Mio Buus noemde eigenlijk Buysse, maar we noemden hem allemaal Mio Buus omdat hij eens een snob, die beweerde alleen Italiaans te spreken, een overtreding gaf. De man zei iets in de trend van: Mio Italiano. Waarop Buysse gevat antwoordde: Mio Buus en jij krijgen bon. En het bleef Mio Buus!
-o-o-o-o-
Het was winter, en vroeg donker. Twee motards reden eenzaam patrouille met de motos langs enkele landelijke wegen. Het waren Steegmans en Mio Buus.
Plots daagde op 100 meter vóór hen een wagen op die met volle snelheid uit een zijweg kwam vliegen.
Ha! Suspens. Gas open, erachter, en op gelijke afstand blijven volgen tot de precieze snelheid kon worden vastgesteld. Netjes naast elkaar rijdend, zodat de koplampen de indruk wekten dat het een auto was.
Motos zag je in die tijd immers nog niet veel. Tenzij échte liefhebbers. De motormachos van tegenwoordig waren nog aan het wachten tot ze van elektrische starters, betere vering en alle verdere comfort waren voorzien om er hun vette luie konten op te vleien en stoer te gaan doen.
Dus, áls je er dan al zag kon je er donder op zeggen dat het de vrolijke motorflikjes waren! Niét van die tegenwoordige 'ruige' langharige hangbuikzwijntjes die als logge zoutzakken op hun dure speeltjes zitten te hangen en hoognodig 'motorbendes moeten vormen om zich beschermd te voelen in de groep.
Die zich meer vadsig hangend laten meeslepen door hun moto dan dat ze hem onder de knie houden.
Die de échte liefhebbers ook doen afhaken om niet voor zo'n hangbuikzwijn te worden aanzien.
Die ook enkel maar bij temperaturen boven de 20° buitenkomen. Als het droog blijft tenminste en de weerman geen spatje regen voorspelt!
120km/u. Plots slingerde de wagen even en er vloog iets van onder de wielen. Mio Buus kon nog nét de doodgereden haas ontwijken.
Steegmans keek naar Mio Buus en knikte. Formatie verbreken, inhalen en doen stoppen. Gewichtig (want zo was hij altijd) stapte Steegmans van zijn moto en sprak de bestuurder aan.
- Wat was uw snelheid daarjuist, meneer?
- Euh
50?
- 120 meneer. En bovendien reed u ook een haas dood.
- Oh ja? Niet gezien meneer!
- Zult u seffens wel zien. Mijn collega is hem gaan halen.
En inderdaad kwam Mio Buus al triomfantelijk afgewandeld, de enorm grote haas met de oren meedragend.
Een proces-verbaal voor snelheid werd opgesteld en Steegmans gaf de man zijn identiteitskaart terug.
- Euh
meneer
die haas is nu toch dood. Mag ik hem meenemen?
Dat was er voor Steegmans toch wel een beetje over, en op zijn aangeboren arrogante manier declameerde hij:
- Meneer! Het is nog niet genoeg dat u onze wegen onveilig maakt! Het is ook nog niet genoeg dat u ons wild doodrijdt! Nu wou u ook nog beloond worden voor dat gedrag en die haas meenemen? Wilt u misschien ook nog een proces wegens jagen zonder vergunning en buiten het jachtseizoen?
- Eh
neen meneer, maar dat beest is nu toch dood, en ik dacht zo
- Kijk meneer, dat beest is in beslag genomen en wordt straks afgegeven in het bejaardentehuis. Goede avond verder nog.
En daarmee kon hij het doen. Steegmans keek op zijn uurwerk.
- 9 uur. De nonnekens zullen nog wel niet allemaal slapen zeker in het rustoord?
Vijf minuten later trokken ze aan de imposante bel van het klooster - rusthuis. Na lang wachten klonk enig gestommel en deed zuster Virginie open.
- Zuster, kunnen jullie deze haas gebruiken? Iemand heeft hem doodgereden.
Zuster Virginie sloeg een kruis van medeleven met de arme haas. Alsof ze daarmee het zieltje van dat beest in de hazenhemel kon helpen.
- Eh, dat weet ik niet. Zal ik aan moeder overste moeten vragen. En ze slofte weg.
Weer vijf minuten wachten tot moeder overste kwam aangesloft. Haar dezelfde vraag gesteld.
- Ach, dat weet ik niet! Ik lust dat wel maar geloof niet dat iemand in de keuken dat beestje zou kunnen pluimen.
- Villen, zuster! Een haas is geen vogel! Deed Mio Buus. Kijk maar: geen vleugeltjes. En hij schudde de haas heen en weer.
- Das hetzelfde. Maar neen. Hartelijk dank heren, maar daar kan ik ons keukenpersoneel niet mee opzadelen.
Wat nu gezongen? Hun dienst zat er op om 10 uur, maar eerst moesten ze van dit ondier af. Een bevriende restaurateur dan maar? Maar ook hier vingen ze bot.
- Had die vent dat beest toch laten meenemen! Klaagde Mio Buus.
- Ben je gek? Hem nog belonen voor zijn wandaad ook? Weet je wat? We brengen hem naar Fred, onze chef. Die zal er wel weg mee weten. Die zal wel mensen kennen die er wát blij zullen mee zijn.
Zo gezegd zo gedaan. Fred (die geen Fred noemt, maar dat is weer een ander verhaal) opende de deur van zijn woning, zag de haas, en begon al te kwijlen.
- Natuurlijk ken ik mensen die dat graag lusten! Geef maar hier, dan zorg ik wel voor de rest.
Opgelucht konden Steegmans en Mio Buus binnenrijden en hun dienst beëindigen.
Op dat ogenblik had Fred in zijn keuken het beestje al vrolijk ontkleed en was het al watertandend in hapklare stukjes aan het snijden. Zondag zou hij eventjes een feestje bouwen zie! Als Hongermaat dat eens wist!
Die zondag werd ik uitgenodigd bij Fred. Op het menu stond haas op grootmoeders wijze. Voortreffelijk klaargemaakt door zijn vrouw. En neen. Hongermaat stond niét op de lijst van de genodigden. Steegmans en Mio Buus al evenmin. Die hadden maar beter moeten weten.
Maar Hongermaat kwam het wel degelijk aan de weet! Zoals hij alles aan de weet kwam. Zoals letterlijk niets voor hem verborgen kon blijven.
Moeder overste tegengekomen op een begrafenis (foei, wat had hij dààr weer te zoeken?)
babbeltje gedaan
haasje kwam ter sprake en de bal ging aan het rollen! En de hele waarheid kwam aan het licht.
Fred kwam er uiteindelijk nog goedkoop vanaf, maar viel toch voor enkele weken in ongenade
Niét voor die haas!
Wél omdat hij mij, en niet Hongermaat zélf had uitgenodigd om het beestje op te peuzelen.
En ik? Mijn naam was haas en ik wist nergens van.
Willy. (Met medewerking van Fred die geen Fred noemt.)
|