natuurkundige dan hijzelf, omdat Newton anders dan Einstein behalve theoretische ook grote experimentele ontdekkingen deed. In het dagelijks leven is de naam Einstein synoniem geworden met grote intelligentie Einstein werd vooral bekend vanwege de twee relativiteitstheorieën: de speciale relativiteitstheorie van 1905 en de algemene relativiteitstheorie van 1915 en volgende jaren, die de speciale relativiteitstheorie uitbreidt door ook plaats in te ruimen voor de zwaartekracht. Hij publiceerde meer dan 300 wetenschappelijke en meer dan 150 niet-wetenschappelijke werken.[] In zijn latere jaren schreef Einstein uitvoerig over filosofische en politieke onderwerpen.[] Hij wordt vaak samen met Max Planck beschouwd als de vader van de moderne natuurkunde. Hij droeg aanzienlijk bij aan andere deelgebieden van de natuurkunde: voor zijn verklaring van het fotoelektrisch effect ontving hij in 1921 de Nobelprijs voor de Natuurkundeen ook zijn beschrijving van de brownse beweging en de eerste fluctuatie-dissipatiestelling was een belangrijke doorbraak. Deze twee verklaringen en de speciale relativiteitstheorie publiceerde hij bovendien allemaal in zijn wonderjaar 1905. Verder werk omvat onder meer onderwerpen in de kwantummechanica, de theorie van de vaste stof, de nulpuntsenergie, de statistische mechanica, de kosmologie, de theorie van straling (fotonen, dualiteit van golven en deeltjes, kritische opalescentie en gestimuleerde emissie, de theorie achter de laser) en de veldentheorie. Een eenheid in de fotochemie draagt zijn naam, de einstein. Het chemisch element einsteinium is ook naar hem vernoemd, net als de Einsteinring in de astronomie en de Einsteincoëfficiënten in de optica. Albert Einstein werd in een liberaal-Joodse familie in het Duitse Keizerrijk geboren, woonde later in Italië, Zwitserland en het toenmalige Oostenrijk-Hongarije voor hij terugkeerde naar Duitsland. Toen Adolf Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, besloot Einstein zich in de VS te vestigen. [4] In 1940 nam hij de Amerikaanse nationaliteit aan en deed afstand van zijn Duitse (hij behield wel de Zwitserse). Hij overleed op 18 april 1955 in Princeton aan een aneurysma.
    Cijferlijst van Einsteins eindexamen middelbare school, 1896. De cijfers werden gegeven op een schaal van 1 tot 6, waarbij 6 het hoogste cijfer, en 4 een voldoende is. Einstein had vijf maal een "6" (=10): voor geschiedenis, natuurkunde en drie wiskundevakken. Albert Einstein werd op 14 maart 1879 geboren te Ulm, destijds binnen het Duitse Keizerrijkgelegen in het Koninkrijk Württemberg. Hij was de zoon van Hermann Einstein (Buchau, 1847 - Milaan, 1902) en Pauline Koch (Cannstatt, 1858 - Berlijn, 1920). Hermann Einstein was onder meer beddenverkoper en later met zijn jongere broer Jakob (1850-1912) fabrikant van elektrotechnische apparatuur voor elektriciteitscentrales en straatverlichting (Elektrotechnische Fabrik J. Einstein & Cie.) te München. Hermann en Pauline Einstein-Koch kregen nog een kind, Alberts jongere zus Maja Einstein (München, 1881 - Princeton, 1951). Einsteins ouders waren liberale joden en daarmee religieus tolerant. Einstein kreeg elementair onderricht in de joodse godsdienst en leerde viool spelen. In zijn latere leven speelde hij vaak viool ter ontspanning, terwijl hij wetenschappelijke problemen overdacht.[] Rond 1884 kreeg Einstein zijn eerste kompas en was verbijsterd door het wonder van de onzichtbare magnetische kracht.[] Hij was de beste van zijn klas op de lagere school en zeer geïnteresseerd in exacte wetenschap. Als hobby bouwde hij modellen en mechanische apparaten. Vanaf 1891 leerde hij ook wiskunde. In 1895 verhuisde het gezin van München naar Pavia in Italië, maar Einstein bleef aanvankelijk in München achter om zijn middelbare school af te maken. Na één trimester hield hij de eenzaamheid en
    de strenge school niet meer uit, waarop hij zich bij zijn familie in Pavia voegde. In 1895 deed Einstein, hoewel hij er eigenlijk twee jaar te jong voor was, met speciale toestemming toelatingsexamen voor de ETH, de Eidgenössische Technische Hochschule (de technische universiteit van Zürich). Hij presteerde goed in de bètavakken, maar zakte op Frans en Geschiedenis.[]Om de middelbare school af te ronden stuurden zijn ouders hem naar Aarau in Zwitserland. Daar kwam hij op het volgende gedachteexperiment, dat vooruitliep op zijn speciale relativiteitstheorie: een waarnemer die met de lichtsnelheid met een lichtgolf meerent, ziet een staande golf.[ ] In 1896 ontving Einstein zijn middelbareschooldiploma, waarna hij alsnog naar de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich ging. In hetzelfde jaar gaf Einstein zijn Duitse staatsburgerschap op om de dienstplicht te ontlopen, waardoor hij staatloos werd. Aan de ETH trok Einstein op met zijn medestudenten Marcel Grossmann, Mileva Marić en Michele Besso. Hij mocht in het laboratorium zijn voorstel voor een proef over de beweging van de aarde in de ether niet uitvoeren maar kreeg een waarschuwing dat hij te weinig experimenteerde. Hij vond de colleges van professor Heinrich Weber ouderwets, omdat de Maxwelltheorie niet werd behandeld. Door zelfstudie maakte hij kennis met de werken van Kirchhoff, Hertz, Helmholtz, Lorentz en Boltzmann. Maxwelltheorie leerde hij kennen door een boek van August Föppl. Hij las ook over andere wetenschappen zoals biologie (Darwin) en filosofie. Hij waardeerde de wiskundecolleges van Hermann Minkowski maar was vaak afwezig.[ ] In 1900 behaalde Einstein aan de Eidgenössische Technische Hochschule zijn lesbevoegdheid als Fachlehrer natuurkunde. Zijn cijfers waren een 5 voor theoretische- en experimentele natuurkunde en voor astronomie, 5,5 voor functietheorie en 4,5 voor een opstel over warmtegeleiding (op een schaal van maximaal 6). Hij verkreeg het Zwitsers staatsburgerschap in februari 1901.
    Aan de ETH in Zwitserland ontmoette Einstein Mileva Marić, een Servische jaargenote (die ook bevriend was met Nikola Tesla), en werd verliefd op haar. Einstein en Marić kregen in januari 1902 een dochter, Lieserl, die waarschijnlijk ter adoptie werd afgestaan. Einstein trouwde met Mileva Marić op 6 januari 1903. Het huwelijk was zowel een persoonlijke als een intellectuele samenwerking: bij haar vond Einstein een klankbord voor zijn nieuwe ideeën. Toen hij afstudeerde kon Einstein geen werk in de wetenschap vinden. De ETH bood hem geen assistentschap aan en Einstein solliciteerde tevergeefs bij onder andere Heike Kamerlingh Onnes in Leiden en Wilhelm Ostwald in Leipzig. Vanaf mei 1901 werkte hij twee maanden als invalleraar natuurkunde aan een middelbare school in Winterthur en daarna kreeg hij een jaarcontract als leraar natuurkunde aan een particuliere school in Schaffhausen, waar hij veel tijd overhield voor onderzoek. In december 1901 solliciteerde hij bij het Zwitserse Patentbureau te Bern en werd aanbevolen door de vader van zijn studievriend Marcel Grossmann. Voor de nieuwe baan afkwam nam Einstein al ontslag als leraar en vestigde zich in februari 1902 in Bern. Daar vormde hij met zijn vrienden Maurice Solovine, aan wie hij bijles gaf, en Konrad Habicht de zogenaamde Akademia Olympia om samen boeken te bespreken, te eten en plezier te maken.[] Per 16 juni 1902 werd hij technisch expert derde klas bij het patentbureau. Daar beoordeelde hij ingediende patentaanvragen. Op 14 mei 1904 werd zijn eerste zoon Hans Albert Einstein geboren. In datzelfde jaar werd Einsteins aanstelling bij het patentbureau vast. Hij verrichtte in deze periode veel onderzoek, dat er uiteindelijk toe leidde dat 1905 zijn wonderjaar werd. In 1906 werd Einstein bevorderd tot technisch expert tweede klasse. Einsteins tweede zoon, Eduard Einstein, werd geboren op 28 juli 1910. Het gezin Einstein verhuisde in 1914 naar Berlijn, maar Mileva kon er niet wennen. Hun relatie verslechterde en Mileva verhuisde met de kinderen terug naar Zwitserland. Einstein scheidde van Mileva op 14 februari 1919, en huwde een half jaar later zijn nicht Elsa Löwenthal (geboren Einstein: Löwenthal was de achternaam van haar eerste man Max) op 2 juni 1919. Einstein, die de Nobelprijs voor de Natuurkunde van 1921 ontving, gaf het aan de prijs verbonden geldbedrag aan Mileva, zoals bij hun scheiding was afgesproken.[]Later vond Mileva dat Einstein onvoldoende bijdroeg aan de kosten van de behandeling van hun zoon Eduard. Ze gaf privé piano- en wiskundeles om bij te verdienen.
    Het lot van het eerste kind van Albert en Mileva, Lieserl, is onbekend: sommigen denken dat zij jong gestorven is, anderen geloven dat ze voor adoptie werd afgestaan. Eduard Einstein (koosnaam Tete) groeide voorspoedig op en bleek zeer intelligent. Hij toonde interesse in psychologie en ging na zijn middelbare school studeren in die richting. Tijdens de studie ontwikkelde Eduard schizofrenieen was al snel tot niets meer in staat. Albert Einstein had weinig contact met hem en zijn moeder Mileva zorgde voor Eduard tot haar eigen overlijden op 4 augustus 1948.[] Hij stierf in 1965 in de psychiatrische inrichting Burghölzli in Zürich. Hans Albert werd hoogleraar hydraulische werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Californië - Berkeley, en had aanvankelijk eveneens weinig contact met zijn vader. Na de oorlog verbeterde dit. Hans-Albert zat aan het sterfbed van Albert Einstein.
    In 1908 werd Einstein in Bern (Zwitserland) benoemd tot privaatdocent (onbezoldigd docent aan een universiteit). Drie jaar later werd Einstein eerst assistent-hoogleraar aan de Universiteit van Zürich, en kort daarna volledig hoogleraar aan de (Duitse) Universiteit van Praag. In 1912 keerde hij terug naar Zürich om daar volledig hoogleraar aan de ETH te worden. Op dat moment werkte hij nauw samen met de wiskundige Marcel Grossmann. In 1912 begon Einstein "tijd" als de vierde dimensie aan te duiden, zoals zijn vroegere hoogleraar Hermann Minkowski al eerder deed. In 1914 werd Einstein lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn. Het jaar daarop kreeg hij zijn Duitse nationaliteit terug, en was tot 1933, toen hij Duitsland verliet wegens de machtsovername door de nazi's, directeur van het Keizer Wilhelm-Instituut voor Natuurkunde in Berlijn. In deze periode kreeg hij ook de Nobelprijs voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect. Pogingen van onder meer Hendrik Lorentz - die bij Einstein in hoog aanzien stond - om hem als gewoon hoogleraar aan een Nederlandse universiteit te verbinden, mislukten. Ten slotte werd hij wel bijzonder hoogleraar vanwege het Leids Universiteits Fonds aan de Rijksuniversiteit Leiden van 1920 tot officieel 1946: hij gaf enkele malen per jaar een gastcollege in Leiden. In 1921 ontving hij de Matteucci Medal, in 1925 de Copley Medal. In 1922 maakte Einstein zijn eerste wereldreis. Met zijn tweede vrouw Elsa ging hij per schip naar Japan en deed ook Singapore, Hongkong en Sjanghai aan.
    Einsteins pacifisme, socialistische sympathieën en joodse afkomst waren een doorn in het oog van de Duitse nationalisten en antisemieten. Nadat hij wereldberoemd was geworden groeide deze antisemitische haat tegen hem, en er ontstond zelfs een georganiseerde campagne onder Duitse natuurkundigen om zijn theorieën in diskrediet te brengen. Toen Adolf Hitler op 30 januari 1933 in Duitsland aan de macht kwam bereikte de haatcampagne tegen Einstein nieuwe hoogten. Einstein werd door het nazi-regime beschuldigd een "joodse natuurkunde" (in de zin van theoretische natuurkunde) voor te staan in tegenstelling tot de "Duitse" of "Arische natuurkunde" (Deutsche of Arische Physik, waaronder experimentele natuurkunde verstaan werd). Het regime werd daarbij ondersteund door nazi-gezinde natuurkundigen, waaronder zelfs Nobelprijswinnaars zoals Johannes Stark en Philipp Lenard, die probeerden Einsteins theorieën in diskrediet te brengen. Daartoe werd ook een zwarte lijst aangelegd van Duitse natuurkundigen die Einsteins theorieën bleven onderwijzen zoals Werner Heisenberg. Einstein was toen in de Verenigde Staten, waar hij een lezingencyclus aan Caltech verzorgde. Hij besloot niet meer terug te keren naar zijn geboorteland, maar bracht nog wel een bezoek aan België en Engeland voordat hij zich voorgoed in de VS vestigde. Hij gaf zijn Duitse staatsburgerschap op, kreeg een permanente verblijfsvergunning voor de VS en aanvaardde een betrekking aan het pas opgerichte Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey.[] Hij werd Amerikaans staatsburger in 1940, hoewel hij steeds het Zwitserse staatsburgerschap behield.
    Op 2 augustus 1939 schreef Einstein een brief aan de Amerikaanse president Roosevelt, waarin hij waarschuwde dat Duitsland bezig was een atoombom te ontwikkelen. Hiermee liep hij vooruit op de latere beslissing van Roosevelt van oktober 1941 om de atoombom eerder te maken dan de Duitsers,
    het Manhattanproject, waaraan Einstein overigens zelf niet meewerkte. Over deze brief bestaan verschillende lezingen. Er is wel verondersteld dat niet Einstein maar Szilárd deze brief had geschreven. Szilárd zou vanwege het effect op de president Einstein om ondertekening gevraagd hebben. Maar volgens biograaf Bram Pais had Einstein de brief wel zelf opgesteld, na een bezoek van Szilárd en Wigner. Op aandringen van Szilárd stuurde Einstein op 7 maart 1940 een tweede brief van dezelfde strekking aan Roosevelt.[ Einstein steunde het idee een Joodse universiteit te stichten in het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina. Hij was actief betrokken bij oprichting van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij zamelde onder andere geld in voor de universiteit met Chaim Weizmann, biochemicus, zionistisch leider en eerste president van Israël. Uiteindelijk liet hij zijn persoonlijke eigendommen, inclusief zijn geschriften, na aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Hij was eveneens betrokken bij de oprichting van de Technion-universiteit in Haifa. Na de Tweede Wereldoorlog waarschuwde Einstein publiekelijk voor de mogelijk catastrofale gevolgen van een kernwapenwedloop. In zijn latere jaren was hij socialistisch gezind. Hierover schreef hij in de eerste editie van Monthly Review in mei 1949 een weinig bekend geworden essay met de titel Why Socialism? In 1952 bood de Israëlische regering Einstein het presidentschap aan na het overlijden van Weizmann. Einstein zei "vereerd te zijn door het aanbod maar ongeschikt voor de positie" en sloeg het af. [] Daarmee werd hij de enige burger van de Verenigde Staten die ooit de positie van buitenlands staatshoofd werd aangeboden. Einstein stierf in zijn slaap in een ziekenhuis in Princeton op 18 april 1955. Hij was opgenomen vanwege een gebarsten aneurysma(verwijding) van de aorta. Zijn artsen wilden hem opereren maar Einstein weigerde dit, omdat hij zijn leven niet onnodig wilde rekken maar waardig wilde sterven. Naar eigen wens werd zijn lichaam dezelfde dag in Trenton gecremeerd. De as werd op een geheime plaats uitgestrooid. Einstein moest namelijk niets hebben van de verering van het grote publiek en wilde hiermee een 'bedevaartsoord' voorkomen. Zijn familie had van tevoren wel toestemming gegeven voor een autopsie en Einsteins hersenen werden onderzocht door Dr. Thomas Stoltz Harvey, de patholoog die de autopsie uitvoerde. Harvey ontdekte niets bijzonders aan deze hersenen en bewaarde ze vervolgens in een bokaal gevuld met formaldehyde in zijn laboratorium. In 1999 vond een team aan de McMaster-Universiteit dat het deel van de hersenen dat gebruikt wordt voor wiskundig denken, ruimtelijke herkenning en bewegingsinzicht 15% breder was dan normaal.
    In 1905 promoveerde Einstein op het proefschrift Eine neue Bestimmung der Moleküldimensionen. [] Ook schreef hij in dat jaar vier artikelen die de basis van de moderne natuurkunde zouden vormen, zonder veel wetenschappelijke literatuur te raadplegen of zijn theorieën te bespreken met veel wetenschappelijke collega's. Einstein discussieerde over zijn wetenschappelijke resultaten hoofdzakelijk met zijn vrouw Mileva Marić die eveneens natuurkundige was, en met studievrienden als Michele Besso. Zijn artikelen stuurde hij sinds 1901 naar het tijdschrift Annalen der Physik, waar hij ook boekrecensies voor schreef. Zijn eerste artikel over het gedrag van vloeistoffen in rietjes (capillairen) [] verscheen in hetzelfde nummer als de kwantumtheorie over de zwarte straler van Max Planck.[] Tussen 1902 en 1904 publiceerde Einstein een reeks artikelen over de statistische mechanica, maar in 1910 schreef hij dat als hij het werk van Josiah Willard Gibbs destijds had gekend, hij het bij enkele opmerkingen gelaten zou hebben.[ In het algemeen wordt 1905 als het vruchtbaarste jaar in Einsteins wetenschappelijke leven beschouwd. De meeste natuurkundigen zijn het erover eens dat drie van deze artikelen (over de brownse beweging, het foto-elektrisch effect en de speciale relativiteitstheorie) elk een Nobelprijs waard zouden zijn. Voor het foto-elektrisch effect won hij in 1921 de prijs. Ironisch, omdat Einstein uiteindelijk veel bekender is geworden door zijn relativiteitstheorie en omdat het foto-elektrisch effect gebaseerd is op kwantummechanischeprincipes.[ ] Einstein bleef altijd een onbevredigd gevoel houden over de statistische interpretatie van de latere kwantumtheorie, die volgens hem het deterministischewereldbeeld ondermijnde.[
    Zijn eerste artikel in 1905, getiteld Über einen die Erzeugung und Verwandlung des Lichtes betreffenden heuristischen Gesichtspunkt (De productie en omzetting van licht vanuit heuristisch gezichtspunt), voerde het begrip energiekwantum in (tegenwoordig foton genoemd). Einstein toonde aan hoe dit begrip gebruikt kon worden om verschijnselen als het foto-elektrisch effect te verklaren. Het idee van energiekwanta kwam voort uit de stralingswet voor een zwart lichaam van Max Planck. Einstein veronderstelde dat lichtenergie alleen geabsorbeerd of uitgezonden kan worden in discrete (afgepaste) hoeveelheden. Hij toonde aan dat het mysterieuze foto-elektrische effect verklaard kan worden door aan te nemen dat licht werkelijk bestaat uit discrete pakketjes en beschreven kan worden met de formule hf = Φ + Ek. Het idee van lichtkwanta was in tegenspraak met de golftheorie van het licht, die volgt uit de vergelijkingen van Maxwell voor elektromagnetisch gedrag, en meer algemeen met de veronderstelling dat energie in fysische systemen oneindig deelbaar is. Hoewel experimenten aangetoond hadden dat de vergelijkingen van Einstein voor het foto-elektrisch effect correct waren, werd zijn uitleg niet algemeen aanvaard. Pas in 1922 kreeg hij de Nobelprijs van het jaar 1921 voor zijn werk aan het foto-elektrisch effect. De theorie van lichtkwanta vormde een sterke aanwijzing voor de dualiteit van golven en deeltjes. Dit begrip, dat door de grondleggers van de kwantummechanica gebruikt wordt als een fundamenteel principe, betekent dat fysische systemen eigenschappen van zowel golven als deeltjes kunnen vertonen. Een volledig beeld van het foto-elektrisch effect werd pas later verkregen na verdere ontwikkeling van de kwantummechanica.
    Het tweede artikel in 1905 was getiteld Über die von der molekularkinetischen Theorie der Wärme geforderte Bewegung von in ruhenden Flüssigkeiten suspendierten Teilchen(Over de beweging van deeltjes in suspensie in vloeistoffen in rust, zoals de moleculair-kinetische theorie der warmte vereist), en ging over zijn onderzoek naar de brownse beweging. Door gebruik te maken van de toen nog controversiële kinetische gastheorie van vloeistoffen stelde hij dat het verschijnsel (dat tientallen jaren na de eerste waarneming nog niet verklaard was) een empirisch bewijs vormde voor het bestaan van atomen. Het artikel maakte ook de nauw samenhangende Statistische thermodynamica geloofwaardig, die toen ook nog controversieel was. Vóór het verschijnen van dit artikel was wel het molecuul al erkend als een nuttig concept, maar natuuren scheikundigen waren het er niet over eens of moleculen en atomen ook echt bestonden. Dankzij Einsteins statistische beschrijving van het gedrag van moleculen was er nu een manier om met een gewone microscoop moleculen te tellen.Wilhelm Ostwald, een vooraanstaand tegenstander van atomen, vertelde Arnold Sommerfeld later dat hij uiteindelijk toch het bestaan van atomen experimenteel bewezen achtte door Einsteins volledige verklaring van de brownse beweging.[]
    Einsteins derde artikel van 1905 was getiteld Zur Elektrodynamik bewegter Körper (Over de elektrodynamica van lichamen in beweging), en werd gepubliceerd op 30 juni 1905. Terwijl hij dit artikel uitwerkte schreef Albert Einstein aan zijn eerste vrouw Mileva Marić over "ons werk over relatieve beweging" en dit leidde tot de vraag naar de rol van Mileva. Het artikel introduceerde de speciale relativiteitstheorie, een theorie over tijd, afstand, massa en energie die consistent was met het elektromagnetisme, maar die de zwaartekracht buiten beschouwing liet. Speciale relativiteit bood een oplossing voor het probleem dat in 1886 gerezen was ten gevolge van het Michelson-Morley-experiment, waarmee aangetoond werd dat lichtgolven zich niet door een medium, in dit geval de ether, bewegen zoals andere golfverschijnselen in bijvoorbeeld water of lucht. De snelheid van het licht bleek constant en niet relatief ten opzichte van de beweging van de waarnemer. Dit is volgens de Newtonse klassieke mechanica niet mogelijk, waarin bijvoorbeeld snelheden wel optellen.
    George FitzGerald had in 1894 verondersteld dat het resultaat van Michelson en Morley verklaard kon worden als bewegende lichamen samengedrukt werden in de richting van hun beweging. Enkele belangrijke vergelijkingen in Einsteins artikel, de Lorentztransformaties voor de vervorming van ruimte en tijd, waren al in 1903 ingevoerd door de Nederlandse natuurkundige Hendrik Lorentz, onafhankelijk van FitzGerald. Einstein verklaarde echter de onderliggende oorzaken van deze geometrische eigenaardigheid. Henri Poincaré had al eerder de lichtsnelheid als de maximale snelheid aangemerkt. Einsteins uitleg volgde uit de aanname van twee axioma's: Galilei's oude idee dat de natuurwetten dezelfde zouden moeten zijn voor alle waarnemers die met een constante snelheid ten opzichte van elkaar bewegen, de regel dat de lichtsnelheid dezelfde is voor iedere waarnemer. De speciale relativiteit heeft diverse verrassende gevolgen, omdat de absoluutheid van tijd en plaats (dus ook afstand) niet meer geldt. De theorie wordt de "speciale relativiteitstheorie" genoemd om haar te onderscheiden van de latere "algemene relativiteitstheorie", waarin ook versnelde waarnemers onderling gelijkwaardig zijn. De theorie lijkt aanvankelijk in strijd met het gezonde verstand en zit vol paradoxen, maar Einstein slaagde erin deze allemaal op te lossen. De theorie is sindsdien door vele experimenten bevestigd.
    Het vierde artikel uit 1905 gaat over het verband tussen de traagheid van een voorwerp en zijn energieinhoud en is een gevolg van de speciale relativiteitstheorie. Massa en energie blijken in elkaar uit te drukken volgens de bekende formule E = mc2.[ Kleine beetjes massa (m) kunnen worden omgezet in enorme hoeveelheden energie (E) dankzij de vermenigvuldiging in de formule met het kwadraat van de lichtsnelheid c. Deze massa-energie-equivalentie werd later de verklaring voor energieopwekking bij kernsplijting en kernfusie, waarbij enige massa verloren gaat maar veel energie vrijkomt
    de totale zonsverduistering van 29 mei 1919 uit het rapport van de Britse sterrenkundige Eddington, die Einsteins theorie bevestigde dat de zon licht afbuigt. (De gebruikte sterren staan tussen streepjes.) Op 7 november 1919 drukte de Britse krant The Times de kop af: “Revolution in Science – New Theory of the Universe – Newtonian Ideas Overthrown.” (Revolutie in de wetenschap - nieuwe theorie van het heelal - Ideeën van Newton verworpen).[ In november 1915 gaf Einstein een reeks lezingen voor de Pruisische Academie van Wetenschappen, waarin hij zijn algemene relativiteitstheorie beschreef, een uitbreiding van zijn speciale relativiteitstheorie. De laatste lezing had als hoogtepunt de introductie van een vergelijking die de wet van de zwaartekracht van Newton verving. Hierin wordt gesteld dat alle waarnemers gelijkwaardig zijn, niet alleen waarnemers met een eenparige maar ook met een versnelde beweging. In de algemene relativiteitstheorie is de zwaartekracht niet langer een kracht (zoals in de wet van Newton) maar een gevolg van de kromming van ruimte-tijd. Deze theorie vormde de grondslag voor kwantitatief onderzoek in de kosmologie. Nu kon er gerekend worden aan vele eigenschappen van het heelal, ook een aantal dat pas na Einsteins dood ontdekt werd. De algemene relativiteitstheorie was revolutionair en heeft tot nu toe elke experimentele toets doorstaan. Maar oorspronkelijk waren veel onderzoekers sceptisch omdat de theorie uit een wiskundige redenering en een rationele analyse ontstond en niet uit waarneming en experimenten. De theorie berustte op niet-euclidische meetkunde en differentiaalmeetkunde van Bernhard Riemann waarbij Einsteins vriend de wiskundige Marcel Grossmann hem geholpen had. In 1919 konden voorspellingen die met behulp van de theorie gedaan waren bevestigd worden door metingen onder leiding van Arthur Stanley Eddington tijdens een zonsverduistering. Hierbij werd de afbuiging van licht van een ster door de zwaartekracht van de zon gemeten. Op 7 november bracht The Times deze bevestiging van Einsteins theorie op de voorpagina, waarmee Einstein op slag beroemd werd.
    Vele onderzoekers waren om allerlei redenen nog niet overtuigd: sommigen aanvaardden Eddingtons interpretatie van de experimenten niet, anderen wilden vasthouden aan een absoluut referentiekader. Ook werd bezwaar gemaakt tegen de media-aandacht die Einstein ongewild ten deel viel na Eddingtons rapport[] in 1919 en dit duurde nog tot in de jaren 30. Met Arthur Eddington verwierp Einstein ten onrechte het idee van onder meer Robert Oppenheimer en Subramanyan Chandrasekhardat een hemellichaam ineen kon storten tot een zwart gat. In 1917 publiceerde Einstein "Over de kwantummechanica van straling" ("Zur Quantenmechanik der Strahlung", Physikalische Zeitschrift 18, 121-128). Hij voerde het begrip "gestimuleerde emissie" in, dat ten grondslag ligt aan de lichtversterking in de laser. In hetzelfde jaar publiceerde hij ook een artikel waarin hij de kosmologische constante invoerde, zodat hij de algemene relativiteitstheorie kon gebruiken om het heelal als een statisch geheel te modelleren. Dit noemde hij later zijn "ergste misser", omdat zijn theorie zonder deze constante al de uitzetting van het heelal voorspelde die Georges Lemaître en Edwin Hubble later aantoonden.
    In de vroege jaren 20 was Einstein de leidende figuur op de beroemde wekelijkse natuurkundecolloquia aan de Universiteit van Berlijn. Op 30 maart 1921 bezocht Einstein New York om een lezing over zijn nieuwe theorie te geven. In dat jaar kreeg hij ook de Nobelprijs. Hoewel hij het bekendst is geworden door zijn werk aan de relativiteitstheorie, kreeg hij de Nobelprijs voor zijn eerdere werk aan het fotoelektrisch effect. Zijn relativiteitstheorie was op dat moment nog niet algemeen geaccepteerd.
    Einsteins verhouding tot de kwantumfysica was ambivalent. Zijn eigen idee over lichtkwanta, die we nu fotonen noemen, was een mijlpaal in de overgang van de klassieke naar de moderne natuurkunde. In 1909 presenteerde Einstein zijn eerste artikel op een natuurkundige bijeenkomst, waarin golven en deeltjes expliciet als equivalent werden gezien. Midden jaren 20, toen de originele kwantumtheorie vervangen werd door de nieuwe kwantummechanica, verzette Einstein zich tegen de Kopenhaagse interpretatie van de nieuwe vergelijkingen. Deze interpretatie gaat uit van waarschijnlijkheidsrekening, waarbij het mechanisme niet verklaard wordt. Einstein ging ermee akkoord dat deze theorie de best beschikbare was, maar hij zocht toch naar een fundamentele deterministische verklaring. Dit streven had eerder geleid tot zijn geslaagde verklaring van het gedrag van atomen, fotonen en zwaartekracht. In een brief aan Max Born uit 1926 maakte Einstein een opmerking die nu beroemd is: "Kwantummechanica is zeker indrukwekkend. Maar iets in mij zegt me dat het nog niet het ware is. De theorie zegt heel veel, maar ze brengt ons niet echt dichter bij het geheim van De Oude. Ik ben ervan overtuigd dat Hij niet met dobbelstenen werpt." Hierop reageerde Niels Bohr, die met Einstein stevig in discussie was over de kwantumtheorie, met de eveneens beroemde opmerking: "Hou op God te zeggen wat Hij moet doen!" Het was geen verwerping van de toepassing van waarschijnlijkheidsrekening in de kwantummechanica. Einstein gebruikte zelf statistische analyse in zijn werk over de brownse beweging en het foto-elektrisch effect. Hij had voor 1905 de statistische theorie van J.W. Gibbs herontdekt waarmee hij voordien onbekend was. Einstein was er alleen van overtuigd dat de fysische realiteit zich in de kern deterministisch gedraagt. Experimenteel bewijs tegen deze overtuiging werd slechts veel later gevonden met de ontdekking van de stelling van Bell en de ongelijkheid van Bell. De discussie gaat echter nu nog door: ook heden zijn er
    gerenommeerde natuurkundigen die een in de kern deterministisch heelal postuleren zoals de Nederlandse nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft. . In 1924 ontving Einstein een kort artikel van de jonge Indiase natuurkundige Satyendra Nath Bose, waarin deze licht als een gas van fotonen beschreef en Einstein om hulp bij de publicatie vroeg. Einstein realiseerde zich dat dezelfde statistiek op atomen kon worden toegepast en publiceerde een artikel dat Boses model en de consequenties ervan beschreef. Bose-Einsteinstatistiek beschrijft elk stelsel van deze niet-onderscheidbare deeltjes, nu bekend als bosonen. Het verschijnsel van het boseeinsteincondensaat werd in de jaren 20 door Bose en Einstein voorspeld, gebaseerd op Boses werk aan de statistische mechanica van fotonen, geformaliseerd en gegeneraliseerd door Einstein. In 1995 werd voor het eerst zo'n condensaat gemaakt. Einsteins originele aantekeningen van deze theorie werden in 2005 in de Universiteitsbibliotheek te Leiden ontdekt in de nalatenschap van Ehrenfest.
    In 1935 bekeek Einstein met Boris Podolski en Nathan Rosen hoe volgens de kwantummechanica de meting zou uitvallen aan een deeltje dat eigenschappen heeft die gekoppeld (entangled, verstrengeld) zijn aan die van een ander deeltje dat ver weg kan zijn. Ze leidden af dat de meting van plaats of impulsmoment van het ene deeltje het andere deeltje niet zouden moeten beïnvloeden. Dit resultaat is in strijd met de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechnica en heet de EPR-paradox. Deze hypothese was experimenteel te toetsen en werd weerlegd door proeven van de Franse natuurkundige Alain Aspect. De meting aan het ene deeltje bleek het andere deeltje wel degelijk te beïnvloeden.
    Einstein bracht de laatste 14 jaren van zijn leven door met het zoeken naar een unificatietheorie, ook wel genoemd de Algemene Veldtheorie, die zwaartekracht en elektromagnetisme moest verenigen. Daarbij bleef hij zich verzetten tegen de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica met als belangrijke vertegenwoordiger Niels Bohr. Aangezien de kwantummechanica steeds de experimentele toetsing glansrijk doorstond, onderschreven ten slotte de meeste natuurkundigen deze theorie. Einstein kwam hierdoor steeds meer alleen te staan in zijn speurtocht en vele 'jongeren' onder de fysici beschouwden hem als een reliek uit het verleden die de aansluiting met de 'moderne' natuurkunde was misgelopen, ook al was hij een van de grondleggers. Einstein publiceerde verscheidene keren een unificatietheorie, maar telkens bleek, na narekenen door collega-natuurkundigen, dat deze toch niet alle krachten onder één noemer kon brengen. Achteraf gezien is dit niet verwonderlijk, omdat in zijn tijd hiervoor nog niet voldoende inzicht in de sterke kernkracht en zwakke kernkracht aanwezig was. Dit werd pas in 1970 bereikt, waarna het elektromagnetisme en de kernkrachten geünificeerd konden worden. Voor de zwaartekracht is dit nog steeds niet gelukt. Veelbelovend schijnt de M-theorie (een afgeleide van de snaartheorieën) te zijn, maar deze is hiervoor nog niet voldoende uitgewerkt. Op 30 maart 1953 publiceerde Einstein voor de laatste keer officieel een herziene unificatietheorie die overigens weer niet alle natuurkrachten bleek te unificeren. Na zijn overlijden bleken uit zijn nagelaten laatste aantekeningen dat hij nog steeds hieraan werkte.
    Minder bekend is dat Einstein ook een paar patenten op zijn naam heeft voor uitvindingen. Hij had deze interesse in mechanische en elektrische apparaten meegekregen van zijn vader Hermann en zijn oom, de ingenieur Jakob Einstein en hield zich soms bezig met 'knutselen' zoals hij het noemde. Einstein en voormalig student Leó Szilárd vonden samen een nieuw type stille koelkast voor huishoudelijk gebruik uit in 1926. Ze gebruikten een koelprocedé bij constante druk, met alleen toevoer van warmte, zonder
    bewegende delen. De koelcyclus gebruikt ammoniak, butaan en water. Einstein werkte verder mee aan onderzoek naar een spanningsversterker met de gebroeders Habicht, een gehoorapparaat voor een Nederlandse firma met Rudolf Goldschmidt, een foto-elektrische sensor voor fotografie met Gustav Bucky, een gyrokompas en de permeabiliteit van membranen met Hans Mühsam.[ Einstein schreef zijn hoofdwerken alleen, afgezien van het artikel uit 1913 met Marcel Grossmann over de algemene relativiteitstheorie. Maar verder heeft hij samengewerkt met tientallen meest natuurkundigen, soms langdurig (bijvoorbeeld met Leopold Infeld, Nathan Rosen, Peter Bergmann) en soms eenmalig, zoals met Satyendra Nath Bose, Leó Szilárd en Boris Podolskydie hierboven al vermeld zijn en met bijvoorbeeld Otto Stern, Adriaan Fokker, Wander de Haas, Erwin Schrödinger, Wolfgang Pauli, Willem de Sitter, Richard Chase Tolman, Banesh Hoffmann, Cornelius Lanczos, Walther Mayer, Valentin Bargmann, Rudolf Goldschmidt en Walter Ritz soms voor een paar artikelen achter elkaar (Jakob Johann Laub, de wiskundige Ludwig Hopf).
    Einstein en Wander de Haas toonden in 1915 aan dat magnetisatie komt door de beweging van elektronen: dit heet tegenwoordig hun spin. Ze keerden de magnetisatie van een ijzeren staaf om die aan een torsieslinger hing en vonden dat de staaf hierdoor ging draaien, omdat het draaimoment van de elektronen met de magnetisatie verandert.
    Einstein suggereerde aan Erwin Schrödinger dat hij de statistiek van een Bose–Einstein-gas zou kunnen reproduceren met een gesloten vat. Met elke mogelijke beweging van een deeltje in het vat kan een onafhankelijke harmonische oscillator worden verbonden. Door deze oscillatoren te kwantiseren, krijgt ieder energieniveau een eigen bezettingsgetal, gelijk aan het aantal deeltjes dat dat energieniveau heeft. Deze formulering is een vorm van tweede kwantisatie, lang voor het begin van de moderne kwantummechanica. Erwin Schrödinger paste deze suggestie toe in zijn afleiding van de thermodynamische eigenschappen van een semiklassiek ideaal gas. Schrödinger drong er bij Einstein op aan om co-auteur te worden, maar deze weigerde.[
    In Pais: Einstein lived here wordt een verklaring geboden voor de populaire icoon die de media van Einstein maakten. Voor Einstein werden in de wetenschap alleen Wilhelm Röntgen, ontdekker van de röntgenstraling en Madame Curie, die radium vond door de media alom vereerd. De wereldwijde hype rond Einstein begon met het bericht in The New York Times van 10 november 1919 dat de zon het licht van een ster bleek af te buigen, zoals de algemene relativiteitstheorie van Einstein voorspelde[]. De expeditie van Arthur Eddington naar de zoneclips van 29 mei 1919 had dit waargenomen. De NYT kopte "Lights all askew in the heavens. Men of science more or less agog over results of eclips observations. Einsteins theory triumphs. Stars not where they seem [...]" (vertaling: Alle hemellichten staan scheef. Onderzoekers min of meer in de war over de uitkomsten van de eclipswaarnemingen. Einsteins theorie wint. Sterren niet waar ze lijken te staan [...])" Pais noemt enkele verklaringen voor de hype: 1.Na de Eerste Wereldoorlog bleef de wereld in verwarring achter. Einstein bracht nieuwe orde in het heelal. Charles Poor, hoogleraar in hemelmechanica aan de Columbia University van New York kwam al op 16 november 1919 met deze verklaring. 2.Het taalgebruik ("gekromde ruimte", "sterren zijn niet waar ze lijken te zijn", "gewicht van licht") was raadselachtig. In de media werd er steeds de nadruk opgelegd, dat de lezer niet moest proberen de relativiteitstheorie te begrijpen. Einstein verklaarde in een interview (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 juli 1921
    "`Of ik het gek vind, die algemene opwinding over mijn theorieën, waar niemand een woord van begrijpt? Ik vind het grappig en interessant om te zien. Ik weet zeker dat het het mysterie van het onbegrijpelijke is, dat mensen aantrekt. Het maakt een diepe indruk op ze [...] en men wordt enthousiast en raakt opgewonden." Terwijl het belang van Einsteins nieuwe natuurkundige bijdragen afnam vanaf eind jaren dertig van de vorige eeuw, groeide de belangstelling van de media voor hem juist. Reclames maken nog steeds dankbaar gebruik van zijn naam en gezicht. Einstein herkende zich niet in het beeld dat de media van hem schiepen. Hij antwoordde na een heildronk op de wereldberoemde professor Einstein door Bernard Shaw tijdens een diner: "Ik dank u...voor de onvergetelijke woorden aan het adres van mijn mythologische naamgenoot die mij het leven zo moeilijk maakt.[
    Tot in de jaren dertig van de 20e eeuw riep Einstein op tot dienstweigering om oorlogen onmogelijk te maken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog distantieerde hij zich van het pamflet van Duitse nationalistische geleerden "Aufruh an die Kulturwelt" van 11 oktober 1914 (beter bekend als "Es ist nicht wahr") waarin beweerd werd dat Duitse militairen geen excessen gepleegd zouden hebben in België (ten onrechte want snel na de Duitse inval in België kwamen er al berichten naar buiten over wreedheden tegen de Belgische burgers). Uit verzet tegen dit pamflet schreef hij mee aan en ondertekende hij de oproep tot verzoening, getiteld "Manifest aan de Europeanen". In november 1914 was hij een van de oprichters van de Bund Neues Vaterland, die streefde naar een onmiddellijke vrede met de geallieerden zonder annexaties van Franse, Belgische en Russische grensgebieden, waar de Duitse politieke en militaire elite wel voorstander van waren (zie het zogenaamde "Septemberprogramm" van september 1914), en de stichting van een supranationale organisatie om toekomstige oorlogen te voorkomen. Einstein kwam dan ook op een lijst te staan van pacifisten die door de Berlijnse politie in de gaten werden gehouden.[ Einstein was in zijn hart een pacifist maar was wel zo realistisch dat hij besefte dat agressieve regimes zich door vreedzaam verzet niet laten intomen en dat soms toch militair ingrijpen nodig is. Na de opkomst van de nazi's in de jaren dertig beval hij dan ook militaire voorbereiding van beschaafde landen aan, om aan de steeds duidelijker wordende expansionistische dreiging van Hitler en zijn regime het hoofd te kunnen bieden. Daarom schreef hij op 2 augustus 1939 de bekende brief aan president Roosevelt over het gevaar van een Duitse kernbom. Overigens werd het Manhattan Project pas in oktober 1941 begonnen, zodat Einsteins brief niet als de impuls voor de Amerikaanse kernbom kan worden beschouwd. Einstein had zelf ook geen directe bemoeienis met het Manhattan Project en de kernbommen op Hiroshima en Nagasaki kwamen ook voor hem als een verrassing.
    Einstein was voorstander van een wereldorganisatie om met een eigen leger oorlogen te voorkomen. Hij was voor de Tweede Wereldoorlog lid van een wetenschappelijke commissie (Commission internationale de coopération intellectuelle, CICI) van de Volkenbond, die hij vanwege haar machteloosheid afkeurde. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef Einstein tegenstander van de wapenwedloop en voorstander van een wereldregering met zeggenschap over alle kernwapens. Toen de verhouding tussen de eerdere bondgenoten de VS en de USSR verkilde, schreef Einstein “Ik weet niet hoe de Derde Wereldoorlog zal worden uitgevochten, maar ik weet nu al wat voor wapens ze in de Vierde zullen gebruiken: stenen!”.[] In het artikel “Why Socialism?” (Waarom Socialisme?) uit 1949 in de Monthly Review.[ schreef Einstein dat de chaotische kapitalistische samenleving een bron van kwaad was die overwonnen moest worden: een roofzuchtige fase in de ontwikkeling van de mens. Met Albert Schweitzer en Bertrand Russell riep Einstein op kernproeven te staken en af te zien van kernwapens. Vlak voor zijn dood ondertekende hij nog het Russell–Einstein Manifest, dat leidde tot de Pugwash Conferences on Science and World Affairs over ontwapening en vreedzame internationale conflictoplossing.[
    Tijdens de heksenjacht op communisten in de VS (1950-1955) riep Einstein op tot matiging en verzet tegen deze hetze tegen vooral linkse intellectuelen. Einstein was lid van verscheidene organisaties voor burgerrechten, onder meer de afdeling Princeton van de NAACP. Toen de bejaarde W. E. B. Du Bois beschuldigd werd van spionage voor de Russen, stond Einstein voor hem in zodat men de aantijging liet vallen. Einstein was twintig jaar lang bevriend met de activist Paul Robeson, onder wie hij als vicevoorzitter van de American Crusade Against Lynching optrad.[
    Einstein steunde het idee van een Joods tehuis in Palestina, maar dan in de vorm van een binationale staat, waarin beide volken, het Joodse en het Palestijns-arabische, gelijke rechten hadden. Hij benadrukte de noodzaak van samenwerking met de Arabieren van Palestina en zag het zionisme als een humanistisch ideaal.[ ] Hij verafschuwde de aanpak van Menachem Begin en zijn partijgangers, die hij in een open brief in de New York Times (december 1948) fascistisch noemde.[] Einstein werd nooit lid van een zionistische organisatie. Wel was hij lid van de raad van bestuur van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, tot hij aftrad uit protest tegen het beleid. Na de dood van de eerste president van Israël Chaim Weizmann werd Einstein gevraagd hem op te volgen, waar hij voor bedankte.[ De kwestie van determinisme in de wetenschap leidde tot vragen over Einsteins opvatting over theologisch determinisme en of hij geloofde in (een) God. In 1929 zei Einstein tegen Rabbi Herbert S. Goldstein: "Ik geloof in Spinoza’s God, die zich openbaart in de harmonieuze ordening van de wereld, niet in een God die zich bezighoudt met het lot en de activiteiten van de mensen." [] In een brief uit 1954 schreef hij "Ik geloof niet in een persoonlijke God. Dat heb ik nooit ontkend maar altijd duidelijk aangegeven.”[ In een brief aan de filosoof Erik Gutkind merkte Einstein op: "Het woord God is voor mij een uiting en voortvloeisel van menselijke zwakheid. De Bijbel is een verzameling van eerbiedwaardige maar toch primitieve legenden die nogal kinderachtig zijn.".[ Einstein noemde zich een agnost.[ ] In een interview met Time Magazine legde hij uit dat de mens het wezen van God niet kan kennen: "Ik ben geen atheïst en ik kan me, geloof ik, geen pantheïst noemen. We zijn als een klein kind dat een enorme bibliotheek binnenstapt met boeken in vele verschillende talen. Het kind beseft dat iemand die boeken moet hebben geschreven, maar weet niet hoe. Het vermoedt vagelijk een geheimzinnige orde in de rangschikking van de boeken maar weet niet welke. Dit lijkt me de houding van zelfs de intelligentste mens ten opzichte van God."















    30-06-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1951 andre hazes

     

    30-06-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1951 andre hazes

    30 juni 1951 André Gerardus (André) Hazes[] (Amsterdam, 30 juni 1951 – Woerden, 23 september 2004) was een Nederlandse volkszanger die vanaf de late jaren 1970 populair was met zijn eigentijdse vorm van het levenslied. Hij geldt als een van de meest succesvolle artiesten van Nederland, maar ook in Vlaanderen. Hazes onderscheidde zich door zijn herkenbare stem en met zijn typische Hazesnummers. Tot zijn grootste hits behoren Eenzame kerst (1976), Een beetje verliefd (1981), Bloed, zweet en tranen, Ik meen 't (1985), Wij houden van Oranje (1988) en postuum Zij gelooft in mij (2004) en Blijf bij mij (met Gerard Joling, 2007). Hazes bracht minstens 300 verschillende nummers uit op 36 albums (exclusief compilatie-albums). Ook begaf hij zich kortstondig in de gemeentepolitiek (2002). Hazes overleed op 23 september 2004 na twee hartinfarcten en een hartstilstand. De afscheidsceremonie vond plaats op 27 september 2004 in een bomvolle Amsterdam ArenA. Het eerbetoon werd uitgezonden door de TROS en de VTM, en trok ongeveer 6 miljoen kijkers, waarvan 1 miljoen uit Vlaanderen. Op 23 september 2005 werd, conform de wens van de zanger, een deel van zijn as met tien vuurpijlen de lucht in geschoten vanaf het strand van Hoek van Holland. Op dezelfde dag werd ook zijn standbeeld onthuld op de Albert Cuypmarkt, in de Albert Cuypstraat, te Amsterdam. André Hazes werd geboren in de Gerard Doustraat 67-III te Amsterdam, en bracht zijn jeugd door in de volkswijk De Pijp.
    Zijn zangtalent werd op 5 mei 1959 ontdekt door Johnny Kraaijkamp sr., toen André op de Albert Cuypmarkt stond te zingen. Hierna werd hij door Kraaijkamp als kindsterretje gelanceerd in het televisieprogramma AVRO's weekendshow. Er werd een single uitgebracht (Droomschip), maar de kleine Hazes brak niet door.
    In 1976 werd Hazes voor de tweede keer ontdekt; deze keer door Willy Alberti. Nadat hij eerder aan de kost was gekomen als fabrieksarbeider, lichtmatroos, boekbinder, bloemenbesteller, fietsenmaker, schoorsteenveger, slagersknecht, bouwvakker, grondwerker, sloper, diskjockey, marktkoopman en kelner, werkte Hazes op dat moment als barkeeper in café "De Krommerdt".[2]Zingen beschouwde hij als hobby. De plaat Eenzame Kerst was zijn eerste hit en werd geproduceerd door Job Maarse voor Phonogram.[3] In de Nationale Hitparade steeg het van de zestiende naar de eerste plaats. De opvolgers Mamma en De vlieger waren bescheiden successen.
    Bij platenmaatschappij EMI waar hij in 1980 een exclusief contract tekende nam hij met producer Tim Griek de nummers n Vriend en Een beetje verliefd op en het bijbehorende album Gewoon André (ook aanwezig was producer Coen van Vrijberghe de Coningh [4] ). Met Een beetje verliefd brak hij definitief door bij het grote publiek. In 1982 was Hazes de hoofdact in de avondvoorstellingen van Joop van den Ende's Nationaal Showcircus (Circus Bassie en Adriaan). In de jaren daarop volgde een reeks hitsingles, discotheekoptredens en Ahoy-gala's. In 1984 had hij bij de VARA korte tijd een eigen televisieserie, het niet bijster populaire Zoals u wenst mevrouw. Vanaf 1988 had hij regelmatig hits met lofzangen op het Nederlandse nationale voetbalelftal. In 1988 bracht Hazes het album Liefde, leven, geven uit en in 1989 het album Dit is wat ik wil. In de loop van de jaren 90 consolideerde Hazes na het overlijden van Tim Griek zijn succes onder leiding van de producers Jacques Verburgt en John van de Ven ("Sjaak en Sjon"), welke vanaf de start
    van zijn contract met EMI bij zijn opnames als arrangeur en technicus betrokken waren. Hij kwam daarnaast steeds vaker in het nieuws vanwege de funeste invloed die zijn levenswijze op zijn gezondheid had; Hazes werd een paar keer in het ziekenhuis opgenomen. Met name onder roddeljournalisten werd het steeds populairder om Hazes als een drankorgel af te schilderen. Zelf gaf hij te kennen dat hij zich weleens ergerde aan vertegenwoordigers van de pers die negatieve berichten over hem publiceerden. In 1999 kende de carrière van Hazes de zoveelste opleving door zijn rol in een reclamespotje en door een documentaire van John Appel, getiteld Zij gelooft in mij (film). De film liet Hazes zien als een constant door onzekerheid geplaagde artiest, die in tijden van spanning een grote belasting voor zijn omgeving vormde. De huwelijksperikelen die hiervan het gevolg waren, doken regelmatig op in de roddelpers, waarin Hazes nu behalve als drankorgel ook als slechte echtgenoot werd afgeschilderd. In 2001 was hij te zien in een gastrol in de voetbalkomedie All Stars, in de aflevering "De geur van kampioenen". In 2002 maakte Hazes een korte politieke carrière door: hij verwierf bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 een gemeenteraadszetel in de gemeente De Ronde Venenvoor de partij Ronde Venen Belang. Constante kritiek van andere fracties leidde ertoe dat Hazes in juni 2002 vlak voor aanvang van een vergadering mentaal instortte. Enige dagen later stelde hij zijn zetel ter beschikking. In 2003 leidden Hazes' relatieproblemen tot het uitstellen van zijn geplande concertreeks in Ahoy. In hetzelfde jaar vierde hij wel zijn zilveren jubileum in de ArenA in Amsterdam.
    Sinds mei 2004 had Hazes last van zijn gehoor. Hij hoorde een permanente ruis in zijn oor en kon zichzelf niet meer horen spreken. Vanwege deze problemen moest hij een aantal concerten afzeggen. Op dinsdag 21 september werd Hazes met hoge koorts en benauwdheid opgenomen in het Hofpoort Ziekenhuis te Woerden. Twee dagen later overleed hij in datzelfde ziekenhuis na twee hartinfarcten en een hartstilstand. Hazes was voor het laatst te gast op televisie in het programma Villa BvD op 15 juni 2004 waarin hij het nummer Wij houden van Oranje zong.[5] Ook was hij op 11 september nog te zien in een videoboodschap voor het Junior Songfestival (eerste halve finale) waarin hij de kandidaten succes wenste.[6] In een interview met de Volkskrant vertelde zijn echtgenote Rachel dat Hazes acht maanden voor zijn dood heeft verklaard dat hij in zijn jeugd seksueel misbruikt is. Hij gaf dit als reden voor zijn gedrag en liefde voor de fles, en dit zou volgens haar zijn persoon en zijn liedjes in een ander perspectief zetten Op 27 september 2004 woonden ongeveer 48.000 mensen een afscheidsceremonie voor de zanger bij in de Amsterdam ArenA. Hazes had op die plek zijn afscheidsconcert op 23 september 2005 willen geven. Het eerbetoon werd uitgezonden door de TROS en de VTM, en trok ongeveer 6 miljoen kijkers, waarvan 1 miljoen uit Vlaanderen. In aanwezigheid van Hazes' nabestaanden en met zijn kist op de middenstip van het voetbalveld leidde Ajax-stadionspeaker Wim Bohnenn een ceremonie die bestond uit toespraken en optredens van Nederlandse artiesten. Trijntje Oosterhuis zong het lied dat Hazes ooit aan zijn oudste zoontje opdroeg: Kleine jongen. Guus Meeuwis zong Geef mij je angst. René Froger deed zijn aandeel met Hazes' emotionele Bloed, zweet en tranen. Paul de Leeuw hield een emotionele toespraak, die hij beëindigde met een stukje zang van het nummer Droomland, een duet van hem en Hazes. De band Hollywood Boulevard, jarenlang Hazes' vaste begeleiders bij concerten, loste een belofte in die bandleider Jan Buis aan Hazes had gedaan: ze speelden Still got the blues van Gary Moore. Tot de sprekers behoorden burgemeester Job Cohen van Amsterdam, Hazes' idool Johan Cruijff, producers Sjaak en Sjon, schoonvader Jan van Galen en Hazes' zoon Dré jr.
    De afscheidsceremonie werd afgesloten door een rondgang van de kist door de Amsterdam ArenA, begeleid door Xander de Buisonjé, die het nummer Zij gelooft in mij bracht. De kist verliet de Arena door een erehaag van Ajax-supporters van de F-Side. Opmerkelijk was het feit dat Hazes van oudsher meer ophad met FC Amsterdam (DWS) en Ajax pas later in zijn leven een rol ging spelen. De single Zij gelooft in mij werd op 29 september opnieuw uitgebracht en leverde Hazes al in de voorverkoop zijn vijfde nummer 1-hit op. Het is echter wel zijn eerste nummer 1-hit in de Nederlandse Top 40. Eerder stonden Eenzame Kerst, Diep In Mijn Hart, Ik Meen 'ten Wij Houden Van Oranje bovenaan in de Nationale Hitparade. Op 23 september 2005 werd, conform de wens van de zanger, een deel van zijn as met tien vuurpijlen de lucht in geschoten vanaf het strand van Hoek van Holland. Deze gebeurtenis werd opnieuw live uitgezonden door de TROS. Op dezelfde dag werd ook zijn standbeeld onthuld op de Albert Cuypmarkt, in de Albert Cuypstraat, te Amsterdam. Een jaar na het overlijden kwam er een documentaireserie over Hazes op de TROS: Namens André en een boek Typisch André. Rondom de publicatie van het boek was veel te doen. Zo spande Annie, eerste vrouw van André, een proces aan om publicatie te voorkomen. In het boek zou veel privégevoelige informatie zijn opgenomen.[7] De rechter wees deze eis af.[8]
    Na zijn overlijden had Hazes grote hits in de Nederlandse hitparades. Na de nummer 1-hit Zij gelooft in mij werden ook Vaag en stil en Wij houden van Oranje top 3-hits. In 2005 zongen De Toppers een André Hazes Medley tijdens Toppers in Concert. Hiermee werd meteen een ode gegeven aan de net overleden volkszanger. In het voorjaar van 2007 had Hazes opnieuw een nummer 1-hit. Het duet Blijf bij mij met Gerard Joling kwam op nummer 3 binnen in de Nederlandse Top 40 en bleef daarna elf weken op nummer 1 staan. In de Mega Top 50 stond het tien weken op nummer één; in de Single Top 100 bezette Blijf bij mij twaalf weken de eerste plaats. In deze lijst kwam Blijf bij mij drie keer terug op de hoogste positie. In oktober 2007 kwam RTL met het televisieprogramma In duet met Hazes, waarin bekende Nederlanders samen met de overleden volkszanger een liedje zongen. Deze veertien duetten verschenen op de cd Samen met Dré, die op 5 november uitkwam. De eerste single van het album was Bedankt mijn vriend, waarop Hazes met zijn zoon André Hazes jr. zingt. De single werd Hazes' derde nummer 1-hit in de Nederlandse hitlijsten. De tweede single was het opnieuw uitgebrachte Donker om je heen, die hij samen met zanger Wolter Kroes zong. Op 26 mei 2008 was de ArenA het toneel van het meezingspektakel Samen met Dré in concert. Bloed, zweet en tranen kende in 2002 een klein commercieel succes, maar het lied is een soort evergreen geworden bij begeleiding van het Nederlands voetbalelftal naar een toernooi. Het werd gedurende het Wereldkampioenschap voetbal 2010 veelvuldig gedraaid. Reden waarom het weer steeg in de Radio 2 Top 2000 van 2010. Ook wordt het lied al jaren gedraaid bij de thuiswedstrijden van Oranje, en Ajax. Van november 2012 t/m januari 2015 was de musical Hij Gelooft in Mij, van Joop van den Ende Theaterproducties, te zien in het DeLaMar Theater te Amsterdam. De musical vertelt het verhaal over de hoge toppen en de diepe dalen van André Hazes. De rol van Hazes wordt hierin vertolkt door Martijn Fischer. Sinds 2013 vindt in de Ziggo Dome in Amsterdam jaarlijks Holland Zingt Hazes plaats, een meezingevenement, net als bij Samen met Dré in concert, waarin bekende Nederlandse artiesten hits van Hazes zingen. Eind maart 2015 ging de film Bloed, Zweet & Tranen in première in de Nederlandse bioscopen. Deze geromantiseerde film gaat over het leven van de zanger. De rol van Hazes wordt net als in de musical vertolkt door Martijn Fischer.
    Op zijn 65e geboortedag in 2016 werd de niet eerder uitgekomen single Op De Schoorsteen Staat Een Foto postuum uitgebracht. Tijdens de show Holland Zingt Hazes 2017was er een bewegend en zingend hologram te zien van Hazes. Het zong het nummer Zij gelooft in mij.[9]
    Op 5 april 1974 trouwde Hazes met Annie Dijkstra. Zij hadden toen al een dochter. Het paar scheidde op 11 juli 1979. Kort na de dood van Hazes ontstond er een vete tussen Dijkstra en Hazes' weduwe over het publicatierecht van een biografie over de zanger, die Dijkstra uiteindelijk verloor. Op 24 maart 1981 trouwde Hazes voor de tweede maal, nu met Ellen Wolf. Zij kregen het jaar erop een zoon. Het paar scheidde op 18 september 1990. Wolf overleed in 2005 op 47-jarige leeftijd aan borstkanker. Op 14 oktober 1991 huwde Hazes met de bijna twintig jaar jongere Rachel van Galen. Zij bleven getrouwd tot aan het overlijden van Hazes. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, Roxeanne en André Hazes jr. Hazes' kinderen Nathalie en Melvin kregen kort voor zijn overlijden, in een periode dat er sprake was van een echtscheiding met Rachel, weer contact met hun vader, die hen jarenlang niet wilde zien.





    30-06-2018 om 09:16 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 30 juni 1960 congo

    30 juni 1960 Congo werd onafhankelijk op 30 juni 1960; België trok zich uiteindelijk terug uit angst voor een onafhankelijkheidsoorlog zoals in Algerije. Patrice-Emery Lumumba (1925-1961) werd eerste minister, Joseph Kasavubu (1913-1969) werd de eerste president van Congo. Belgisch-Congo, vroeger soms ook als Belgisch-Kongo geschreven, was van 15 november 1908 tot 30 juni 1960 een kolonievan België in het gebied van het huidige Congo-Kinshasa. Belgisch-Congo werd op 15 november 1908 een echte kolonie. Voordien was het gebied sedert 1885 onder de naam Onafhankelijke Congostaat door Leopold II geregeerd als soevereine staat - of veeleer als "privé-kolonie". Met Nederlands-Indië voor ogen, geloofde Leopold rotsvast dat koloniale bezittingen een belangrijke bron van inkomsten en van internationaal prestige zouden zijn voor zijn kleine land en voor de dynastie. Als relatief jonge en neutrale staat toonde België weinig enthousiasme voor Leopolds koloniale dromen, en daarom nam de even ambitieuze als koppige vorst zelf het initiatief. Door een nauwe samenwerking met de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley, en dankzij een handige diplomatie, verkreeg Leopold II internationale erkenning van zijn Onafhankelijke Congostaat door een reeks bilaterale verdragen gesloten tijdens en na de Koloniale Conferentie van Berlijn van 1884-1885. De ontsluiting en ontginning van dit onmetelijke gebied was aanvankelijk een zwaar verlieslijdende onderneming, ook voor de vorst persoonlijk. Toen echter aan het einde van de 19e eeuw de winning van rubbersnel aan belang won, voornamelijk voor de opkomende automobielnijverheid, keerde het tij. De enorme winsten uit de rubber- en ivoorhandel wendden een staatsbankroet af en lieten Leopold II toe grote werken te bekostigen ter verfraaiing van België en ter verheerlijking van de dynastie (onder meer de Halve-eeuwfeesttriomfboog in Brussel, het Paleis der Koloniën in Tervuren en de koninklijke promenade in Oostende). In geen tijd werd de Onafhankelijke Congostaat het toneel van een ware bonanza, waarbij de concessie-maatschappijen en de overheid zelf op steeds driestere wijze steeds hogere winsten nastreefden, zonder enig respect voor de autochtone bevolking. Zo mondde het beleid van Leopold II, althans in de kerngebieden van de rubber-winning (onder meer in het noordwesten langs de Kongorivier), uit in een waar schrikbewind, gekenmerkt door brutale dwangarbeid en meedogenloze repressie. Arbeiders die de opgelegde quota niet vervulden of die de onmenselijke werkomstandigheden ontvluchtten, werden zwaar bestraft, vaak mishandeld - tot het afhakken van de handen toe - of zelfs standrechtelijk gefusilleerd. De brutale ontwrichting van de op pluk en jacht gerichte gemeenschappen in het gebied van het evenaarswoud leidde bovendien tot een scherp dalend geboortecijfer, terwijl de snelle verspreiding van voorheen lokale of vanuit het westen geïmporteerde ziekten de mortaliteit omhoog joegen. De schattingen over het totaal aantal slachtoffers variëren aanzienlijk. De Britse diplomaat Roger Casement heeft het over drie miljoen doden tijdens een periode van twaalf jaar. Peter Forbath noemt ten minste vijf miljoen. Adam Hochschild spreekt van tien miljoen en de Encyclopædia Britannica spreekt van een totale bevolkingsafname van twintig tot dertig miljoen naar acht miljoen. Min of meer precieze schattingen zijn onmogelijk, omdat gegevens over de bevolkingsdichtheid in het 19eeeuwse Congo grotendeels ontbreken. Dat de bevolkingsafname dramatisch was staat buiten kijf. De misbruiken die tijdens de exploitatie van de Onafhankelijke Congostaat op grote schaal voorkwamen zijn deels goed gedocumenteerd. Ze gaven aanleiding tot een heftige internationale campagne gericht tegen het bewind van Leopold II. Vooral de Britten Roger Casement en Edmund Morel met hun Congo Reform Association toonden zich hierbij actief. Joseph Conrad bespeelde in Heart of Darkness (1902) op literaire wijze hetzelfde thema. In 1904 zag Leopold II zich genoopt een internationaal samengestelde parlementaire onderzoekscommissie vrije toegang te verlenen tot de Onafhankelijke Congostaat. Het rapport van de commissie (1905) bevestigde vele van de geformuleerde aanklachten. Het werd een belangrijk element om de overname van de Onafhankelijke Congostaat door België te bespoedigen.[1]
    Op 18 oktober 1908 stemden de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat van de Belgische staat ermee in om Onafhankelijke Congostaat te annexeren, nadat Leopold II zijn laatste hoop om er een uitgestrekt Kroondomein in privé-bezit te houden eindelijk had opgegeven. Het gebied werd vanaf dat moment Belgisch-Congo genoemd De kolonie werd bestuurd op basis van het Koloniale Charter (1908).[2] De Belgische minister van Koloniën, benoemd door de Koning en bijgestaan door een Koloniale Raad (Conseil Colonial), vormde de hoogste uitvoerende macht voor de kolonie. De minister en de Raad zetelden beide permanent in Brussel. Het Belgische parlement vertegenwoordigde de hoogste wetgevende macht. De hoogste vertegenwoordiger van de koloniale administratie in de kolonie was de gouverneur-generaal. Van 1886 tot 1926 zetelde die in Boma, en vanaf 1926 in de nieuwe koloniale hoofdstad Leopoldstad. Belgisch-Congo was aanvankelijk administratief ingedeeld in vier provincies: Leopoldstad (Leopoldville of Congo-Kasai), Evenaarsprovincie (Equateur), Oostprovincie (Oriëntale) en Katanga. Aan het hoofd van elke provincie stond een vice-gouverneur-generaal. De administratieve hervorming van 1932 bracht het aantal provincies op zes, elk bestuurd door een provincie-gouverneur. De ruggengraat van de koloniale administratie vormde de zogenaamde territoriale dienst. Iedere provincie was ingedeeld in een aantal districten (24 in totaal), en ieder district in gewesten (territoires), aan het hoofd waarvan telkens een gewestbeheerder stond, bijgestaan door één of meer assistentgewestbeheerders. De gewesten waren verder onderverdeeld in talrijke hoofdijen (chefferies), aan het hoofd waarvan de Belgische administratie traditionele hoofden (chefs coutumiers) aanstelde. De gewestbeheerder en zijn assistenten werden geacht hun gebied - vaak uitgestrekter dan een Belgische provincie - geregeld te inspecteren en maakten jaarlijkse verslagen op voor de provinciale administratie. Inzake rechtspraak bestond er naast een Europees gerechtelijk apparaat ook een stelsel van inlandse rechtbanken (tribunaux indigènes), voorgezeten door de traditionele chefs, maar steeds onder de controle van het koloniaal bestuur. De orde in de kolonie werd gehandhaafd door de Openbare Weermacht (Force Publique), een lokaal gerekruteerd leger onder Belgisch commando. Pas in de jaren vijftig werden ook eenheden van het Belgisch leger in Belgisch-Congo gelegerd - onder meer in Kamina.
    De koloniale staat - en bij uitbreiding elk gezag uitgeoefend door de blanken in Belgisch-Congo - werd door de inlanders aangeduid met de term "bula matari". Bula matari, of "breker van stenen", was de bijnaam die oorspronkelijk aan Stanley was gegeven, omdat die bij de aanleg van de eerste wegen veelvuldig gebruik liet maken van dynamiet om de rotsen te verbrijzelen.[3] Overdrachtelijk verwijst de term bula matari naar de onweerstaanbare en dwingende kracht van het koloniale gezag. De overname van Congo door België werd enerzijds gekenmerkt door continuïteit.[4] Zo bleef de laatste gouverneur-generaal van de Onafhankelijke Congostaat, baron Wahis, in dienst als gouverneurgeneraal van Belgisch-Congo, en met hem het merendeel van de oude administratie. Ook bleef de klemtoon duidelijk liggen op de economische ontsluiting van het massieve Congo-bekken, en in het bijzonder van het ertsrijke Katanga, dat bovendien tegenover al dan niet vermeende Britse aanspraken verdedigd diende te worden. Tegelijk werden ook min of meer ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Zo werd de ongebreidelde en vaak gewelddadige economische exploitatie, waar voornamelijk de private concessiemaatschappijen zich schuldig aan maakten, enigszins ingetoomd. Het Koloniale Charter verbood vooral tussen 1908 en 1914 expliciet elke vorm van dwangarbeid. Door de Eerste Wereldoorlog viel de Belgische staatscontrole hierop echter grotendeels weg. De concessiemaatschappijen konden daardoor een macht verwerven die ze zich na de oorlog haast niet meer lieten ontnemen, zodat in de praktijk dwangarbeid, in verschillende vormen en gradaties, bleef voorkomen tot na de Tweede Wereldoorlog. Wel werden geleidelijk meer middelen vrijgemaakt voor onderwijs en gezondheidszorg.
    Belgisch-Congo was direct betrokken in de beide wereldoorlogen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een langdurige pat-stelling tussen de Openbare Weermacht en het Duitse koloniale leger in Duits-OostAfrika doorbroken door een gezamenlijk Brits-Belgisch offensief in 1916. De Openbare Weermacht onder het bevel van generaal Tombeurbehaalde in september 1916 een belangrijke overwinning door de verovering van Tabora (in het huidige Tanzania). Na de oorlog werd België beloond voor de deelname van de Openbare Weermacht aan de Oost-Afrikaanse campagne: het verwierf van de Volkenbond een mandaat over de voormalige Duitse kolonie Ruanda-Urundi. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Belgisch-Congo een cruciale inkomstenbron voor de Belgische regering in ballingschap in Londen. De Openbare Weermacht nam opnieuw deel aan de geallieerde campagnes in Afrika. Congolese troepen onder Belgisch commando vochten voornamelijk tegen het Italiaanse koloniale leger in Ethiopië. De Belgische koloniale politiek van 1908 tot 1959 streefde in feite twee hoofddoelstellingen na: de economische ontsluiting ('mise en valeur') en de 'beschavingsmissie'. De economische ontsluiting werd vooral na de Eerste Wereldoorlog krachtdadig aangepakt. De mijnsector (voornamelijk koper en kobalt in Katanga, diamant in Kasai, goud in Ituri) en de transportinfrastructuur (spoorlijnen Leopoldstad-Matadi, Elisabethstad-Francquihaven) stonden daarbij centraal. Om het benodigde kapitaal aan te trekken, liet de koloniale overheid de grote privé-maatschappijen (voornamelijk de Société Générale) daarbij in grote mate vrij. Zo konden ze met de actieve steun van het territoriaal bestuur spotgoedkoop de nodige arbeidskrachten rekruteren in het Congolese binnenland, wat in vele gevallen neerkwam op dwangarbeid. Ook op landbouwgebied stimuleerde de koloniale overheid een ingrijpende rationalisatie van de productie. De zogenaamde 'terres vacantes' - de gronden die niet aanwijsbaar in gebruik waren van de inlandse volkeren - vielen automatisch aan de staat toe, die ze dan vaak in concessie toewees aan Europese maatschappijen of individuele blanke uitbaters (colons). Zo ontstond een uitgebreide plantage-economie (rubber, palmolie). Tegelijk werd na de Eerste Wereldoorlog ook het systeem van de verplichte culturen ingevoerd, dat de Congolese landbouwers dwong bepaalde marktgewassen (katoen, koffie) te telen voor de Europese markt.[6]Bestuursambtenaren en staats-agronomen werden belast met het toezicht en het bestraffen van Congolese landbouwers die zich aan de gehate plichtculturen trachtten te onttrekken. Vanaf 1933 werd een doelgerichte poging ondernomen de subsistentie-landbouw te overstijgen door een klasse van autochtone commerciële landbouwers te vormen door middel van het "paysannat indigène"-programma, waarbij landbouwersgezinnen grond in quasi-privébezit kregen toegewezen. Het Institut National des Etudes Agronomique du Congo belge (INEAC) in Yangambi (province Orientale) legde zich toe op de selectie van zaden en gewassen en op het propageren van een wetenschappelijk verantwoorde landbouw. De inschakeling van de autochtone bevolking in het kapitalistische productieproces speelde een belangrijke rol in de verspreiding van de geldeconomie in Belgisch-Congo. Aangezien de staat belastingen wenste te heffen (Belgisch-Congo moest een zichzelf bedruipende operatie zijn die de Belgische belastingbetaler niets mocht kosten), had hij er ook baat bij dat zo veel mogelijk Congolezen geld konden verdienen door hun arbeid of het product van hun arbeid te verkopen ten dienste van de koloniale economie. De explosieve economische ontwikkeling van de jaren twintig maakte van Belgisch-Congo een van de grootste kopererts-producenten ter wereld. In 1926 exporteerde de Union Minière du Haut Katanga meer dan 80.000 ton kopererts, waarvan een belangrijk deel in België verwerkt werd te Hoboken. In 1928 bracht koning Albert I een bezoek aan Belgisch-Congo om de spoorlijn Bukama
    Francquihaven officieel te openen - het sluitstuk in de 'voie nationale' die het mogelijk maakte het kopererts vanuit Katanga tot de Atlantische Oceaan-haven van Matadi te transporteren. [7] De economische crisis van de jaren dertig trof de Congolese economie echter bijzonder hard doordat de internationale vraag naar grondstoffen en landbouwproducten instortte. Binnen enkele jaren werd de personeelsbezetting in de Katangese mijnindustrie gehalveerd. Vanaf het einde van de jaren dertig tekende zich een langzaam herstel af. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de productie dan weer aanzienlijk opgevoerd en afgestemd op de geallieerde oorlogsinspanning, met als bekendste voorbeeld het uranium van de Shinkolobwemijn, dat door de Union Minière aan de Amerikanen werd geleverd voor het Manhattanproject. De sociale prijs van de oorlogsinspanning werd voornamelijk betaald door de inlandse bevolking. Zo kwam het in december 1941 in Elisabethstad tot een bloedige confrontatie tussen stakende mijnwerkers van de Union Minière en de ordestrijdkrachten waarbij tientallen doden vielen, waaronder ook vrouwen en kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog besloot de overheid zich meer direct met de economische ontwikkeling van de kolonie bezig te houden, en ook nieuwe accenten te leggen, voornamelijk inzake sociale woningbouw, energievoorziening en gezondheidsinfrastructuur. In 1949 werd een ambitieus tienjarenplan gelanceerd dat mede aan de basis lag van een sterke economische groei in de jaren vijftig, en waarvan voor het eerst ook bredere Congolese bevolkingslagen begonnen te profiteren. Pas in 1953 werd de Congolezen het recht verleend in eigen naam onroerende privé-eigendom te verwerven - een recht waarvan meteen gretig gebruik werd gemaakt. Vooral in de grotere steden (Leopoldstad, Elisabethstad, Stanleystad, Luluaburg) begon zich geleidelijk een weliswaar nog beperkte Congolese middenstand te ontwikkelen.
    De zelf-verklaarde 'beschavingsmissie' van de Belgische kolonisator ging de facto hand in hand met de economische ontsluiting. Bekering, onderwijs en gezondheidszorg waren doelen op zichzelf, maar dienden tegelijk ook de integratie van wat men toen de 'primitieve natuurvolkeren' noemde in een westers samenlevingsconcept en hun efficiënte inzetbaarheid in het westerse economische proces. De inspanningen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg waren niettemin indrukwekkend. Aan het einde van de koloniale periode kende Belgisch-Congo de hoogste deelname aan lager onderwijs van heel Zwart-Afrika. Ook de uitbouw van de gezondheidszorg, met een relatief hoog aantal beschikbare ziekenhuisbedden en talloze medische hulpposten verspreid tot diep in het binnenland, was in vele opzichten voorbeeldig. Hoewel er in Belgisch-Congo geen officiële rassenscheiding bestond - dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Brits Oost- en Zuid-Afrika - vertoonde het Belgische koloniale bewind toch tal van racistische aspecten. In de belangrijkste steden werden vanaf de jaren twintig zogenaamde 'buitengewoonterechtelijke centra' gecreëerd ('centre extra-coutumier'). De Congolezen die hier woonden waren niet onderworpen aan het gezag en de rechtspraak van hun stam of dorp van afkomst, maar werden tegelijk afgezonderd gehouden van het voor de blanken voorbehouden stadscentrum. Zo ontstonden in alle steden aparte inlandse wijken - ironisch genoeg aangeduid als 'le belge' - duidelijk afgescheiden van de blanke centra. In de meeste gevallen was het de zwarte inwoners strikt verboden 's avonds, na de arbeid, in de blanke woonwijken te vertoeven. Ook blanke winkels en eetgelegenheden waren tot in de jaren vijftig taboe voor de Congolezen. Door de nauwe verwevenheid van de economische ontwikkeling en het 'beschavingswerk', en doordat staatsambtenaren, missionarissen en de blanke kaders van de grote maatschappijen elkaar op het terrein vaak hand-en-span diensten verleenden, is het beeld gegroeid dat Belgisch-Congo de facto bestuurd werd door de drie-eenheid van Koning-Kerk-Kapitaal (de koloniale staat, de katholieke missies en de Société Générale). De koloniale ideologie werd goed samengevat in het motto van gouverneur-generaal Pierre Ryckmans (1934-1946): "Dominer pour servir" ("overheersen om te dienen").[11] Vanuit die optiek werd weinig of geen aandacht besteed aan de actieve ontvoogding van de Congolese bevolking. De kolonisator wist wat goed was. De inheemse bevolking had dan ook volstrekt geen inspraak in het bestuur. In deze bij uitstek paternalistische houding kwam pas in de jaren vijftig geleidelijk verandering. Vanaf 1953, en zeker na het bezoek van koning Boudewijn in 1955, pleitte gouverneur-generaal Léon Pétillon (1952-1958) voor de creatie van een 'Belgisch-Congolese gemeenschap', waarin beide bevolkingsgroepen op basis van gelijkheid zouden worden behandeld.[12] De meest in het oog springende discriminerende maatregelen tegenover de Congolezen werden in de latere jaren vijftig ingetrokken (daaronder ook de mogelijkheid tot lijfstraffen met de 'chicotte' - een zweep uit nijlpaardenhuid). In 1957 werden voor het eerst lokale verkiezingen georganiseerd in enkele grote steden - Leopoldstad, Elisabethstad, en Jadotstad - waarbij ook de zwarte bevolking haar stem kon uitbrengen. Ook op onderwijsgebied was tot in de jaren vijftig een bevoogdende houding toonaangevend. Het lager onderwijs werd volledig overgelaten aan de katholieke missies en kende, zeker na de Eerste Wereldoorlog, een sterke uitbreiding. Daarnaast ging de aandacht bijna uitsluitend uit naar de beroepsvorming en praktisch onderricht. Het was immers van belang voldoende geschoolde klerken voor de administratie en vaklui voor de industrie te vormen. Op taalkundig vlak werd het gebruik van het Frans gepropageerd en van het Lingala, een commerciële lingua franca die via de Openbare Weermacht snel verspreiding vond. Aan secundair onderwijs werd tot na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks gedacht, tenzij voor de opleiding van zwarte geestelijken. Universitair onderwijs was helemaal uit den boze. Ook toen de Katholieke Universiteit Leuven in de late jaren twintig haar activiteiten in Belgisch-Congo opvoerde - onder meer door de oprichting van een 'Fondation médicale de l'Université de Louvain au Congo' (FOMULAC) in Kisantu en elders - bleven de afstudeermogelijkheden voor zwarte studenten beperkt tot medisch assistent of assistent-agronoom. [13] De universiteiten van Brussel en Luik ontplooiden gelijkaardige initiatieven in de kolonie. Toch werd
    pas in 1954 de eerste volwaardige universiteit in Belgisch-Congo geopend: de katholieke universiteit Lovanium in Kimwenza bij Leopoldstad. In 1956 volgde een officiële universiteit in Elisabethstad. Tot aan de (onvoorziene) onafhankelijkheid in 1960 restte er bijgevolg nauwelijks tijd om een inheemse elite te vormen.
    Het Congolese verzet tegen de kolonisatie was wijd verspreid en nam verschillende vormen aan. [14] Gewelddadig verzet brak tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog sporadisch en alleen plaatselijk uit (Pende-opstand 1931, mijnwerkers-staking in Elisabethstad in 1941, muiterij van de Openbare Weermacht in Luluaburg 1944). Na de Tweede Wereldoorlog heerste tot 1959 de zogenaamde 'pax belgica'. Dat neemt niet weg dat tot het einde van de koloniale periode passieve vormen van verzet of uitingen van een anti-koloniale tegen-cultuur veelvuldig voorkwamen. Een voorbeeld van dergelijk protest is het kimbangisme. Deze religie is genoemd naar Simon Kimbangu, die een Congolese variant op het christendom verkondigde. Het kimbangisme werd al snel een massabeweging. De koloniale autoriteiten zagen Kimbangu als een bedreiging en in 1921 werd hij wegens staatsondermijning opgepakt. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf, die echter werd omgezet in levenslang. Het kimbangisme bleef bestaan en werd in 1959 officieel erkend. Ook binnen het koloniale establishment zelf, en voornamelijk in de missies, gingen reeds vroeg kritische stemmen op, die vraagtekens plaatsten bij bepaalde aspecten van het Belgisch koloniaal bewind. Zo tekende binnen de Koloniale Raad in Brussel Octave Louwers reeds in de jaren twintig actief verzet aan tegen de nog vaak brutale rekruteringsmethoden van de grote maatschappijen. Ook de stagnatie in de bevolkingsgroei - ondanks de opmerkelijke successen in de bestrijding van endemische ziekten zoals de slaapziekte - gaf aanleiding tot bezorgdheid. De lage geboortecijfers op het Congolese platteland en de toenemende ontvolking van bepaalde streken werden doorgaans toegeschreven aan de ontwrichting van de traditionele levenswijze door de industrialisatie (arbeidsmigratie) en door de opgelegde plicht-culturen. Vele missionarissen trokken zich het lot aan van de stammen en dorpsgemeenschappen in hun missie-gebied en namen soms hun verdediging op tegen het koloniale bewind (bijvoorbeeld in vragen van land-eigendom). De missies en sommige territoriale ambtenaren speelden ook een belangrijke rol in de uitgebreide etnografische, linguïstische en historische studie van de Congolese volkeren, en bouwden hierdoor een kennisschat op die ook vandaag nog van onschatbare waarde blijft. Zo richtte bijvoorbeeld pater Gustaaf Hulstaert (1900-1990) in 1937 op de missie van Bamanya, bij Coquilhatstad (het huidige Mbandaka), het tijdschrift Aequatoria op dat zich tot vandaag wijdt aan de linguïstische, etnografische en historische studie van de Mongo-volkeren van het centrale Congo-bekken. Van officiële zijde werd in 1948 het Institut pour la Recherche Scientifique en Afrique Centrale (IRSAC) opgericht, dat belangrijke impulsen gaf aan het wetenschappelijk onderzoek in Belgisch-Congo en in het Belgische mandaatgebied Ruanda-Urundi. De koloniale overheid was er veel aan gelegen naar buiten toe een imago uit te stralen van een eensgezind, weldadig en conflictvrij bestuur, en van Belgisch-Congo als een ware 'modelkolonie'. De triomfantelijke rondreis die de Belgische koning Boudewijn I door Belgisch-Congo maakte in 1955 paste perfect in dit beeld (zie de documentaire film Bwana Kitoko). Uiteindelijk ontsnapte ook het Belgische koloniale bestuur niet aan het lot van elk koloniaal bestuur dat zichzelf een beschavingsmissie toekent. De opkomst van een groep relatief hoog ontwikkelde inheemsen ("évolués") ging de algemene ontevredenheid over de koloniale bevoogding kanaliseren in een effectieve onafhankelijkheidsstrijd.[15]
    Bij het begin van de jaren 1950 was van een politieke ontvoogdingsstrijd - laat staan van een onafhankelijkheidsstreven - onder de Congolese elites nog geen sprake. Toch was het duidelijk dat Belgisch-Congo niet immuun kon blijven voor de ontwikkelingen die sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog de koloniale zekerheden aan het wankelen brachten. De onafhankelijkheid van de Britse,
    Franse en Nederlandse kolonies in Azië, onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, maar meer nog de onafhankelijkheid van Ghana in 1957 en de opflakkerende onafhankelijkheidsoorlog in Algerije, oefenden zeker een invloed uit. In 1955, na het bezoek van koning Boudewijn aan de kolonie, bond Jef Van Bilsen de kat de bel aan door de publicatie van een opgemerkt "Dertigjaren plan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika" in de Gids op Maatschappelijk Gebied. Toen de Franse president De Gaulle in augustus 1958 in Brazzaville de Franse kolonies in Afrika de vrije keuze bood tussen een blijvende associatie met Frankrijk of de volledige onafhankelijkheid, ging dit niet onopgemerkt voorbij in Leopoldstad, aan de overkant van de Kongorivier.
    De politieke organisatie in Belgisch-Congo stond in het midden van de jaren vijftig nog in de kinderschoenen. De eerste semi-politieke organisaties waren meestal op etnische leest geschoeid, zoals de Association culturelle des Bakongo (ABAKO) van Joseph Kasavubudie in 1950 werd gesticht. In juli 1956 publiceerde de christendemocratisch geïnspireerde groep Conscience africaine een manifest dat in gematigde termen opriep tot de emancipatie van Congo. Tegenover deze snel groeiende aspiraties verliepen de hervormingen op het terrein erg moeizaam. Vanaf de late jaren veertig had de koloniale overheid geëxperimenteerd met een beperkte uitbreiding van de burgerrechten voor een kleine elite van zogenaamde "évolués". Congolezen die voldoende geassimileerd werden geacht met de Europese beschaving, konden onder strenge voorwaarden een bewijs van burgerlijke verdienste ("mérite civique") of, nog een stap hoger, hun "immatriculatie" verwerven, wat tot juridische gelijkheid met de blanke bevolking leidde. Deze politiek was een mislukking. In het midden van de jaren vijftig voldeden slechts enkele duizenden Congolezen aan de strenge voorwaarden. Bovendien bleken de voordelen - juridische gelijkstelling, gelijke behandeling en het uitzicht op beperkte politieke inspraak - meer theoretisch dan reëel, wat de frustratie onder de évolués voedde. Het positieve standpunt van de Kerk ten opzichte van Congolese emancipatie en onafhankelijkheid uitte zich ook in hun organisatie: de eerste zwarte bisschop werd benoemd in 1956 en 4 jaar later waren er al zo'n 600 zwarte priesters.
    In december 1957 werden dan toch de eerste gemeentelijke verkiezingen in Belgisch-Congo georganiseerd waaraan de Congolezen mochten deelnemen, weliswaar enkel in Leopoldstad, Elisabethstad en Jadotstad. Deze leidden tot een duidelijke politisering, bijzonder in Leopoldstad. Een echt keerpunt was de vernederende, maar ook verhelderende manier waarop België zijn kolonie presenteerde op de wereldtentoonstelling Expo 58 in Brussel. De aanwezige leiders van BelgischCongo observeerden het leven in België en namen kennis van de onafhankelijkheidsstrijd in andere kolonies. Ook konden ze hier vrijuit contact maken, wat in eigen land praktisch onmogelijk was.[16] Het Congolese streven naar onafhankelijkheid kwam in een stroomversnelling. Minister Pétillon richtte in juli de "werkgroep voor de studie van de politieke problemen in Belgisch-Kongo" op. In oktober 1958 werd het Mouvement National Congolais (MNC) opgericht, dat zich als nationale beweging boven de stammen stelde, en waarin Patrice Lumumba al gauw een leidende rol speelde. Op 4 januari 1959 braken in Leopoldstad onverwacht zware rellen uit toen een verboden manifestatie van de ABAKO uit de hand liep. De ordediensten hadden enkele dagen nodig om de situatie opnieuw onder controle te krijgen en er vielen talrijke doden. De uitbarsting van geweld bracht een schokgolf teweeg. Op 13 januari 1959 kondigde koning Boudewijn in een radiotoespraak aan dat België aanstuurde op de volledige onafhankelijkheid van Congo "zonder dralen, maar ook zonder lichtzinnige overhaasting".
    Zonder zich vast te pinnen op een onafhankelijkheidsdatum, stond de regering-Eyskens een meerjarige overgangsfase voor ogen, waarbij, eerst via vrije provinciale verkiezingen gepland voor december 1959
    en vervolgens via nationale verkiezingen, een Congolese democratie zou worden gevestigd, waarna de bestuurlijke bevoegdheden geleidelijk aan een Congolees bestuur zouden worden overgedragen. Maurits Van Hemelrijck, de toenmalige minister voor Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi stelde een termijn van 15 - 20 jaren voor. Dit voorstel kon niet op steun rekenen van de rest van de regering, waarop Van Hemelrijck ontslag nam. Op het terrein zag de koloniale administratie zich echter geconfronteerd met een toenemende non-coöperatie (bijvoorbeeld het niet betalen van belastingen) en een dreigend afglijden naar anarchie. Tegelijk werd ook duidelijk dat een belangrijk deel van de Belgen in Congo zich maar moeilijk konden verzoenen met de idee van de komende Congolese onafhankelijkheid, en zich verbitterd en door Brussel in de steek gelaten voelden. In die omstandigheden, en tegen de achtergrond van een versnelde radicalisering van de Congolese politieke eisen, slonken de kansen op slagen van een geleidelijke, zorgvuldig geplande onafhankelijkheid zienderogen. De Belgische regering wilde voor alles voorkomen dat zij in een uitzichtloze en bloedige koloniale oorlog verzeild zou raken, zoals Frankrijk was overkomen in Vietnam en Algerije of Nederland in Indonesië, en was daarom steeds meer geneigd de voor onmiddellijke onafhankelijkheid pleitende inheemse leiders hun zin te geven ("le pari congolais"). August De Schryver (ter vervanging van Van Hemelrijck) stelde een termijn van een vijftal jaren voor. Dit bleek niet genoeg voor de Congolezen, waarop in januari 1960 in Brussel een rondetafelconferentie georganiseerd werd. Hierop werden ook de voornaamste Congolese politieke leiders uitgenodigd. Patrice Lumumba, die enige tijd voordien voor opruiende taal was veroordeeld, werd voor de gelegenheid uit de gevangenis ontslagen. De rondetafelconferentie werd het verrassend snel eens op de voornaamste punten, vooral dankzij het eensgezinde optreden van de Congolese delegatie: algemene verkiezingen in mei 1960 en de totale onafhankelijkheid op 30 juni, de zogenaamde Dipenda. De Belgische regering stemde dus in met de Congolese onafhankelijkheid, maar zorgde er wel voor dat de economische macht in België bleef. Bedrijven mochten kiezen of ze hun hoofdkantoor in Congo of in België zouden vestigen en of ze onder de Belgisch of de Congolese wet vielen. De meerderheid van de bedrijven koos daarbij voor Brussel. Bovendien werd de Union Minière du Haut-Katanga enkele dagen voor de onafhankelijkheid ontbonden, waardoor de Congolezen de controle over een belangrijke sector van de economie verloren. Na de parlementsverkiezingen van 1960, waardoor Patrice Lumumba eerste minister werd en Joseph Kasavubu president, kreeg Belgisch-Congo de officiële naam Republiek Congo. De macht werd, zoals voorzien, officieel overgedragen op 30 juni 1960. De ceremonie in het paleis van de gouverneurgeneraal in Leopoldstad (nadien het Congolese presidentieel paleis), ging gepaard met een veelzeggend incident. Nadat koning Boudewijn in zijn toespraak op ongelukkige wijze het 'genie' van Leopold II en de vruchten van het koloniaal bestuur had geprezen, sprak de kersverse eerste minister Patrice Lumumba een - door de Congolezen enthousiast onthaalde - vlammende repliek uit tegen het Belgische koloniale beleid.
    De Force Publique bestond tot dan toe uit Congolese soldaten en onderofficieren (gradés) en Belgische officieren. Nooit hadden Congolezen de mogelijkheid gehad zich om te vormen tot een kaderfunctie, dit was enkel voor de Belgen bestemd. Toen in juni 1960 de onafhankelijkheid verklaard werd, leek het voor de Belgische officieren dan ook eerder opportuun de situatie in de Force Publique te laten zoals ze was. Het salaris bleef hetzelfde als vóór de onafhankelijkheid en nog steeds kregen de Congolezen niet de kans een kaderfunctie uit te oefenen. Hierop brak op 5 juli 1960 een muiterij uit in Leopoldville. Op 6 juli vond een algemene promotie plaats: de gradés werden tot officier benoemd (weliswaar zonder hiervoor enige opleiding te krijgen). De eenheden in Thysville en Madimba volgden op 7 juli het voorbeeld van hun collega's in de kazerne te Leopoldville. Daags nadien werd de Force Publique geafrikaniseerd en omgedoopt tot Armée nationale congolaise (ANC).
    Dit was het signaal voor verspreide onrusten in heel Congo, voornamelijk uitgaande van ontevreden militairen en jongeren, die het in vele gebieden op de blanke en specifiek de Belgische aanwezigheid hadden gemunt. Een groot deel van de ruim 80.000 Belgen die toen nog in Congo leefden, verliet in allerijl, en in vaak traumatische omstandigheden, het land.[17] Hierop werd een Belgische militaire interventie op poten gezet (10 juli 1960), bestaande uit zo'n 10.000 militairen. Lumumba reageerde hier op 12 juli op door steun te vragen aan de VN en aan Nikita Chroesjtsjov. Op 14 juli 1960 werden de diplomatieke relaties tussen België en Congo verbroken.
    Op 11 juli 1960, slechts 11 dagen na de onafhankelijkheid van Congo, splitste Katanga zich af van Congo. Dit gebeurde onder invloed van Moïse Tshombe, een rijke Katangees die door Patrice Lumumba geweigerd werd in het Congolese parlement. Dat juist Katanga zich afscheidde was geen toeval; het was dankzij de aanwezigheid van koper en de mijnbouwsector een van de rijkste regio's van het land. Samen met een VN-resolutie die bepaalde dat de Belgische militairen zich tegen 31 augustus 1960 uit Congo moesten terugtrekken, was dit een van de redenen waarom België besloot de Katangese afscheiding te erkennen. Troepen naar Katanga sturen zou daardoor geen inbreuk op de VN-resolutie zijn. De hiervoor opgerichte missie heette MISTEBEL, oftewel MISsion TEchnique BELge.
    Op 9 augustus 1960 scheidde de regio Zuid-Kasaï zich af van Congo. De leider van de regio werd Kalondji en ook hij werd militair door België gesteund. Patrice Lumumba's vraag om hulp aan Nikita Chroesjtsjov van 12 juli 1960 werd beantwoord via 19 transportvliegtuigen met bemanning. Eveneens pleegde Lumumba een genocide te Bakwanga. Beide feiten werden veroordeeld door de Verenigde Naties. Op 5 september 1960 ontsloeg president Joseph Kasavubu de politiek geïsoleerde Lumumba uit zijn functie als eerste minister. Lumumba daarentegen herriep de macht van de president. Dit leidde op 14 september tot de eerste staatsgreep van Mobutu, een anti-communist die omringd werd door een groep vertrouwelingen bestaande uit jonge intellectuelen. Hij nam een aantal radicale beslissingen, waaronder dat de komende 6 jaar geen verkiezingen zouden gehouden worden. Op 10 oktober werd Lumumba onder huisarrest geplaatst.
    Op 10 oktober 1960 wordt Lumumba onder huisarrest geplaatst. Op 27 november slaagt hij erin voor een korte tijd te ontsnappen; op 2 december wordt hij opnieuw opgepakt. Op 17 januari 1961 wordt hij naar Elisabethville gestuurd, waar hij vermoord en begraven wordt. Nadien werd hij nog opgegraven en in zwavelzuur opgelost. De Belgische inmenging hierin is enorm en pas in 2002 worden officieel Belgische excuses aangeboden. Dag Hammarskjöld, destijds secretaris-generaal van de Verenigde Naties, wil de situatie ter plaatse onderzoeken en besluit af te zakken naar Congo. Bij zijn vierde reis naar het land op 14 september 1961 wordt zijn vliegtuig op een twintigtal kilometers van de eindbestemming (de luchthaven van Ndola) neergehaald. Alle inzittenden sterven bij dit ongeluk. Op 2 augustus wordt een nieuwe regering gevormd in Congo: de regering van Adoula. Deze staat voor een politiek van compromis en nationale integratie. De enige partij die de regering niet aanvaardt, is die van de Katangese Tshombe. Hierop stelt de nieuwe VN Secretaris-Generaal U Thant zijn plan voor, te nemen of te laten. Hoewel ook dit nergens toe leidt, wordt op 14 januari 1964 Katanga opnieuw bij Congo gevoegd (Tshombe verliest de steun van de mijnsector in zijn regio). Hoewel Congo onafhankelijk was, grepen Belgische paracommando's verschillende keren militair in. Pas in 1964-5 stabiliseerde de toestand enigszins, onder meer door de re-integratie van Katanga en het einde van de Simba-rebellie in Stanleystad (province Orientale).
    In maart - april 1965 vinden nieuwe verkiezingen plaats in Congo. De twee kandidaten zijn Tshombe en Kasavubu. Als winnaar komt Tshombe uit de bus, maar dit wordt door Kasavubu betwist, aangezien de vorige regering zich niet vrijwillig zou hebben overgegeven. Op 25 november 1965 maakt generaal Mobutu Sese Seko een einde aan de situatie door een militaire staatsgreep te plegen. Mobutu genoot de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten. Hij voerde aanvankelijk een beleid van consolidatie en economische ontwikkeling. Zo bouwde hij onder meer de Inga-stuwdam. Om zich duidelijker af te zetten tegen het voormalige koloniale bewind, lanceerde hij een campagne van Congolese 'authenticiteit', de zaïrisering, waarbij onder meer de koloniale plaatsnamen werden geschrapt: Leopoldstad werd Kinshasa, Stanleystad werd Kisangani, Elisabethstad Lubumbashi, enzovoort. De relaties met België bleven intens, maar werden overschaduwd door de financiële kwesties die na de onafhankelijkheid onopgelost waren gebleven ("le contentieux"). In 1970, naar aanleiding van de tiende verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid, bracht koning Boudewijn een feestelijk bezoek aan Congo.
    In de jaren zeventig radicaliseerde het bewind van Mobutu aanzienlijk. De Mouvement populaire de la Révolution (MPR), waarvan Mobutu oprichter en voorzitter was, vestigde zich stevig als eenheidspartij. De politieke repressie nam toe. Mobutu herdoopte de republiek Congo tot Zaïre. De zogenaamde zaïrisering van het economisch leven leidde tot een exodus van buitenlandse werkkrachten en een economisch fiasco, waarvan de Congolese economie niet meer herstelde. In de jaren tachtig gleed het Mobutu-regime verder af in wanbeheer en corruptie. De relaties met België werden gekenmerkt door ups en downs en waren vaak gespannen. Bij een staatsbezoek liet de Belgische eerste minister Wilfried Martens zich de vaak geciteerde woorden ontvallen: "Ik hou van dit volk en van zijn leiders". Toen Mobutu na het einde van de Koude Oorlog ook de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten, dreigde kwijt te spelen, leken zijn dagen geteld. In 1990 werd een voorzichtige democratisering in het vooruitzicht gesteld, maar door handig gemanoeuvreer wist Mobutu het door hemzelf op gang gebrachte proces uiteindelijk te saboteren. De brutale moordpartij op de campus van de Universiteit van Lubumbashi in mei 1990 leidde tot een totale diplomatieke breuk tussen België en Congo. Uiteindelijk werd Mobutu in 1997 ten val gebracht door een interne rebellie onder leiding van LaurentDésiré Kabila. Kabila riep zich uit tot president en veranderde de naam van Zaïre opnieuw in Democratische Republiek Congo. In 2001 werd hij vermoord en opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila, die in verkiezingen in 2006 - de eerste vrije nationale verkiezingen in Congo sinds 1960 - in zijn ambt bevestigd werd. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid op 30 juni 2010, brachten de Belgische koning Albert II en eerste minister Yves Leterme een officieel bezoek aan de voormalige kolonie.
    Heel wat tradities uit de koloniale periode zijn blijven doorwerken in de post-koloniale Congolese staat en samenleving. Daaronder: een sterke tendens tot centralisatie en bureaucratisering, of de organisatie-structuur van onderwijs en rechtspraak. De invloed van Congo op België heeft zich voornamelijk gemanifesteerd op economisch vlak: Union Minière, non-ferro metaalnijverheid, ontwikkeling van de Antwerpse haven en diamant-sector.[18] Van het vroegere mijn-imperium van de Union Minière (tegenwoordig Umicore) in Katanga is niets meer
    overgebleven. Eerst de staat (Gécamines) en nadien andere privé-ondernemers zijn in de plaats gekomen. Toch bedrijft ook vandaag nog de Belgisch-Congolese ondernemer George Forrest mijnbouw in Katanga. Naar schatting verblijven vandaag (2009) nog ruim 4.000 Belgen in de Democratische Republiek Congo, terwijl de Congolese gemeenschap in België meer dan 16.000 leden telt. De Brusselse wijk Matonge (bij Naamsepoort) is een traditioneel trefpunt van de Congolese gemeenschap in België.
    Belgisch-Congo heeft in het culturele en imaginaire bewustzijn zijn sporen achtergelaten. In de literatuur, bijvoorbeeld in de cyclus Gangreen van de auteur Jef Geeraerts, die in Belgisch-Congo als militair gezag uitoefende. (Belgisch-)Congo komt ook voor in, of vormt de achtergrond bij:













    30-06-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 1967 jayne mansfield

     

    29-06-2018 om 09:07 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 1967 jayne mansfield

    29 juni 1967 Jayne Mansfield, artiestennaam van Vera Jayne Palmer, (Bryn Mawr (Pennsylvania), 19 april 1933 – bij Slidell (Louisiana), 29 juni 1967) was een Amerikaans filmactrice en sekssymbool. Ze was bekend om haar platinablonde haar, haar zandloperfiguur en haar diepe decolletés. Ze werd bekend in het midden van de jaren vijftig nadat Marilyn Monroe blonde sekssymbolen met een vergelijkbaar lichaamstype erg populair had gemaakt. Mansfield heeft niet in veel films gespeeld – na een paar grote rollen in Hollywood bleek de combinatie van negatieve publiciteit en slechte zakelijke beslissingen te veel, en ze belandde buiten het spotlicht van Hollywood. Ze trad op in kleine nachtclubs, en speelde in een aantal kleine producties, voornamelijk melodrama's en komedies, voordat ze op 34-jarige leeftijd bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Ze was enig kind en woonde in Phillipsburg, in New Jersey. Haar vader overleed aan een hartaanval toen hij met zijn vrouw en driejarige dochter in een auto reed. Haar moeder hertrouwde in 1939, en ze verhuisden naar Dallas in Texas. Ze studeerde drama en natuurkunde aan de Southern Methodist University, en deed een aantal colleges aan de University of Texas in Austin, waar ze haar eerste man ontmoette. Haar eerste optreden was op 22 oktober 1953 in een productie van Arthur Millers Death of a Salesman. Ze won ook een aantal schoonheidswedstrijden in Texas, waaronder Miss Photoflash, Miss Magnesium Lamp en Miss Fire Prevention. In 1954 verhuisden ze naar Los Angeles, waar ze drama studeerde aan de UCLA.
    Ze was al op jonge leeftijd een fan van de actrice Shirley Temple, en ze wilde zelf ook een filmster worden. Ze was zich er wel van bewust van de kracht van publiciteit, legitiem of zelfgegenereerd. Er wordt wel gezegd dat ze haar eerste werk voor tv kreeg nadat ze de producent een briefje had toegestopt met daarop alleen haar maten: "39, 22, 35" (die later zelfs 40-21-36 zouden bedragen), en nog geen half uur na de geboorte van haar tweede kind belde ze naar een roddelcolumniste om ervoor te zorgen dat de geboorte in de publiciteit kwam. Haar filmcarrière begon met kleine rollen voor Warner Brothers. Ze werd door de studio gecontracteerd nadat ze was ontdekt in een productie van Pasadena Playhouse in 1953. In 1955 was de ze playmate van de maand in Playboy. Ze zou in dit blad vaker verschijnen. Datzelfde jaar kreeg ze een rol aangeboden in de film The Burglar. De film werd in een film noirstijl opgenomen, maar werd pas twee jaar later, toen ze het bekendst was, uitgebracht. Haar optreden in deze dramatische rol was populair, maar ze speelde in de films hierna alleen maar komische rollen, of rollen die haar als sekssymbool benadrukten. Na nog twee films verhuisde ze naar New York, waar ze in een prominente rol op het toneel verscheen in de Broadwayproductie van de komedie Will Success Spoil Rock Hunter? (1955). Alhoewel ze in eerste instantie de rol niet had willen aannemen, kreeg ze uiteindelijk de Theatre World Award 1956 voor haar schaarsgeklede portret van Rita Marlowe. In 1956 tekende ze een contract met 20th-Century Fox, en met haar rol in The Wayward Bus probeerde ze zich te distantiëren van haar status als sekssymbool, en te profileren als serieuze actrice. De film was tamelijk populair, en ze won een Golden Globe voor haar optreden. Hierna verscheen ze opnieuw als Rita Marlowe, dit keer in de filmversie van Will Success Spoil Rock Hunter?. In oktober 1957 ging ze op tournee door Europa, waarbij ze zestien landen aandeed. Ze ontmoette de koningin van Engeland en kreeg veel aandacht tijdens het filmfestival in Cannes. Ook werd ze (in het programma 'Mensen, dingen en nu') geïnterviewd door Wim Sonneveld. De uitzenddatum was 11 oktober 1957. Twee dagen later verrichtte de Amerikaanse actrice op Het Kasteel de aftrap van de voetbalwedstrijd
    tussen Sparta en DOS. De spelers van de Rotterdamse club waren naar verluidt zo onder de indruk van Mansfields zwoele kus op de mond van aanvoerder Rinus Terlouw dat Sparta met 7-1 verliest.[1] Haar films The Girl Can't Help It en Will Success Spoil Rock Hunter? waren populair, maar de opvolger Kiss Them for Me (1957) deed het niet zo goed, en bleek haar laatste rol in een grote Hollywoodfilm te zijn. Ze bleef echter in het spotlicht, en won een Golden Laurel in 1959 voor haar muzikale optreden in de western-spoof The Sheriff of Fractured Jaw. Jayne Mansfield trouwde en scheidde driemaal: Paul Mansfield. Ze trouwden in het geheim op 28 januari 1950, met een publieke trouwerij op 10 mei dat jaar. Ze scheidde van hem op 8 januari 1958. Ze had een kind uit deze relatie, Jayne Marie Mansfield (* 8 november 1950);[ Miklós "Mickey" Hargitay, een acteur en bodybuilder die in 1955 Mister Universe was. Ze trouwden op 13 januari 1958 en ze scheidde van hem in 1963 in Mexico. De Mexicaanse scheiding werd in eerste instantie niet erkend door de staat Californië, maar na een rechtszaak gebeurde dat in augustus 1964 alsnog. Ze kreeg drie kinderen uit deze relatie, Miklós Jeffrey Palmer (* 21 december 1958), Zoltan Anthony (* 1 augustus 1960) en Mariska Magdolina (ook wel Maria, * 23 januari 1964). Matt Cimber, filmregisseur (ook wel bekend als Matteo Ottaviano, geboren als Thomas Vitale Ottaviano), met wie ze trouwde op 24 september 1964. Ze vroeg een scheiding aan op 20 juli 1966.[ Ze had een zoon met hem, Antonio Raphael Ottaviano (alias Tony Cimber, * 17 oktober 1965) Daarnaast werd er in de bladen verteld over haar affaires en relaties met verschillende mannen, waaronder Claude Terrail (de eigenaar van het Parijse restaurant La Tour d'Argent) en de Braziliaanse playboy-miljardair Jorge Guinle. Ze had contact met Jan Cremer, nadat deze zijn autobiografische roman Ik, Jan Cremer uit 1964 aan haar had opgedragen. Ze noemde het boek "een wild en sexy meesterwerk" ("a wild and sexy masterpiece") en de auteur my Pop Hero.[4] Er is geen relatie tussen beiden geweest, al deed Cremer het graag anders voorkomen. Het was Cremer die haar adoreerde en een affaire met haar zocht. Hij was na de publicatie van zijn boek naar New York getrokken en zijn agent regelde daar een ontmoeting met Mansfield in de jetset. Het belang was wederzijds. Mansfield greep alles aan om in de publiciteit te komen en Cremer was een nieuwe aanleiding. In de jaren 60 werd ze lid van de "Church of Satan" van Anton Szandor LaVey.[
    Vlak voordat ze trouwde met Hargitay, kocht Jayne Mansfield een huis met 40 kamers aan de Sunset Boulevard in Beverly Hills. Ze liet het huis roze verven, en noemde het "The Pink Palace". Zoals de naam al suggereert was niet alleen de buitenkant, maar ook de binnenkant voornamelijk roze van kleur, compleet met cupido's met roze fluoriserende lampen eromheen, een hartvormige roze badkuip en een fontein die roze champagne spoot. Hargitay, die loodgieter en timmerman was voordat hij begon met bodybuilden, bouwde het roze hartvormige zwembad. Engelbert Humperdinck kocht het Roze Paleis in de jaren zeventig. In 2002 verkocht hij het aan projectontwikkelaars, en zij braken het af in november dat jaar.
    Aan het eind van de jaren vijftig genereerde Jayne Mansfield veel negatieve publiciteit door succesvolle pogingen haar borsten te laten zien in een aantal nauwkeurig geplande "ongelukjes" (tegenwoordig wordt dit eufemistisch "wardrobe malfunction" genoemd).
    Een beruchte stunt gebeurde in april 1957 toen ze tijdens een etentje ter ere van Sophia Loren vooroverleunend met een borst die uit de jurk valt, tepel zichtbaar, werd gefotografeerd. De foto's werden wereldwijd gepubliceerd, en genereerden veel ophef. Eenzelfde stunt werd uitgevoerd tijdens een filmfestival in Berlijn. De media waren er snel bij, maar waren ook snel om de actie af te keuren. Een redacteur schreef: "We are amused when Miss Mansfield strains to pull in her stomach to fill out her bikini better. But we get angry when career-seeking women, shady ladies, and certain starlets and actresses ... use every opportunity to display their anatomy unasked." ("We vinden het grappig als Miss Mansfield haar buik intrekt om beter haar bikini te vullen. Maar we worden boos als carrièrezoekende vrouwen, twijfelachtige dames, bepaalde sterretjes en actrices ... elke gelegenheid aangrijpen om hun anatomie ongevraagd te laten zien.")[] Alhoewel ze veel publiciteit kreeg, was het na 1958 afgelopen met de goede rollen voor Mansfield. Ze deed een aantal lowbudgetfilms waarin ze voornamelijk zo veel mogelijk van haar lichaam kon blootstellen, en waar maar weinig gebruik werd gemaakt van haar acteertalenten. In 1960 verscheen ze als grote naam in twee gangsterthrillers in Engeland, Too Hot to Handle en It Happened in Athens, maar ze speelde niet meer dan een schaarsgeklede bijrol. Ze wees een rol in de televisieserie Gilligan's Island af omdat ze "een filmster" was. Na de dood van Marilyn Monroe kreeg ze het steeds moeilijker, er was te veel publiciteit en te weinig echte inhoud. Ze was niet tevreden met de filmrollen, en ze deed samen met haar man Mickey Hargitay een show in Las Vegas, The House of Love, die erg populair bleek. Fox heeft de show later ook uitgegeven onder de titel Jayne Mansfield Busts Up Las Vegas. Ze was wellicht niet populair meer als actrice, maar op het podium was ze echt goed. Ze probeert ook nog steeds een beter imago voor zichzelf te creëren. Haar aankondiging dat ze acteren wilde studeren in New York, bleek door haar geschiedenis met de media niet te worden geloofd, en haar contract met Fox werd in 1962 niet hernieuwd. In 1963 was ze de eerste grote Amerikaanse filmster die naakt in een hoofdrol in een film verscheen, dit was Promises! Promises!. Foto's van een naakte Mansfield op de set van de film werden in Playboy gepubliceerd. Deze film zette ook een streep onder enige hoop die ze had om nog in de "normale" film terug te komen. In 1963 verscheen ze ook in de kleine West-Duitse film Homesick for St. Pauli (ofwel Heimweh nach St. Pauli) met schlagerzanger Freddy Quinn. Ze speelt Evelyne, een sexy Amerikaanse zangeres die naar Hamburg reist, en ze zingt twee liedjes in het Duits, alhoewel in de dialoog haar stem is gedubd. Ook bracht ze een album uit met de naam Shakespeare, Tchaikovsky & Me, waarop ze gedichten van Shakespeare, Marlowe, Browning en anderen voorleest met muziek van Tchaikovsky op de achtergrond. Op de hoes van het album staat een foto van Mansfield met haar lippen getuit en haar borsten nauwelijks verborgen met een stola van bont. Een paar weken nadat haar scheiding van Hargitay was uitgesproken, trouwde ze haar derde man, Matt Cimber. Hij werd ook haar manager. In het jaar dat ze overleed, 1967, verdeelde Mansfield haar tijd tussen optredens in nachtclubs en de productie van haar laatste film, Single Room, Furnished, een lowbudgetfilm die werd geregisseerd door Cimber. Het werk aan de film werd opgeschort na het uiteenvallen van hun huwelijk na Jaynes alcoholmisbruik, openlijke ontrouw en haar claim tegenover Cimber dat ze alleen gelukkig was met haar ex-minnaar Nelson Sardelli. Ze bleef haar optredens doen in de VS, Zuid-Amerika, Engeland en Azië, en raakte in een relatie met haar getrouwde advocaat, Sam Brody. Voor haar dood was ze in het nieuws omdat Brody haar zestien jaar oude dochter, Jayne Marie, in elkaar zou hebben geslagen.[7] Na een optreden in de Gus Stevens Supper Club in Biloxi, Mississippi, reden Mansfield, Brody en hun chauffeur, Ronnie Harrison, samen met Jaynes kinderen Miklós, Zoltan, en Mariska in Stevens' Buick Electra 225 naar New Orleans, alwaar ze vroeg in de morgen in een interview zou verschijnen. Op 29 juni om ongeveer 02.25 uur reed de auto in op een tractortrailer die langzamer was gaan rijden omdat
    er een insecticide werd gesproeid. De kinderen overleefden het met kleine verwondingen, maar de volwassenen waren op slag dood.[8] Geruchten dat Mansfield was onthoofd, zijn niet waar, alhoewel ze wel zware verwondingen aan haar hoofd had. Dit broodjeaapverhaal is waarschijnlijk ontstaan nadat er politiefoto's waren verschenen waarop iets gelijkend op een blonde pruik te zien is in de gebroken voorruit van de auto.[9] De auto werd teruggebracht naar de eigenaar, Gus Stevens, die hem uiteindelijk verkocht. De wagen stond een aantal jaren in een museum, maar is nu eigendom van een Mansfieldfan. Ze werd begraven op 3 juli in Pen Argy, Pennsylvania. In het Hollywood Forever Cemetery ligt een steen voor haar met 1938 als geboortejaar; de steen op haar graf vermeldt het juiste jaar (1933, zie foto). Ze heeft ook een ster in de Hollywood Walk of Fame ter hoogte van 6328 Hollywood Boulevard. Vlak na de begrafenis werd door Mickey Hargitay een rechtszaak aangespannen voor meer dan $275.000 om de opvoeding van de kinderen te financieren. Tony werd opgevoed door zijn vader Matt Cimber. In 1968 werden er op naam van Jayne Marie Mansfield en Matt Cimber rechtszaken aangespannen.









    29-06-2018 om 09:05 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 2002 rosemarie clooney

    29 juni 2002 Rosemary Clooney (Maysville (Kentucky), 23 mei 1928 – Beverly Hills (Californië), 29 juni 2002) was een Amerikaansezangeres en actrice. Ze werd geboren in Maysville, Kentucky, en begon haar zangcarrière samen met haar jongere zus, Betty, voor een radiostation in Cincinnati in 1945, waarvoor ze US$20 per week kreeg. Ze werd beroemd in 1951 door haar opname van het lied Come on-a my house, en kreeg daarna rollen aangeboden voor televisie en film. Haar bekendste rol is die in de film White Christmas met Bing Crosby. Na de film maakte ze een album Fancy Meeting you here met hem. Ze heeft ook duetten opgenomen met onder andere Frank Sinatra en Marlene Dietrich. In 1980 maakte ze, na een lange afwezigheid die ze gebruikte om haar vijf kinderen op te voeden, een aantal succesrijke jazzalbums. Deze kinderen had zij met haar toenmalige echtgenoot, de acteur José Ferrer. In februari 2002 ontving ze een Grammy Lifetime Achievement Award tijdens de jaarlijkse Grammyuitreiking en in hetzelfde jaar werd ze opgenomen in de Kentucky Music Hall of Fame. Ze overleed op 29 juni 2002 aan longkanker. Ze was de tante van George Clooney.





    29-06-2018 om 09:03 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 29 juni 2003 katherina hepburn

    29 juni 2003 Katharine Houghton Hepburn (Hartford, 12 mei 1907 – Fenwick, 29 juni 2003) was een Amerikaans actrice. Ze had de bijnaam First Lady of American Cinema vanwege haar opmerkelijke talent en haar recordaantal Oscars. In 1999 werd ze uitgeroepen tot de allergrootste vrouwelijke filmlegende Hepburn begon haar acteerloopbaan op het toneel. Ze speelde wat rollen op Broadway en viel daar al snel op. In 1932 kwam haar doorbraak op het toneel met een rol in het toneelstuk A Warrior's Husband. De studio RKO bood haar daarop een filmcontract aan en in 1932 speelde ze haar eerste rol op het witte doek met John Barrymore als tegenspeler. Met haar derde film - Morning Glory - won ze al een Oscar. Al snel begonnen er echter verhalen de ronde te doen over haar excentrieke gedrag. Zo weigerde ze bijvoorbeeld iets anders dan een broek te dragen - wat in die tijd erg ongewoon was voor vrouwen - en werkte ze niet mee met de pers. Het conservatieve filmpubliek moest niets van dit soort eigenzinnig, feministisch gedrag hebben en Hepburn keerde in 1934 weer terug naar Broadway. Ook daar speelde ze niet in kassuccessen en ze besloot het toch nog eens te proberen in Hollywood. De meeste films flopten echter, alleen Alice Adams (1935) en Stage Door waren redelijk succesvol. In 1938 werd ze samen met onder andere Marlene Dietrich, Mae West, Fred Astaire en Joan Crawford als box-office poison bestempeld. Omdat ze daardoor geen goede aanbiedingen meer kreeg, nam ze de hoofdrol in het toneelstuk The Phildadelphia Story op zich. Het stuk werd een hit en haar rijke minnaar Howard Hughes kocht direct de filmrechten. In 1939 keerde ze terug naar Hollywood om auditie voor de rol van Scarlett O'Hara in Gone with the Wind te doen, maar producent David O. Selznick vond haar niet geschikt.
    In 1940 ging de filmversie van The Philadelphia Story in première. Het werd een kaskraker en Hepburn kreeg haar derde Oscar-nominatie. In 1942 speelde ze samen met Spencer Tracy in de film Woman of the Year en ze bleken een gouden koppel te zijn. Ze zouden samen nog acht films maken. In de jaren 40 speelde Hepburn nog in een aantal goede films, waaronder het succesvolle Adam's Rib in 1949, weer met Tracy als tegenspeler.
    Met haar rol in The African Queen maakte Hepburn in 1951 de overgang naar sterke, oudere vrouwen. Haar rol als de ijzeren maagd Rose Sayer naast een dronken Humphrey Bogart als Charlie Allnut leverde haar een vijfde Oscar-nominatie op. Met het nieuwe type vrouw dat ze ging spelen had Hepburn veel succes: in de jaren 50 kreeg ze nog drie Oscar-nominaties. Ook werd ze nu steeds meer als een symbool van vrouwenemancipatie gezien in plaats van als een arrogante, excentrieke meid. In de jaren zestig - met de vrouwenemancipatie op haar hoogtepunt - rees Hepburns ster hoger dan ze ooit had durven dromen. In 1967 won ze haar tweede Oscar voor de maatschappijkritische komedie Guess Who's Coming to Dinner, wat ook haar laatste film met Spencer Tracy was. In de film die over het vooroordeel tegen gemengde huwelijken gaat, speelt Hepburn een liberale moeder die haar man (Tracy) probeert over te halen in te stemmen met de keus van hun blanke dochter (Katharine Houghton) voor een zwarte man (Sidney Poitier). Een jaar later kon ze weer een Oscar in ontvangst nemen voor de film The Lion in Winter waarin ze Eleonora van Aquitanië neerzette.
    Nu de filmaanbiedingen voor Hepburn schaarser werden, richtte ze haar aandacht op de televisie. Zo speelde ze onder andere in 1973 in The Glass Menagerie, naar een toneelstuk van Tennessee Williams. Af en toe maakte ze nog weleens een film, zoals Rooster Cogburn met John Wayne in 1975.
    In 1981 ontving Hepburn op de indrukwekkende leeftijd van 74 haar vierde Oscar voor haar rol in On Golden





    29-06-2018 om 09:01 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1917 wim sonneveld

     

    28-06-2018 om 09:10 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1917 wim sonneveld

    28 juni 1917 wim sonneveld Willem (Wim) Sonneveld (Utrecht, 28 juni 1917 – Wim Sonneveld werd geboren in Utrecht als zoon van kruidenier Gerrit Sonneveld en Geertruida van den Berg. In 1922 verloor hij op zeer jonge leeftijd zijn moeder. Na een schooltijd waarin hij steeds de kwibus uithing had hij een aantal weinig succesvolle baantjes. In 1932 ging hij zingen bij de amateurzanggroep de Keep Smiling Singers, waarna hij in 1934 met Fons Goossens een duo vormde en optrad bij jubilerende verenigingen en instellingen. Later dat jaar ontmoette hij Huub Janssen, met wie hij, na een reis door Frankrijk in 1936, in Amsterdam ging wonen, eerst op de Westermarkt, later op de Prinsengracht. In datzelfde jaar werd hij secretaris-administrateur bij Louis Davids, waar hij tevens kleine rolletjes mocht spelen en chansons kon zingen. In diezelfde periode trad hij op met zijn eigen gezelschap De Rarekiek, waar zijn vriend Huub aan meewerkte. Sonneveld zong in het Frankrijk van 1937 in cabarets van Suzy Solidor en Agnes Capri. Na de oorlogsverklaring van 1939 keerde hij naar Nederland terug, waar hij toneelrollen had en in de revue van Louis Bouwmeester jr. speelde. In 1940 trad hij op bij het Theater der Prominenten en speelde bij De Sprookjesspelers van Abraham van der Vies. Hier ontmoette hij onder andere Conny Stuart. In 1943 vormde hij zijn eigen gezelschap, waarvan onder anderen Stuart, Lia Dorana, Albert Mol, Joop Doderer, Hetty Blok en Emmy Arbous deel uitmaakten. Zijn gezelschap, 'Cabaret Wim Sonneveld' bestond tot 1959. Daarna speelde Sonneveld drie jaar lang de hoofdrol van Professor Higgins in de musical My Fair Lady. Tijdens deze musical maakte hij plannen voor een solovoorstelling, die in 1964 in première ging onder de titel Een avond met Wim Sonneveld. In 1966 volgde Wim Sonneveld en Ina van Faassen en in 1971 Wim Sonneveld met Willem Nijholt & Corrie van Gorp. Op 20 februari 1974 kreeg Wim Sonneveld in de auto een hartaanval, waarna hij werd opgenomen in een Amsterdams ziekenhuis. Na een paar weken rusten ging het aanvankelijk beter en Sonneveld vertelde dan ook in een interview aan Henk van der Meijden dat hij weer plannen had voor de toekomst. Zo wilde hij zijn memoires publiceren (onder de titel Sonneveld, mevrouw, dat zou verwijzen naar de tijd dat hij in de kruidenierszaak van zijn vader werkte) en een langspeelplaat maken met de titel Mijn hart, met daarop allerlei liedjes die over het hart gaan. Ook wilde hij in 1975 weer een programma gaan doen, omdat hij dan 40 jaar in het vak zou zijn. Een ander besluit dat hij nam was dat hij nooit meer een toupet op zou doen. Op 8 maart, de dag dat het interview in De Telegraaf werd gepubliceerd, overleed Wim Sonneveld op 56-jarige leeftijd aan een tweede hartaanval. Voor het grote publiek kwam dit als een schok, maar naasten verklaarden later dat zijn overlijden niet geheel onverwacht was. Zo was Sonneveld door een dokter al eerder geattendeerd op zijn slechte hart, maar de artsen konden niets concreets vinden. Later kreeg hij meer last; zo lag hij bij de show met Ina van Faassen al in de pauze op een stretcher.
    Tussen 1943 en 1959 speelde hij met zijn eigen cabaretgroep Cabaret Wim Sonneveld een groot aantal shows: 1943 - Alleen voor dames (teksten Hella Haasse) 1944 - Sprookjes 1944 - Opus drie 1945 - De bloemetjes buiten 1945 - Tingeltangel 1946 - Verre reizen 1946 - Tutti frutti 1946 - Leidscheplein 1947 - Vanavond om acht uur
    1947 - 't Is maar comedie 1948 - 't Is historisch 1949 - We spelen pantomime 1949 - Iene-miene-mutten 1950 - 't Is mij een raadsel 1951 - Herhalingsoefeningen 1951 - Artiestenpension 1952 - Boekenfeest 1952 - Gastenboek 1952 - Het meisje met de grote voeten 1953 - Bloemlezing (compilatieprogramma) 1953 - In de winckel van Sinckel 1954 - Waar de blanke top der duinen 1955 - Huis tuin en keuken 1957 - À la carte 1959 - Rim Ram Een beroemde creatie van Sonneveld is Willem Parel, zoon en kleinzoon van een orgeldraaier en tevens voorzitter van het En-pé-gé, het Nederlands Parel Genootschap. In het begin schreef Sonneveld zelf nog de teksten voor zijn personage, maar al snel werd dit overgenomen door Eli Asser. Met Willem Parel beleefde hij grote successen in het VARA-radioprogramma 'Showboat' in het begin van de jaren 50. Parel sprak meeslepend over het orgeldraaien in het algemeen en de sexuele problemen van de orgeldraaier in het bijzonder. Na een paar jaar kreeg Sonneveld een hekel aan zijn creatie, maar hij wist dat Willem Parel erg populair was. Van het zingen van chansons kon Sonneveld niet leven. In 1955 kreeg Willem Parel zijn eigen film onder de titel Het wonderlijke leven van Willem Parel. In de film rekent de persoon Sonneveld voorgoed af met het fictieve personage Willem Parel. Na de film heeft Sonneveld zijn personage dan ook nooit meer tevoorschijn gehaald.
    Nadat Sonneveld in Amerika de musical My Fair Lady had gezien wist hij het zeker: hij wilde deze musical naar Nederland halen. Zoals hij altijd al gedaan had, wilde hij aanvankelijk artiesten in de musical laten spelen die hij graag naast zich had. Maar Conny Stuart voelde zich te oud voor de rol van Eliza (Stuart was al over de 40) en de stem van Lia Dorana was te laag. Wel kreeg hij het voor elkaar dat Friso Wiegersma het decor mocht ontwerpen en zijn andere levenspartner, Huub Janssen, de vertaling mocht doen. Echter, de vertaling van Janssen werd door de producenten afgekeurd, waarna de jonge Groninger student Seth Gaaikema het mocht doen. De musical ging in première op 1 oktober 1960 in Rotterdam en kreeg lovende recensies. De laatste voorstelling was op 30 november 1962. Sinds de première hebben meer dan 750 000 mensen de voorstelling gezien.
    Tijdens het spelen van de rol van Professor Higgins in de musical My Fair Lady werkte Sonneveld aan zijn eigen show. Helemaal alleen het podium op heeft hij nooit gewild, vandaar dat hij de actrice Marijke Merckens aan zijn zijde nam. In eerste instantie zou ook actrice Riek Schagen aan de show meedoen, maar haar werd tijdens repetities al de deur gewezen. In het tweede seizoen van de voorstelling werd de rol van Merckens overgenomen door Marijke Philips.
    Een avond met Wim Sonneveld ging op 1 januari 1964 in Amsterdam in première en het programma werd meteen goed ontvangen. Dit kwam mede door de tekstschrijvers die voor hem werkten. Teksten zijn onder andere van Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt, Michel van der Plas en Jacques van Tol. Sonnevelds levenspartner Friso Wiegersma schreef ook een paar nummers voor de show. Nikkelen Nelis (de straatzanger), het bekendste nummer uit die show, is van zijn hand. De muzikale leiding was in handen van Harry Bannink.
     Goedenavond (tekst Wim Sonneveld)  Mijn vader heeft het nooit begrepen (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Waar is de fim (tekst Wim Sonneveld)  Ouder worden (tekst Simon Carmiggelt)  Water bij de wijn (tekst Annie M.G. Schmidt)  U hebt vitamine c nodig (tekst Wim Sonneveld)  Zij kon het lonken niet laten (Nikkelen Nelis) (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Kondig me aan! (tekst Wim Sonneveld)  Zegt u maar Willem (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Leuk voor later (de bandrecorder) (tekst Annie M.G. Schmidt)  Croquetten (tekst Simon Carmiggelt)  Ome Thijs (de voetbalpool) (tekst Jacques van Tol) na de pauze:  Introductie/over mannen en vrouwen (tekst Wim Sonneveld)  Annemarie (tekst Wim Sonneveld, muziek Gaby Verlor)  Gerrit (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  De huwelijksreis (tekst Jean Sean, muziek Lionel Daunais)  Dag man achter het loket (tekst Wim Sonneveld)  Tearoom-tango (tekst Michel van der Plas, muziek Harry Bannink)  De Lodewijkentijd (tekst Friso Wiegersma, muziek Wolfgang Amadeus Mozart)  Hurken en lurven (tekst Wim Sonneveld)  Flink zijn (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Irving Berlin)  Margootje (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Wim Sonneveld, arr. Harry Bannink)  Frater Venantius (tekst Michel van der Plas, muziek Harry Bannink)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (tekst Wim Sonneveld en Jacques van Tol, muziek Wim Sonneveld)
    Drie jaar na de première van zijn programma kwam Sonneveld met een opvolger. Om te voorkomen dat het programma te veel op zijn voorganger zou lijken, nam Sonneveld geen assistent naast zich, maar een actrice van naam, Ina van Faassen. Voor Van Faassen betekende deze voorstelling de doorbraak bij het grote publiek; voorheen speelde ze uitsluitend toneelrollen. Ook dit programma werd goed ontvangen door de pers. Sonneveld schreef veel nummers zelf, maar deed ook een beroep op tekstschrijvers als Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt, Michel van der Plas en Friso Wiegersma. Een van Sonnevelds bekendste liedjes, het door Wiegersma geschreven Het dorp, zat in deze show.  Wim Sonneveld en Ina van Faassen  Wim (tekst Wim Sonneveld)  Ina (tekst Wim Sonneveld)  't Is voor je bestwil (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Jan Blok)  Anna stond te wachten (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Toneel (tekst Wim Sonneveld)  Moeder (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Kijk, we zijn gelijk (duet) (tekst Guus Vleugel, muziek Harry Bannink)
     De jongens (tekst Simon Carmiggelt)  Huwelijksadvertentie (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Jan Blok)  Beppie ('Want ik heb iets') (duet) (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld) na de pauze:  Na de pauze  Deze vrouw (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Over vrouwen (tekst Simon Carmiggelt)  Josefien (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  Het dorp (tekst Friso Wiegersma, de muziek is van Jean Ferrat: La Montagne)  Kunstmatige inseminatie (tekst Annie M.G. Schmidt)  Donderdag de tiende (tekst Annie M.G. Schmidt)  Ballade voor alleman (tekst Michiel v/d Plas, muziek Harry Bannink)  Zo hoort het ook (tekst Friso Wiegersma)  Opa (tekst Simon Carmiggelt)  Kun je nog zingen (volksliederenminnaars) (tekst Michiel v/d Plas, muziek Harry Bannink)  Het kerkhof te Munster  Aardappelsamba  Schaatsenrijden  Eten (tekst Wim Sonneveld, muziek Harry Bannink)  Laten we lief zijn (tekst Annie M.G. Schmidt, muziek Harry Bannink)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (tekst Wim Sonneveld en Jacques van Tol, muziek Wim Sonneveld)
    In wat zijn laatste theatershow zou worden, wilde Sonneveld zich verjongen. Het waren de jaren 70 en het cabaret van Freek de Jonge en Bram Vermeulen, Ivo de Wijs en Don Quishocking vierde hoogtij. Eerst durfde Sonneveld geen nieuwe show meer te maken, bang dat zijn show 'ouderwets' zou zijn, maar hij liet zich uiteindelijk toch overhalen. Voor de zekerheid nodigde hij de jongere Willem Nijholt en Corrie van Gorp aan zijn zijde op te treden. Met de keus van Nijholt en Van Gorp dacht Sonneveld zich weer een stuk jonger te voelen. Aanvankelijk leek dit ook zo voor het publiek, maar Sonneveld moest per avond drie maal een nieuw overhemd aantrekken omdat hij zo druk in de weer was. En telkens als hij even een stukje 'vrij' had in de show, lag hij in zijn kleedkamer uit te rusten op een stretcher, en hij klaagde ook vaak over zijn hart. Later bleek dat deze show te veel voor hem was. De voorstelling ging op 20 februari 1971 in het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam in première. Het programma was weer voorzien van teksten van de bekende schrijvers, dus daarin was weinig verschil met andere jaren. Er waren ook twee tekstbijdragen van Jaap van de Merwe toegevoegd, waarvan een met scherpe kritiek op 'Latijns-Amerika', wat vreemd was in de show, aangezien Sonneveld nooit politiek cabaret maakte. De muzikale leiding was in handen van Ruud Bos.  Wim Sonneveld met Willem Nijholt en Corrie van Gorp  Dit wordt een avond (tekst Wim Sonneveld)  Oh oh oh (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Daar ben je mooi klaar mee (tekst Wim Sonneveld)  Wees een clown (tekst en muziek Wim Sonneveld)  Good evening folks  Waar heb ik u meer gezien (tekst Wim Sonneveld)  Niet goed bij d'r verstand (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Vliegen (tekst Wim Sonneveld)  Sterreclame (tekst Wim Sonneveld)  Telefoneren (tekst Wim Sonneveld)  Op losse schroeven (Michel van der Plas/Frans Halsema, muziek Harry Bannink)  Latijns Amerika (tekst Jaap van de Merwe, muziek Ruud Bos)  Stalmeester (tekst Michel van der Plas)
     Een mens wil d'r wel es gelukkig zijn (Michel van der Plas, muziek Harry Bannink) na de pauze:  Waar heb ik u meer gezien (tekst Wim Sonneveld)  Ballade van het leven en de dood (tekst Jaap van de Merwe, muziek Ruud Bos)  Dames die niet willen deugen (tekst Friso Wiegersma, muziek Harry Bannink)  Een simpel liedje (tekst Friso Wiegersma)  Ook op zondag (tekst Friso Wiegersma)  Lieveling (tekst Friso Wiegersma, muziek Ruud Bos)  Carolien (tekst Friso Wiegersma, muziek Ruud Bos)  Dat wij verschillen van elkaar (tekst Jean Sean)  De gulle lach (tekst Simon Carmiggelt)  Introductie  Moeder, ik wil bij de revue (tekst Friso Wiegersma, muziek Wim Sonneveld)  De dagsluiter (tekst Michel van der Plas)  Ik zou nooit iets anders willen zijn (Wim Sonneveld)
    Het wonderlijke leven van Willem Parel Nog één keer wilde Sonneveld het succesnummer van stal halen. Het medium film oefende een grote aantrekkingskracht op hem uit en met het typetje Willem Parel zag hij de mogelijkheid een film te gaan maken. Het verhaal begon met de aankondiging dat Parel zou verdwijnen. Daarop kreeg Sonneveld, na een voorstelling in het Nieuwe de la Mar-theater, in de kleedkamer bezoek van Willem Parel die zich niet zomaar liet verdrijven. De rest van de film bestond uit acties van de orgeldraaier en zijn genootschap. Sonneveld liep rond als de keurige, gekwelde cabaretier en Parel had overal het hoogste woord. Hij ging verhaal halen bij het benepen bestuur van de radio-omroep - een treffende parodie op de VARAleiding - en bracht met zijn volkse vrolijkheid opschudding teweeg bij een deftig feestje aan de Apollolaan, symbool van de bekaktheid in de jaren vijftig. In samenwerking met de regisseur Gerard Rutten werd de rolverdeling bepaald. Hans Kaart kreeg de tweede hoofdrol. Joop Doderer en Albert Mol speelden mee als leden van het genootschap. Eigenlijk was er ook voor Conny Stuart een rol als deftige dame van de Apollolaan beschikbaar, maar zij voelde niets voor de riskante filmplannen, zodat deze rol naar hoorspelactrice Péronne Hosang ging. Ook een nog jonge Rijk de Gooyer is erin te zien.
    In 1956 vertrok Sonneveld voor enige tijd naar Amerika om daar aan de slag te gaan als filmacteur. Hij speelde er in de televisiethriller The Pink Hippopotamus. In 1957 speelde hij naast Fred Astaire in de film Silk Stockings en in de film Wasp End. Van Astaire kreeg Sonneveld de Genesiuspenning. Na de dood van Sonneveld schonk Huub Janssen deze aan Jos Brink. Doe es wat meneer Sonneveld Terwijl Sonneveld bezig was met My Fair Lady wilde hij ook graag iets anders ondernemen met dezelfde mensen. Hij dacht aan een televisieshow. Sonneveld stapte naar Thijs Chanowski, een televisieregisseur die net weg was gegaan bij de AVRO. Sonneveld zei dat hij zijn cabaretprogramma weleens voor de televisie zou willen doen en of Chanowski het wilde produceren en aan een omroep naar keuze aanbieden. In de zomer van 1962, in Frankrijk, werden de eerste plannen gesmeed voor de show die Doe es wat, meneer Sonneveld zou heten. Huub Janssen speelde als tekstschrijver een voorname rol. Voor de regie werd Jason Lindsey benaderd. De meeste scènes kwamen uit eerdere
    cabaretprogramma's, de meeste liedjes waren nieuw. Een zwoele nacht in Krimpen aan den IJssel bijvoorbeeld, dat een vertaling is van Un clair de lune à Maubeuge. De show werd uitgezonden op 5 december 1962, vijf dagen na de allerlaatste voorstelling van My Fair Lady. Het succes was zo groot dat er werd besloten tot een herhaling in de oudejaarsnacht. Terwijl half Nederland ervan sprak, zat Sonneveld in Frankrijk. De meeste aandacht trok Catootje, een liedje dat Sonneveld in 1954 al in het theater heeft gebracht.
    Doe es wat meneer Sonneveld Zeg boer, waar is je vrouw? (traditioneel) Paramaribo (Ik heb ze) (tekst Wim Sonneveld) Drie schuintamboers (traditioneel) Katootje (traditioneel, tekst Jean Senn) Blindedarmoperatie (tekst Wim Sonneveld) Er is hongersnood in India (tekst Wim Sonneveld) Zo heerlijk rustig (la chansonette) (tekst en muziek M. Philippe-Gerard, Jean Dréjac, vertaling Jean Senn) Luchtkastelen (tekst en muziek Louis Davids, Jacques van Tol) Een zwoele nacht in Krimpen aan den IJssel (Un clair de lune à Maubeuge) (tekst en muziek P. Perin, CL. Blondy, vertaling Jean Senn) Huis-, tuin- en keukenliedje (tekst Jean Senn, muziek Jan Blok)
    In mei 1963 volgde de tweede televisieshow. Hoewel deze show goede kijkcijfers had overtrof hij het succes van de eerste televisieshow niet.
    Blijf in Holland (tekst en muziek Guus Vleugel De regentessen In 't groene dal/ Is 't waarachtig? De ober Zij was een mooie meid (tekst Friso Wiegersma) Come to the bollenfields Dora Mijn discotheek Welterusten (tekst Annie M.G. Schmidt) Ja zuster, nee zuster Op eigen verzoek aan schrijfster Annie M.G. Schmidt mocht Sonneveld een gastrol spelen in de populaire televisieserie Ja zuster, nee zuster, met teksten van Schmidt en liedjes van Harry Bannink. De hoofdrollen waren voor Hetty Blok als zuster Klivia en Leen Jongewaard als Gerrit/Opa. Vanaf het begin was de serie een succes en ook alle liedjes vonden gretig aftrek op de lp's. Geen wonder dat sommige bekende Nederlanders stonden te dringen voor een gastrol in de serie. Sonneveld speelde drie rollen in de aflevering genaamd 'De Pruiselaars', waarin hij te gast was. Het bekendst is zijn rol als opa Arie Pruiselaar sr. Samen met Leen Jongewaard, als opa van Gerrit, zingt hij het duet In een rijtuigie. dat uit zou groeien tot een klassieker. Andere bekende liedjes uit de aflevering zijn Op de step en De kat van ome Willem.
    In het najaar van 1973 ging Op de Hollandse toer, de laatste film van Sonneveld, in première. Sonneveld had een familiefilm voor ogen, maar het werd een complete flop. Critici boorden de film de
    grond in en er kwam te weinig publiek om uit de kosten te komen. Sonneveld speelde in de film reisleider Robbie, die een groep toeristen moest rondleiden in Nederland. Ook Adèle Bloemendaal en Joop Doderer vertolkten een grote rol.
    Bekende typetjes
     Willem Parel  Nikkelen Nelis de straatzanger  Frater Venantius
    Bekende conferences
     Opa  De stalmeester  Het centraalstation  Dag man achter het loket  De jongens  Croquetten
    Bekende liedjes  "Aan de Amsterdamse grachten"  "De kat van ome Willem"  "Het dorp"  "Catootje"  "Margootje"  "Tearoom-tango"  "Zo heerlijk rustig"  "Daar is de orgelman"  "In een rijtuigie"
    In het theaterseizoen 2009/2010 draaide Sonneveld Voor Altijd!; een muzikale theatershow, geproduceerd door Noord West Productions in samenwerking met OpusOne Theaterproducties. De première was op 23 november 2009 in de Schouwburg te Amstelveen. Frits Sissing, Trudy Labij, Syb van der Ploeg, Suzan Seegers en Roberto de Groot zorgden met een live-orkest voor een voorstelling waarin Wim Sonnevelds veelzijdigheid als cabaretier en zanger centraal stond. Andere medewerkers waren: Jan Aarntzen - kostuum- en decorontwerp Eddy Habbema - regie Frans Schraven - choreografie Aan de Amsterdamse grachten is door velen gecoverd, zoals Harry Slinger, Cor Steyn, Purper, Tante Leen, Flairck, Louis Dusee, Louis Neefs, André Rieu, Manke Nelis, Leoni Jansen en Dick Bakker. Met dit lied wordt ook het jaarlijkse Prinsengrachtconcert in Amsterdam afgesloten. Op 11 oktober 1957 interviewde Sonneveld voor het televisieprogramma Mensen, dingen en nu de Amerikaanse actrice Jayne Mansfield. Catootje stond in maart 1963 op de eerste plaats van de maandelijkse hitparade van Muziek Parade In 1985 plaatste de gemeente Utrecht het beeld Nikkelen Nelis van beeldhouwer en vriend Johan Jorna bij de Wim Sonneveldschool aan de Franz Schubertstraat. In 2013 is het beeld verwijderd vanwege de sloop van de school. Het wordt waarschijnlijk herplaatst op de J.P. Coenstraat.
    Wim Sonneveld is een van de vele cabaretiers die gesampled werd op het Osdorp Posse album Tegenstrijd (2003). Aan het begin van de track Beats en Rijms wordt zijn Huis, tuin en keukenliedje (1955) gesampled. In 2004 eindigde Sonneveld op de 60e plaats in de verkiezing van de grootste Nederlander. In het DeLaMar-theater in Amsterdam is er een theaterzaal naar hem vernoemd. In 2012 zond Omroep MAX de 8-delige televisieserie Moeder, ik wil bij de Revue uit. De serie, die zich afspeelt in de jaren vijftig, is vernoemd naar een liedje van Sonneveld en ook in de serie werden liedjes van Sonneveld gebruikt. In 2013 start de opvoering van de musical Sonneveld. De musical wordt geproduceerd door Albert Verlinde Entertainment. Tony Neef vertolkt de rol van Sonneveld en Mariska van Kolck die van Conny Stuart. De regie is in handen van Eddy Habbema en het script kwam van Pieter van de Waterbeemd. Op 24 mei 2015 werd in Schin op Geul een door Nelly Vincken gemaakt bronzen beeld van Wim Sonneveld als Frater Venantius geplaatst aan de Breeweg.
    Sinds 1988 wordt jaarlijks de Wim Sonneveldprijs uitgereikt aan het beste kleinkunsttalent op het Amsterdams kleinkunstfestival.. Bij een radio-uitzending was het in de studio nogal druk en de floor-manager of regisseur riep: "Uit de weg, ik kan geen flikker zien!" Een van de omstanders gaf hem een trap tegen de schenen, wegens de homoseksuele geaardheid van Sonneveld. Deze stond echter fijntjes te lachen.[1] 1956 - Ssst... Wim Sonneveld Zingt - 10"-lp - PHILIPS - P 10085 R 1959 - Sonneveld Zingt Davids - 10"-lp - PHILIPS - P 10922 R 1960 - My Fair Lady - 12"-lp - PHILIPS - mono P 08051 L / stereo 840 318 PY 1963 - Doe 'ns Wat, Meneer Sonneveld - Wim Sonneveld tv Show - 10"-lp - PHILIPS - P 600 383 R 1965 - Een Avond Met Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - P 12964 L 1966 - Wim Sonneveld Zingt - 12"-lp - PHILIPS - XPL 655 006 1967 - Sonneveld Op Z'n Best - 12"-lp - PHILIPS - 844 042 PY 1968 - 15 Jaar Op De Plaat - 4 12"-lp's - PHILIPS - E72 BG 400 - 844 075/6/7/8 PY 1969 - Wim Sonneveld En Ina Van Faassen - 12"-lp - PHILIPS - 844 088 PY 1969 - Wim Sonneveld En Ina Van Faassen Opgenomen In De Kns Te Gent Bij De 500Ste Voorstelling - 12"-lp - PHILIPS - 849 003 PY 1970 - Conferences - 12"-lp - PHILIPS - 6314 007 1971 - Wim Sonneveld Met Willem Nijholt En Corrie Van Gorp - 12"-lp - PHILIPS - 6423 020 1972 - Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 6423 039 1973 - Hoogtepunten Uit De Film Op De Hollandse Toer - 12"-lp - PHILIPS - 6830 163 1974 - 24 Gouden Bladzijden Uit Wim Sonneveld's Liedjesalbum - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6677 005 1974 - Willem Duys' Muziekmozaïek - 10 Maart 1974 - 12"-lp - PHILIPS - 6499 990 1974 - Wim Sonneveld - Complete Discografie - 11 12"-lp's - PHILIPS - 6641 198 1974 - De Beste Van Wim Sonneveld, Story Presenteert: - 12"-lp - PHILIPS - 6830 184 1975 - Wim Sonneveld Als Willem Parel - Rood Met Een Goud Randje 1 - 12"-lp - VARAGRAM - 42 / 6810 755 1976 - 24 Gouden Bladzijden Uit Sonneveld's Liedjesalbum, Deel 2 - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6677 060 1977 - Cabaret - Vandaag Gisteren Morgen 2 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 9286 788 1978 - Cabaret Wim Sonneveld - Historische Theateropnamen 1948-1959 - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6629 009 1978 - Het Beste Van Wim Sonneveld - Liedjes En Conferences - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6629 014 1979 - Nog Niet Eerder Uitgebrachte Opnamen Uit De VARA-Radio-Serie 'Haal Het Doek Maar Op' - 12"-lp - PHILIPS - 6410 766 1981 - 16 Gouden Bladzijden Uit Wim Sonneveld's Conferencealbum - 2 12"-lp's - PHILIPS - 6624 052
    1982 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 6375 466 1983 - Wim Sonneveld - 12"-lp - PHILIPS - 812 344 1 1984 - Ter Herinnering Aan Wim Sonneveld (1917-1974) - 2 12"-lp's - PHILIPS - 818 693 1 1984 - Daarom Breng Ik Bloemen Voor Je Mee - Liedjes En Conferences Uit Zijn Cabaretprogramma's Waar De Blanke Top (1955) En Huis, Tuin En Keuken (1956) - 12"-lp - VARAGRAM - 4166 1984 - Liedjes En Conferences - cd - PHILIPS - 824 445 2 1985 - 'n Herinnering Aan Wim Sonneveld - 2 12"-lp's - ARCADE - ADEH 188 1987 - De 20 Mooiste Liedjes - cd - PHILIPS - 832 339 2 1989 - Discografie - 7 cd's - MERCURY - 838 466 2 1994 - Haal Het Doek Maar Op - Hoogtepunten Uit Zijn Theatershows - 2 cd's - MERCURY - 522 432 2 1998 - Het Dorp - cd - ROTATION - 558 513 2 1999 - Nikkelen Nelis - cd - ROTATION - 546 563 2 1999 - Wim Sonneveld Voor Altijd - 3 cd's - NIKKELEN NELIS - NN 500 300 2 1999 - Wim Sonneveld Op De Radio - cd - VARAGRAM - 847 424 2 2000 - The Star Collection - cd - UNIVERSAL - 548 111 2 2000 - Het Beste Van Wim Sonneveld - 2 cd's - MERCURY - 542 404 2 2002 - Tearoom-tango - 2 cd's - ROTATION - 666 392 2005 - Wim Sonneveld op zijn best - 2 dvd's - Universal - 983 665 5 2009 - De Keuze Van Annie De Reuver - cd - WETON WESGRAM - NN 019 1953 - Elle Était Douce / Matelot - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17161 H 1954 - Daar Is De Orgelman (Het Lied Van Willem Parel) / Een Cent - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17294 H 1955 - De Wonderen Zijn De Wereld Nog Niet Uit (Uit De Joop Geesink's Produktie Het Wonderlijke Leven Van Willem Parel) / Poen! - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17403 H 1956 - De Koningin Van Lombardije / Marjolijne - 78rpm-10"-single - PHILIPS - P 17695 H 1957 - Sonneveld Zingt: Van Muizen, Mensen En ... - MUSICARD 1958 - Wim Sonneveld Zingt...: Ik Heb Zo Vaak Aan Amsterdam Gedacht + Huis-, Tuin- En Keukenliedje / Ik Ben M'n Petje Kwijt (Waar Is M'n Petje?) + Thérèse - 7"-ep - PHILIPS - 422 246 PE 1958 - Verliefd Op Juffrouw Van Dam + Marjolijne / De Koningin Van Lombardije + Liedje Met Bloemen - 7"-ep - PHILIPS - 422 292 PE 1960 - Aan De Amsterdamse Grachten / Carolientje (Uit Rim Ram) - 7"-single - PHILIPS - 318 357 PF 1960 - Sonneveld Zingt Davids: Week-End In Scheveningen + Het Hondje Van Dirkie / Naar Buiten + Weet Je Nog Wel Oudje - 7"-ep - PHILIPS - 422 474 PE 1961 - Het Hondje Van Dirkie / Weet Je Nog Wel Oudje - 7"-single - PHILIPS - 318 548 PF 1961 - Een Cent / Verliefd Op Juffrouw Van Dam - 7"-single - PHILIPS - 318 632 PF 1962 - Een Zwoele Nacht In Krimpen Aan De IJssel / Zo Heerlijk Rustig - 7"-single - PHILIPS - 318 828 PF 1962 - Wim Sonneveld Interviewt Godfried Bomans / Mijn Discotheek - 7"-single - CCGC - PR 300 1962 - Aan De Amsterdamse Grachten: Aan De Amsterdamse Grachten + Carolientje (Uit Wim Sonneveld's Cabaret Rim Ram) / Daar Is De Orgelman (Het Lied Van Willem Parel) + Een Cent - 7"-ep - PHILIPS - 433 127 PE 1962 - Zo Heerlijk Rustig: Een Zwoele Nacht In Krimpen Aan De IJssel + Luchtkastelen / Huis-, Tuin- En Keukenliedje + Zo Heerlijk Rustig - 7"-ep - PHILIPS - 433 138 PE 1962 - Wiege-Walsje Voor De Zakenman - 7"-FD - BLIKMAN & SARTORIUS 1963 - Catootje / Drie Schuintamboers - 7"-single - PHILIPS - 314 064 RF 1964 - Frater Venantius, Deel 1 / Frater Venantius, Deel 2 - 7"-single - CCGC - P 600 1965 - Het Spaanse Graan (The Rain In Spain) / Ik Voel, Dat Ik Haar Mis (I've Grown Accustomed To Her Face) - 7"-single - PHILIPS - JF 327 797 1965 - Margootje / Annemarie - 7"-single - PHILIPS - JF 327 934
    1965 - Er Was Eens 'n Tuinder In Amstelveen / Maria Kwam Er Te Bethlehem Aan - 7"-single - PHILIPS - JF 327 941 1965 - Nikkelen Nelis / Ome Thijs - 7"-single - PHILIPS - JF 327 948 1965 - Kerstmis... Oud En Nieuw: Nu Zijt Wellekome + Er Is Een Kindeke Geboren / Maria Kwam Er Te Bethlehem Aan + Er Was Eens Een Tuinder In Amstelveen - 7"-ep - PHILIPS - 433 312 PE 1966 - Een Avond Met Wim Sonneveld: Kroketten (Conference) / Dag Man, Achter Het Loket (Conference) - 7"-ep - PHILIPS - 433 322 PE 1966 - Tearoom-tango / Gerrit - 7"-single - PHILIPS - JF 327 969 1966 - Uit Een Avond Met Wim Sonneveld: Tearoom-tango + Nikkelen Nelis / Margootje + Gerrit - 7"ep - PHILIPS - 433 337 PE 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 1: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 922 F 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 2: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 923 F 1967 - Een Extra Kick Van Wim Sonneveld 3: Pim De Pompbediende - 7"-single - GULF - 110 924 F 1967 - Het Lied Van Zwarte Leentje / Onze Kat - 7"-single - PHILIPS - JF 333 870 1967 - Het Hondje Van Dirkie / Naar Buiten - 7"-single - PHILIPS - JF 333 905 1968 - De kat van ome Willem / Op de step - 7"-single - PHILIPS - JF 333 946 1968 - Mooi Amsterdam / Kobie - 7"-single - PHILIPS - JF 333 960 1969 - Josefien / Deze Vrouw - 7"-single - PHILIPS - JF 336 045 1970 - Het Dorp / Wat Moet Ik Doen Zonder Jou - 7"-single - PHILIPS - 6012 019 1971 - Moeder, Ik Wil Bij De Revue / De Appelboom (Le Chevalier De Paris) - 7"-single - NIEUWE REVU - 6802 017 1972 - Het Dorp / Deze Vrouw - 7"-single - PHILIPS - 6012 260 1972 - Josefien / Loflied Op Dora - 7"-single - PHILIPS - 6012 261 1973 - Stalmeester / Moeder, Ik Wil Bij De Revue - 7"-single - PHILIPS - 6012 306 1974 - Waar Benne De Bene / Nooit Meer Stil - 7"-single - PHILIPS - 6012 396 1974 - Het Dorp / Zo Heerlijk Rustig - 7"-single - PHILIPS - 6012 433 1982 - Het Dorp / Aan De Amsterdamse Grachten - 7"-single - PHILIPS - 6017 268







    28-06-2018 om 09:08 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1577 p.p.rubbens

    28 juni 1577 p.p.rubbens Peter Paul Rubens (Siegen of Antwerpen[], 28 juni 1577 – Rubens' vader Jan Rubens was advocaat en bekleedde van 1562 tot 1568 in Antwerpen een schepenambt. Zijn moeder was Maria Pypelinckx en kwam uit een vooraanstaande familie. In 1568 week het gezin uit naar Keulen omdat ze als Calvinisten in hun thuisland vervolging vreesden.[2] Nadat Peter Pauls vader werd aangesteld als juridisch adviseur van Anna van Saksen, de tweede vrouw van Willem van Oranje, verhuisde het gezin Rubens in 1570 naar Siegen waar haar hof gevestigd was. Jan Rubens had vervolgens een affaire met Anna van Saksen die tot een zwangerschap leidde. Jan Rubens werd hiervoor opgesloten en liep het risico ter dood veroordeeld te worden. Dankzij de smeekbeden van zijn vrouw kon Jan Rubens na twee jaar de gevangenis verlaten. Na zijn vrijlating werd Jan Rubens een tijd lang verboden het beroep van advocaat uit te oefenen. Dit legde een zware druk op het gezin die pas verlicht werd toen in 1577 het beroepsverbod werd opgegeven na de dood van Anna van Saksen. In deze moeilijke situatie werd in 1574 Philip Rubens geboren, gevolgd in 1577 door zijn broer Peter Paul. In 1578 verhuisde het gezin Rubens naar Keulen waar vader Jan Rubens in 1587 overleed. De weduwe Maria Pypelinckx keerde in 1590 met haar gezin terug naar Antwerpen, waar ze zich opnieuw tot het katholicisme bekeerde.[ Rubens en zijn oudere broer Philip Rubens kregen een humanistische opvoeding in Keulen, en daarna in Antwerpen. Ze studeerden aan de Latijnse school van Rombout Verdonck in Antwerpen, waar ze de Latijnse klassieken leerden kennen. In 1590 dienden de broers om financiële redenen hun scholing af te breken, meer bepaald om een bruidsschat te voorzien voor hun zuster Baldina. Peter Paul ging dan eerst als page dienen bij de hertogin Margaretha de Ligne-Arenberg, wier schoonvader de gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden was geweest. Hij wilde echter een artistieke opleiding volgen en zijn moeder zorgde er dus voor dat hij in de leer kon bij Tobias Verhaecht, die verre familie van haar was.[ Na een jaar bij Tobias Verhaecht in de leer te zijn geweest, studeerde hij twee jaar onder Adam van Noort om ten slotte zijn leer te beëindigen bij Otto van Veen (Otto Venius), een van de leidende schilders van Antwerpen. Hij werd in 1598 opgenomen als meester in het Antwerpse Sint-Lucasgilde. [4] Behalve een in 1597 gedateerd classicistisch portret, dat zich te New York bevindt, kent men alleen onzekere toeschrijvingen van jeugdwerk van voor 1600. Op 9 mei 1600 vertrok hij naar Italië, waar hij beïnvloed werd door de kunst van de Oudheid. In Venetië trad hij, op uitnodiging van een Mantuaans edelman, in dienst van de hertog van Mantua, Vincenzo I Gonzaga tot 1608. In deze periode leerde hij veel van de werken van de kunstschilder Caravaggio kennen. In 1601 reisde hij naar Florence en Rome. Hij maakte er kennis met de Griekse en Romeinse kunst en kopieerde er werken van de Italiaanse meesters. In Rome schilderde hij zijn eerste altaarstuk voor het Santa Helena altaar in de kerk van het Heilig Kruis. Van 1603 tot 1604 verbleef hij in Spanje. Hij ging er op diplomatieke missie in opdracht van de hertog van Mantua. Aan het hof van koning Filips III leverde hij verschillende geschenken. Hij beleefde er de confrontatie van de Spaanse kunst met de Venetiaanse werken van Titiaan in Madrid. In opdracht van de Hertog van Lerma schilderde hij de dertiendelige reeks der Apostelen en een Christusfiguur, alsook een schilderij van zijn opdrachtgever gezeten op diens paard. In oktober 1608 keerde hij terug naar de Spaanse Nederlanden en werd daar in 1609 benoemd als hofschilder van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje. Hij bleef in Antwerpen wonen en trouwde er op 3 oktober van datzelfde jaar met Isabella Brant. In 1611 werd hun eerste dochter geboren, Clara Serena, die jong overleed in 1623. In 1614 werd een zoon Albert geboren en in 1618 kreeg het echtpaar een tweede zoon, Nicolaas.[ Als gevolg van het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden tijdens de periode 1609-1621 steeg de welvaart in Antwerpen, waardoor Rubens snel verschillende opdrachten kreeg. In 1610 richtte hij het grote pand aan de Wapper, dat nu nog altijd het Rubenshuis heet, in als atelier met een aantal knapen en leerjongens. De meester zelf schilderde vaak bij portretten alleen het gezicht en de handen; de rest was na een grove schets voor de knapen, zo kon de meester aan hoog tempo vele opdrachten aanvaarden. Afbeeldingen van dieren liet hij over aan Frans Snyders die in Rubens' atelier werkte,
    maar ook op zelfstandige basis opdrachten mocht aanvaarden. De productiviteit van de meester was verbazingwekkend. Rubens schilderde tussen 1621 en 1625 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die historisch-allegorisch de levensloop van koningin Maria de' Medici uitbeelden. In 1626 overleed zijn vrouw Isabella Brant. In een brief aan de geleerde Pierre Dupuy gaf hij datzelfde jaar uiting aan zijn gevoelens: Ik heb werkelijk een uitmuntende gezellin verloren, die men met recht en rede kon, ja moest liefhebben, omdat zij geen enkele vrouwelijke ondeugd bezat; zij was niet grillig of zwak, maar zo goed en zo oprecht. Tijdens haar leven was zij om haar deugden bemind en na haar dood beweend door iedereen. Een dergelijk verlies kost immens veel verdriet. Alleen de tijd kan deze wonde helen.[] Rubens genoot het volste vertrouwen van de landvoogdes Isabella en kreeg meerdere diplomatieke opdrachten en missies te verwerken. Aldus kwam hij weer in Spanje en Engeland terecht. De werken van Titiaan en de bewondering van de Hertog van Buckingham stimuleerden de kunstenaar. Rubens was 53 jaar toen hij, terug uit Engeland, in 1630 hertrouwde met zijn 16-jarige nicht Hélène Fourment. Naar aanleiding van dit tweede huwelijk schreef hij in 1634 het volgende aan de Franse geleerde Nicolas-Claude Fabri de Peiresc: Ik besloot te trouwen omdat ik vaststelde dat ik nog niet geschikt was voor het celibaat. Ik koos een jonge vrouw uit een fatsoenlijke, maar burgerlijke familie, hoewel iedereen mij aanraadde een vrouw van adel te nemen. Maar ik vreesde de hoogmoed, de algemene kwaal van de adel, zeker bij vrouwen. Daarom koos ik een meisje dat niet zou blozen wanneer zij me mijn penselen zag nemen. Om eerlijk te zijn, leek het me hard om de kostbare schat van de vrijheid te verliezen in ruil voor de omhelzingen van een oude vrouw.[] In 1632 werd zijn dochter Clara Johanna geboren, in 1633 zijn zoon Frans. In 1635 kreeg hij nog een dochter, Isabella Helena, en in datzelfde jaar kocht hij Kasteel Het Steen in Elewijt. Het gelukkige gezinsleven op het platteland begunstigden zijn kunst als landschapsschilder. In 1636 werd zijn zoon Peter Paul geboren. Lijdend aan jicht stierf Rubens op 30 mei 1640 in het Rubenshuis te Antwerpen. Zes weken voor zijn dood schreef hij het volgende aan de beeldhouwer Frans Duquesnoy: Indien mijn leeftijd en jicht me er niet van weerhielden, zou ik naar Rome reizen om met eigen ogen van dit werk te genieten en de volmaaktheid ervan te bewonderen. Ik hoop niettemin u weer tussen ons te zien, zodat ons geliefde land op een dag zal schitteren door uw prachtige werken.[ Rubens ligt samen met zijn familie begraven in een grafkapel in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Boven zijn graf prijkt een beeld van Maria van de hand van zijn leerling Lucas Faydherbe, beeldhouwer in Mechelen en architect, die gedurende de laatste drie jaren van Rubens' leven woonde en werkte in diens atelier aan de Wapper, waar hij uitgroeide tot Rubens' vertrouweling. Maria's hart is met een zwaard doorboord. Dit verwijst naar de naam van de kapel: kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten. Boven het altaar van zijn grafkapel bevindt zich een werk van zijn hand: Madonna omringd door heiligen, dat uit de private kunstcollectie van Rubens kwam en hij daartoe voorbestemde.
    De stijl van Rubens behoort tot de Antwerpse School uit de vroege 17e eeuw. Rubens' oeuvre wordt gekenmerkt door de triomfalistische contrareformatorische barok. Rubens is waarschijnlijk de belangrijkste vertegenwoordiger van de Vlaamse barok, alhoewel hij duidelijk een Italiaanse invloed onderging.[9] Sommige van zijn portretten hebben trekjes van het absolutisme, maar veel exvoto's blijven toch trouw aan hun Vlaamse aard. Rubens genoot een goede opleiding bij zijn leermeester en kende de knepen van het vak. Alles werd tot in detail voorbereid, veel studies en tekeningen getuigen hiervan. Uit de gedetailleerde schetsen die nog bewaard zijn gebleven kan worden geconcludeerd dat schilderijen in fasen werden afgewerkt. Zie ook: Olieschets Het schilderij van de allegorie van De Vereniging van Water en Aarde heeft een driehoekige compositie, die vooral wordt versterkt door de drie gezichten aan de bovenkant van het schilderij (de drie hoofden). De basis van de driehoek is echter breder dan het schilderij zelf. Deze wordt gevonden door vanaf het hoofd van de Aarde over de rug van de tijger naar beneden te gaan, en van de knie van Neptunus aan de andere kant.
    Verder zijn er in het schilderij allerlei richtingen zichtbaar. De kijkrichtingen tussen de verschillende personen, de richting van de drietand, het stromende water naar beneden, en de omhoog klauterende tijger aan de linker kant. Verder is de Aarde afgebeeld als naakte Rubensvrouw, naar waarschijnlijk de mode van die tijd, relatief kleine borsten, maar verder goed gevuld met brede heupen. De mannen zijn gespierd, met daarbij de techniek van de verkorting toegepast om diepte en beweging in het schilderij te suggereren. De meeste schilderijen werden voorafgegaan door een kleine olieschets, zo had de meester een idee van de compositie en de kleuren.







    28-06-2018 om 09:06 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 28 juni 1919 einde WO 1

    28 juni 1919 Het Verdrag van Versailles, ook Vredesverdrag van Versailles of Vrede van Versailles genoemd, was een verdrag tussen Duitsland en de Entente en het belangrijkste van de vijf in voorsteden van Parijs in 1919-1920 gesloten verdragen, waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd. De andere vier verdragen hadden betrekking op de Duitse bondgenoten: het Verdrag van SaintGermain met Oostenrijk in september 1919, het Verdrag van Neuilly met Bulgarije in november 1919, het Verdrag van Trianon met Hongarije in december 1919 en het Verdrag van Sèvres met Turkije in augustus 1920. Het Verdrag van Versailles werd op 28 juni 1919 ondertekend, precies vijf jaar na de moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk, na afsluiting van een op 18 januari 1919 te Parijs begonnen geallieerde vredesconferentie. Dit gebeurde in de spiegelzaal van het kasteel van Versailles door vertegenwoordigers van het Duitse Rijk (Johannes Bell, 1868-1949 en Hermann Müller, 1876-1931, beiden minister in het zojuist aangetreden kabinet-Bauer [1] enerzijds en door 26 geallieerde en geassocieerde regeringen anderzijds. De inwerkingtreding was op 10 januari 1920. Het verdrag werd echter niet door de Verenigde Staten, het Koninkrijk Hidjaz (thans bij Saoedi-Arabië) en Ecuador geratificeerd, zodat de formele beëindiging van de oorlogstoestand eerst door het Vredesverdrag van Berlijn tussen de Verenigde Staten en het Duitse Rijk van 25 augustus 1921, het Duits-Saoedische vriendschapsverdrag van 26 april 1929 en het opnieuw aanknopen van de diplomatieke betrekkingen met Ecuador door middel van protocollen en notawisseling (1921-24) plaatsvond. Het in het Verdrag van Versailles als verdragspartner genoemde China had het verdrag niet ondertekend en door een apart verdrag van 20 mei 1921 de oorlogstoestand beëindigd. Costa Rica nam aan de onderhandelingen niet deel en beëindigde de oorlogstoestand bij decreet van 4 februari 1920. Ook Rusland ondertekende het verdrag niet.[ De teksten van het Verdrag van Versailles werden tijdens genoemde geallieerde voorbesprekingen als compromis tussen de regeringsleiders van Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten, respectievelijk Clemenceau, Lloyd George en Wilson (deze laatste had erop aangedrongen dat de geallieerde regeringsleiders persoonlijk aan de onderhandelingen deelnamen) zonder inbreng van Duitse vertegenwoordigers uitgewerkt en op 7 mei 1919 aan de Duitse regering voorgelegd. Duitse schriftelijke tegenvoorstellen die daarop volgden, werden door de geallieerden nagenoeg volledig afgewezen en op 16 juni 1919 beantwoord met een ultimatum om het verdrag binnen vijf dagen te accepteren. Met het oog op het geallieerde dreigement, Duitsland geheel te bezetten en in de hoop op de mogelijkheid tot een spoedige revisie, veranderde de meerderheid van de Nationale Vergadering van de Weimarrepubliek haar aanvankelijk afwijzende houding en stemde na terugtreden van het kabinet-Scheidemann met een meerderheid van 99 afgevaardigden op 22 juni 1919 in met de ondertekening van het verdrag. Het "Dictaat van Versailles" werd in Duitsland als een zware vernedering beschouwd. De bekende Britse econoom John Maynard Keynes, die als topambtenaar de vredesbesprekingen had bijgewoond, waarschuwde indertijd in een boek voor de zijns inziens desastreuze gevolgen van dit vredesverdrag.[ De Britse diplomaat Harold Nicolson, die als adviseur aanwezig was, kon zich niet vinden in de bepalingen van het verdrag en voorzag toekomstige problemen. Ook had hij kritiek op het feit dat de Duitsers nauwelijks werden geraadpleegd. In het dagboek dat hij bijhield noemt hij de herstelbetalingen een grote misdaad en acht hij het hele verdrag immoreel en niet uitvoerbaar. "Als ik de Duitsers was zou ik nooit tekenen".[
    Behalve een aantal toevoegingen en een reeks aanvullende overeenkomsten omvatte het Verdrag van Versailles 440 artikelen in 15 delen. Het was het eerste grote verdrag waarvan de officiële tekst zowel in het Frans als in het Engels was opgesteld .[] De details waren feitelijk al neergelegd in de wapenstilstandsvoorwaarden van Compiègne van 11 november 1918, onder andere het uitleveren van zware wapens, alle onderzeeboten en de Hochseeflotte, het ontruimen van de Linkerrijnoever en het vormen van een neutrale zone op de Rechterrijnoever, en annulering van het Verdrag van BrestLitovsk en de Vrede van Boekarest.
    Deel I van het Verdrag van Versailles bevatte het statuut van een Volkenbond (zonder dat Duitsland in tegenstelling tot de andere ondertekenaars daar lid van mocht worden). Het verdrag zou tevens het eerste deel van het charter van de Volkenbond vormen.
    Door het Duitse Rijk afgestane gebieden Door het Duitse Rijk afgestane gebieden 1. Noord-Sleeswijk: aan koninkrijk Denemarken 2. Posen en West-Pruisen (grotendeels): aan Polen 3. Vrije Stad Danzig 4. Memelland: aan Litouwen 5. Oost-Opper-Silezië: aan Polen 6. Hultschiner landje: aan Tsjecho-Slowakije 7. Elzas-Lotharingen: aan Frankrijk 8. Eupen en Malmedy: aan België In de delen II en III waren de nieuwe grenzen van Duitsland vastgelegd. Duitsland moest onmiddellijk een aantal gebieden afstaan: Elzas-Lotharingen aan Frankrijk en delen van Posen en West-Pruisen aan Polen (de Poolse Corridor). Danzig kreeg een speciaal statuut onder gezag van de Volkenbond: de Vrije Stad Danzig. Van nog een aantal Duitse gebieden werd de bestemming bepaald door volksraadplegingen. Overigens wilde president Wilson van de VS aanvankelijk dat de bevolkingen van alle door Duitsland afgestane gebieden zelf zou mogen kiezen bij welk land ze zich wilden aansluiten maar dat werd tegengehouden door vooral Frankrijk dat vreesde dat dan wellicht Elzas-Lotharingen bij Duitsland zou blijven. Zo ging Eupen-Malmedy uiteindelijk naar België. Delen van Oost-Pruisen bleven uiteindelijk bij Duitsland. Van Opper-Silezië ging een oostelijk deel naar Polen, een klein deel naar de nieuwe staat TsjechoSlowakije. Van Sleeswijk-Holstein ging Noord-Sleeswijk naar Denemarken. Opmerkelijk, want Denemarken had niet aan de oorlog deelgenomen en was ook geen partij bij het verdrag. Het Saargebied (het huidige Saarland) kwam onder bestuur van de Volkenbond en de mijnen aldaar werden Frans, voor een periode van 15 jaar. Dit als vergoeding voor de Noord-Franse mijnen die gedurende de oorlog vernield waren. Nadien zou er een volksstemming moeten worden gehouden (in 1935 zou het gebied naar Duitsland terugkeren). De Duitse gebieden ten westen van de Rijn zouden voorlopig nog door de geallieerden bezet blijven in drie zones, die zouden worden ontruimd na respectievelijk 5, 10 en 15 jaar. Oostenrijk mocht zich niet verenigen met Duitsland (verbod op de Anschluss). Duitsland erkende de soevereiniteit van België over Neutraal Moresnet, dat hierdoor bij België gevoegd werd.
    Deel IV behandelde de Duitse belangen buiten Duitsland, zoals het verlies van alle koloniën. Duitsland verloor: 1.Duits-Oost-Afrika (Tanganyika, Ruanda-Urundi) aan het Verenigd Koninkrijk en België
    2.Togoland (Brits-Togoland, Frans-Togoland) en Duits-Kameroen (Brits-Kameroen, Frans-Kameroen) aan het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk 3.Duits-Zuidwest-Afrika (Zuidwest-Afrika) aan Zuid-Afrika 4.de Noordelijke Marianen, Carolinen en Marshalleilanden aan Japan 5.Noordoost-Nieuw-Guinea en Nauru aan Australië 6.West-Samoa (Samoa) aan: Nieuw-Zeeland
    Deel V bepaalde dat het Duitse Rijk nagenoeg volledig moest worden ontwapend. Duitsland mocht alleen nog een beroepsleger hebben, met maximaal 100.000 militairen. De generale staf van het leger moest verdwijnen. Bepaalde wapens, zoals zware tanks, werden verboden. De marine mocht geen onderzeeboten hebben en geen schepen van meer dan 10.000 ton waterverplaatsing, waarbij een uitzondering werd gemaakt voor enkele pre-Dreadnought-type pantserschepen. Een luchtmacht werd helemaal verboden. Het verdrag maakte zelfs expliciet melding van een door Duitsland uit te voeren uitlevering van vliegtuigen van het type Fokker D.VII, die zich in het laatste oorlogsjaar veruit superieur hadden getoond tegenover modellen van geallieerde kant. In grensgebieden en langs de kust mochten geen versterkingen gebouwd worden. Het Rijnland, een gebied tussen de grens en vijftig kilometer ten oosten van de Rijn werd gedemilitariseerd: er mochten geen Duitse troepen aanwezig zijn.
    In deel VI werden besluiten over krijgsgevangen en oorlogsgraven genomen.
    Deel VII eiste de uitlevering door Nederland van keizer Wilhelm II (art. 227) en de berechting van (Duitse) "oorlogsmisdadigers" (art. 228-230). Dat zou onder meer betekenen dat een nationale held als Hindenburg zich als een ordinaire moordenaar zou moeten verantwoorden. Na verloop van tijd werd door de geallieerden echter niet meer op dit punt aangedrongen. Een herhaald verzoek om uitlevering van de Duitse keizer was door de Nederlandse regering van de hand gewezen, en de Duitsers werd toegestaan zelf hun zogenaamde oorlogsmisdadigers te berechten (Proces van Leipzig). Maar het waren zeker geen "kopstukken" die in staat van beschuldiging werden gesteld. In de meeste gevallen volgde vrijspraak, werd een milde straf uitgesproken of werden zaken bij gebrek aan bewijs geseponeerd.
    In de delen VIII en IX kwamen de Duitse herstelbetalingen aan de orde, overigens zonder dat de definitieve hoogte daarvan en de looptijd werden vastgelegd. Felomstreden, ook buiten Duitsland en zelfs in kringen van de geallieerden, was het beruchte artikel 231 van deel VIII, waarin Duitsland en bondgenoten, en zij alleen, verantwoordelijk werden gesteld voor de schuld aan het uitbreken van de Wereldoorlog, het artikel, waar in feite het gehele verdrag om draaide, want wie geen schuld draagt kan bezwaarlijk ter verantwoording worden geroepen. Duitsland erkende gedwongen dat het verantwoordelijk was voor de geleden oorlogsschade en moest die vergoeden. In afwachting van een definitieve schaderegeling moest het al herstelbetalingen doen in natura: alle grote koopvaardijschepen, een vijfde van de vissersvloot, grote hoeveelheden steenkool, locomotieven, machines, enzovoort, aan de zwaarst getroffen landen, waaronder België.
    Ten slotte kreeg Duitsland nog allerlei andere beperkingen, zoals internationale controle op de luchtvaart en de scheepvaart op de grote rivieren.
    De delen X-XII hadden onder meer betrekking op de confiscatie van Duitse tegoeden in het buitenland (ca. 10 miljard goudmark).
    Deel XIII voorzag in de oprichting van een Internationale Arbeidsorganisatie
    In deel XIV werd de terugtrekking van alle Duitse troepen uit de gebieden, die vroeger tot het Russische Rijk hadden behoord, geregeld, alsmede de tijdelijke bezetting van gedeelten van Duitsland zelf.
    Door het Verdrag van Versailles verloor Duitsland, behalve alle koloniën, ook 70.579 km2 (van 540.787 km2) van het eigen grondgebied in Europa (grotendeels aan Frankrijk en het heropgerichte Polen) met 6,5 miljoen inwoners (1910), wat gepaard ging met een enorme economische schade door het verlies van delfstoffen en landbouwproducten.
    In het Verdrag van Versailles was de hoogte van de aan het Duitse Rijk opgelegde herstelbetalingen niet exact vermeld. Door een speciale commissie werd het bedrag tot 21 mei 1921 vastgesteld; tot die datum moest het Rijk 20 miljard goudmark afbetalen, en daarnaast nog allerlei zaken uitleveren als schepen, machines, steenkolen enz. Op een conferentie te Londen in maart 1921 werd een som van 226 miljard goudmark genoemd. De Duitse vertegenwoordiging wees dit enorme bedrag af, waarop als sanctie door de geallieerden Duisburg en Düsseldorf werden bezet. Op 5 mei 1921 stelden de geallieerden het totaal aan herstelbetalingen vast op 132 miljard goudmark, wat onder druk van een Londens ultimatum van dezelfde dag (bezetting van het Ruhrgebied) door de Reichstag (220 tegen 172 stemmen) noodgedwongen werd geaccepteerd. Volgens de Londense eis moest Duitsland 30 jaar lang jaarlijks 2 miljard goudmark betalen alsmede 26% van de waarde van zijn export. Niet verdisconteerd waren de bedragen verbonden aan het verlies van Duits grondgebied en Duitse leveringen van materiële aard op grond van het Verdrag van Versailles. Het Duitse Rijk kon aan deze eisen niet voldoen; het kwam in 1923 tot openlijk verzet tegen de Franse bezetting van het Ruhrgebied en er ontstond een enorme inflatie. Dit leidde ook in het buitenland tot de overtuiging, dat de regeling omtrent de herstelbetalingen moest worden herzien. Maar ook de in het zogenaamde "Dawesplan" (naar de Amerikaanse politicus Charles Gates Dawes, 1865-1951) vastgelegde termijnen konden slechts met behulp van internationale leningen, die tegen hoge renten moesten worden aangegaan, worden afgelost. Dit Dawesplan, dat onder meer voorzag in opbrengsten uit privatiseringen van Duitse nutsbedrijven en overheidsinstellingen, maar het eindbedrag van de herstelbetalingen evenmin vastlegde, beoogde slechts een voorlopige oplossing te zijn. Doch toen in 1928/29, toen de overheidsfinanciën voor het eerst weer redelijk op orde waren, 2,5 miljard RM betaald moest worden, bleek al spoedig dat dit plan onhaalbaar was. Het op een conferentie te Den Haag in januari 1930 aangenomen "Young-plan" (naar de Amerikaanse industrieel Owen D. Young, 1874-1962) moest een definitieve regeling worden, maar ook dit plan bleek ten gevolge van de internationale economische crisis die inmiddels was uitgebroken, reeds halverwege
    1931 niet realiseerbaar. Vervolgens werd het Duitse Rijk in het "Hoover-plan" (naar de Amerikaanse president Herbert Clark Hoover, 1874-1964) een uitstel van betaling gegarandeerd van 1 juli 1931 tot 30 juni 1932. Een commissie van deskundigen publiceerde op 18 augustus 1931 te Bazel het zogenaamde Layton-rapport, dat de Duitse herstelbetalingen als een der oorzaken van de Duitse economische crisis aanwees. Een volgende conferentie over de herstelbetalingen vond plaats op 9 juli 1932 te Lausanne. Het Verdrag van Lausanne hief het Young-plan weliswaar niet officieel, maar wel feitelijk op. Duitsland verplichtte zich, bij een in 1930 gestichte overkoepelende internationale bank ("Bank for International Settlements") obligaties ter waarde van 3 miljard RM onder te brengen, die na 3 jaar (1935) binnen 15 jaar (tot 1950) in omloop gebracht mochten worden. Door de machtsovername van de nationaalsocialisten, die het Verdrag van Versailles stukje bij beetje buiten werking stelden, werd deze regeling al spoedig tot een farce, terwijl ook de aflossing van leningen, die in verband met de herstelbetalingen waren afgesloten, op een laag pitje kwam te staan. Deze verplichting (tot aflossing van de leningen en betaling van rente) kwam uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog terecht bij de achtereenvolgende regeringen van de Bondsrepubliek. Maar dat is een financieel-technische kwestie die los staat van de herstelbetalingen van het Verdrag van Versailles, dat door nazi-Duitsland dus niet meer werd nageleefd. Op 3 oktober 2010 werden de laatste schulden door de Duitsers afgelost.
    De vernedering van Duitsland kon niet beletten dat in Frankrijk toch grote teleurstelling heerste over de vrede van Versailles. De Franse regering had Duitsland zo veel mogelijk willen verzwakken, bijvoorbeeld door het op te delen in onafhankelijke staten. In feite wilden de Fransen zo de toestand van vóór de stichting van het Duitse Keizerrijk herstellen, maar president Wilson vond dat strijdig met het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. De Britten wilden ook niet dat Duitsland verder verzwakt werd omdat Frankrijk dan te sterk zou worden ten opzichte van Duitsland.
    Het Amerikaanse Congres zou uiteindelijk het verdrag van Versailles verwerpen, hoewel Wilson er een zwaar stempel op gezet had. De Verenigde Staten sloten later een afzonderlijk vredesverdrag met Duitsland en traden, evenals Duitsland, niet toe tot de Volkenbond.
    De economische gevolgen voor Duitsland waren zwaar. Het totale bedrag van de Duitse herstelbetalingen zou in 1920 op de conferentie van Boulogne worden vastgelegd op het fabelachtige bedrag 269 miljard goudmark, te betalen in 42 jaar. De Duitsers konden dit niet betalen en stribbelden op allerlei manieren tegen. Als reactie bezetten Frankrijk en België in 1923 het Ruhrgebied. De herstelbetalingen werden voor het eerst herschikt door het plan Dawes in 1924. In 1930 volgde het plan Young, waardoor Duitsland nog maar 34,5 miljard goudmark moest betalen in 59 jaar. Het uitbreken van de economische crisis dwarsboomde al deze voornemens en op de conferentie van Lausanne in 1932 werd definitief een punt gezet achter de herstelbetalingen. De Bondsrepubliek Duitsland hervatte in 1950 de herstelbetalingen. In 1989, vlak vóór de Val van de Berlijnse Muur waren de aflossingen voldaan.
    De afkeer tegen het Diktat in Duitsland was zowel bij linkse als rechtse partijen heel groot. Vooral de bepaling dat Duitsland de 'enige schuldige' aan het uitbreken van de oorlog was en er volgens de overwinnaars zelfs bewust op aangestuurd zou hebben werd als zeer onrechtvaardig ervaren door de Duitsers. Voor de opkomende nationaalsocialisten vormde dit verdrag samen met de dolkstootlegende een uitstekend handvat om nadien het Duitse ongenoegen te kanaliseren en aan te zetten tot verdere gezamenlijke acties. Uiteindelijk zouden de nationaalsocialisten er het meeste politieke voordeel uithalen. Politici in Duitsland die het verdrag hadden goedgekeurd werden als verraders bestempeld. Toen Adolf Hitler in 1933 aan de macht was gekomen, was het verdrag ten dode opgeschreven. Het feit dat de andere grote mogendheden niet waren begonnen te ontwapenen, zoals ze eerder beloofd hadden, was voor Hitler een verdere aanleiding om zich van het "juk van Versailles" te ontdoen.
    De militaire bepalingen van het verdrag werden door het Duitse leger in de jaren twintig via het Verdrag van Rapallo al gedeeltelijk omzeild. Door het verdrag van Locarno van 1925 was er al voortijdig een einde gekomen aan de geallieerde bezetting in Duitsland. De militaire beperkingen van het verdrag om zware tanks te bezitten, leidde in de Weimarrepubliek tot experimenten met lichte, snellere tanks. Zo groeide bij Erich von Manstein en Heinz Guderian het idee om onafhankelijk van elkaar Panzerdivisionen te vormen en daarmee de latere Blitzkrieg mogelijk te maken. Dit lag mee aan de basis van het verbluffende militaire succes van het Duitse leger tijdens de Achttiendaagse Veldtocht en de Slag om Frankrijk in mei/juni 1940.







    28-06-2018 om 09:04 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 1955 isabelle adjani

     

    27-06-2018 om 08:55 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 27 juni 1955 isabelle adjani

    27 juni 1955 isabelle adjani Isabelle Yasmine Adjani (Parijs, 27 juni 1955) Adjani werd in Parijs geboren, in het 17e arrondissement. Ze is de dochter van een BerbersAlgerijnse vader en een Duitse moeder. Op jonge leeftijd werd Adjani aangetrokken door acteren. Ze speelde amateurtoneel op de leeftijd van twaalf jaar. Als veertienjarige verscheen ze in haar eerste film. Na enkele minder belangrijke rollen, ontving zij in 1974positieve kritieken en veel openbare toejuiching voor haar prestatie in de film La Gifle. Het betekende haar doorbraak in de Franse filmwereld. Het volgende jaar kreeg zij haar eerste ernstige hoofdrol van nouvelle-vague-icoon François Truffaut voor zijn drama L'Histoire d'Adèle H. dat de tragische levensloop van Adèle Hugo oproept. Voor haar vertolking van de jongste dochter van Victor Hugo werd zij genomineerd voor een Oscar voor beste actrice. Dit opende de deur naar rollen in Hollywoodfilms. In 1982 ontving zij haar eerste César voor beste actrice voor haar rol in de dramatische horrorfilm Possession. In 1984 haalde ze opnieuw de César binnen met haar rol in het broeierig liefdes- en wraakdrama L'Été meurtrier. In 1989 coproduceerde en speelde zij de titelrol in de tragische biopic Camille Claudel. Zij zou haar derde César-prijs en haar tweede nominatie voor een Oscar voor beste actrice krijgen. De film werd tevens genomineerd voor de beste film in een vreemde taal. Dankzij deze grote publiciteit werd zij door het magazine People verkozen tot een van de 50 mooiste mensen in de wereld. Voor haar titelrol in het bloederige historisch drama La reine Margot (1994) werd ze met een vierde César bekroond. Vijftien jaar later behaalde ze haar voorlopig laatste César met het drama La Journée de la jupe (2009). Adjani is eveneens actief als zangeres. Ze nam onder meer een album (1983) op dat door Serge Gainsbourg werd geproducet. Gainsbourg componeerde de muziek. Adjani schreef de teksten van verscheidene nummers samen met hem. Het lied Pull marine werd een grote hit en was haar bekendste muzikaal wapenfeit. Adjani heeft een zoon, Barnabé (1979), uit haar relatie met cameraman en filmregisseur Bruno Nuytten. Zij heeft ook een zoon, Gabriel-Kane Day-Lewis (1995), uit haar verhouding met de Britse acteur Daniel Day-Lewis. In 2002 begon ze een relatie met de Franse musicus Jean-Michel Jarre. Isabelle Adjani speelt in haar eigen Franse taal, in het Engels en het Duits. is een Franse actrice, filmproducente en zangeres. Ze won in haar carrière vijfmaal de César voor beste actrice, het Franse equivalent van de Oscar.





    27-06-2018 om 08:52 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Archief
  • Alle berichten

    Hoofdpunten blog blankenbergsstadsbeeld
  • fotowandeling 20
  • HARMONIE
  • WORDING
  • fotowandeling 20
  • LIPPENS & DE BRUYNE

    Hoofdpunten blog einstein
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG

    Hoofdpunten blog mijnroots
  • Van al diegenen die niets te zeggen hebben, zijn de meest aangename mensen diegenen die zwijgen
  • Ik heb geconstateerd dat mensen van gedachten houden die niet tot denken dwingen.
  • Tijd hebben alleen diegenen, die het tot niets gebracht hebben en daarmee hebben ze het verder gebracht dan alle anderen.
  • Depressies kan je bestrijden door op je arm geleund in het niets te staren. Bij zware depressies van arm wisselen.
  • Een kus is een mooie truc van de natuur om het praten te stoppen als woorden overbodig zijn.

    Hoofdpunten blog automobile
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • mclaren


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!