Bewust_zijn
mijn levensvisie
18-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De memoriesmap.

Commissaris Hongermaat heb ik ondertussen al geïntroduceerd in mijn verhaaltjes. Maar ik weet niet of ik hem voldoende en ten voeten uit heb getypeerd. Want dit is moeilijk!

Gierig, wantrouwig, streng, en een zesde zintuig om juist dààr te verschijnen waar niemand hem zou verwachten, zijn maar een klein gedeelte van zijn gecompliceerde persoonlijkheid.

Gestrengheid was wel zijn grootste deugd. Ja! Deugd! Want daarmee slaagde hij er in om eeuwig en altijd ergens als een donker wolkje boven elk lid van zijn korps uit te zweven. Je wist nooit waar en wanneer hij zou verschijnen, en je kon er donder op zeggen dat het altijd weer zou gebeuren als je iets mispeuterde. Om hem te verschalken moest je dan ook van heel goeden huize zijn. Zelfs vroeg opstaan had geen zin, want dan zou hij dat -héél toevallig- ook hebben gedaan.

En, hoewel niet echt van binnen bang, vreesden we hem allemaal wel een beetje. En bewonderden we hem ook. Want van een zooitje ongeregeld een elitekorps maken dat respect afdwingt is niet iedereen gegeven. Van de juiste man op de juiste plaats en juiste moment gesproken: dat was hij ontegensprekelijk.

En toch… hij was een simpele vent. Eentje van de oude stempel. Weinig of niet gestudeerd. Niet ‘slim’ in de zin zoals dit begrip tegenwoordig wordt geïnterpreteerd, maar intelligent en waakzaam tot en met. ‘Slim maar niet geleerd’ dus als het ware.

Hij werd betaald om te leiden, en dat deed hij dan ook. Desnoods met de zweep erop. Van vakbonden moest hij niet weten. HIJ was onze vakbond. HIJ steunde ons door dik en dun, op voorwaarde dat we ons werk naar behoren deden.

Mispeuterde je iets? Zijn geliefkoosde straf was: je een of meerdere rustdagen afnemen. En daar had je twee soorten verweer tegen:

1. Naar het college van burgemeester en schepenen stappen. Maar daar werd je ‘misdaad’ dan nog eens dik in de verf gezet en leed je groot gezichtsverlies bij die vroede vaderen.

2. Naar de vakbond stappen. Maar dat riskeerde niemand! Want als je dit deed kon je in de toekomst niéts meer goed doen voor Hongermaat.

Maar anderzijds… Je kon, en dat was dan zijn andere kant, niet in de kliniek belanden of hij kwam je bezoeken. Je kon niet in de penarie raken of hij hielp je eruit. Al moest hij daarvoor het Koningshuis inschakelen. Er kon geen familielid van je sterven of hij was op de begrafenis. Je kon geen gezinsproblemen hebben of hij gaf je het juiste advies. Je kon geen ondraaglijk verdriet hebben of hij vond de juiste woorden om je te troosten. Maar wee je gebeente als hij erachter kwam dat je buiten de lijntjes aan het kleuren was. (En tóch deden we het. En veel! Maar liepen ook veel tegen de lamp.)

Roepen deed hij nooit als hij kwaad was. Temen ook niet als je in zijn achting steeg. Maar zijn blik en uitstraling konden je zowel de hel insturen als de hemel laten zien.

Een ander raar kantje van hem was dat hij, zélf niet erg geleerd, zich toch liet omringen door intelligente mensen. Die vormden zijn dichte kringetje. Maar om in dit kringetje te worden opgenomen moest je wél aan bepaalde voorwaarden voldoen. En dat waren:

- Slim zijn, maar het niet laten merken. En er zéker niet mee te koop lopen.

- Vooral niet laten merken dat je meer wist dan hij.

- De bescheiden gave hebben voorstellen te doen op een zodanige manier dat het leek of het van hém kwam.

- Hém erkennen als de aller-slimste en almachtige en je voorstellen meer als een toevallige tip, dan als een aan jouw brein ontsproten briljant idee op tafel gooien.

Dat eigenaardige trekje moet ontstaan zijn uit een heel goed verborgen minderwaardigheidscomplex. Hij had tenslotte niet zoveel gestudeerd, en leek constant bang dat iemand over hem heen zou lopen. En dus mocht, en moést je slim zijn. Om hem beter te kunnen dienen. Niét om boven zijn hoofd te stijgen of hem ook maar te benaderen op de hiërarchische ladder. Promoties werden dan ook héél erg karig, mondjesmaat, uitgedeeld!

Niet echt de ideale chef die je je kunt wensen? Toch wel! En dat ondervonden we best toen hij met pensioen ging. Zijn opvolger bakte er niets van en de boel ging langzaam maar zeker verwateren. Gelukkig: zeer tijdelijk. Toen kwam er een andere die het toch weer beter wist te maken.

Die ‘verwateringsperiode’ had veel weg van de tijd waarin we nu leven: voorgangers hebben zich kapot gewerkt om iets goeds te maken van het land… de opvolgers vlijen zich op de troon en denken nu in slaap te mogen vallen. Al het werk is immers gedaan!

Mis! Stilstaan is achteruitgaan. Stilstaan breekt je inschattingsvermogen af. Stilstaan maakt dat je alles maar over je hoofd laat lopen en de gevolgen ervan niet inziet. Dat je niet verder kijkt dan je neus lang is. En dàt heb ik heel dikwijls mogen ondervinden in mijn leven. In mijn eigen werkkring, in de politiek, in de handel, en ja, zelfs in gezinnen. Ik zag het zo dikwijls gebeuren dat ik het in mijn persoonlijke encyclopedie onder de categorie ‘onomkeerbare natuurverschijnselen’ heb genoteerd. Het staat er nét naast ‘What goes up must come down’.

Blijven staan leidt vooral ook… en dat merkt de oudere generatie nu pas goed op… tot laksheid! Vooral dan in de politiek. En waar regeringen laks worden, nemen minderheidsgroepen, cultuurvreemden en -barbaren hun kans waar om te infiltreren. In het onderwijs. Op de werkvloer. En… in de politiek! En dié kereltjes zijn vérre van laks! Die weten verdomd goed waar ze heen willen: het land overnemen. Op hun sloefen. Om de slapende leeuw niet te storen! En tegen dat die leeuw wakker wordt is het te laat en ziet hij zich gekooid en ontklauwd.

Tja… zo werkt het nu eenmaal: je kunt slechts oogsten wat je hebt gezaaid. En óf we zullen oogsten! Hopelijk behoor ik tegen die tijd niet meer tot de levenden, want ik heb totaal geen zin om met mijn kont omhoog en de gehersenspoelde kop naar Mekka gekeerd middeleeuwse gebeden te zitten prevelen.

Maar goed. Zwijgen maar daarover alvorens ik helemaal depressief word!

Ook een leuke anekdote over dat fenomeen ‘Hongermaat’ is wel onze ‘memoriemap’! Op een bepaald moment vond ik bepaalde van onze belevenissen toch wel waard om ‘vereeuwigd’ te worden. Om er blijvend van te kunnen genieten. Om het niet in de nevelen van de tijd te laten verloren gaan.

Het eerste wat me onder handen kwam moest er aan geloven, en dat was een lichtkartonnen, beige map. Zo van die mapjes met ijzertjes vanbinnen die je moest omplooien. In gedachten verzonken ging ik daar tekeningetjes (soort primitieve cartoons) op tekenen. Dat zag er dan zo uit:

Sommige van mijn collega’s gingen dat voorbeeld navolgen en binnen de kortste keren was de map helemaal volgekrabbeld langs buiten en langs binnen… en begonnen we bladen in te voegen met nog meer cartoontjes. Die map werd als het ware onze ‘memoriemap’. Het logboek van de motorbrigade. Niets kon gebeuren op straat, of iemand had er een tekeningetje bij gemaakt.

Zo stond er ook eentje in van Mio Buus, die in bitter vriesweer met moto en al was uitgegleden. Een beenhouwer had een emmer water leeggegooid op straat, nét in een bocht, en… patat! Daar lag Mio Buus onder zijn moto te spartelen. Een voorbijganger kwam aanlopen en vroeg hem:

- Wat is hier gebeurd meneer?

- Weet ik zelf niet man! Ik ben hier ook nog maar pas! Was het gevatte antwoord van Mio Buus.

Op de duur stonden er vele honderden tekeningetjes in en werd de map steeds dikker. We begonnen hem veilig te verbergen, want met commissaris Hongermaat wist je maar nooit waar hij zou komen in neuzen!

Maar op een dag… had Hongermaat inderdaad in ons kantoortje geneusd en, natuurlijk! De nochtans goed verborgen map gevonden! Ik wed dat hij niet eens heeft moeten zoeken. Want onfeilbaar als hij was ging hij, als hij ergens binnenkwam, altijd feilloos nét naar dié plaats waar iets te vinden was dat het daglicht niet mocht zien. Als een speurhond die gewoon achter zijn reukorgaan aan loopt. Echt niet meer geestig om met zulke mensen te moeten werken!

- Morgen om 11 uur allemaal in mijn kantoor! Elk zegge het voort!

Daar ging ie weer! De volgende morgen natuurlijk een uitbrander van jewelste. Zo van “hebben jullie niets beters te doen dan onnozele prentjes te tekenen?”. Maar na de bolwassing, toen de anderen konden gaan, moest ik nog even blijven. Oei!!! Nu zullen we ’t hebben! Rustdag kwijt?

- Die tekeningkjes zijn natuurlijk weer van jouw zeker Claeysje?

- Eh… de meeste toch commissaris!

- Leuk. Echt grappig! Doe maar verder hoor, maar stop die map niet meer weg voor me!

- Hugh? Wat bedoel je, commissaris?

- Ik wil ook nog wel eens lachen hoor!

En inderdaad, van die dag af was hij een trouwe ‘lezer’ van onze cartoontjes.

Ja, gevoel voor humor had ie wel! Zélfs, en vooral, als het op zijn eigen kap was.

Het ontbrak er nog enkel aan dat hij er zijn stempel ‘gezien en goedgekeurd’ op plofte!

Maar dat zou hij, leep als hij was, natuurlijk nooit doen! Want officieel bleef hij ‘van niets weten’. Ontplofte er ooit een bom… dan zéker niet op zijn hoofd. O neen hoor!

Maar jaren later kwam de ramp: hij ging met pensioen!!! En mét hem, verdween die map. Hoe zou dàt nu gekomen zijn? Ik heb hem er later nog naar gevraagd, maar hij wilde niet bekennen! En tóch ben ik zeker dat die leperd hem heeft meegenomen!

Brute pech! Wàt een inspiratie had ik uit onze memoriesmap kunnen halen! Had ie me dan tenminste toch kopieën laten maken! Maar ja… eigen schuld, dikke bult. Ik had het moeten wéten! Maar ik was geen Hongermaat hé? Was ik zo geweest als hij, dan had ik zéker mijn voorzorgen genomen.

Waarom hij niet bekende? Waarom hij me geen kopieën liet maken? Heel eenvoudig: wantrouwig als hij van nature was, kon hij er niet zeker van zijn dat hij de map zou terugkrijgen! Ja. Zo wás hij wel! Zoals de waard is vertrouwt hij zijn klanten.

De tekeningetjes hierboven zijn daarom, bij gebrek aan de originelen, als reproducties bedoeld en met mijn pen-tablet gemaakt op de pc.

Willy.

18-06-2011 om 10:14 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
16-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastorale.

Het vlakke polderlandschap van West Vlaanderen is op veel plaatsen nog doorregen met dijken. Dijken van vele honderden jaren oud.

Dijken die zich als spaghettislierten doorheen het vlakke landschap slingeren. Soms mijlenlang kaarsrecht, soms ook met scherpe bochten waarvan je het waarom te raden hebt.

In het verleden werden die dijken, en de erdoor beschermde polders, bestuurd en onderhouden door dijkgraven. Dijkgraaf was geen adellijke titel, maar vergelijkbaar met de functie van een soort burgemeester voor die betreffende polder.

De vreemde bezoeker staat soms versteld op sommige landwegen die bovenop die dijken liggen. Zowat 3 meter boven het omliggende vlakke landschap. Ver van de zee. En de locica ervan ontsnapt hem.

Nochtans, jaren geleden vormden deze dijken, soms kilometers van de zee af gelegen, de eerste verdedigingslinie tegen overstromingen bij storm of springvloed, als de duinengordel het nog maar eens begaf en het water de polders instroomde.

Schaapherders vonden de flanken van die dijken de ideale plaats om hun hongerige kudden te laten grazen, zodat het welig tierende gras altijd netjes afgegraasd was.

Al gauw ook vond de boerenbevolking dat die hard en vlak aangestampte dijken prima verbindingswegen waren van akker naar boerderij, en kregen ze ook déze nieuwe extra funtie toebedeeld. Weer later werd op veel van die dijken een kasseiweg aangelegd en werden het straten.

En langs die straten, maar dan laag in de luwte van de dijk, werd hier en daar een huisje gebouwd. Levensgevaarlijk aan de zeekant bij eventuele overstroming, maar daar was de grond het goedkoopst en daar durfden de armen wel eens een schamel huisje bouwen. In de dijk werd dan een trap naar beneden aangelegd voor de toegang tot de huisjes.

En een van die schamele huisjes stond pal buiten een haakse bocht van een dijk. Het staat er nog. Werd voor een pak poen aangekocht door een rijke Brusselaar en helemaal gerestaureerd tot ‘fermette’. Want nu sterke stenen dijken de zee netjes op haar plaats houden, is overstromingsgevaar te verwaarlozen.

De bar Fa Sol La uit een van mijn vorige columns was ook langs die dijk gelegen, maar op straatniveau en in een verbreding. De vele peperdure geparkeerde sportwagens en de lawaaierige muziek uit de meestal open deur stonden dan ook in schril contrast met de pastorale sfeer van het landschap.

En op een zwoele zomernacht ontving de telefonist in het politiebureel een eigenaardig telefoontje in gebrekkig Nederlands!

- Meneer, een auto is koom parkeer in ons… euh…comment donc… chambre à coucher!

De telefonist geloofde zijn oren niet! Een auto, geparkeerd in een slaapkamer? Meende met een beschonken Waal te doen te hebben en gaf hem de raad om maar te gaan slapen.

- Maar dat kan wij niet meneer! Daar staat het auto! Naast de bed. En de wiel steek door de plafond. Kan u koom astublief? Straks kan hij nous tomber sur la tête!

Enfin, weinig overtuigd noteerde Henri het adres en vroeg langs de radio of iemand daar even een kijkje wou gaan nemen naar een eventueel bedronken persoon.

Fred en ik waren niet ver uit de buurt, namelijk aan de Fa Sol La, en reden naar het opgegeven adres.

Tot onze grote verbazing zagen we al van ver het kofferdeksel van een knalrode Mercedes sportwagen uit het pannendak van het dure optrekje steken. De eigenaar van de woning en zijn vrouw stonden ons buiten op te wachten want ze durfden niet meer binnen.

We namen een kijkje binnen, en inderdaad, een voorwiel stak door de zoldering. We hoorden ook enig gestommel en gereutel boven, liepen de trap op en probeerden de deur naar de slaapkamer te openen. Lukte niet. Wát we ook probeerden. Langs binnen stond er iets tegen.

Het gereutel binnen in de kamer was opgehouden!

We vreesden het ergste!

Lieten brandweer en ziekenwagen ASAP (As Soon As Possible) ter plaatse komen.

Met een kettingzaag werd de deur uit de hengsels gezaagd door de spuitgasten en konden we binnenkijken. De mensen van de ziekenwagen stonden achter ons al klaar met reanimatie-apparatuur. De rokende motorkap van de auto stond tussen ons en het bed.

En op het bed… lag Jean Jacques, een der vaste klantjes van de Do Re Mi, vredig zijn roes uit te slapen. Was niet wakker te porren. Had, na letterlijk de bocht te zijn uitgevlogen, trouwens ook geen betere ‘landingsplaats’ kunnen vinden om direct in bed te kunnen kruipen. Als toemaatje lag tussen auto en bed ook nog een flink ‘braakspoor’.

De verplegers keken naar ons, wij naar hen.

- Wie neemt hem mee?

We lieten het maar aan hén over. Je weet immers nooit.

Toen een andere ploeg hem de volgende morgen ging verhoren in de kliniek wist hij nergens meer van. Enkel… (natuurlijk!) dat hij van de Do Re Mi naar de Fa Sol La wilde rijden.

Het bloedmonster dat na zijn opname in het ziekenhuis was afgenomen loog er anderzijds niet om: 3,2 pro mille!!! Tja… die gasten dronken zelden bier. Alleen maar Whisky on the rocks.

Later werd berekend dat hij toch wel meer dan 130 km/u moet hebben gereden om de zowat 10 meter afstand tussen dijk en dak te overbruggen. Met een stuk in zijn kraag! Waar je maar 50 mocht! Op een bolle kasseiweg! In een haakse bocht! Compleet geschift!

Het duur gerestaureerde huisje moest zowat worden afgebroken om het zwaar verhakkelde wrak er uit te krijgen.

Maar ergens zou er wel weer een veel te brave papa alle schade vergoeden en een veel te lieve mama voor een nieuwe sportwagen zorgen voor de toekomstige intellectueel Jean Jacques. Arme jongen toch ook.

Willy.

16-06-2011 om 09:45 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
14-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepsrenners!

Een dinsdagvoormiddag in het voorjaar. De hele stad maakte zich op voor de wielerwedstrijd na de middag. Vrachtwagens met nadarafsluitingen reden af en aan, verkeersborden en omleggingen werden geplaatst. De kroegen werden al druk bezocht. Het feest was in wording.

Ja, van allerlei kermiskoersjes met juniores, dames of liefhebbers hadden we er wel een aantal per jaar. Maar dit keer was het menens. Beroepsrenners! Zelfs Eddy Merxks reed mee, en won de wedstrijd nog ook!

Fred, ik, Mio Buus en Steegmans waren de hele morgen in de weer om de laatste restjes vuil van onze motoren te verwijderen en ze te doen blinken als spiegels.

Ondertussen bepaalden we onze strategie. Fred en ik zouden gemillimeterd naast elkaar vóór de renners uit rijden. Mio Buus en Steegmans zouden het peleton sluiten op dezelfde manier zo lang het één groep bleef. Zodra er openingen in de groep vielen zouden zij, als altijd, vóór de afzonderlijke groepen uit gaan rijden.

Dáchten we tenminste. We waren aan kleiner grut gewoon, en bij dié renners viel de groep al na enkele ronden uit mekaar in drie vier groepjes, zodat ook een van onze voorrijders zich naar achteren moest laten zakken.

Die kerels, vooral dan de categorie liefhebbers, trapten zich al vanaf het begin het hart uit het lijf! Snelheden tot 60km/u waren dan ook gewoon. Dat het er bij beroepsrenners anders aan toegaat wisten we nog niet.

Start om 14 uur! De toeschouwers verdrongen zich achter de nadarafsluitingen. Klassen met schoolkinderen, onder toezicht van een leraar, stroomden ook toe. Wij namen plechtig onze plaatsen vooraan in, mekaar vanuit de ooghoeken bekijkend om netjes op één lijn te vertrekken en te blijven rijden.

Eventjes paniek! De burgemeester zou het startschot geven, maar het alarmpistool bleek niks te doen toen hij aan de trekker trok. Kwam aanlopen bij Fred en vroeg of hij eventjes zijn pistool mocht lenen (we hadden mooie, maar gevaarlijk dodelijke Smiths & Wesson trommelpistolen met lange loop). Fred schrok zich een bult! Zomaar zijn geladen dienstwapen uit handen geven aan onbevoegden? Dat kon niet. Zélfs niet aan de burgemeester.

Maar gelukkig had ik een paar losse flodders op zak en leende hem er eentje. Fred haalde de zes patronen uit de trommel van zijn pistool en stak er één losse flodder in.

- Eéntje maar? Deed de burgemeester. En als hij niet afgaat?

- Dan heb je pech burgemeester, en moet je een nieuwe komen halen.

Fred nam, terecht, geen risico’s.

En ja, zo klonk om vijf na twee dan eindelijk het startschot en vertrokken we. Fred natuurlijk zonder pistool. Heeft hij veel later ten huize van de burgemeester moeten terughalen, want die had het gewoon op zak gehouden!!!

We schoten direct weg als hazewinden, zoals we altijd deden bij de ‘liefhebbers’. Maar die beroepsrenners leken niet van plan ons te volgen. Laat staan te gaan koersen. Netjes in groep bleven ze zo’n 40 km/u rijden. Een ontspannen wandeltochtje! Na enkele ronden vroeg Fred via de radio hoe het was achteraan.

- Niks te melden, antwoordde Steegmans. Alles netjes samen.

En zo bleef het de hele wedstrijd. We verveelden ons stierlijk.

Niks competitie, niks suspens. Gewoon een oersaai namiddagwandelingetje. Als een escorte bij een schooluitstapje.

Pas tijdens de laatste ronde werd een beetje gespurt met de opgespaarde krachten, en Eddy Merckx kwam als eerste over de meet. (Pardon… wij waren hem nét voor maar dat bleek niet te tellen voor het klassement!)

De moto’s opzij, publiek wat in bedwang gehouden tijdens het obligate ‘interview’ met Eddy, en daar arriveerden ook Mio Buus en Steegmans.

Zuur kijkend kwamen ze bij ons staan en onwillekeurig deinsde ik een stap achteruit. Wàt een walgelijk geurtje verspreidden die kerels! Hadden ze het in hun broek gedaan?

- Nooit! Neen nooit van zijn leven rijden wij nog een hele wedstrijd achteraan! Klaagde Steegmans op zijn gebruikelijke theatrale manier.

- Wat nu? Het was toch een makkie?

- Jawel, maar weten jullie dat die kerels zich na een paar uur de een na de ander naar achter lieten afzakken?

- Oh ja? En dan?

- En dan? Mengde Mio Buus zich in het gesprek, dan haalden ze hun gerief uit de pijp van hun broek en deden een ‘sanitaire stop zonder stoppen’! Op zijn hondjes: pootje omhoog vanaf de fiets! Het vloog alle kanten uit, en dan vooral onze kant!

- We zijn tienvoudig herdoopt! Deed Steegmans er nog een schepje bovenop.

Fred en ik vielen dubbel van het lachen. Steegman en Mio Buus stonden er letterlijk bij als twee bezeikte katers.

Maar weemoedig dacht ik bij mezelf:

- Wat jammer dat er geen vrouwen - beroepsrenners zijn. Dan zou ik ook wel eens achteraan willen rijden!

Willy.

14-06-2011 om 09:17 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
11-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haasje over(-reden).

Mio Buus noemde eigenlijk Buysse, maar we noemden hem allemaal Mio Buus omdat hij eens een snob, die beweerde alleen Italiaans te spreken, een overtreding gaf. De man zei iets in de trend van: “Mio Italiano”. Waarop Buysse gevat antwoordde: “Mio Buus en jij krijgen bon”. En het bleef Mio Buus!

-o-o-o-o-

Het was winter, en vroeg donker. Twee motards reden eenzaam patrouille met de moto’s langs enkele landelijke wegen. Het waren Steegmans en Mio Buus.

Plots daagde op 100 meter vóór hen een wagen op die met volle snelheid uit een zijweg kwam vliegen.

Ha! Suspens. Gas open, erachter, en op gelijke afstand blijven volgen tot de precieze snelheid kon worden vastgesteld. Netjes naast elkaar rijdend, zodat de koplampen de indruk wekten dat het een auto was.

Moto’s zag je in die tijd immers nog niet veel. Tenzij échte liefhebbers. De ‘motormacho’s’ van tegenwoordig waren nog aan het wachten tot ze van elektrische starters, betere vering en alle verdere comfort waren voorzien om er hun vette luie konten op te vleien en stoer te gaan doen.

Dus, áls je er dan al zag kon je er donder op zeggen dat het de vrolijke motorflikjes waren! Niét van die tegenwoordige 'ruige' langharige hangbuikzwijntjes die als logge zoutzakken op hun dure speeltjes zitten te hangen en hoognodig 'motorbendes’ moeten vormen om zich beschermd te voelen in de groep.

Die zich meer vadsig hangend laten meeslepen door hun moto dan dat ze hem onder de knie houden.

Die de échte liefhebbers ook doen afhaken om niet voor zo'n hangbuikzwijn te worden aanzien.

Die ook enkel maar bij temperaturen boven de 20° buitenkomen. Als het droog blijft tenminste en de weerman geen spatje regen voorspelt!

120km/u. Plots slingerde de wagen even en er vloog iets van onder de wielen. Mio Buus kon nog nét de doodgereden haas ontwijken.

Steegmans keek naar Mio Buus en knikte. Formatie verbreken, inhalen en doen stoppen. Gewichtig (want zo was hij altijd) stapte Steegmans van zijn moto en sprak de bestuurder aan.

- Wat was uw snelheid daarjuist, meneer?

- Euh… 50?

- 120 meneer. En bovendien reed u ook een haas dood.

- Oh ja? Niet gezien meneer!

- Zult u seffens wel zien. Mijn collega is hem gaan halen.

En inderdaad kwam Mio Buus al triomfantelijk afgewandeld, de enorm grote haas met de oren meedragend.

Een proces-verbaal voor snelheid werd opgesteld en Steegmans gaf de man zijn identiteitskaart terug.

- Euh… meneer… die haas is nu toch dood. Mag ik hem meenemen?

Dat was er voor Steegmans toch wel een beetje over, en op zijn aangeboren arrogante manier declameerde hij:

- Meneer! Het is nog niet genoeg dat u onze wegen onveilig maakt!
Het is ook nog niet genoeg dat u ons wild doodrijdt!
Nu wou u ook nog beloond worden voor dat gedrag en die haas meenemen? Wilt u misschien ook nog een proces wegens jagen zonder vergunning en buiten het jachtseizoen?

- Eh… neen meneer, maar dat beest is nu toch dood, en ik dacht zo…

- Kijk meneer, dat beest is in beslag genomen en wordt straks afgegeven in het bejaardentehuis. Goede avond verder nog.

En daarmee kon hij het doen. Steegmans keek op zijn uurwerk.

- 9 uur. De nonnekens zullen nog wel niet allemaal slapen zeker in het rustoord?

Vijf minuten later trokken ze aan de imposante bel van het klooster - rusthuis. Na lang wachten klonk enig gestommel en deed zuster Virginie open.

- Zuster, kunnen jullie deze haas gebruiken? Iemand heeft hem doodgereden.

Zuster Virginie sloeg een kruis van medeleven met de arme haas. Alsof ze daarmee het zieltje van dat beest in de hazenhemel kon helpen.

- Eh, dat weet ik niet. Zal ik aan moeder overste moeten vragen. En ze slofte weg.

Weer vijf minuten wachten tot moeder overste kwam aangesloft. Haar dezelfde vraag gesteld.

- Ach, dat weet ik niet! Ik lust dat wel maar geloof niet dat iemand in de keuken dat beestje zou kunnen pluimen.

- Villen, zuster! Een haas is geen vogel! Deed Mio Buus. Kijk maar: geen vleugeltjes. En hij schudde de haas heen en weer.

- Da’s hetzelfde. Maar neen. Hartelijk dank heren, maar daar kan ik ons keukenpersoneel niet mee opzadelen.

Wat nu gezongen? Hun dienst zat er op om 10 uur, maar eerst moesten ze van dit ondier af. Een bevriende restaurateur dan maar? Maar ook hier vingen ze bot.

- Had die vent dat beest toch laten meenemen! Klaagde Mio Buus.

- Ben je gek? Hem nog belonen voor zijn wandaad ook? Weet je wat? We brengen hem naar Fred, onze chef. Die zal er wel weg mee weten. Die zal wel mensen kennen die er wát blij zullen mee zijn.

Zo gezegd zo gedaan. Fred (die geen Fred noemt, maar dat is weer een ander verhaal) opende de deur van zijn woning, zag de haas, en begon al te kwijlen.

- Natuurlijk ken ik mensen die dat graag lusten! Geef maar hier, dan zorg ik wel voor de rest.

Opgelucht konden Steegmans en Mio Buus binnenrijden en hun dienst beëindigen.

Op dat ogenblik had Fred in zijn keuken het beestje al vrolijk ‘ontkleed’ en was het al watertandend in hapklare stukjes aan het snijden. Zondag zou hij eventjes een feestje bouwen zie! Als Hongermaat dat eens wist!

Die zondag werd ik uitgenodigd bij Fred. Op het menu stond haas op grootmoeders wijze. Voortreffelijk klaargemaakt door zijn vrouw. En neen. Hongermaat stond niét op de lijst van de genodigden. Steegmans en Mio Buus al evenmin. Die hadden maar beter moeten weten.

Maar Hongermaat kwam het wel degelijk aan de weet!
Zoals hij alles aan de weet kwam.
Zoals letterlijk niets voor hem verborgen kon blijven.

Moeder overste tegengekomen op een begrafenis (foei, wat had hij dààr weer te zoeken?)… babbeltje gedaan… haasje kwam ter sprake en de bal ging aan het rollen! En de hele waarheid kwam aan het licht.

Fred kwam er uiteindelijk nog goedkoop vanaf, maar viel toch voor enkele weken in ongenade…

Niét voor die haas!

Wél omdat hij mij, en niet Hongermaat zélf had uitgenodigd om het beestje op te peuzelen.

En ik? Mijn naam was haas en ik wist nergens van.

Willy.
(Met medewerking van Fred die geen Fred noemt.)

11-06-2011 om 10:31 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
09-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Snelheidsfatjes.

Philippe reed met een Porsche! Een Cabrio! Hem met veel liefde geschonken door mama, en met veel tegenzin betaald door papa.

Papa was een rijke industrieel en hoefde niet op een frank te kijken. Dat hij met tegenzin de Porsche had betaald was dan ook niet uit financiële overwegingen, maar hij vond het niet goed dat de jongen zo verwend werd. Hijzelf had moeten knokken om zijn industrieel bedrijf van de grond te krijgen en dacht nog dikwijls met weemoed terug aan zijn arme periode. Die had hem gehard en leren zwemmen tegen de stroom in.

Dikwijls was het er op neergekomen te zwemmen of te verzuipen, en dikwijls had het erop geleken dat het dit laatste zou worden. .Hij gunde zoonlief dezelfde ervaringen, maar de overdreven moederliefde van mama maakte dit onmogelijk. Zodat Philippe steeds fatteriger werd.

Mama was eigenlijk alleen maar mooi en verder ‘niemand’. Tenzij dat ze wél ‘de vrouw van…’ was. En dat buitte ze schaamteloos uit. Op feestjes en galadiners was zij het die de show stal. Zowel met de duurste toiletten als met de duurste babbel. In het Frans natuurlijk! Wat dacht je wel? Papa hield zich liever wat bescheiden op de achtergrond. Eerder geneigd met ondergeschikten dan met concurenten te praten.

En zoonlief Philippe? Die trok het zich allemaal niet aan. Het leven van een snob was mooi. Véél te mooi! Het leven lokte. De meisjes lokten. Want een achttienjarige trotse bezitter van een Porsche kom je ook niet alle dagen tegen. Met andere woorden: Philippe had er tien aan elke vinger. En natuurlijk koos hij er telkens weer de mooiste uit om een ritje in zijn Porsche te maken. Die vond hij meestal ’s namiddags in de Do Re Mi, een dure en donkere bar, vooral door rijke snobs en fortuinbeluste jongedames gefrequenteerd. Die jongedames vleiden toch zo graag hun sexy kontjes op de met rood fluweel beklede kussentjes van de barkrukjes, als aanlokkelijk aas aan een hengel. Of lokspijs op een stokje, zoals je het noemen wilt. Het mannelijke cliënteel zag ze eerder als ‘seksbelust’ dan fortuinbelust. Die fatjes waren immers nog veel te jong en onervaren om het klappen van de (vrouwelijke) zweep te kennen.

De Do Re Mi was gelegen op een poepchique pleintje, nét aan de grenzen van de bebouwde kom. Daar voorbij begon het landelijk gedeelte van de gemeente. Daar waren enkel nog kasseiwegen. Zo gehouden en geklasseerd om de authenticiteit van het gebied te behouden. Daar reden enkel boerkens met traktoren, of liepen de boerinnekens achter een kudde koeien.

En hooguit een drietal kilometer ver in dat landelijk gebied, lag de bar ‘Fa Sol La’. Als een soort verlengstuk van de Do Re Mi. Beide patrons waren trouwens ook ‘des bons amis’ en maakten publiciteit voor elkaar.

En ja, het kon niet uitblijven. Wat was er nu best geschikt als ‘raceparcours’ om zo’n jongedame te imponeren met je gloednieuwe Porsche? Natuurlijk! De landelijke wegen tussen de Do Re Mi en de Fa Sol La…

En de klachten begonnen binnen te stromen op het politiebureel. De brave mensjes en boertjes die langs deze wegen woonden begonnen zich steeds onveiliger te voelen met die racende wagens, soms tegen 160 km/u op een kasseiweg waar je maar 50 mocht. Vroeg of laat zou zo’n onding in een kudde koeien terechtkomen!

Commissaris Hongermaat had ons het probleem al aangekaart, we hadden er al tientallen op de bon gezwierd, maar er veranderde weinig. Sommigen zwaaiden al vrolijk met hun identiteitskaart als we ze deden stoppen. Wat maakte het hen uit? Papa betaalde toch! Ze vonden het best leuk ook! Bijna een heldendaad om een bon van een flik te krijgen voor overdreven snelheid. Het kat- en muisspelletje stond ze wel aan. Ja, ze vonden ons zelfs de factor die het allemaal nog spannender maakte en waren eerder teleurgesteld als we eens een paar dagen niet op het toneel verschenen!

En op een dag had Philippe weer eens zo’n hersenloos dom blondje van haar barkrukje geplukt, haar sexy kontje in de kuipzetel van zijn Porche gedeponeerd, en er plankgas mee weggereden van de DO Re Mi naar de Fa Sol La.

120 – 150 – 170… het kon niet op. The sky was the limit.

En toen naderde hij een T-kruispunt, zag ons op een hoogte staan, en ‘zijn deeg sloeg in’! Oei! … Als papa dat te weten komt… En hij liet het gaspedaal los, maar blijkbaar telaat, want één van die flikken stond al recht en noteerde zijn nummerplaat!

Die flikken, dat waren mijn chef en ik. Recht tegenover het bewuste T-kruispunt lag namelijk een toch wel 10 meter hoge afvalberg: bouwafval, daar op eigen terrein gestort door een afbraakbedrijf. De voorzijde, naar de straat gericht, was héél steil. Bijna loodrecht. Maar de vrachtwagens reden achterom om te storten, waar een helling was gevormd om naar boven te rijden.

En Fred en ik waren langs die helling naar de hoogste top aan de voorzijde gereden, en stonden daar vanuit onze hoge positie de straat te observeren. We hadden Philippe al van mijlenver horen komen aanrazen nog vóór we hem zagen.

Zodra hij in zicht kwam stond Fred recht, de moto tussen zijn benen rechthoudend, en haalde, héél demonstratief, zijn boekje boven en deed of hij schreef.

Wat zoúden we kunnen geschreven hebben? We konden er toch niet zomaar een fictieve of geraden snelheid op plakken? We hadden hem niet achtervolgd om de juiste snelheid te noteren. De politierechter zou ons zien komen hebben…

Maar dat wist Philippe natuurlijk niet, en we hoorden het hoog jankend geraas van de Porsche snel een paar octaven zakken. Dan gingen de remmen piepen als violen in mineur, en tenslotte verdween de auto uit ons zicht, loodrecht onder ons.

Het werd stil. We bleven zitten. Wachtten af. Hoorden een portier openen en weer dichtslaan. Hoorden stenen vallen. Hoorden een beschaafde Franse vloek. Met de hand op de mond om het niet uit te proesten hoorden we aan de vallende stenen hoe hij moeizaam langs de steile helling omhoog aan het klauteren was.

Na lange tijd verscheen, een meter onder ons, eindelijk een geschaafde hand met vingers die houvast zochten. Onze tijd was gekomen! We startten de motoren, maakten rechtsomkeert en reden op ons dooie gemak de helling achteraan af, en draaiden terug naar de straat.

Eenmaal daar zagen we in onze achteruitkijkspiegels hoe Philippe, meer vallend dan klauterend, zich in een grote stofwolk terug naar beneden werkte en met zijn gehavende kledij en handen in zijn Porsche schoof, naast het blonde mokkeltje.

Onze naam was haas en we wisten nergens van. Doodleuk zetten we onze patrouille verder tegen exact 50 km/u. Philippe volgde op eerbiedige afstand en durfde ons natuurlijk niet voorbij! Straat in, straat uit. Goed oplettend niet aan een rood licht te komen of een andere plaats waar we moesten stoppen. Philippe bleef gedwee volgen.

Na zowat een goed half uur vonden we het welletjes, stopten en parkeerden onze moto’s. Philippe, natuurlijk, parkeerde achter ons en kwam als een vogelverschrikker uit zijn dure Porsche. Zijn smetteloos wit hemd totaal gescheurd, winkelhaken in zijn dure zwarte broek, een dikke witte stoflaag op zijn blinkend zwarte schoenen, de zorgvuldig gemanicuurde handjes bloederig geschaafd… gescheurde nagels…

Over zijn grijswit bestoven gelaat hadden dikke zweetdruppels roze sporen achtergelaten op zijn duur verzorgde huidje. Trendy coiffure volledig in de war… enfin, het fatje leek omgetoverd in een bezwete bouwvakker!

- Heren, hebt u me opgeschreven?

- Opgeschreven? Waarvoor dan wel?

- Eh… daar in de Petrusstraat?

- Reed u dan te snel misschien?

- Eh… welnee, welnee!

Even nog keek hij ons wat schaapachtig aan. Toen drong het tot hem door dat we beiden moeite moesten doen niet in een lachbui uit te barsten, en begreep hoe we hem hadden beetgenomen! En met een stroef ‘sorry voor het storen’ droop hij af.

Benieuwd welke uitleg hij thuis heeft gegeven…

Benieuwd of het die dag nog wat geworden is met dat mokkeltje.

Spijtig dat papa het hele scenario niet had kunnen volgen. Die zou wát in zijn baard hebben gelachen.

Tja… tijden veranderen. Begijntjes en kwezeltjes vervingen jachtlust, motivatie en humor door kille flitspalen. Van welk van beide zou je eigenlijk méér leren?

Willy.

09-06-2011 om 10:13 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
07-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Clown.

Sorry hoor, maar hier is weer een fictie-verhaaltje. Sedert ik mijn muze vliegtuigbenzine te drinken geef is ze niet meer bij te houden!

-o-o-o-o-o-

Ooit waren circussen graag geziene gasten in alle steden. Ze brachten pracht, praal, en entertainment naar de bevolking toen er nog geen TV was. De gemeentebesturen ontvingen ze dan ook in alle luister en offerden hen de beste plaats in het centrum van de stad.

Bij elke vertoning zaten de tenten weer barstensvol. Scholen moesten er tijdig bij zijn om met de leerlingen nog een plaatsje te kunnen bemachtigen in de drukke agenda. Het was allemaal weelde en luxe dat je zag.

Maar het kan verkeren! De TV zette de teloorgang van al die mooie circusjes in. Mensen verplaatsten zich niet meer voor een voorstelling. Thuis op TV konden ze net hetzelfde zien.

En een prachtig stukje volkscultuur begon langzaam maar zeker te verwateren. De tenten werden vaal en vuil omdat er geen geld was voor onderhoud. Eén artiest moest drie verschillende rollen vervullen om personeelskosten uit te sparen. Alle glorie ging verloren, maar de artiest bleef artiest. De ‘kunst’ bleef kwaliteitsvol. Al de rest ging stilaan verloederen.

En gemeentebesturen zagen ze niet zo graag meer komen. Van hun ereplaatsen moesten ze naar achterbuurten verhuizen, en tenslotte op privé terreinen of weiden omdat geen enkel gemeentebestuur ze nog een plaats op de openbare weg wou toestaan. Neen. Ze kregen niet eens nog toelating om publiciteitspanelen te plaatsen, en wee hén, als een deel van het materiaal op de openbare weg stond. Ze waren paria’s geworden. Zonde!

En op een dag streek weer zo’n circusje neer in mijn stad…

-o-o-o-o-o-

Het was een mooie zondagvoormiddag in juli. Toeristen begonnen de badstad binnen te stromen. Mijn chef was naar de mis. Mijn eigen mis in een andere kerk was afgelopen, en ik was even binnengereden voor een sanitaire stop. Dus kon ik evengoed wat blijven wachten op Fred en ondertussen een babbeltje doen met de telefonist in het wachtlokaal.

Goede gelovigen? Zelfs tijdens de dienst naar de mis? Helemààl niet. De uitdrukking ‘de mis doen’ betekende voor ons de voetgangers veilig overlaten na de mis. En dat waren er, in dié tijd nog, wel een heel pak!

-Wie we dààr hebben! Zei de telefonist en wees naar de binnenkoer waarover… ja, commissaris Hongermaat kwam aanlopen. En automatisch, zoals telkens bij het zien van de commissaris, bekroop me weer een onbehaaglijk gevoel. Niet dat ik ‘betrapt’ kon worden op iets, maar zo dat onbestemde gevoel zéker te weten dat, áls hij ergens onverwacht verscheen, er weer vanalles kon gebeuren. Zou zijn kattebelletje weer gerinkeld hebben? Had hij een verborgen glazen bol? Ik had er het raden naar.

Enfin, hij kwam binnen en we hadden een gemoedelijk gesprek met zijn drieën over het weer, het verkeer, de toeristen, op welke kruispunten we moesten letten…

En toen ging de telefoon. Henri, de telefonist, nam op en natuurlijk probeerde Hongermaat zoveel mogelijk van het gesprek op te vangen. Ik hoorde een paar maal over ‘kameel’ en ‘clown’ praten en begon al nattigheid te voelen. Weer een jankerd dus!!! En inderdaad…

- Wat was dat? Wilde Hongermaat weten.

- Iemand klaagt dat er een clown met een kameel publiciteit voor het circus voert in de winkelstraat.

- Claeysje, op je moto en erheen. En direct proces verbaal opmaken voor publiciteit op de openbare weg! Geen pardon met die lui. Die denken dat ze alles mogen.

Met gemengde gevoelens startte ik de moto en reed naar de winkelstraat. Al gauw zag ik de gratieus wiegende bult van een dromedaris boven de auto’s uitsteken. (Konden vrouwen ook maar zo wiegen met hun bulten). Het beest werd aan de lijn gehouden door een clown.

Ik reed het duo voorbij en parkeerde er mijn motor vóór. De clown stopte.

- Uw identiteitskaart alstublieft? Vroeg ik, sterk tegen mijn goesting, Hongermaat en alle jankerds naar de hel verwensend. De clown overhandigde me zijn identiteitskaart.

- Kun je een toelating voorleggen voor publiciteit op de openbare weg?

- Helaas niet. Die krijgen we niet van het gemeentebestuur.

- Tja, dan mag je ook geen publiciteit voeren hé? Ik wees op het schamele doek over de bult van de dromedaris, met aan weerszijden de aankondiging ‘Circus Manolo’.

De arme man wist daar niets op aan te merken en ik haalde mijn boekje boven. De lachend geschminkte mond van de clown betrok, maar hij zegde niets. Verdorie! Kon die kerel nu geen discussie op gang brengen? Me uitschelden? Vragen hoe het publiek dan moest weten dat er een circus was? Desnoods op zijn knieën vallen? Met het minste excuus zou ik al tevreden geweest zijn, want het zinde me totaal niet die arme drommel te moeten bekeuren.

Net op dat moment klonk de stem van Hongermaat in mijn radio.

- Claeysje, heb je die kemel al gevonden?

- Jawel commissaris, ik sta te praten met die clown.

- Je moet niet praten! Je moet schrijven!

- Tja, commissaris, wàt moet ik schrijven? Ik zie voorlopig geen overtreding.

- O nee? Vind je het dan normaal dat clowns hier zomaar publiciteit komen maken met kemels?

- Eh… neen commissaris, maar voor zover ik zie doet die man hier gewoon een wandelingetje met die dromedaris, om zijn poten te strekken. Trouwens, ik zie hier rond me tientallen mensen met een hond aan de leiband. Die kan ik toch ook niet bekeuren hé?

Ik keek naar de clown en hij naar mij. Een glimlach begon zich om zijn geverfde mond te vormen en geamuseerd luisterde hij verder. Het bleef even stil in de radio, en toen klonk het:

- Hij voert toch publiciteit? De telefonist zegt dat er een spandoek over de kemel hangt.

- O dát, commissaris? Dat is gewoon een doek dat hij over het beest heeft gegooid tegen de hitte!

- Verdorie hé! Dan bekeur je de clown zélf maar. Is hij geschminkt? Dat mag namelijk niet, tenzij met carnaval.

- Jawel commissaris, hij is geschminkt, maar zo lopen hier veel oudere dames rond ook hoor! Nog minder herkenbaar!

- Ik hoor het al. Met jou valt niet te praten. Morgen om 9 uur kun je het komen uitleggen op mijn bureel! Over en uit.

- Jawel commissaris.

En dat was het. De radio bleef zwijgen. De clown keek me dankbaar aan.

- Maar nu krijg jij een uitbrander!

- Maak je maar geen zorgen. Morgen om 9 uur ziet hij me niet, en hóópt zelfs me niet te zien. Hij is hard aan de buitenkant, maar heeft het hart op de juiste plaats en snapt preciés waar ik heen wil en ziet heus de humor van dit gesprek wel in. Hij wil gewoon geen gezichtsverlies lijden. Ik gaf hem zijn identiteitskaart terug.

- Heb jij kinderen?

- Jawel, drie.

- Doe me dan een plezier en kom vanmiddag met de hele familie naar de voorstelling kijken als je vrij bent.

- Dat ben ik, maar ik weet nog niet of ik kom. We zien wel.

Welgemutst zette het schamele duo clown-dromedaris zijn weg verder.

- Poten strekken verdorie! Waar haalde ik dàt nu weer vandaan? Dacht ik grijnzend.

Op het politiebureel was geen spoor van Hongermaat meer te bekennen, net zoals ik al had gedacht.

En om 14 uur stond ik inderdaad met mijn gezin in de file aan de kassa van het circusje. Het was trouwens wel eens mooi meegenomen. Mijn kinderen hadden nog nooit een live circusvoorstelling meegemaakt.

Maar nét stonden we in de file of een man stapte op ons af en haalde ons eruit. Met enige moeite herkende ik hem als de clown van vanmorgen.

- Jullie gaan toch niet betalen? Jullie zijn mijn genodigden! Kom maar mee binnen, dan geef ik jullie de ereplaatsen.

En hoé ik ook protesteerde, ik mocht niet betalen.

De voorstelling eindigde met een derde act van de clown, die zich intussen alweer geschminkt had. Na afloop bedankte hij het publiek, vroeg of ‘die man die me vanmorgen zo goed uit de penarie hielp’ even wou opstaan en vroeg een applaus voor me.

Daarna schuifelde iedereen naar de uitgang, maar de clown gebaarde me nog even te blijven.

- Komen jullie nog even wat drinken in mijn caravan?

We gingen op het voorstel in en stegen in de caravan, die binnenin heel netjes en ruim bleek. In een hoek van het salonnetje zat, in een rolstoel, een jonge tiener, die ons hartelijk verwelkomde.

- Mijn zoon, stelde de clown hem voor.

- Pech gehad? Vroeg ik, wijzend op de rolstoel.

- Zal wel! Verleden jaar van de trapeze gevallen.

- Jullie hebben toch een net?

- Jawel, maar een nieuwe medewerker had dat nét iets te hard aangespannen, zodat hij er weer werd uitgewipt, en op de kantblokken van de piste terechtkwam.

- En? Lange revalidatie?

- Helaas neen! Hij zal nooit meer lopen. Onderste ledematen onomkeerbaar verlamd. Ik zag tersluiks dat een traan uit zijn nog geschminkte ogen liep en het scheelde geen haar of ik moest ook naar mijn zakdoek grijpen.

- Ach ja, ik leef nog en studeer nu weer. Ik vind wel een beroep waarin ik me nuttig kan maken. Het circus heeft toch zijn beste dagen gehad. Deed de jongen optimistisch.

We bleven nog een uurtje babbelen, en het bleek dat het circusje hun eigendom was.

- Geërfd van mijn vader, maar het wordt met de dag moeilijker om het hoofd boven water te houden. Bovendien, na de ziekenhuiskosten moeten we nu ook nog de studies van de zoon betalen… We doen het zoveel mogelijk met eigen volk. En dat lukt wel. Echt klagen mogen we niet.

- En… je vrouw? Vroeg ik.

- O, dat was die met de paarden in de arena. Ze is nu de dieren aan het verzorgen.

Met gemengde gevoelens liep ik een uur later buiten. Zonde toch dat sommige ‘artiesten’, door met een stem als schuurpapier een liedje uit te braken, miljoenen verdienen, terwijl de echte artiesten, die dagelijks hun leven of levenslange invaliditeit riskeren… jawel… de paria’s van de samenleving zijn.

Wat was ik blij dat ik die morgen advocaat van de duivel had gespeeld. De boetes voor het maken van publiciteit op de openbare weg waren immers, toén al, astronomisch hoog. En ondanks alle negatieve kritiek rond mijn beroep, vond ik dat je, als je gezond kunt oordelen, toch heel veel positiefs kunt doen. En dat maakte mijn dag weer goed.

Willy.

07-06-2011 om 12:41 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
03-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweemaal vermoord!



Toen Bertje werd vermoord was er geen mens die daar vreemd van opkeek. Het lag in de lijn der verwachtingen. Want Bertje had er, zodra hij hier kwam wonen, zowat dagelijks om gevraagd vermoord te worden.

Hij was een dik, papperig en onsympathiek jongetje van halfweg de twintig. Beetje lang gestudeerd. Beetje veel gebuisd. Nergens goed voor gebleken. Maar hij had het voordeel van rijke ouders die hem ruimschoots van zakgeld voorzagen. Een gepantenteerde ‘fils à papa’ zeg maar. Er werd ook gefluisterd over homosexuele trekjes, maar dat zal wel veroorzaakt zijn geweest door het feit dat hij weinig kans maakte bij het vrouwelijk geslacht.

Hij was ook een trouwe klant van ons politiebureel: op het bankje in afwachting van het doktersonderzoek op alcoholmisbruik, of in de cel om zijn roes uit te slapen.

Ook de dokter die we zowat altijd lieten komen voor bloedafname in dit soort zaken, omdat de anderen niet zo graag uit hun bed kwamen, kende hem drommels goed. Die had de gewoonte om, naast de bloedafname, ook de spraak te controleren door middel van moeilijke woorden. Zo vroeg hij hem op een dag:

- Bertje, zeg eens ‘Nederlandse stoomtrammaatschappij’?

- Tsoek tsjoek. Antwoordde het beschonken Bertje vrolijk.


Maar Bertje was niet altijd zo vrolijk. Zowat iedereen meed hem als de pest, want waar Bertje kwam hingen er altijd problemen, geruzie of vechtpartijen in de lucht. De enkele ‘vrienden’ die hij had waren drankorgels die hem alleen maar te vriend hielden omdat hij gul trakteerde. Op voorwaarde natuurlijk dat je hem in alles gelijk gaf en aan zijn kant stond.

Toen we hoorden dat hij vermoord was teruggevonden waren we dan ook niet verwonderd dàt hij vermoord was, wél dat het zo lang geduurd had voordat iemand op dit idee was gekomen.

Men vond hem in een vaart, zowat tien kilometer van het centrum van de stad. Half in, half uit het water. Met een bloederige hoofdwonde, en een diepe messteek in de borst. Toen hij uit het water werd getrokken bleek hij ook een schoen te missen, maar die zou wel in de modder van de vaart zijn blijven steken.

Toen Fred, mijn chef, en ik van het gebeurde op de hoogte werden gebracht besloten we actief mee te werken aan het onderzoek. Dat was weliswaar wel in handen van de gerechtelijke politie, maar we wisten bij ondervinding dat die vooral in de technische en administratieve zaken waren geïnteresseerd en gespecialiseerd: vingerafdrukken… bloedsporen… autopsie… rapporten… Van ernstig veldwerk was er meestal niet zoveel te bemerken. En we brainstormden een beetje.

- Wié heeft hem vermoord, en waarom?

- Homomiddens? We kenden er wel, maar daar zaten geen echte agressievelingen tussen.

- Het zal wel weer ergens een caféruzie geweest zijn die uit de hand gelopen is.

- Dan moeten we eerst en vooral naar zijn stamcafés.

- Ja. Vooral dan naar de Blue Lagoon waar hij graag kwam.

- Maar niet graag gezien werd.

- Zo is het. En dan is er nog de Paradisio. Ook zo’n kroeg waar hij vaak beschonken buitenkwam.

- Laten we eerst eens de patron van de Blue Lagoon zien te spreken.

En hop, op de moto en naar de bewuste bar. Het was in de late voormiddag en de patron was juist opgestaan. Nog slaperig beantwoordde hij onze vragen.

- Of ik vannacht Bertje gezien heb? Spreek me nooit meer van die man! Weet je wel dat hij vannacht woedend mijn telefoon uit de muur trok en meenam? Alleen maar omdat ik hem geen pint wou uitschenken. Hij kwam hier namelijk poepzat binnen.

- Verwondert ons niks.

- Maar wat mij dan wél verwonderde is dat ik hem niet meer terugzag. Hij liep, mét de telefoon, naar buiten. Ik was van plan om hem, zodra hij terugkwam, een goede rammeling te geven want dat kereltje haalde mij het bloed van onder de nagels.

- Tja… zó stom om dan ook nog terug te komen zal hij wel niet zijn geweest zeker?

- Oh jawel! Dat deed ie nou altijd na weer zo’n stunt van hem: hij ging dan een pint kopen in een ander café, kwam, mét die pint, terug om in mijn gezicht te grijnzen en hem hiér uit te drinken.

- Oei… met andere woorden…

- Ja, met andere woorden zou ik dan weer de dupe zijn als hij dronken werd opgepakt en zijn laatste pint hiér had gedronken.

- Dus, je bent er zeker van hem niet meer te hebben gezien?

- Absoluut niet. Anders leefde die vent al niet meer!

- Oké, dan gaan we je maar laten.

We voegden er maar niet aan toe dat Bertje sowieso niet meer tot de levenden behoorde. Was niet aan ons iets los te laten. Hij zou het wel spoedig via andere kanalen horen.

- En… oh… kun je ons zoveel mogelijk namen geven van mensen die hier vannacht tot sluitingsuur aanwezig waren?

- Jamaar… die zullen dan toch niet in de problemen komen?

- Helemaal niet! Het is alleen maar om je verhaal te bevestigen.

- Is er dan soms iets met Bertje?

- Geef ons nu maar eerst die namen. Van Bertje hoor je later nog wel.

Hij gaf een aantal namen. Meestal bekenden, en we besteedden de namiddag aan het contacteren van die mensen. Ze konden enkel maar het verhaal van de patron bevestigen. Van ons licht opsteken in de Paradisio kwam niets meer in huis. Zouden we aan inspecteur Plettinck vragen.

De volgende dag vingen we een beetje slechtgemutst onze nachtdienst aan. Het was al dagenlang druilerig regenweer geweest en de nacht beloofde weinig beter te worden. Om ons te troosten reden we tegen middernacht, nét vóór sluitingsuur, naar het frietkot aan ’t stadhuis en kochten ons elk een zak friet.

Met die buit reden we naar een nabij meertje waar een elektriciteitscabine enkele overdekte bankjes aan het oog onttrok en waar we rustig konden eten. Het staat nu eenmaal niet als burgers twee politiemannen in uniform friet zien eten.

We zaten rustig te kauwen, toen Fred iets raars in het oog kreeg.

- Hé, moet je kijken! Dat lijkt nou nét een spoor van iemand die iets heel zwaars naar het water heeft gesleept.

Ik keek die richting uit, en inderdaad, in het natte, modderige gras was een duidelijk sleepspoor te zien dat blonk in het schemerige licht van de straatlantaarns. Zó vaag dat het enkel opviel door de weerkaatsing van een straatlantaarn, bekeken vanaf onze lage zitplaats en uit onze richting. Vanaf de straat was er niets te bemerken.

- Als Bertje nu niet aan de vaart was gevonden zou ik wel denken dat hij hiér naar het water is gesleept.

- Het spoor loopt inderdaad naar het water. Na het eten gaan we toch eens zien. Waarschijnlijk een sluikstorting.

Nét op dat moment kwam een grote neus achter de hoek van de elektriciteitscabine vandaan.

- Noemen jullie dat ook patrouille rijden heren?

Verdorie hé! We schrokken ons een bult. Het was commissaris Hongermaat! Sliep die kerel dan nooit? Hij had natuurlijk onze motoren zien staan…

- Eh… we kregen honger, en euh… toch werken we hier door hoor, we hebben net een sluikstorting ontdekt. Kijk maar. En we wezen op het sleepspoor om de uitbrander te ontlopen.

- Laten we dat dan maar eerst bekijken. Als het weer een zetel of kachel is maken jullie een rapport zodat de reinigingsdienst het morgen komt ophalen. Onder het spreken had hij een goede greep gedaan in onze friet en begon die schaamteloos te verorberen met de woorden:

- Stuutjes (Westvlaams voor boterhammen) kan ik thuis ook eten.

Het spoor eindigde in het water, en daar lag… een schoen!

- Die kerel heeft bij het slepen nog een schoen verloren ook! Zei ik grinnikend. Maar Hongermaat keek ernstig, want hij had info die wij niét hadden.

- Verdorie! Dat is de ontbrekende schoen van Bertje! Kom jongens, die schoen meenemen naar het bureel en onmiddellijk de onderzoeksrechter verwittigen.

De schoen bleek inderdaad die van Bertje te zijn, en langzaam maar zeker werd het mysterie van de twee maal vermoordde man steeds ingewikkelder.

De dag voordien, terwijl wij sliepen, had inspecteur Plettinck de patron van de Paradisio verhoord omdat enkele getuigen pertinent beweerden Bertje daar te hebben zien binnenstappen.

Gelukkig voor Plettinck verkeerde die patron op het ogenblik dat hij binnenstapte, in een ware toestand van dilerium tremens en wist niet goed meer wat hij zei.

En dat was de oorzaak dat hij iets verklapte over Bertje: hij had de hoofdwonde toegebracht door Bertje met een fles wijn op de kop te slaan. Maar toen was Bertje bloedend buitengelopen en had hij hem niet meer teruggezien.

De onderzoeksrechter beval de patron in elk geval in te rekenen en naar hem over te brengen, maar die bleef halsstarrig de moord met het mes ontkennen. Hij had hem enkel op het hoofd geslagen.

En toen kwam de volgende morgen de door ons gevonden schoen op de proppen en wist de onderzoeksrechter, door plots op de schoen aan het meer te zinspelen, hem te doen geloven dat hij méér wist, en ging hij doorslaan.

Het had zich als volgt afgespeeld:

Bertje was inderdaad binnengekomen om een pint te bestellen, met waarschijnlijk de bedoeling hem in de Blue Lagoon te gaan uitdrinken. Maar ook in de Paradisio weigerde de patron. Woedend haalde Bertje naar hem uit met het telefoontoestel dat hij nog steeds bij had. Maar de patron weerde de slag af, greep een wijnfles en sloeg Bertje er mee op het hoofd.

Bertje zeeg in mekaar en bleef voor dood liggen, hevig bloedend. De patron en zijn vrouw keken mekaar aan. Er waren geen andere klanten meer in de zaak. Die hadden wijselijk de benen genomen toen ze Bertje zagen binnenkomen.

- Hemeltje lief! Die is zo dood als een pier! Wat nu?

- Gauw, in de koffer van de auto en dumpen in het meer.

Zo gezegd zo gedaan. Maar in het water kwam Bertje weer tot leven en begon te spartelen. Hevig geschrokken hielp het echtpaar hem uit het water en reed er weer mee naar huis.

Daar in de keuken werd de wonde gewassen en ontsmet, maar Bertje bleef roepen en schelden.

- Dat wordt jullie beste dag niet! Ik stap direct naar de politie.

- Alstublieft Bert, doe dat niet. Je ziet toch dat we je helpen?

- Kan me niet schelen! Hangen zullen jullie! Hangen als twee moordenaars!

- We hadden je toch ook kunnen laten verzuipen? Maar zo zijn we niet.

- Oh neen? Vertel dat straks maar aan de politie. Hi hi! Nu heb ik jullie goed liggen hé? Jullie zullen verrekken in de gevangenis.

Toen werd het de patron te machtig. Hij greep een keukenmes en plofte dat in Bertje’s borst. Dit keer zou Bertje niet meer bijkomen en niemand meer lastig vallen.

Zijn lichaam werd voor de tweede keer in de autokoffer gelegd en dit keer naar de vaart gereden.

De stad kon dan wel opgelucht ademen nu men van dit ongedierte was verlost, maar het echtpaar kreeg toch een zware gevangenisstraf, en het was gedaan met de Paradisio.

En zo ging Bertje de geschiedenis in als de man die tweemaal werd vermoord.

Willy.

03-06-2011 om 10:30 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (1)
01-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het spookkasteel.

De
villa ‘Het oord van de Duivel’ was eigenlijk een kasteeltje. Een Frans kasteeltje nog wel. Het stond wat afgelegen en eenzaam in een groot bos. De steenrijke eigenaar had het in vervlogen tijden laten afbreken in Frankrijk en steen per steen naar hier laten overbrengen en terug opbouwen. Na er een groot gedeelte van zijn leven te hebben doorgebracht verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige zoals het elke sterveling betaamt en bleef het kasteeltje lange tijd leeg staan. En daar nu juist begint ons verhaal.

Het winterde en was bar koud. Mijn chef en ik reden verkleumd binnen in het politiebureau na een patrouillerit. Commissaris Hongermaat, die onze motoren had gehoord, stond op van zijn bureau, tikte op zijn venster en gebaarde dat hij ons moest spreken.

Ai! Wat nu weer? We waren ons echter van geen kwaad bewust; de koude had ons toch verhinderd om buiten de lijntjes te gaan kleuren, en welgemutst stapten we zijn bureau binnen.

- Ha, het is juist jullie twee die ik nodig heb. Koud zeker op de moto?
- Dat zal wel commissaris. We zijn bevroren!
- Wel, dan heb ik goed nieuws voor jullie: zet de moto’s maar opzij en jullie kunnen een tijdlang gratis overnachten in een chique villa!

Niet begrijpend keken we hem argwanend aan. Wat had hij nu weer in petto?

-Kennen jullie de villa ‘Het oord van de Duivel?’
-Dat leegstaand kasteeltje? Jawel!
-Wel, het zit zo: naar ik van het vastgoedkantoor die er toezicht op heeft hoorde, wordt er de laatste tijd, en wel twee keer per week, ingebroken en gestolen.
-Gestolen? Dat kasteel staat leeg! Daar valt toch niets te stelen?
-Toch wel! Alle water- en afvoerleidingen bestaan uit koper, en die kappen ze gewoon uit de muur, samen met de antieke koperen kranen!
-Oei! En eh… waar komen wij daaraan te pas?
-Wel, ik dacht zo, dat is nét een kolfje naar jullie hand. Jullie zullen er een tijdlang overnachten: om 20 uur ter plaatse, en pas vertrekken als het weer licht wordt. En ik wil dat jullie die dieven snappen. Overuren dienen jullie maar in op een briefje.

We keken elkaar verheugd aan. Tja… hij had wel gelijk. Dat was inderdaad net een kolfje naar onze hand.

- En nog iets, hernam hij. Zorg ervoor dat niemand jullie ziet binnengaan en gebruik ook geen zaklantaarn tenzij dat strikt nodig is.

- Oei! We kennen het kasteel wel van buiten, maar zijn nooit binnen geweest. Hoe moeten we daar zonder licht onze weg vinden?

- Dat wou ik net zeggen: hier is de sleutel. Ga er nu heen en bekijk het allemaal goed, zodat jullie vanavond niet verloren lopen. Succes.

En daarmee was de kous af. We wilden net buiten lopen toen hij ons terugriep:

- En breng me eerst even een kop van die lekkere koffie van jullie!

Lap! Daar had je het weer. Hij kon net zo goed iemand een koffie laten halen in de kantine, maar dat kostte geld. En geld uitgeven lag nu eenmaal niet in zijn aard. Hij was er achtergekomen dat we voor ons bureeltje een expressomachientje hadden gekocht, en gratis smaakte hem zoals gewoonlijk veel lekkerder.

- Vrek! Dachten we en maakten zijn koffie.

Vijf minuten later stonden we voor de imposante eiken deur van het kasteel. De sleutel draaide soepel in het slot en de deur zwaaide knarsend in zijn zware smeedijzeren scharnieren open. Een sprookjeswereld ontvouwde zich aan ons oog.

De grote inkomhall werd gedomineerd door een brede imposante eikenhouten trap, geornamenteerd met fijn houtsnijwerk. In een halve spiraal slingerde de trap zich gratieus naar de eerste verdieping. Maar eerst moesten we het gelijkvloers onderzoeken.

Een open deur gaf toegang tot een grote rechthoekige soort ridderzaal, gevloerd met fijn eikenhouten parket. Recht voor ons waren een zestal ramen met glas in lood gevat. Links domineerde een overgedimensioneerde open haard met prachtig beeldhouwwerk de zaal. Daar tegenover, in de rechter muur, was een heel hoog venster. Dat venster zouden we ons later nog wel herinneren!

Dan de kelders aan een grondig onderzoek onderworpen, vervolgens omhoog via die brede trap. Tot onze verbazing telden we toch wel een tiental slaapkamers en evenveel badkamers. In verschillende van die badkamers konden we de sporen van de vandalen waarnemen: uitgekapte leidingen, uitgerukte kranen…

Het was ons ondertussen al opgevallen dat alles, hoewel ledig, netjes onderhouden was. Het was zéker niet het spookkasteel dat we verwacht hadden: zo van die toestanden met spinnenwebben en wriemelende ratten… neen. Wel integendeel. Blijkbaar deed het vastgoedkantoor goed haar werk en werd waarschijnlijk ook goed betaald.

Ook viel ons de tegenstelling op met het gelijkvloers, dat helemaal middeleeuws was gehouden. Boven echter was alles voorzien van de modernste snufjes. De eerder kleine, maar gezellige slaapkamers boden alle comfort. Hier kon je echt wel de groten der aarde ontvangen. Zonde van die gekannibaliseerde badkamers! Wacht tot we die cultuurbarbaren te pakken kregen! Waar we, toén tenminste nog, niet aan twijfelden.

Die avond om 20 uur lieten we ons in burgerkledij door een politiewagen afzetten op een tweehonderdtal meter van het kasteel en liepen te voet verder door de gietende regen om geen aandacht te trekken. Ongezien glipten we binnen en liepen voorzichtig op de tast alle lokalen af om ons te verzekeren dat de inbrekers nog niet binnen waren. Tenslotte gingen we naar de ridderzaal, want langs daar waren de inbrekers binnengekomen. De vensters daar hadden weliswaar stevige spanjoletten, maar van een verouderd model dat elke bijdehandse inbreker in een wip open heeft.

Waar het kasteel bij daglicht een sprookjesachtige indruk gaf, leek het nu toch helemaal omgekeerd en waanden we ons in een spookkasteel. Wazige schaduwen van ornamenten en wiegende bomen leken ons dreigend in hun greep te willen nemen. Hevige rukwinden deden af en toe de ramen rammelen en sommige takken van bomen zwiepten met regelmatige tussenpozen tegen de vensters. Ondertussen teisterde de kletterende regen de natte ramen. En alsof dit alles niet genoeg was kwam uit de open haard het hevig versterkte geluid van de huilende wind.

Nu snapte ik eindelijk waarom het kasteel de duistere naam van ‘Het oord van de duivel’ had meegekregen. Het zou me niet eens verwonderd hebben dat het ooit een waarachtig spookkasteel was geweest in Frankrijk. Verlaten en vermeden door alle godvrezende stervelingen. Compleet met duivels en andere krijsende hellegeesten. Brrr… Hopelijk waren die niet mee verhuisd!

En ja, daar stonden we dan, midden in die grote ridderzaal met niet eens een stoel om op te zitten. Bij dag had ik al gemerkt dat het hoge raam in de rechtermuur een brede vensterbank had. Dat leek ons dus dé geschikte plaats om ons bivak op te slaan.

Onze ogen hadden zich ondertussen al wat aangepast aan de duisternis. Wazige schaduwen waren al wezenlijke beelden geworden. Maar met de rest van ons lichaam gebeurde net het omgekeerde: we kregen het steeds kouder en zaten tenslotte bibberend en verkleumd op de vensterbank.

De warme soep die ik in een thermos had meegebracht kon die kilte maar voor een paar minuten verdrijven. En toen viel mijn oog op de overgordijnen die links en rechts van ons aan het raam hingen. Dikke, stofferige rode gordijnen van wel drie meter hoog.

Nood breekt wet, en met een flinke ruk vielen ze in een stofwolk op de grond. Zo hadden we tenminste elk een deken. En daar zaten we dan: helemaal ingewikkeld in die rode gordijnen, met enkel de ogen zichtbaar. We hadden het nu tenminste wat warmer.

En de tijd verstreek. Geen inbrekers. Ergens in de verte luidde een kerkklok het spokenuur in. Geen inbrekers. De ochtendschemering zette in. Niets. Het werd licht, en we riepen met de radio het hoofdkwartier op om ons te komen afhalen. Met een zucht van verlichting gooiden we onze rode gewaden af en een uur later lagen we elk in zijn warme bedje.

Nacht 2: idem dito. Zo ook de nachten 3, 4, 5 en 6. We werden het kotsbeu en stapten naar commissaris Hongermaat om hem te smeken de bewaking op te heffen of anderen in onze plaats te nemen. Die kerels zouden toch niet meer terugkomen. Maar dan ken je Hongermaat nog niet!

- Over mijn lijk! Was zijn antwoord. Jullie blijven tot we ze hebben. En ik wil niemand anders dan jullie twee. Uit die villa wordt geen gram koper meer gestolen zolang ik hier commissaris ben. Al moest ik er zelf gaan zitten.

Ergens moesten we hem bewonderen voor zijn vasthoudendheid, en beschaamd dropen we af.

En toen kwam nacht 7. Gedemotiveerd, niet meer alert en doodmoe vatten we onze ‘spokenwake’ weer aan. Niét langer belust op vangst, maar eerder gelaten. Zo van: “We moeten wel…”.

En zo moeten we op een bepaald ogenblik ook halvelings ingedommeld zijn. Tot plots dicht bij ons een ijselijke kreet weerklonk die door merg en been drong, samen met een hels geratel van voorwerpen die over het parket rolden. We schoten natuurlijk wakker en keken recht in een helle lichtstraal.

Verschrikt sprongen we op. Zo’n kreet had ik in mijn leven nog niet gehoord. Had niets menselijks meer. Leek regelrecht uit de hel te komen!

Instinctief grepen we allebei naar onze zaklamp en knipten die aan. Vóór ons stonden twee verstijfde gestalten. Lijkwitte gezichten als van verrezen doden. Eéntje ervan hield een zaklamp op ons gericht, maar bewoog verder niet meer.

Het ‘moment’ leek een eeuw te duren. Onzinnige waangedachten flitsten door mijn nog half slapende geest. Was dit écht het oord van de duivel? Stonden we hier voor doden die uit wie weet welk luguber graf waren opgestaan? Door de duivel gedoemd tot eeuwig lijden? En waar was die schreeuw vandaan gekomen?

De gestalten tegenover ons leken niet van plan om nog ooit te bewegen. We trokken onze pistolen en stapten voorzichtig op hen af. Hoe dichter we kwamen hoe groter hun ogen en monden zich opengesperden.

Het plaatje had niets wereldlijks meer. Waren we in een droom beland? Was dit kasteel behekst? We leken niet eens meer controle te hebben over onze ledematen en liepen automatisch, als op wolkjes (of vurige vlammen?), hun richting uit.

Toch haalde onze opleiding het van onze schrik, en als op afspraak haalden we onze handboeien boven en sloegen beide wezens, spoken of niet, in de boeien.

Dan wentelden we ons uit de gordijnen en toen pas drong het tot ons door wat er was gebeurd en hoe WIJZELF er uit hadden gezien: de inbrekers waren teruggekomen, hadden een raampje opengemaakt, binnengedrongen en misschien plots iets gehoord. Onze ademhaling of zo, of misschien had een van ons wel gesnurkt...

Toen had eentje zijn zaklantaarn aangeknipt… en beleefden ze de schrik van hun leven: de straal scheen recht naar twee in rode, stofferige doeken gewikkelde hellewezens! Wezens die uit een andere wereld leken te zijn gekomen.

Eentje had van schrik zijn gereedschapskist laten vallen, en dit had het geratel op de grond veroorzaakt.

We hadden het duo al veilig afgeleverd op het politiebureau en zaten alweer in de kantine koffie te drinken toen we eindelijk weer begonnen bij te komen in de echte wereld, en onze harten weer tegen een normaal ritme gingen slaan.

Pas na een uur waren we zover dat we aan het verhoor en proces-verbaal konden beginnen.

Die inbrekers? Ik heb nooit de moeite gedaan om na te gaan welke straf ze op de rechtbank kregen, want dat interesseerde me niet meer in dit geval.

Wat mij betreft konden ze net zo goed vrijuit gaan, want van één ding was ik overtuigd: dié twee zouden dat nooit, nee NOOIT meer riskeren.

Willy.

01-06-2011 om 17:39 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (1)
30-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De reddende knoop.

Eventjes de verhaallijn een beetje terugdraaien. In het vorig verhaaltje hadden we mooie witte motoren, maar dat was niet altijd zo geweest. Iedereen moet klein beginnen, en onze vorige serie waren zwartjes van het Engelse merk Triumph. Echte krengen soms, met de nukken en kuren van echte English Ladys.

Die van mij in het bijzonder. Daarop trapte ik soms de ziel uit mijn lijf om het ding aan de praat te krijgen. De luxe van elektrische starters hadden we namelijk nog niet.

En soms, in een wilde achtervolging, gaf ze er plots de brui aan. Zag het niet meer zitten. Stopte ermee als een koppige ezelin. Ja, ik zeg wél ‘ze’. Ze moést wel vrouwelijk zijn om midden in de actie dergelijk nukkig gedrag ten toon te gaan spreiden.

Ik werd dat hele gedoe dan ook beu en op een goede dag reed ik bij Alfons, een bevriende garagist, binnen. Zo’n veteraan die alles al had meegemaakt en overal raad mee wist.

Hij luisterde met een bedenkelijk gezicht naar mijn verhaal, maar toen klaarde zijn gezicht op.

- Engelse rommel hé! Wat wil je? Hadden we met onze legervoertuigen ook altijd last van, en er lijkt ondertussen niets veranderd te zijn.

- Heb je dan een oplossing? Vroeg ik hoopvol.

- Knoop aan naaien en hij zal spinnen als je grootje’s horlogeke!

- Slik… Eh… knoop? Wélke knoop?

- Roger… kom eens hier, riep hij op zijn helper. Roger kwam nietsvermoedend nader. Alfons haalde doodgemoedereerd zijn zakmes boven en sneed een knoop van de overall van de verbaasde Roger.

- Hé, wat doe je nu? Riep hij uit.

- Niet zagen! Jij bent pas gehuwd en je vrouwtje zal daar met plezier een nieuwe aannaaien! En als ze dat niet kan stuur je ze maar naar mij. Zal ik haar wel eventjes leren naaien!

Met hetzelfde zakmes sneed hij tot mijn schrik ook mijn bougiekabel middendoor. Eventjes dacht ik dat de man ze niet meer alle vijf op een rijtje had, maar ongestoord ontblootte hij beide stukken van de kabel, en bond elk der uiteinden in een gaatje van de knoop, zodat er een opening van zowat 3 millimeter tussen beide was.

- Start maar!

- Ben je gek? Die kabel maakt niet eens meer contact! Er zit 3 millimeter speling tussen de uiteinden.

- Zwijgen en starten!

Ongelovig gaf ik een trap op de kickstarter. Onmiddellijk begon de motor lustig te spinnen zoals ze nog nooit had gespind.

- Zie je wel?

- Hoe kàn dat nu! De kabel is niet eens verbonden!

-  Neen? Kijk maar even! Ik keek naar beneden en daar liep netjes en een beetje knetterend een vrolijk vonkje hoogspanning over de knoop tussen beide uiteinden van de kabel.

- Vraag me niet hoe het werkt hoor! Zei hij olijk. Hoofdzaak is dàt het werkt en blijft werken.

Van paardenmiddelen gesproken… Maar het probleem was voorgoed opgelost. Ik gelukkig. Tot mijn moto voor onderhoud binnen moest bij de dealer. Eigenlijk een achterbaks mannetje dat meer van fietsen dan van motoren afwist en die frustratie dan maar wegwerkte door ons, achter onze rug om, van alles de schuld te geven bij commissaris Hongermaat.

Toen de man verwonderd naar die vonkende knoop keek legde ik hem het gebeurde uit, er aan toevoegend dat het defect dat ik al zo dikwijls had gemeld en hij niet had gevonden, daarmee was opgelost.

En ja, ik had het kunnen verwachten. Toen ik de volgende morgen mijn moto buiten duwde stond commissaris Hongermaat me al op te wachten.

- Wat ga je doen Claeysje? Je moto in de fik steken?

Lap! De tamtam had zijn werk al gedaan.

- Welnee commissaris, ik ga op patrouille! En driftig trapte ik de motor op gang. Zijn blik ging onmiddellijk naar de bougiekabel en het vrolijke vonkje.

- En dat daar dan? Besef je wel dat dit recht onder je benzinetank zit?

- Jawel, commissaris, maar die is heus lekvrij hoor! En ik let er wél op niet te morsen bij het tanken. En kwaad wordend liet ik er op volgen:

- En als die stomme fietsenmaker mijn motor in orde krijgt zonder die knoop, dan mag hij er van mij gerust af. Maar eerder niet!

Van commissaris Hongermaat mocht je dan al zeggen wat je wilde… hij wist wanneer je gelijk had en discuteerde dan ook niet verder meer. Die knoop is er aangebleven tot we nieuwe motoren kregen. En tegensputteren stond niet meer in het woordenboek van mijn Engelse lady.

Willy.

Voetnoot: Misschien raadden jullie het al: dit verhaal is maar gedeeltelijk fictie. Dat van die knoop is namelijk waar. Ter verontschuldiging kan ik aanbrengen dat mijn fictie nog niet echt wil vlotten en ik voorlopig wel verplicht ben mijn toevlucht te nemen tot een mix van fictie en non fictie. Een klein ‘knoopje’ leggen zeg maar.

30-05-2011 om 10:58 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)
28-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fictief probeersel.

En hier volgt dan mijn eerste leugenverhaal. Een kennismaking met het wereldje waarover ik hoop nog meerdere verhaaltjes te kunnen verzinnen.
Waarschuwing: Wat volgt is fictie, al blijf ik in de eerste persoon schrijven omdat dit me nu eenmaal beter ligt. Zelf lees ik niet graag fictie, geschreven in de eerste persoon, maar dat is mijn probleem niet. Ik hoef het niet te lezen hé?  Enkel maar schrijven.
Alle gelijkenissen met bestaande personen… euh…enz… (volledige tekst is onder de vleugeltjes van mijn nieuwe muze blijven steken en ze is ermee weg! Halftijdse job… vakbonden en zo… weetjewel?).

Commissaris Hongermaat was woedend! En als commissaris Hongermaat woedend was, bleef je er best zo ver mogelijk bij uit de buurt. Als je kon… Maar die dag kon het niet, want zijn woede was (nog maar eens) op ons, arme motards gericht. Hij verwachtte ons dan ook allemaal… ALLE ACHT weet je, om 11 uur op zijn bureel.

Sommigen onder ons hadden nachtdienst gehad en lagen te maffen, anderen hadden misschien nét een afspraakje kunnen versieren met een leuke meid… het mocht allemaal niet baten! Want sociale excuses telden niet bij Commissaris Hongermaat. Van vakbonden had hij blijkbaar ook nog nooit gehoord. ZIJN wil was wet. Was het misschien daardoor dat hij, én zijn korps, zo hoog stond aangeschreven bij het parket?

Zelf kwam ik uit de nacht met collega Steegmans. Lag vredig te dromen van gemotoriseerde elfjes in mijn zachte bedje en werd voor de zoveelste keer ruw gestoord door het lawaai van twee moto’s die voor mijn deur stilhielden, gevolgd door de huisbel. Geluiden die zo langzamerhand schering en inslag geworden waren. Neen. Die elfjes waren het niet! Het was echt. Oei! Het was weer zover! Wat nu weer? Zwaar ongeval? Moord? Politie-alarm? Twee dorstige kelen? Of… weer zo’n gril van Hongermaat?

En ja hoor, het was dat laatste!

Hoedanook, kwart voor elf liep ik slecht gezind ons ‘kot’, deels motorgarage deels bureel, binnen. Zelfs de heerlijke aanblik van de acht schitterend witte moto’s netjes op een rij geparkeerd kon me niet vrolijker stemmen. Ik had het te druk met me te proberen te herinneren of ik vannacht misschien iets had uitgespookt wat niet mocht…

En om elf uur stonden we dan ook allemaal te wachten vóór het bureel van de commissaris, tot het Zijne Excellentie uitkwam om ons binnen te roepen. Allemaal even ongerust; allemaal onze herinneringen aan het opfrissen: had iemand iets verkeerd gedaan? Een wijfie versierd? Had iemand klacht neergelegd tegen een of meerderen van ons? Had iemand de bloemetjes buitengezet buiten het ons toegewezen grondgebied? Ach… er was zoveel verboden en toch weer te leuk om te laten liggen, dat het ons een beetje duizelde en we het nadenken maar opgaven.

En schoorvoetend traden we binnen in het heiligdom. Zijne Heiligheid zat plechtig achter zijn imposant bureau met in de hoek achter hem een meterhoge rijk geornamenteerde negentiende eeuwse brandkast. Het ding woog waarschijnlijk een paar ton. Ik heb me dan ook altijd afgevraagd wat zo geheim kon zijn dat je het in zo’n bakbeest moest bewaren.

Nú zou ik geneigd zijn aan sexspeeltjes en zo te denken, maar dat was in die tijd nog niet aan de orde (tenminste… dat geloof ik toch niet). Of was het alleen maar als statussymbool bedoeld? Je publiek laten zien hoe belangrijk je wel moest zijn als je dergelijke ‘zwaarwichtige’ geheimen ter bewaring werden toevertrouwd?

We schaarden ons in U-vorm rond zijn bureau en wachtten de komende dingen af. Elk had zijn eigen zorgen en ongerustheid, want we hadden wel allemaal ergens iets op de kerfstok. Het was alleen maar de vraag van wié er wát was uitgekomen.

Hij keek ons een voor een onderzoekend aan.

- Heren, zo kan het niet verder! Ik blijf de hete kolen niet uit het vuur halen voor jullie hoor! Daar moet nu maar eens een eind aan komen. En toen priemde zijn blik zich vast op Steegmans.

- Steegmans! Waar is de bon van die band?
- Welke band commissaris? Klonk het een beetje suf uit de mond van de nog slaperige Steegmans.
- Wélke band? Hoeveel heb je er dan wel stukgereden?
- Oh, die nieuwe voorband van verleden maand? Jawel hoor, die ligt er al op.
- Ik vraag niet waar die band is, ik vraag waar de bon is.
- Hugh? Bon? Ik dacht dat ik die op het stadhuis had afgehaald?
- Dacht, dacht… je zou beter wat méér denken in plaats van slapen! Je hebt helemaal niéts gemeld en helemaal niets afgehaald. Ik moest het nog maar eens van de dealer vernemen.
- Tja, dan zal ik dat vergeten zijn zeker?
- Voilà! Daar heb je het. En dat gebeurt nou telkens weer. Mijn luxepaardjes hebben wat nodig of rijden een band in de prak, en lap! Naar de dealer om een nieuwe. En wie zal betalen? Niét het gemeentebestuur hoor, want dat weet van niks. En naar wie komt de dealer klagen als hij niet betaald wordt?
- Eh… naar jou zeker commissaris?
- Juist geraden. Tenminste, tot op heden was dat toch zo. Maar ik verzeker jullie, in het vervolg trek ik niets meer recht voor jullie. De eerste keer dat die dealer nog eens voor mijn bureau staat stuur ik hem rechtstreeks door naar de schuldige, en die kan dan betalen van zijn eigen zakcentjes. Is dat begrepen?
- Jawel commissaris, klonk het in koor.

Oef. We waren al blij dat het dit maar was. Moest ik dààrvoor uit mijn warme bed komen? Maar ergens had hij wel gelijk. Hij zag ons als zijn persoonlijke eliteploeg. Hij had de motorbrigade in het leven geroepen en er ook al veel vruchten van geplukt. Er was héél veel veranderd op straat sedert wij die onveilig maakten voor geboefte en andere dreigingen.

We waren door en door gemotiveerd en haalden onvermoede resultaten. Maar helaas, we hadden een hekel aan de administratieve mallemolen. Beseften niet dat, als je je moto liet repareren, iemand dat ook moest betalen. En dat die iemand dat maar kon als aan alle administratieve voorwaarden was voldaan.

Administratie? Bah!

Nou ja… zo dachten wij toen nog. De trappen van het stadhuis oplopen, van loket A naar loket B lopen om de nodige paperassen in te vullen… handtekening hier, handtekening daar… dat was er nét een beetje teveel aan. We hadden wat beters te doen. De straat lokte en morgen was er ook nog een dag! En het werd vergeten… En zou in de toekomst nog heel dikwijls vergeten worden. Arme commissaris Hongermaat!

Willy.

Zo. Mijn eerste fictietje is eruit. Nog niet helemaal naar mijn zin. Niet echt wat ik wil. Maar alle begin is moeilijk hé? En ik moet ook mijn draai nog zien te vinden met die nieuwe muze. Nieuwe mesjes mogen dan al goed snijden (zelfs, en zéker als ze van het Vlaams Belang komen), maar met je oude vertrouwde mesje snijd je toch veel zekerder.





28-05-2011 om 00:00 geschreven door Willy


Categorie:Fictie 01.
» Reageer (0)


Foto

Over mezelf:
Bouwjaar:
1941
Geboren:   Ja.
Geslacht:   Neen. 
                    Nog levend.
Adres:        Hier.
Beroep:      Levensgenieter.
Hobby's:    Veel.
Talen:         Ja. Vooral
                    betalen.
MEDEDELING:
Voor enkel politie-verhaaltjes, klik onderaan deze marge op 'fictie'.
Inhoud blog
  • Verblindingspolitiek.
  • Afgewend!
  • Charly's angels.
  • Nieuwe tijden.
  • Een nieuw jaar...
  • Nieuwjaar!
  • Kerst
  • Be happy!
  • Winterse gevoelens.
  • De bron van het kwaad.
  • Zondagse mijmeringen.
  • De illusionist.
  • Staken?
  • Herinneringen.
  • Nationalisme.
  • Ontdekkingsreis
  • Het septembergevoel
  • Jeugd.
  • Amateurs.
  • Nadenken.
  • Who did it?
  • Moord en brand.
  • Partnerbedrog?
  • Doordenkertje.
  • Kuddegeest!
  • De échte racist!
  • Mosselfestijn.
  • Arrogantie.
  • Ontroerend onschuldig!
  • Maatschappijkritisch.
  • Zomerhit.
  • Serenata.
  • Soelaas.
  • Mijn dag.
  • Greensleeves
  • Defilé.
  • Vrouw en maatschappij.
  • Beschamend!
  • Overdreven snelheid? ...
  • Sapristi!
  • Integratie.
  • Privatisering.
  • Koffiedik kijken!
  • Daar is ie dan!
  • Me-time.
  • Euh...
  • Levering!
  • Voor elkaar.
  • Nooit tevreden dan?
  • Reageren?
  • Bankstrategie.
  • Analfabeet?
  • Zeelucht.
  • La vie de Chateau!
  • Hedendaagse jeugd.
  • Thuisgevoel.
  • Levenskwaliteit.
  • Pasen!
  • Van frigoboxtoeristen...
  • Knokkeblues.
  • Perfectie!
  • Naweeën.
  • Volksmentaliteit.
  • Balconytalk.
  • Mijn nieuw stekje.
  • Welkom in Knokke!
  • Welkom in Knokke.
  • Afscheid van Oostende.
  • Nadere kennismaking.
  • Zondag!
  • Scannen!
  • Te gek!
  • Uitbollen!
  • Nog eens zwerfmail
  • Proef op de som.
  • Emotions.
  • Levenskunst.
  • Verhuismodus.
  • Euforie!
  • Dubbele namen.
  • Jonger dan je denkt.
  • Back to the roots!
  • Leve de vrede!
  • In den beginne...
  • Land van belofte.
  • Ik weet het niet...
  • Zeventien procent!!!
  • Dagdromen.
  • Gewenning.
  • Diversiteit.
  • De huidige generatie...
  • Schrijfseltje.
  • Geluid op hol.
  • De vierde dag.
  • Landverraad!
  • Aardbewoners (2)
  • Aardbewoners.
  • Magic Bullit?
  • Citroentip.
  • Nieuwe technologie.
  • Een nieuw jaar.
  • De facebookgeneratie!
  • Stil!
  • Kerst.
  • De nachtmis.
  • Woordenschat.
  • Tijdloosheid.
  • Interesses.
  • Arm Fientje!
  • Minderjarig gespuis.
  • Hersenen.
  • Wie durft?
  • Vrouwelijke rariteiten.
  • Ach die hippies!
  • Een hondenleven.
  • Gierig of efficiënt?
  • Vluchten voor wat?
  • Waar Welk Weer?
  • Nostalgisch tussendoortje.
  • Jezelf ontmoeten!
  • Muzikaal intermezzo.
  • Oorlogje spelen.
  • Streepje muziek?
  • Strangers in paradise.
  • Net gemist.
  • Scrollen maar!
  • Eerste resultaten.
  • Incognito!
  • Soms...
  • Winteruur.
  • Missen.
  • Eenzaam OF alleen?
  • Oktobergedicht.
  • Terreur.
  • Keyboard geleverd!
  • De oude tijd.
  • Gevonden...
  • Blogberichtje.
  • Jaargetijden.
  • Memoires
  • People.
  • Oktobermarkt.
  • Hygiëne.
  • Kommiezeslunsen.
  • Generatiekloven.
  • Vrolijk België!
  • Koken voor dummies.
  • ALS... (remake)
  • Als. (Herhaling)
  • Treintje spelen.
  • Peutercriminaliteit.
  • Foei!
  • Het Evasyndroom.
  • Hoezo?
  • Bewust zijn!
  • Levenslust!
  • Religieus gedicht.
  • Lonely boy?
  • Gezondheid!
  • Septemberse weeën.
  • Mens sana...
  • Blogberichtje.
  • Hugo Claus
  • Goed gevoel.
  • Reageren.
  • Vier 'heemse' kinderen?
  • De leeflonende leefloners.
  • Slim, niet mo-slim Japan!
  • Net gehoord...
  • Asociaal of wat?
  • Democratie.
  • Chinese pralines.
  • De kracht van humor!
  • Eenmanshuishouden!
  • Westerse bemoeiingen
  • De citroen (2)
  • Gratis opvang.
  • Jager of prooi?
  • Growing older 2013
  • Besnijdenis/verminking.
  • Goden of kosmonauten?(2)
  • Extremisme of boerenbedrog?
  • De zwarte raaf.
  • Goden of kosmonauten?
  • Indringers.
  • Stil verdriet.
  • Hersenen!
  • Feelings.
  • Ode aan de citroen.
  • Gesmolten inspiratie!
  • Amigos para siempre.
  • Verloederend gespuis.
  • Komkommertijd.
  • O zee!
  • Keramisch kookplezier.
  • Illegaal?
  • Religieus extremisme.
  • Verdraagzaamheid?
  • In de nor.
  • De 21° eeuw?

    Archief per maand
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • waar schrijf je niet meer
  • hallo Willy
  • gelukkige verjaardag
  • waanzinnig waterige woensdagwensen
  • EOAI

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Laatste commentaren
  • Bedankt voor de hulp, dokter Ajayi (Ceylan Balain)
        op Globalisatie.
  • Bedankt Dr Ilekhojie voor (Imelda Diamante)
        op Relativeren.
  • Black Magic Protection Specialist in Melbourne Psychic Voodoo Love Spell Caster Call ☎ +27765274256 Spells To Return Back Ex Lover (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Black Magic Protection Specialist in Melbourne Psychic Voodoo Love Spell Caster Call ☎ +27765274256 Spells To Return Back Ex Lover (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Call/WhatsApp +27765274256 Black Magic Removal Expert in United Kingdom, Carribean, Middle East, Scandinavia, Oceania, Pacific Islands, Africa, Central America, North America, Greenland, Antarctica and South America (Sheikh Hussein)
        op Nieuwjaar 2011
  • Blog als favoriet !


    Categorieën
  • Chico2 (19)
  • Chicofotos (25)
  • Computertips. (11)
  • Culinaire avonturen. (2)
  • Fictie 01. (10)
  • Fictie 02 (10)
  • Fictie 03 (8)
  • INHOUD BLOG. (6)
  • Kroniek van een overlijden. (19)
  • Kroniek van een overlijden2 (11)
  • rokershoekje (17)

  • Mijn favorieten
  • Lieve
  • Fredje
  • Johan1944

  • Interessante blogtips:
  • Febe


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!