In zalige overpeinzingen gedompeld overdenk ik mijn leven, in een poging er de gelukkigste tijd uit te halen. Alle levensfases overwegend en analyserend.
Zeventig jaar op de wereld! Mag al tellen! Mijn gelukkigste tijd? NU! Of
is het altijd al NU geweest? Ik zou het niet weten. Er waren prettige periodes en zware periodes, maar altijd poogde ik wel er het beste van te maken en te roeien met de riemen die ik had. Niét te zoeken naar wat ik niet kon hebben. Niét eisend wat ik zelf niet kon verdienen! Ja, zelfs tegenslagen op een zodanige manier verwerkend dat ze ik ze als een voordeel zag. En daar word ik alleen maar handiger in met ouder te worden. Ik mag dan ook met zekerheid zeggen: geluk maak je zelf!
En vraag me vandaag, na zeventig jaar, niét wanneer ik het gelukkigst was, want het is nu, zoals het altijd al nu is geweest.
Oké, maar welke nu was dan de gelukkigste nu?
Wel, heel simpel: NU! Zoals het altijd al was.
Voilà, raadsel opgelost!
Met die wonderbare menselijke hersenen kun je alle kanten uit. Je moet ze enkel maar juist weten te gebruiken en te sturen! En zoals je ze aanstuurt, zo laten ze je voelen. Stuur ze aan naar geluk, en je zult je gelukkig voelen. Stuur ze aan op jaloezie, kankeren en vitten, en je zult je binnen korte tijd ellendig voelen. Stuur ze aan op rijkdom
wel, ik zou niet weten of je dan al dan niet rijk zou worden. Maar ik weet wél heel zeker dat je het gelukkig zijn dan zult mogen vergeten!
Of dat alles iets te maken heeft met materieel welzijn? Financiële onafhankelijkheid? Zou kunnen. Dat dénken we tenminste. Maar het is niet echt zo. Je kunt gelukkig zijn in een luxueuze villa, maar je kunt ook gelukkig zijn in de goot! Het hangt er enkel maar van af hoe je het zélf ziet en met hoeveel of hoe weinig je jezelf weet tevreden te stellen.
Het komt er vooral ook op aan je niet blind te staren op mensen die blijkbaar veel meer hebben of veel gelukkiger zijn dan jij. Want dat weet je nooit! Pas als je in de schoenen van die mensen staat kun je oordelen. En heus, dat zou heel sterk kunnen tegenvallen.
Maar door je integendeel te fixeren op alle mensen die het véél moeilijker hebben dan jij, en dat zijn er heus een heel pak, kun je je eigen geluk niet op.
Wel, het mijne kan ik ook niet op. Zou het graag met iedereen delen. Want het heeft nooit iets materieels gehad. Ach jawel
elk mens strijdt immers steeds om minstens zichzelf op een of andere manier in leven te houden en zich op latere leeftijd enige luxe te kunnen veroorloven. Maar dat is het dan ook. En ik acht mezelf heel gelukkig met de wetenschap dat ik hard heb gewerkt voor die heel relatieve luxe.
Dàt kunnen zeggen, vind ik, maakt een gelukkiger mens van je dan een kasteelheer die alles heeft geërfd maar in de verste verte niet kan bedenken waarmee hij dat heeft verdiend of welk nut zijn leven heeft gehad.
En dàt vind ik pas indroevig! Dié man beklaag ik. Hoé anderen daar ook mogen over denken, in diens schoenen zou ik niet willen staan!
Mijn levenslust delen met anderen? Ik zou niets liever willen, maar helaas, zo werkt het niet! Want het zit vanbinnen en wat vanbinnen zit kun je niet delen. Je kunt enkel proberen richtlijnen te geven over hoé je dat ingebouwd geluk tenvolle kunt gebruiken. Maar dan moeten mensen ook nog willen luisteren en ophouden met in materiële termen te denken. Liever zoeken hoe ze die ingebouwde geluksknopjes kunnen activeren, want ik denk dat die knopjes bij elke mens op een andere plaats zitten. Een plek die je, ergens in dat grote labyrint dat hersenen heet, moet gaan zoeken.
Maar één ding staat als een paal boven water: wie het geluk zoekt in of eist van de buitenwereld, zal nooit gelukkig worden! Je kunt immers niets of niemand verantwoordelijk stellen voor JOUW geluk! Een ander echt gelukkig maken kun je evenmin. Tenminste, zo lang die ander dat niet WILT!!! Pas als hij zich openstelt voor geluk, kan hij door anderen misschien worden geholpen de weg te vinden. En uiteindelijk schoorvoetend moet toegeven dat geluk inderdaad in de kleine dingen ligt, en helemaal niét in materiële welstand.
En als ik dan toch moet uitzoeken wanneer ik écht het gelukkigste was
dan moet ik ook antwoorden: Toen ik het minste had! En dat was in mijn prille jeugd. Wonend in een klein, gammel huisje zonder enig comfort. Mezélf moeten vermaken met spulletjes die ik zomaar ergens vond of zelf maakte met de weinige middelen en vaardigheden die ik had. Dààr, en daar alleen, vond ik de sleutel naar geluk. Daar leerde ik dat je het geluk uit jezelf moet putten. Niét uit dure spullen. Niét uit verwennerij. Niét uit de buitenwereld. Gewoon
denken, maken, en gebruik maken van de nog weinige vaardigheden die je als kind hebt.
Een speelgoedtank bijvoorbeeld, behoorlijk gesofistikeerd, kost tegenwoordig een fortuin. Ik had een heel leger speelgoedtanks! Zelfgemaakt uit blaadjes papier! Hadden voor mij duizend keer meer waarde, want ik had ze zelf gemaakt. MIJN prestatie! Niét die van een fabriek.
Ook een hele vloot vliegtuigen had ik natuurlijk
óók van papier! Maar ze vlogen! Die uit de speelgoedwinkel lekker niét!
Oh ja
ik kon ook met de neus tegen de vitrine van een speelgoedwinkel geplakt staan! Ergens kwaad dat ik al dat moois niet kreeg van mijn ouders. Zélfs niet van Sinterklaas. Maar ook begrijpend dat ze zich dat niet konden permitteren. En dan stilletjes, droevig afdruipen. Nog niet echt begrijpend dat een zogenaamd tekort aan luxe je veel rijker maakt dan een teveel aan luxe.
Maar gelukkig, dat begreep ik véél later maar al te goed. En vergat ook nooit waar de basis van mijn persoonlijk geluk was gelegd.
En ik kan dan ook maar besluiten met een beetje plagiaat aan vader Abraham:
Bedankt lieve ouders
bedankt dat jullie me niet bedolven onder gesofistikeerd en perfect gemaakt speelgoed. Bedankt dat jullie me de gelegenheid boden mezelf gelukkig te leren maken op mijn manier.
Willy.
|