Een aantal van mijn bezoekers geeft de voorkeur aan reageren via mijn gastenboek, en dat vind ik jammer. Als er dan ook nog zon joekel van een button-afbeelding wordt bijgeplaatst, wordt het op de duur bijna onmogelijk mijn gastenboek nog open te krijgen en moet ik er regelmatig een aantal wissen, wat ik uiteraard jammer vind. En bovendien weet ik dan ook niet op welk artikel werd gereageerd.
Of het nu een reactie of een groet betreft, klik gewoon op het woord reageer, helemaal onderaan rechts van het column. Speciaal voor dié bezoekers heb ik het maar eens wat groter, en rood gemaakt.
Schooljaar 1947/1948. 1 september. Met de schrik op het lijf aan de hand van mijn oudere zus naar het eerste studiejaar. Met in mijn boekentasje een gloednieuwe lei en griffel! Door mijn ouders gekocht in de Priba te Brugge. Vaarwel gezellige kleuterklasjes met de vriendelijke juffen die als vervangmoedertjes waren. Nu ging het leven beginnen! De harde werkelijkheid. Geen juffen meer maar een meester! Ik had al wat griezelverhalen over die meesters opgevangen. Schenen heel losse handjes te hebben en zo!
Maar mijn vader had me in de vacantie, toen ik daarover begon, al een beetje kunnen geruststellen:
- Als je doet wat je moet doen zullen ze best wel meevallen. Waarom zouden ze je straffen als je niks misdoet?
Hé, daar stak wel wat in! Zover had ik nog niet gedacht. Wat een wijze papa had ik toch! Het zou er dus alleen maar op aankomen om gewoon te doen wat je gevraagd werd. Dan zou er inderdaad geen reden zijn voor een oorvijg of wat dan ook. Maar wat als je niet meekon met de anderen? Volgde dan ook straf? Oei! Dat zou, voor zon dom jochie als ik, toch wel niet meeva
llen!
Maar het viel allemaal wél mee. Al waren het niet meer die bemoederende en betuttelende jufferjes waarbij we ons lekker verwend voelden. Neen. Er kwam iets anders in de plaats: een stoere leraar. Een heel ander wezen. Een wezen dat je niet verwende, maar je toch ergens een gevoel van bescherming bood. En ook het gevoel niet langer een kind te zijn maar een man in wording. De zachte juffenwereld veranderde in de harde werkelijkheid.
Meester Dhondt was mijn eerste leraar. Een beetje stugge man vond ik. Enfin, toch in vergelijking met de lieve juffen in de kleuterklasjes. Leerde ons de eerste lettertjes, vervolgens woordjes en zinnetjes, en dan een eerste leesstukje dat me steeds is bijgebleven:
Rik en Jet op de wip De wip ging op en neer Jet wil af de wip. Er af ik maak mijn rok vuil! Ik doe niet meer mee. Kom Jan zit met mij op de wip.
De woordjes kon ik wel lezen, maar had enige moeite het verhaal te snappen: die Jet, dat moest dus een meisje voorstellen, want ze droeg blijkbaar een rok. Maar wie in s hemelsnaam noemt er nou Jet? Nog nooit gehoord. Nou ja dat komt ervan als je zo dom bent hé? En dan dat Jet wil af de wip! Was dat spreektaal? Schrijftaal? Waarom niet wil VAN de wip? Enfin, ik begreep het wel, maar hoe klein ik ook was, ik kon me toch niet vinden in die woordkeuze. Weeral een bewijs hoe dom ik was. Zó dom dat ik niet eens uitleg durfde vragen aan meester, hoewel ik dat heel graag had gedaan.
Al moet ik zeggen: ik ben nu zeventig en heb nog steeds niemand ontmoet die af een wip wilde en nog minder iemand die Jet noemde. En dus blijk ik nog altijd even dom! Hebben jullie het gehoord, Jetten? Stuur me eens een mailtje please? Kan ik misschien eindelijk ook eens dàt gat in mijn cultuur dichtmaken en alsnog mijn eerste leeslesje begrijpen! En vertel me dan ook maar meteen hoe je af een wip komt. Of nee, toch niet. Want een wip heeft tegenwoordig een heel andere betekenis!
Maar terug naar meester Dhondt. Een geniale man! In mijn ogen een echte artist. Zijn klas hing vol met zelfgemaakte plaatjes. Héél mooi! En hij maakte er steeds bij, telkens als hij ons iets te doen gaf waar we wel een uurtje zoet zouden mee zijn. Dan rolde hij een groot blad bruin inpakpapier van een rol, hing die met een ladder op aan de muur, en, nog steeds op de ladder, begon hij te tekenen. Prachtige schetsen in houtskool.
En stiekem keken wij het af tijdens onze werkzaamheden. Onder zijn magische handen ontstond een hoofd, een lichaam, benen, armen en handen, een winters decor, een straat het kreeg allemaal vorm onder onze gretige blikken. Aanvankelijk leek het allemaal heel ruw en konden we er nog weinig uit maken. Maar stilaan kwamen de vormen en de perspectieven naar voor, werden er kleurtjes toegevoegd met gekleurde krijtjes, en ontstond een waar kunstwerk.
Wat bewonderde ik die man! Hij was de zoon van een bekend fotograaf in mijn stad. Zelf ook, naast leraar, fotograaf. Maar zo te zien had hij geen Kodak nodig om van een stuk bruin inpakpapier een kunstwerk te maken.
Heel veel heb ik geleerd van die man, maar er nooit echt contact mee gehad. Hij leerde ons vanalles, en met veel motivatie, maar contact had hij niet met zijn leerlingen. Lag in zijn wat stug en afstandelijk karakter. We hadden dan ook meer contact met zijn tekeningen dan met hemzelf. En misschien was dat ook wel zijn bedoeling: zijn gebrek aan sociale communicatie vervangen door artistieke communicatie.
Ook vele jaren later, toen ik hem beroepshalve al eens ontmoette, hij was dan al lang met pensioen, hoefde ik niet over de oude tijd te praten. Of over zijn tekeningen die ik zo prachtig had gevonden. Er kwam dan enkel een stug glimlachje, net als vroeger, en dat was het dan. Ik kan hem dan ook niet beter typeren als onpersoonlijk, maar geniaal in alles wat hij deed.
En ik, dom jongetje, werkte en zwoegde om toch maar mee te kunnen met de anderen die ik veel slimmer vond. Hoe groot was dan ook mijn verbazing toen ik aan het eind van het schooljaar, na de proefwerken, de tweede van de klas bleek te zijn! Oei! Waren de anderen dan nóg dommer dan ik?
In het tweede leerjaar hadden we meester Deroo. Een naar mijn toenmalige normen stokoude, grote en magere man die wat gebogen liep. Van hem herinner ik me vooral de walgelijke lepels levertraan!
Ja we waren naoorlogse kinderen, en de regering vond dat we allemaal maar wat moesten aansterken. En dat kon, naar de toen gangbare mening, alleen maar met levertraan. Van walvissen. Bah! Ik walg nog als ik er aan dat vieze goedje denk. Je reinste motorolie!
We moesten allemaal een lepel meebrengen naar school en elke dag moest elke leerling zijn lepel levertraan slikken. Die moest door de leraar letterlijk in de mond van elke leerling worden gestopt, want alleen op die manier was men zeker dat de levertraan ook was ingenomen!
Derde leerjaar: meester Van Quatem. Een schat van een leraar! Zachtaardig, sociaal, intelligent ik denk niet dat men ze nog zo nog maakt! Eén anecdote over hem: op een bepaald moment werd ons medegedeeld dat hij ziek was en in de kliniek lag. De juiste reden werd niet medegedeeld. Maar omdat ik me al zo sterk aan die man had gehecht en medelijden met hem had, vond ik, als enige van de klas, dat ik hem maar een bezoekje moest brengen in de kliniek. Mijn ouders waren akkoord en gaven me zelfs een cadeautje mee.
In de kliniek ging ik zijn kamer zoeken en daar lag hij in bed en stelde me gerust: het zou maar een weekje duren en dan was hij terug.. De kamerdeur had een ruitje, waarin een kinderkopje was verwerkt in glas in lood. En het ging me dagen! Blij liep ik terug naar huis en verkondigde verheugd:
- Weet je waarom meester Van Quatem in de kliniek ligt? Hij heeft een kindje gekocht!
Mijn ouders schaterden het natuurlijk uit, maar ik begreep het niet! Ja zó dom was ik! En die zwangerschap van meester Van Quatem maakte nog lang deel uit van de huiselijke gesprekken!
En dan kwam het gevreesde vierde! De vierde klas, waarin meester Devroe de scepter zwaaide! Werd door zowat alle leerlingen aanzien als een bruut, een ware tiran. En inderdaad, ik heb die man dingen zien doen waarvoor je in de tegenwoordige tijd in de gevangenis zou vliegen. Onhandelbaren pakte hij gewoon met de voeten vast en dompelde ze met het hoofd in een emmer water! Niet lang natuurlijk, maar het werkte wel!
Nu zouden we ongelovig kijken als we van zoiets hoorden. De ouders zouden direct het gerecht inschakelen! Maar destijds was dat heel normaal! Dat kon nog net. Ik ben er zelfs van overtuigd dat zon ondergedompelde het thuis wel niet zou vertellen, want dan wachtte hem zéker nog een extra straf van vader. Lijfstraffen hoorden er gewoon bij. Maar toen werden ook nog mannen gevormd, en geen watjes!
En ik zelf? Nooit een tik gekregen van meester Devroe. Wel integendeel! Hoe dikwijls verkondigde hij niet voor de hele klas dat, als alle kinderen waren zoals ik, lesgeven een pretje zou zijn? Ik werd dan rood tot achter de oren en hoorde dat niet zo graag. Wou niet afgaan voor de klas. Maar ach, ik ondervond wel dat de man achter al zijn machtsvertoon toch wel een gouden hart had. Hij wou gewoon het beste voor zijn leerlingen en alle middelen waren hem daarvoor goed. Hij had geen Rilatine pillen nodig om zijn pappenheimers kalm te houden. De schrik voor die emmer water werkte veel beter. Oproerkraaiers moesten nog niet als zieken, maar als kwaadwilligen worden behandeld!
Maar meester Devroe was ook heel erg vooruitstrevend en deelde graag ook zijn technische kennis met de leerlingen. Zo had zich op een bepaald moment een tweede- of derdehandswagentje aangeschaft. Bracht het gammele ding mee naar school, parkeerde het op de speelplaats, en zijn hele klas mocht het komen bewonderen terwijl hij uitlegde hoe alles werkte! Deuren open, motorkap open, en we vergaapten ons aan al die moderne techniek en luisterden met open mond naar de uitleg.
Of hij bracht op warme zomerdagen enkele flessen grenadinesiroop mee naar school. Liet de conscierge een metergrote verzinkte wasteil met water op een tafeltje plaatsen op de speelplaats, goot er de grenadine bij en gaf de hele klas elk een strootje en dan mochten we allemaal met dat strootje uit die wasteil gaan drinken!!! De wasteil waarin de consierge waarschijnlijk zichzelf waste op zaterdag! Hygiëne? Ach wat die was nog niet uitgevonden! Ziektes door gebrek aan hygiëne al evenmin! En neen hoor, we werden er niet ziek van! Dat worden ze nog maar sedert de hygiëne ten spits gedreven is.
En rook? Jongens! We werden al gerookt in de wieg. Vaders rookten, bezoekers rookten, de dokter rookte, de schoolmeester rookte in de klas. Later, in de vakschool, mochten zelfs de leerlingen roken en stonden asbakken op de schoolbanken. En toch leven we zeventig jaar later nog bijna allemaal! Dat zouden we toch niet mogen als we al die geleerde bollen moeten geloven in wat ze over roken verkondigen?
En zo werd een hele generatie opgevoed. Op een manier die velen tegenwoordig zouden verafschuwen. Maar die generatie heeft het wél gemaakt! Stukken beter dan de tegenwoordige generaties van alwetende watjes, wereldverbeteraars en jankerds.
Onze generatie betoogde niet voor de rechten van vreemdelingen waar ze geen uitstaans mee hadden. Die moesten dat zelf maar doen in eigen land. Wijzelf hadden het veel te druk om in onze eigen levensbehoeften te voorzien! En als er dan al eens betogingen of stakingen waren, dan was het ook verantwoord en voor eigen volk. Wat de rest van de wereld er van bakte, dat moesten ze zélf maar vreten. ONZE bakkers bakten voor ONS, en wij waren niet te beroerd hard te werken voor ons dagelijks brood!
Jawel! Wij zijn nog letterlijk van de oude school!
En onze generatie heeft een beter land weten te creëren!
Helaas, de betere levensomstandigheden brachten ook verveling mee. En omdat niet meer voor het eigen dagelijks brood moest worden gevochten en gewroet, begonnen de verveelden maar voor vreemde rassen te gaan janken om hun overtollige energie kwijt te raken. Of ze gingen janken voor stomme futiliteiten zoals het rookverbod. Om gezondheidsredenen? Neen! Om de verveling te verdrijven! Om de nutteloosheid van hun werkonwillig bestaan te verdoezelen. Om te kunnen stellen dat ze ook eens iets gedaan hadden in hun leven.
Welnu, het onveilige, verscheurde, cultuur- en identiteitsloze land dat we nu kennen hebben we helemaal te danken aan die jankerds! En aan een Wetstraat die maar naar jankerds blijft luisteren.
Het was in het begin van de jaren negentig. Blazers waren in voor mannen. Het was overal blazer geblazen. Ik had er ook eentje: een klassieke donkerblauwe. Maar plots was klassiek uit en modern werd in! Je kon in het gehele kleurenspectrum geen kleur vinden, of je kon er een blazer in kopen! En reken maar dat ze ook gekocht werden. Vooral knalrood werd plots de trend.
Als je een beetje mannelijk wilde overkomen moest je een blazer in een van die vele kleurtjes kopen, vooral geen das dragen maar een open hemd, met eventueel een kasjmier sjaaltje of sous-pull er onder.
Ik zat toen toevallig in een alleenstaande periode, en als man is kleren kiezen een beetje een gok zonder vrouwelijke inbreng. En toch wilde ik ook maar van mijn klassiek imago af. In het straatbeeld zag je toen vooral die knalrode blazers, en ik ging twijfelen. Vond het wel ergens belachelijk voor het mannelijke imago, maar toch, zelfs een onnozele mode went op de duur. Als je het maar voldoende ziet op straat. Dan wordt het vanzelf trendy.
Toen kreeg ik een uitnodiging voor de jaarlijkse verkeersdag in Kortrijk. Kon ik niet weigeren, want alles wat in Vlaanderen aan verkeersbeleid deed was daar elk jaar trouw aanwezig om te luisteren naar een aantal sprekers die het (verkeers-) licht meenden gezien te hebben. En meteen stelde zich de vraag: hoe me kleden? Vermits klassiek uit was, zat ik met een probleem. Een rode blazer kopen dan maar? Leek me geen slecht idee, en moedig stapte ik naar de winkel.
Maar daar sloeg de twijfel al onmiddellijk weer toe! Ik kon me onmogelijk identificeren met zon rood, fatterig aandoend geval. Ontmoedigd koos ik dan maar een donkerpaarse.
De verkeersdag brak aan, en met veel twijfels vertrok ik naar Kortrijk in donkerpaarse blazer. Liet mijn uitnodiging zien, kreeg een ticket voor het middagmaal en een stapel documentatie en liep door naar het auditorium, of hoe je zon zaal ook noemt. Trad binnen, en verschoot me een bult! Had ik me van zaal vergist? Van de zowat driehonderd aanwezige mannen droegen er minstens honderd een knalrode blazer! De zaal leek wel één ketel rode soep!
Oei! Was ik in de reünie van een muziekkorps beland? Snel checkte ik alles nog even: nummer van de zaal en zo, en ja, ik zat juist! En ik ging een vrij plaatsje zoeken om naar de hoogedele sprekerds te luisteren.
Geamuseerd bekeek ik al die uniforme rode blazers en was blij dat ik er zélf geen had uitgekozen! Die rode blazer werd trouwens op staande voet van mijn verlanglijstje geschrapt. En ik nam me heilig voor om me, ook in de toekomst, nóóit te laten verleiden tot belachelijk makende modetrends.
Ook de leden van dat fictieve muziekkorps schenen hun foute kledij door te hebben, en probeerden zich zo klein mogelijk te maken om niet op te vallen. Wat ze uiteraard sowieso al niet deden. Hoe kan rood tussen rood nu opvallen?
Er zaten er tussen die ik nog kende van vorige jaren. Zo van die specimen die zichzelf altijd weer in de algemene belangstelling moeten werken door het stellen van de meest onbenullige of idiote vragen. Dit keer hoorde je ze niet! Ze zouden zich wel wachten om de aandacht op hun rode outfit te vestigen!
En nu weet ik wel: als een vrouw één andere vrouw ziet in dezelfde blouse, vliegt die blouse meteen de prullenmand in. Mannen hebben daar geen probleem mee. Maar honderd? Neen! Trop is teveel! Kon je duidelijk van hun gezichten aflezen.
Ik denk dat de mensen van spullenhulp de volgende dagen een massa rode blazers hebben kunnen ophalen. Maar toch lekker geen van mij!
Op 24 december werd een record aantal betalingen met kaart genoteerd in België. Moeten we ons daar nu verheugd over voelen? Of eerder medelijden hebben met de vele mensen die in januari en februari de riem zullen moeten aansnoeren om het allemaal terug te betalen?
Als je dat zo bekijkt lijkt het erop alsof we allemaal geld in overvloed hebben en onze welvaartstaat niet kapot kan: kaartje in het toestel, code intoetsen na al dan niet (meer niet dan wél) naar het bedrag te hebben gekeken.
En het toestel meldt je na enkele seconden vrolijk: Betaling aanvaard. Oeps! En met een gerustgesteld geweten trekken we verder naar de volgende winkel. Makkelijker kan echt niet. Eenvoudiger evenmin.
En toch is er een maar! Want het toestel zegt dan wel dat de betaling aanvaard is, maar geeft geen melding of ze ook verantwoord is! Natuurlijk niet! Want als het dat wél deed, zouden we misschien eventjes nadenken alvorens onze volgende aankoop te verrichten!
En eigenlijk, zijn we nog allemaal gewoon aan die goeie ouwe portefeuille en blijven daarnaar handelen. Die portefeuille vertelde het je wel degelijk als ze plat of bijna plat was. En daar lijken we te blijven op vertrouwen. Het is blijkbaar nog niet helemaal doorgedrongen dat die kaart NOOIT plat aanvoelt! En zélfs als ze niets meer te bieden heeft, schakelt ze over op krediet, of vissen we zélf maar een andere kaart uit ons etuitje waarin er soms wel een tiental of meer zitten. Het koopplezier kan niet op.
Pas als de rekeningen in de bus gaan vallen gaan op veel plaatsen de haren ten berge rijzen, maar daar wordt in de koopwoede niet aan gedacht.
Wijzelf hebben één kaart: die van ONZE bank. Kaarten van krediet- of andere sjacheraarsinstellingen hoéven we niet. En zelfs die éne kaart gebruiken we maar sporadisch en welbewust. Voor onze aankopen halen we één of twee keer per maand een bedrag uit de muur en stoppen dit ja in zon goeie ouwe, maar eerlijke portefeuille die ons in één oogopslag vertelt waar we aan toe zijn.
Gek toch dat zoveel mensen steeds weer in de problemen komen en wij nooit? Gek toch dat die andere mensen steeds weer zwaaien met dooddoeners als fout van de bank? Gek toch dat ik, in de bijna vijftig jaar dat ik bij dezelfde bank ben, hen nog nooit op het kleinste foutje heb kunnen betrappen?
Zouden die banken soms extra personeel betalen om in de rekeningen van gekende dwazen af en toe een fout te doen sluipen? Ik zou het wel moeten geloven als ik al die klachten hoor! Gelukkig zijn het steeds dezelfden en sta ik blijkbaar nog niet op die sjoemelbare lijst.
Vooral in januari zullen die fouten van de bank weer massaal opduiken! Als mensen eten willen kopen maar noch geld noch krediet hebben. Ze komen dan af met smoesjes over grove fouten bij de bank waardoor hun rekening geblokkeerd is, en nog veel meer van dit moois. Hun creatieve bedenksels zijn soms onuitputtelijk!
Enfin, zalig zijn de armen van geest want ze zullen het nooit leren!
Een van de pijlers van het katholiek geloof, en dus ook van onze cultuur, is: vergeven! Destijds was daar zelfs een prachtig geornamenteerd stuk gereedschap voor: de biechtstoel!
Wel, met vergiffenis heb ik het altijd al moeilijk gehad, en wel om verschillende redenen.
Ten eerste kàn ik niet vergeven en vergeten in de letterlijke zin van het woord! Daarvoor zou ik mijn hersenen in een heel tegennatuurlijke bocht moeten wringen, en dan nog zou het blijven knagen. Méér nog dan als ik gewoon niét probeerde te vergeven.
Ten tweede is het een té gemakkelijke oplossing voor verstokte zondaars en bestaat hun leven op de duur enkel nog uit een eindeloze reeks zonden en vergiffenissen.
Als mij iemand iets misdoet kan ik het hoogstens relativeren en voorlopig doorgaan alsof er niets is gebeurd. Geen wrok overhouden, maar vergeven of vergeten is het nooit, en als het zich maar genoeg herhaalt zal ik al gauw afhaken! Kunnen ze fluiten naar mijn vriendschap, hulp, of liefde.
Ik vraag me trouwens af of er wel mensen bestaan die echt kunnen vergeven over de ganse lijn: spons erover en vergeven en vergeten! Alsof het nooit is voorgevallen! Persoonlijk heb ik er in elk geval nog nooit eentje ontmoet. Soms lijkt het wel of iets is vergeven, maar wat er ook van zij, er blijft altijd iets van over. Iets dat zich onwrikbaar in je onderbewustzijn heeft genesteld. Een welgemeend sorry kan hier wel wonderen verrichten, maar het gebeurde nooit totaal uitwissen!
En dus, vermits voorkomen ook hier, en vooral hier, beter is dan genezen, probeer ik altijd te vermijden sorry te moeten zeggen. Want zodra je dat moet zeggen is het eigenlijk al telaat!
Om écht te kunnen vergeven en vergeten moet je toch wel ernstig aan de ziekte van Altzheimer lijden! Niet verwonderlijk dat iemand ooit zei: Een goed geweten is het gevolg van een slecht geheugen!
En daarom ook doe ik altijd mijn uiterste best om niemand op de tenen te trappen of kwaad te doen. Want dat leidt tot een wonde. Een wonde die weliswaar kan worden geheeld, maar er blijft, hoe klein ook, een littekentje. Een littekentje dat alleen de natuur zou kunnen uitwissen, maar de natuur vertikt het. Dat zou namelijk veel te tegennatuurlijk zijn. Omdat we dat littekentje nodig hebben om onszelf te beschermen. Jawél! De natuur weet heus wel wat hij doet!
Daarom mogen we blij zijn die onmogelijkheid tot totale vergeving te bezitten: de natuur beschermt er ons mee en leert ons wie we wél en wie we niét kunnen vertrouwen. En als alle kleine negatieve voorvalletjes telkens weer een klein littekentje achterlaten blijft op de duur één groot litteken bestaan. Een litteken dat je een heel sterk waarschuwingssignaal geeft: Leg het stil! Doe geen moeite meer! Die persoon is het niet waard!
Mensen die denken écht en helemaal te kunnen vergeven en vergeten, zijn dan ook sukkels die van de ene valstrik in de andere blijven lopen.
Waarom? Omdat ze hun geest zodanig hebben gemanipuleerd om toch maar tegemoet te komen aan hun geloof, dat waarschuwingssignalen op de duur wegblijven. Alsof de natuur zélf zegt: Nu moet je het zelf maar weten en ondervinden. En reken maar dat ze daar vroeg of laat de gevolgen van zullen moeten dragen!
Als ik dan ook één tegenstrijdigheid mag aanwijzen in wat Christus ons leerde, dan is het wel dat vergeven. Beter had hij over relativeren gepredikt, maar ja, hadden de mensen dit woord wel begrepen? Al ben ik er sterk van overtuigd dat hij relativeren bedoelde, maar daar bestond waarschijnlijk nog geen woord voor.
Hoe het ook zij, dat misverstand heeft ons in de loop van de geschiedenis al heel veel ellende bezorgd door mensen die dachten dat alles maar kon. Het werd toch vergeven! Die héérlijke biechtstoel weet je wel? Die hemelse machine om zwarte zieltjes wit te wassen!
Maar ondertussen is toch ook dàt tijdperk voorbij. Geen soulwash meer in de kerk. Geen files aanschuivende kinderen meer voor de biechtstoel. Geen rooie oortjes meer in dat beschamende en vernederende helleding! Geen priester meer die al die heerlijke, maar verboden geneugten wellustig mocht aanhoren zonder zelf iets te mogen doen! (Nou dat werd toch van hem verondersteld!) Geen aardse vergiffenis meer.
Ze moeten hierboven nu maar je boekhouding bijhouden.
Laat ik eerlijk zijn: ik hou enorm veel van dieren en vogels, maar in de eerste helft van mijn leven waren katten mijn favoriet. Had er ooit vijf tegelijk, waaronder twee Siamezen. Zaten soms allemaal samen op mijn schoot. Voelde lekker warm aan.
Waarom katten? Wel, ik probeerde het wel met honden, maar dat lukte zelden. Was in die tijd teveel uithuizig en zo, en voor een relatie met een hond is dat niet ideaal. Katten trekken hun plan, of je nu thuis bent of niet. Je hebt er vriendschap van, maar echt intens deel uitmaken van jou en je gezin doen ze niet. Zijn zelfstandige wezens, en dat wist ik ook wel te appreciëren in hun karakter. Aanhalig, hoge aaibaarheidsfactor, maar voor de rest: einzelgängers. En dat vond ik er juist zo goed aan. Ze verkiezen ondanks alles hun vrijheid, maar gunnen jou ook je vrijheid. Kunnen emotioneel en materieel gerust zonder jou.
En nu zit ik met een hond opgescheept! Hemelsbreed verschil! Een hond leeft niet zijn eigen leven zoals een kat, maar neemt een voorbeeld aan het jouwe. Past zich aan aan jouw karakter. Is als het ware een reflectie van jezelf. Wordt een volwaardig gezinslid dat door jou en voor jou leeft. Kan op de duur niet meer zonder jou. Is, véél meer dan een kat, een kind van jou en afhankelijk van je.
En dat vind ik, in mijn huidige levensfase, reuze!
Bén niet veel meer uithuizig, en als ik dat wél ben, dan loopt hij tevreden mee. Past zijn levenswijze aan die van mij aan. Probeert me zoveel als mogelijk te imiteren en me terwille te zijn. Past zijn loop-, leven- en speelgedrag aan jou aan. Doet er alles aan om in de gunst te blijven bij je. Ach, waren kinderen ook maar zo! Waren vrouwen ook maar zo! We zouden in de hemel leven!
Een kat leeft naast je. Een hond leeft mét je.
Men zegt dan wel dat hondenbaasjes autoritaire mensen zijn die graag domineren, en dat kattenbaasjes daarentegen zelfstandigheid appreciëren en totaal geen behoefte hebben aan domineren...
Daar zit wel iets in, maar met een hond gaat het veel verder! En dat ondervond ik nu met Chico!
Iemand die gefrustreerd is omdat hij mensen niet naar zijn hand weet te zetten, heeft veel baat aan een hond, want dié kan hij wél heel goed domineren en aan zich binden. Maar als je dààrvoor een hond koopt, mijn innige deelneming voor beiden, maar je doel heb je wel bereikt.
Persoonlijk heb ik er helemaal geen behoefte aan wie of wat ook te domineren. Ver vandaar! Maar een hond moét je nu eenmaal bepaalde regels opleggen, en dat lukt voortreffelijk. Verder hoef ik met Chico helemaal niet te gaan. Hij hoeft niét mijn slaafje te zijn, maar ik wil ook die van hém niet worden. Als we elkaar gewoon respecteren is het voor mij al lang goed.
En ja, hij ontneemt me wel een stukje vrijheid. Moet, weer of geen weer, regelmatig worden uitgelaten en zo, maar dat krijg je dubbel en dik terug. En trouwens, wat heb ik aan onbeperkte vrijheid? Zou toch maar zitten vast te roesten. Nu kom ik tenminste nog eens buiten.
En wat me ook is opgevallen is dat een hond, in tegenstelling tot een kat, naar je luistert. Zelfs zonder dat je iets zegt. Hij voelt je aan en past zich aan aan wat je uitstraalt. Wil kost wat kost deel uitmaken van het gezin, en dat lukt hem ook. Alleen maar door de gezinsleden te observeren en zich daaraan aan te passen.
Zo geeft mijn hondje me eigenlijk alles wat ik altijd al vergeefs zocht in mensen: een gelijkgestemd wezen dat je leven deelt. Kun je van een kat niet echt zeggen, en van mensen al helemaal niet.
Wie een slecht karakter heeft zou ik trouwens helemaal geen hond aanraden. Want die hond zal gegarandeerd hetzelfde slechte karakter krijgen! Maar misschien willen slechte karakters juist wel een hond met slecht karakter!
Ik zou vandaag eens niet bloggen. Lekker een snipperdag nemen. Maar toen kwam het nieuws eraan en werd ik nog maar eens woedend! Ondertussen al tweeduizend cafés over de kop vanwege het rookverbod.
Het zat er aan te komen. Ik wist het, en elke mens met gezond verstand wist het. Maar de relatief warme herfst stelde de executie nog wat uit. De terrasjes konden langer blijven staan en trokken ook een massa volk: half verkleumde rokers die niet meer binnen konden genieten van hun sigaretje en dan maar buiten een verkoudheid riskeerden tot groter welzijn van de volksgezondheid!
Maar nu ook de terrasjes er niet meer zijn, vallen de koppen! Tweeduizend cafés al die over de kop zijn gegaan. En ik vermoed dat dit nog maar het topje van de ijsberg is!
Al komt daar een lief Turtelboompje op TV verklaren dat maatregelen zullen worden genomen. Wel geen asbakken meer op tafel, maar tegemoetkomingen voor de cafébazen die nog niet failliet zijn, om de kop boven water te kunnen houden. Omdat nu pas!- wordt ingezien dat de stamkroeg een stuk van ons cultuurpatrimonium is en niet mag verdwijnen.
Ach meisje, loop snel terug naar je mama! Zo lang er geen asbakken meer op tafel mogen is dat stuk cultuurpatrimonium ten dode opgeschreven. Op sterven na dood. Subsidies? Tegemoetkomingen? Weeral uit ónze zak? Om alleen een cafébaas te helpen die, tegemoetkomingen of niet, daar toch maar achter een lege toog staat te staren?
En bovendien, wàt men ook nog doet, die tweeduizend komen er zéker niet mee terug. Dat is alvast onomkeerbaar. Cultuur? Daar liggen ze in de Wetstraat niet van wakker. Tenminste... als het ónze cultuur betreft. Moest het een vreemde cultuur zijn, dan zouden er niet genoeg asbakken kunnen komen!
Nu, de jankers hebben hun zin. De rook om hun hoofd is dan wel verdwenen, maar nu lijken ook zij plots geen goesting meer te hebben om op café te gaan! Anders zouden die tweeduizend zaken toch niet hebben moeten sluiten?
Ik zou moeten besluiten dat ze vroeger alleen maar op café kwamen om te kunnen klagen hoe die ellendige rokers hun gezondheid kwamen verpesten. Nu er geen rook meer is, geven ook zij verstek! Chapeau nog maar eens Wetstraat. Chapeau voor de zoveelste blunder die de jankerds jullie hebben aangepraat. En chapeau om nog altijd niet te hebben begrepen dat het zinloos is een cafébaas zonder klanten te sponsoren.
Als jullie dat stukje cultuurpatrimonium in ere willen houden zit er maar één zaak op: asbakken terug!
Er was eens, heel lang geleden op een verre planeet, een volkje dat zichzelf heel slim vond. De mensen vonden dat ze het allemaal mooi op een rijtje hadden, en de rijkdommen van hun planeet eerlijk werden verdeeld onder de bevolking.
Want er was maar één wet: die van de sterkste. En de allersterkste die was koning. En liet gewoon de anderen voor hem werken, en bedelen naar wat hij teveel had. En dat was meestal niet om over naar huis te schrijven, want hij vond dat hij nooit teveel had. Nooit genoeg zelfs. Het volk had hem dan ook een passende naam gegeven: Megahamster.
Maar zoals op alle planeten, woonden ook op dié planeet mensen van allerlei slag: er waren hele sterken, en er waren zwakkeren die dan weer andere gaven hadden, zoals een gezond verstand, maar daar werd geen rekening mee gehouden. Want dat diende tot niets! Daar kon je niet van eten.
En het laat zich raden: de rijkdommen werden, door die éne wet, verdeeld van sterk naar zwak. Dom of slim zijn speelde geen enkele rol, en men wist ook van niet meer. De zwaksten werden gewoon minst bedeeld. Zondermeer en zonder tegenspraak. De harde natuurwet. Net als in een wolvenroedel.
Trouwens, als een zwakkere toch wat teveel zou hebben, zou het hem toch alleen maar ontnomen worden door een sterkere. De wet van de sterkste gaf hem trouwens dat recht.
Toen werd, op een koude winternacht, een kindje geboren in schrijnende armoede. Vader Josephus en moeder Madona hadden nauwelijks zelf te eten en woonden in een goor zelfgemaakt hutje. Josephus was timmerman en werkte de hele dag voor Megahamster. Samen met een hele ploeg bouwvakkers moest hij de zoveelste loods aanbouwen aan het koninklijk paleis, want Megahamster wist helemaal niet meer waar hij al zijn spullen moest opbergen.
En toch vond hij zichzelf heel vrijgevig, want elk van zijn arbeiders kreeg wat voedsel mee naar huis. Te weinig om van te leven, maar toch genoeg om niet te sterven. En dus vond hij dat zijn volk het leven aan hem te danken had. En het goedgelovige volk geloofde dat nog ook. Zo ook Josephus, de vader van Wijsneusje, want zo hadden ze hun pasgeboren kindje genoemd. Het zag er namelijk echt een heel pienter kereltje uit. Maar helaas, een beetje tenger. Met handjes en fijne vingertjes die, naar de ouders dachten, nooit zouden geschikt zijn voor zware handenarbeid.
Ze maakten zich dan ook grote zorgen over hoe Wijsneusje later aan de kost zou moeten komen. Dergelijke mensjes kwamen meestal van honger om, want niemand gaf ze iets. Ze konden er immers weinig voor terugdoen! En àls ze al eens iets hadden, namen de sterkeren hen dat natuurlijk af, want ze waren te zwak om zich te verdedigen!
De jaren volgden elkaar op en wijsneusje werd steeds groter, maar niet sterker! De zorgen van de ouders namen toe. Vooral omdat ook Megahamster van oordeel was dat het ventje nooit voor hem zou kunnen werken, en aan vader dus ook geen extra rantsoen voor het kind meer meegaf. Nu moest Wijsneusje gevoed worden door wat vader en moeder zichzelf uit de mond spaarden!
Maar gelukkig eiste Wijsneusje niet veel. Had weinig voedsel nodig en was al gauw tevreden. Het leek ook een tamelijk passief kind, maar in het hoofdje ging heel veel om. Het kereltje dacht de hele dag na. Bekeek vanuit zijn weinig benijdenswaardige positie hoe de wereld er uit zag en hoe het allemaal werkte. En het werkte helemaal niet naar zijn zin. Die ene enge wet was er teveel aan, vond hij, maar durfde dat niet luidop te zeggen. Er moesten toch méér mogelijkheden zijn om je brood te verdienen dan met brute spierkracht? Of had hij het mis? Eigenlijk wist hij het op de duur zelf niet meer.
Het enige dat hij wist was dat zijn brein nooit ophield te denken, maar of je met denken je brood kon verdienen, daar had hij geen benul van. Het leek trouwens ook niet zo. Welke prestatie zou je nu kunnen leveren met je hersenen? Er een boom mee omhakken? Een wild zwijn doden? Aardappelen rooien? Ach nee, dat kon allemaal niet, en hij werd moe van het denken.
Tot hij op een dag een afgevallen tak van een boom vond, daar wat mee speelde, en zijn vlugge hersentjes hem al snel op de veerkracht van dat hout wezen.
- Hé, daar moest iets mee aan te vangen zijn! Hij nam de tak mee en verborg hem achter hun schamele hutje.
Twee dagen en nachten lang dacht hij na. Toen zocht hij een stuk touw, bond het aan de tak en spande het op. De boog was uitgevonden. Van een kaarsrechte tak sneed hij een pijl en stelde al spoedig vast dat je daarmee een konijn van op een zekere afstand kon doden. En dat de trefkans veel groter was dan als je er met een steen moest naar gooien. Met hersenwerk kon je dus toch wel aan de kost komen!
Blij ging hij zijn uitvinding uitleggen aan vader Josephus, maar die begreep hem niet, geloofde hem niet, en wou van de boog niet weten. Wou hem niet eens zien. Bedriegerij om de sterken te beduvelen zei hij. Trouwens, konijnen waren toch eigendom van Megahamster, en het enige wat je met dat duivelstuig riskeerde was gesnapt te worden en in de gevangenis te vliegen.
- En trouwens, vervolgde zijn vader, je bent nu volgroeid, en het wordt tijd dat je met mij meekomt naar de bouwwerf. Morgen al kun je aan de slag. Ik heb het geregeld met Megahamster.
De volgende morgen, onder het waakzaam oog van de opzichters van Megahamster, begon voor Wijsneusje het harde labeur. Maar hoé hij zich ook uitputte, tegen de avond had hij niet half zoveel werk verzet als de anderen, maar was wél totaal bekaf. Kon amper nog op de benen staan.
- Hé Josephus, deed de opzichter, dat kreng hoeft morgen niet terug te komen hoor! Daar verspilt Megahamster geen voedsel aan.
- Alstublieft meneer de opzichter, hij zal wel wennen aan het werk. Laat hem toch verder werken! Hoe moeten wij hem anders blijven voeden?
- Dat is jullie probleem! Hij moet dan maar gras eten zoals de koeien. Hoonde de opzichter.
s Nachts sloop Wijsneusje, die het gesprek had gehoord, stilletjes naar buiten, en met tranen in de ogen bekeek hij nog een laatste keer zijn ouderlijk huisje. Hij zou het allemaal heel erg missen. Mama, papa, het gezellige haardvuur maar hij kon het hen niet aandoen nog verder ten laste te zijn. Hij moest hoe dan ook op eigen benen zien te staan. En hij verdween in de donkere nacht.
Jarenlang zwierf hij door het land. Hij had ondertussen opnieuw een boog en pijlen gemaakt, en leefde van het wild dat hij schoot en de vruchten die hij in het bos vond. Het mocht dan wel allemaal eigendom van Megahamster zijn, hij had daar ondertussen zijn eigen mening over, en had ook een betere vorm van samenleving bedacht, die hij hier en daar aan de mensen probeerde uit te leggen.
Maar de mensen luisterden niet. Wie zou nu naar zon minderwaardig, tenger kereltje gaan luisteren in een wereld waarin de sterken het voor het zeggen hebben? Een kereltje van niks dat niet eens sterk genoeg was om te werken.
Maar de hersenen van Wijsneusje stopten nooit met nadenken. En nu had hij een ultiem idee: als ze dan niet wilden luisteren naar hém, dan zou hij ze misschien kunnen doen luisteren naar iemand veel groter? Maar wié? Hij moest zéker groter en sterker zijn dan Megahamster, maar zo iemand was in het gehele land niet te vinden. En zélfs als hij zo iemand vond, hoe moest hij hem zo ver krijgen dat hij zijn ideeën ging verkondigen?
En op een van die koude winternachten lag hij half slapend onder een deken van konijnenvellen op een open plek in het bos. Plots hoorde hij een hoog gefluit. Schoot wakker, keek omhoog, en daar verscheen eerst een klein lichtje dat steeds groter werd en veranderde in een enorme vuurbol met lange staart, die zich tussen de sterren door een weg baande, steeds groter en helderder werd, tenslotte voorbijschoot om even verder in een fontein van licht en een oorverdovende donderslag uiteen te spatten boven de planeet. Het hele land leek enkele ogenblikken in een zee van licht te baden. Net alsof het middag was. Toen werd het weer donker en stil, alsof er niets was gebeurd. Het hele fenomeen had minutenlang geduurd en moest, ondanks het nachtelijke uur, door veel mensen gezien en gehoord zijn.
Wijsneusje had er geen idee van welk zeldzaam natuurverschijnsel hij had aanschouwd, maar die ster had een sterretje doen fonkelen in zijn brein. Dàt was het wat hij nodig had.
- Veel mensen zullen dit ook hebben gezien, en zéker gehoord! Als ik hen nu zeg dat dit ding in mijn hoofd is binnengedrongen en daar mijn ideeën over een heel nieuwe samenleving heeft doen ontstaan. Hen zeg dat die ster een superwezen was, veel groter dan Megahamster, dat zich in mij heeft genesteld? Dan kan ik mijn ideeën toeschrijven aan dit superwezen. Verzwijgen dat ze van mijzelf komen! Want van mij, tenger kereltje, geloven ze het toch niet!
En zo geschiedde. De volgende morgen had het hele land het over die wonderbaarlijke verschijning en daar speelde Wijsneusje handig op in. Binnen korte tijd had hij al een hele schare volgelingen, en het duurde niet lang of Megahamster werd van zijn troon gestoten en vervangen door verstandige mensen. Sterk zijn speelde niet langer een rol op de planeet. Het volk ondervond trouwens ook dat de levensomstandigheden sterk verbeterden nu het door verstand, en niet langer door kracht werd geleid. De wet van de sterkste werd vervangen door de wet van het gezond verstand.
Maar wat Wijsneusje niét wist, was dat hij zonder het te weten de allereerste religie had geschapen op de planeet. En wat hij nog minder wist was tot welke gevaarlijke toestanden dit in de loop der volgende eeuwen wel zou kunnen leiden als het ook maar éventjes mis liep.
En als keerzijde van de medaille had hij zonder het te beseffen ook een nieuw principe geïntroduceerd in zijn wereld: als je overtuigingskracht tekort hebt om je ideeën te verkopen, vind dan een superwezen uit en leg ze hém in de mond! En reken maar dat die vondst in de komende eeuwen druk zou worden nageaapt en vooral misbruikt!
Maar daar dacht hij niet aan. Het leek allemaal zo mooi en sprookjesachtig in den beginne! Maar nu lichamelijke kracht in het bestuur was vervangen door verstand, kon het alle kanten op! Wist hij veel dat verstandige lui niet altijd eerlijke lui zijn? Maar gelukkig voor hem, hij zou nooit zolang kunnen leven om de gevolgen van zijn ingreep en de vele verdraaiingen die er in de toekomst zouden worden aan toegevoegd tenvolle te kunnen overzien. Dat zouden zijn nakomelingen wel ondervinden.
Hoe kon hij nu ook weten dat twintig eeuwen later de mensen nog altijd liever in het sprookje dan in de verbeterde cultuur zouden geloven? Dat godsgeleerden, die alle evolutiekansen hadden gekregen, nog hun gehele leven zouden spenderen aan zinloze onderzoeken naar het sprookje van de almachtige ster? Dat volwassenen met de geestelijke vermogens die ze van de natuur hadden gekregen maar bléven geloven in dat sprookje?
Want wijsneusje zélf? Wel, die liet een klein paleisje bouwen voor zijn ouders, en trouwde met het mooiste meisje van de planeet. Ze kregen heel verstandige kinderen en leefden nog lang en gelukkig.
Piepkleine Paaslelietjes op 22 december: 3 dagen vóór kerstmis! De natuur lijkt wel op zijn kop te staan!
Maar Chico trekt het zich lekker niet aan. Tien graden en een lekker zonnetje op 22 december is toch mooi meegenomen voor een hondje van zeven maand die nog nooit een echte winter meemaakte?
Als hij zijn verlichtings- en pispaaltjes maar terugvindt tussen al die bloempjes!
Maar baasje heeft wél een prangender probleem:
Moet hij zijn vrienden nu vrolijk Kerstfeest of Zalig Pasen wensen?
Groot was toch mijn opluchting toen ik gisteravond op het nieuws zag dat twee derde van de Vlamingen tegen de stakingen zijn. Zélfs onder diegenen die ook getroffen worden door de pensioenmaatregelen. Leven er dan toch nog stoere Vlamingen in dit land?
Wie nu nog niet heeft begrepen dat het cadeautjestijdperk voorbij is en de schatkist heeft leeggemaakt, en dat het land nu dringend geld nodig heeft, zal het nooit begrijpen. Boven je stand kun je nu eenmaal niet blijven doorgaan.
Ook opmerkelijk in het nieuws was het feit dat gisteren al 90% van het openbaar vervoer in Wallonië aan het wildstaken was, terwijl dat in Vlaanderen maar 10% was. Nog maar eens een bewijs dat Vlaanderen veel meer dan Wallonië vooruit wil en ook bereid is daar iets voor in te leveren!
En last but not least gaat mijn opluchting naar de verrassende houding van de regering. Geeft geen duimbreed toe. Blijft trouw aan het gestelde doel. Zou er dan toch een kentering in het systeem zijn gekomen? Kunnen we weer op hoop leven? Maar hoelang zal het duren voor de vakbonden doorkrijgen dat ze door het gehele land te gijzelen niets meer bereiken? Zich alleen maar heel onsympathiek opstellen tegenover de burger, die zo langzamerhand genoeg krijgt van die geldverslindende opruierijen?
Stakingen zouden moeten bekeken worden zoals het terrorisme: er aan toegeven doet de gevallen van terrorisme alleen maar toenemen. Toegeven aan stakingen heeft precies hetzelfde effect. Pas als beide groeperingen inzien dat ze er nergens mee komen kan het stoppen.
En toch vind ik dat er een lichte nuance moet worden aangebracht in die pensioenleeftijd. Ondervinding heeft me wel geleerd dat geestelijke arbeid je al even moe maakt als lichamelijk werk.
Maar na 40 jaar geestelijke arbeid ben je lichamelijk niet kapot. Na 40 jaar zware lichamelijke arbeid wél. En dus zou ik het eerlijker vinden als de pensioenleeftijd af zou hangen van het soort werk dat je doet.
Dat zou dan ook de enige tegemoetkoming zijn die ik zou toejuichen en correct vinden.
En tot slot nog een toemaatje dat lekker meegenomen werd: ondanks de aangekondigde staking kwam vanmorgen de vuilnisdienst langs, en had ik dat ook tijdig in de gaten. Nog snel de vuilzak buitengezet, nét op tijd! Chapeau mannen van de reinigingsdienst! Daar mogen er veel een voorbeeld aan nemen.
Vijftig jaar geleden had je de katholieken, de socialisten, en de liberalen. Geel, rood en blauw. Punt uit. Drie partijen die elk een deel van de bevolking vertegenwoordigden. Drie partijen ook die daarvoor betaald werden uit de schatkist. Viel eigenlijk nog best mee. Maar alle dingen die lucratief blijken te zijn worden al snel nageaapt! En dus kwamen er meer partijen, en nog meer, en steeds meer. Er werd immers geld geroken! Allemaal konden ze rekenen op een flink stukje belastingsgeld als subsidie, en daar was het eigenlijk in hoofdzaak om te doen!
Dat de belastingbetaler zich op die manier steeds meer blauw betaalde maakte hen niet uit. Ik weet niet precies hoeveel partijen we voor het ogenblik moeten sponsoren, maar weet wél dat dit aantal in de toekomst steeds meer zal toenemen. De reden is dat elk soort mens door een eigen partij wil worden vertegenwoordigd.
Maar als je even nadenkt, hoeveel soorten mens bestaan er? Wel, dat zijn er zoveel als er mensen bestaan, want elke mens is uniek, heeft een eigen opinie, en laat zich niet echt in categorieën onderverdelen.
Bewijs: hoeveel onderlinge ruzies en meningsverschillen zijn er niet in elke afzonderlijke partij? Als een dergelijke ruzie zich voordoet in het Vlaams Belang, dan wordt het kamerbreed in de verf gezet. Maar reken maar dat dit in alle partijen gebeurt, maar dan doodgezwegen wordt.
Kan ook niet anders, want een individu kiest een partij waarin hij zich kan vinden. Maar stelt daar dan toch weer dingen vast die niét met zijn opinie stroken. Er bestaan immers geen twee mensen met identiek dezelfde opinie! Het gevolg is dat de partijen innerlijk al evenveel tegenstellingen kennen als de partijen onder elkaar.
En dat kan alleen maar stoppen van zodra elk individu zijn eigen partij heeft. Voor België zouden dat zon tien miljoen individuele partijen zijn. Voel je me al komen? Dan zijn we namelijk terug bij af en hebben partijen totaal geen zin meer.
So what? Zou dat een probleem zijn? Moéten we dan ondergebracht worden in vakjes? Moét de belastingsbetaler dan maar opdraaien voor al die vakjes? Moét elk vakje gesubsidieerd worden door de staat? Tja dan moet elk individu maar gesubsidieerd worden, want zoveel individuen er zijn, zoveel partijen zouden er moeten zijn!
Ergo: politieke partijen hebben totaal geen zin meer! Voorbijgestreefd. Waren alleen maar goed toen de brave burger hard werkte, geen tijd had na te denken of zich vragen te stellen, en al blij was dat iemand voor zijn heel primaire rechten en wensen opkwam.
De toekomst zal trouwens de nutteloosheid van partijen uitwijzen naarmate er steeds meer partijen opkomen en ze steeds meer door innerlijke onenigheden worden verdeeld in steeds meer partijen die steeds meer subsidies opslokken!
Maar is er een alternatief? Ligt niet erg voor de hand, maar ik denk in volgende richting:
Eén staatshoofd, dat de volle verantwoordelijkheid draagt.
Dat staatshoofd kan natuurlijk niet alles zelf doen, en moét wel delegeren. Zélf de personen kiezen die hem in de verschillende taken moeten bijstaan als ministers. En reken maar, als hij zelf moet kiezen zal hij heus niet zijn toevlucht nemen tot lieve, maar domme vriendjes, entertainers, clowns of broodzangers. Zal héél bewust mensen kiezen die opgewassen zijn tegen de taak die ze toebedeeld wordt.
Elk van die ministers zal dan ook zélf moeten instaan voor de medewerkers, en die zullen ze heus ook wel uitkiezen naar talent. Het gehele zaakje zou berusten op verantwoordelijkheid van boven naar beneden. Wie vanuit zijn positie clowns kiest als medewerkers, zal daar uiteindelijk het gelag moeten voor betalen. Net zoals een zelfstandige ondernemer zijn zaakjes nooit zal kunnen runnen als hij niet naar geschikt personeel uitkijkt.
Nu rest er nog één probleem: waar blijft de wil van het volk in dit alles?
Wel, dat volk hoeft heus niet alles voor zoete koek te slikken, en moet blijven kiezen. Niét op honderd lijsten van honderd verschillende partijen, maar uit één nationale lijst één naam kiezen: die van het staatshoofd. Er wordt enkel maar een staatshoofd gekozen en die trekt zijn plan met de rest. Ontslaat wie er niks van bakt en werft aan wie talent heeft voor de taak.
Verkiezingen om de vier jaar? Vind ik te kort om in dit geval je doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Een termijn tussen de zes en tien jaar lijkt me beter haalbaar. Want veel goede doelstellingen zullen in de eerste jaren een verlies aan levensstandaard betekenen en pas op termijn de niet te versmaden vruchten afwerpen. Bij kortere termijnen zal de kiezer het staatshoofd veel te snel afrekenen op die nog onvervulde doelstellingen.
Hoe zal de bevolking op een dergelijk systeem reageren? Ongetwijfeld slecht! Gewoon aan janken voor alles en nog wat, zullen ze toch eventjes wat gedisciplineerder geduld moeten oefenen en zich niet blind staren op voorlopig negatieve resultaten. Maar als ze dat geduld kunnen opbrengen zullen ze ook al heel spoedig vaststellen dat de levensstandaard er sterk op vooruitgaat sedert er niet meer naar jankerds wordt geluisterd. En dan zullen ze vanzelf het janken wel laten!
De voordelen van een dergelijke samenleving liggen voor de hand: géén kostelijke subsidiëring meer van tientallen versnipperde en versnipperende partijen. Géén vriendjespolitiek meer, want ook het staatshoofd weet drommels goed dat, als hij zijn medewerkers niet naar kennis maar onder zijn vriendjes kiest, ze er niets zullen van bakken. En in dit geval mag hij een volgende overwinning in de stembureaus ook wel op zijn buik schrijven.
Deze gedachtegang is maar een suggestie. Een suggestie die zeker voor verbetering vatbaar is. Maar uitgewerkt door knappe bollen moéten daar wel de mogelijkheden in zitten om tot een betere samenleving te komen. Alle details zouden moeten bekeken worden. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele mutualiteitenkantoren. Kunnen er blijven, maar niet langer een partij vertegenwoordigen maar genationaliseerd worden.
Maar verondersteld dat zoiets zou waar worden in België, wie zou dan plots staatshoofd moeten worden? Helemaal niet moeilijk: wie is het nu? De koning! Oké, laat hem dan maar de eerste termijn als staatshoofd op zich nemen! Kan hij bewijzen of hij al dan niet iets waard is, en voor de volgende verkiezingen moeten intelligente geesten dan maar een lijst opstellen van mensen die echt bewezen hebben iets te kunnen.
Die moeten dan maar wedijveren met het zetelend staatshoofd en dan zien we wel wat uit de (stem)bus komt. Die werkwijze zou meteen ook de shock van een totaal nieuw bestuur verzachten, vermits we al vertrouwd zijn met dit staatshoofd. Wat mij betreft zou het ook Filip mogen zijn als Albert zich te oud voelt. Maakt niet uit.
Zou Albert II die taak waard zijn? We weten het niet, want hij heeft nog nooit iets anders mogen doen dan zijn bevoegdheden steeds meer afgeven. Heeft bijgevolg ook nooit mogen of kunnen bewijzen wat hij waard is. In een dergelijke positie zou hij dat wél kunnen, en ofwel roemloos afgaan, ofwel zegevierend de verkiezingen winnen.
De familie van het staatshoofd? Tja die zal hij van ZIJN wedde moeten onderhouden als hij dat persé nodig acht. Zoniet bestaan er ook goede bejaardentehuizen, en moeten de straten toch ook geveegd worden hé voor wie niets anders kan? Datzelfde geldt trouwens ook voor alle andere burgers! Waarom zou hier een uitzondering moeten worden gemaakt?
Deze gedachtegang van me is zomaar een soort van 'luidop denken'. Ik weet ook dat het een onbereikbare utopie is. Daarvoor hebben de partijen, en vooral de vakbonden, al veel te veel macht gekregen en beseft de bevolking niet hoeveel dit alles hen kost. Denk daarbij ook maar aan de kostenverslindende stakingen die het land soms letterlijk lamleggen!
Een totale koerswijziging zoals hierboven omschreven zou dan ook enkel manu military kunnen. Want ja, de 'cadeaugegeven' pensioenleeftijd zou inderdaad teruggeschroefd worden. Tijdelijk! Want de winst die met dergelijke maatregelen wordt bekomen zou op termijn de staatsschuld wegwerken en de pensioenleeftijd weer drastisch kunnen verlagen... op voorwaarde natuurlijk dat die winst aan eigen volk wordt besteed. En dat zal, als we het huidig politiek systeem behouden dat blijft luisteren naar jankerds en luiaards, nooit het geval kunnen zijn! Het zou aan 'kansonwilligen' worden besteed.
Neen verdorie! Het centrum voor gelijkheid van kansen moet een centrum tegen kansonwilligen worden! De luie jonge Belgen uit bed halen! Dan hebben we helemààl geen vreemden nodig! Dan hoeven de 'oudjes' helemààl niet te blijven werken tot ze er bij neervallen!
Maar utopie of niet, geef toe dat een dergelijk systeem een stuk beter zou werken dan de ondoorzichtige poespas die de partijen er nu van maken.
In mijn column 'vergeten te leven' sloop door omstandigheden een fout, en werd slechts een gedeelte van de song van Iglesias weergegeven! Ik heb dit nu rechtgezet voor wie in de gehele tekst geïnteresseerd is. Willy.
Verleden week zijn de laatste Amerikaanse troepen uit Irak teruggetrokken, en is dus ook de Irakoorlog voorbij. Ondertussen werd Saddam Houssein wél berecht en opgehangen.
Een stukje geschiedenis:
1. De Golfoorlog: In 1990 bezette Saddam Houssein buurland Koeweit. De golfoorlog (1990 1991) begon. Saddam vuurde scud-raketten af op Israël en Saoudi-Arabië. Amerika, onder de oude Bush, maakte daar een eind aan met operatie Desert Storm en verdreef de Irakezen uit Koeweit.
Helaas! De oorlog werd als beëindigd beschouwd aan de grenzen van Irak! De schuldigen bleven dus ongestraft. Nooit gezien in de geschiedenis!
Ik begreep het niet. De hele Westerse wereld stond achter de operatie Desert Storm. Iedereen volgde het elke dag, geboeid en vol walging voor die moordenaar, op het nieuws. Het was dé moment om door te gaan tot in het hol van de leeuw, net als in de tweede wereldoorlog. Amerika had de volledige publieke opinie achter zich. Maar ze stopten ermee! Stopten aan de Irakese grens en lieten iedereen lopen. Eerste teken van decadente verlaksing?
2. De Irakoorlog: In 2003 vond zoon Bush, ondertussen op zijn beurt president, de dreiging die van Irak uitging welletjes. Men vermoedde dat Saddam ergens kernwapens verborg. Bleek naderhand onjuiste informatie, maar kon niet verhinderen dat in 2003 een nieuwe oorlog begon tegen Irak. Tien jaar te laat!
Waarom deze laatste oorlog tien jaar te laat kwam? Wel, omdat ook de laksheid des volks in die tien jaar sterk was geëvolueerd. De publieke opinie, vergeten wat Saddam in Koeweit had uitgericht, veroordeelde deze oorlog sterk. Jankerds gingen er overal ter wereld tegen betogen. En meer nog toen vastgesteld werd dat Irak helemaal geen kernwapens bezat.
Ook ons land weigerde elke steun! Vergetend dat juist Amerika ons uit de tweede wereldoorlog had geholpen. Vergetend dat we onze huidige vrijheid aan Amerika te danken hadden. Ik vond het een schande van onze overheid, en denk niet dat de V.S. dat spoedig zullen vergeten! Als wij ooit eens in de problemen komen met vreemde rassen, en dat zit er dik in, hoeven we van dié kant wel geen hulp meer te verwachten!
Volgens die betogers was het dus eigenlijk een oorlog om niks. Ik kan het ze niet kwalijk nemen, want ze hadden een punt: helaas geen kernwapens aanwezig! En dus ook geen dwingende reden tot oorlogsvoering.
Maar wat het dan wél was, werd toch een beetje over het hoofd gezien: een appeltje dat de oude Bush helaas niet had willen pellen (laksheid?), werd nu door zoon Bush gepeld.
Tien jaar te laat!
Ook vergelding blijkt dus een vervaldatum te hebben, en die was hier, naar de humane normen van onze huidige maatschappij, toch wel duidelijk overschreden! Er was een nieuwe generatie aan het bewind gekomen!
De gemiste kans van de oude Bush werd aldus een verkeerde inschatting van de wereldopinie door de jonge Bush. Maar bracht toch mee dat een massamoordenaar zijn verdiende straf niet heeft kunnen ontlopen.
Ach ja, ik weet het wel. Geen enkele oorlog is goed te praten, en ergens spelen economische belangen ook wel altijd een grote rol. Ik bedoel alleen maar: als die Irakoorlog onmiddellijk op de Golfoorlog was gevolgd, had niemand daar aanstoot aan genomen. Integendeel, we hadden reikhalzend uitgezien naar de straf voor deze tiran.
Die tien jaar vrede er tussenin waren er gewoon teveel aan.
Weeral eens in een relatief inspiratieloos moment hoorde ik plots Me olvidé de vivir (ik vergat te leven) van Julio Iglesias op de radio. Een pakkend, droevig lied, dat heel zeker wel op zijn eigen persoontje slaat. En hup, daar kwam de inspiratie terug als bij toverslag.
Hieronder volgt de tekst, en lees vooral mijn eigen correcte vertaling. Ga dan eens, voor de grap, kijken op een site die pretendeert songteksten te vertalen, en lees daar eens de onbegrijpelijke poespas die ze ervan hebben gemaakt. Die site zit hier: http://www.vertaalsongtekst.nl/vertaling/Julio-Iglesias/Me-Olvide-De-Vivir-8051.html
Echt, het loont de moeite even te lachen met wat die vertaalmachines ervan bakken!
Me olvidé de vivir.
de tanto correr por la vida sin freno, me olvide que la vida se vive un momento, de tanto querer ser en todo el primero, me olvide de vivir los detalles pequeños,
de tanto jugar con los sentimientos, viviendo de aplausos envueltos en sueños, de tanto gritar mis canciones al viento, ya no soy como ayer ya no se lo que siento,
me olvide de vivir (4X)
De tanto cantarle al amor y la vida Me quede sin amor una noche de un día De tanto jugar con quien yo más quería Perdí sin querer lo mejor que tenía.
De tanto ocultar la verdad con mentiras Me engañé sin saber que era yo quien perdía
De tanto esperar, yo que nunca ofrecía Hoy me toca llorar, yo que siempre reía.
De tanto correr por ganar tiempo al tiempo Queriendo robarle a mis noches el sueño De tanto fracasos, de tantos intentos Por querer descubrir cada día algo nuevo.
Me olvidé de vivir(4X)
De tanto jugar con los sentimientos Viviendo de aplausos envueltos en sueños De tanto gritar mis canciones al viento Ya no soy como ayer, ya no se lo que siento.
Ik vergat te leven.
Door snel door het leven te vliegen zonder rem, vergat ik dat het leven zich in het moment beleeft. Door zoveel keren in alles de eerste te willen zijn, vergat ik de kleine details te beleven.
Door zoveel te spelen met de gevoelens, levend van aplausen,verpakt in dromen. Door mijn liederen zo vaak in de wind te schreeuwen, Ben ik niet meer zoals gisteren. Weet ik niet meer wat ik voel.
Ik vergat te leven!
Door zoveel over het leven en de liefde te zingen Blijf ik zonder liefde op een nacht van een dag. Door zoveel te spelen met wie ik meest beminde Verloor ik zonder te willen het beste dat ik had.
Door zoveel de waarheid te verbergen met leugens Bedroog ik mezelf zonder te beseffen dat ik de verliezer was.
Door zoveel te verwachten, ik die nooit gaf, Begin ik nu te wenen, ik die altijd lachtte.
Door zo hard te snellen om tijd te winnen Aan mijn nachten de dromen stelend Door zoveel storingen en zoveel willetjes Om elke dag het nieuwe te ontdekken
Vergat ik te leven
Idem aan 2° couplet
2. Column.
Hoe triest moet het zijn om als het einde nadert te moeten stellen dat je vergat te leven! Vergat gelukkig te zijn! En hoe blij ben ik om dat niét te moeten stellen! Integendeel: ik kan stellen dat ik uit elke levensfase het maximum aan geluk heb weten te putten! Zelfs in de moeilijkste omstandigheden die ik ooit meemaakte.
Wat is dan toch die geheimzinnige uitdrukking gelukkig leven? Want daar komt het eigenlijk op aan. Wie niet gelukkig leeft, leeft niét.
Wel, het is eigenlijk een illusie! Een illusie die je zelf maakt. Een fata morgana die werkelijkheid wordt zodra je er je geest voor openstelt. En zodra je dit geheim aan je geest hebt weten te ontfutselen kan niets of niemand het je nog ontnemen! Veeg je je laars aan de buitenwereld. Kan het je allemaal gestolen worden! Ga je echt leven. En put je geluk uit dit leven. Wat niet van buiten wil komen put je dan maar uit je binnenste.
Leven, op zich, dat doen we allemaal. Vergeten te leven kun je dus eigenlijk niet. Maar je kunt wél vergeten gelukkig te leven. En dat doe je door materiële dingen na te jagen. Door carrière te maken. Door nooit te rusten alvorens je dat ultieme geluksgevoel via materiële wegen hebt weten te pakken. Helaas, het laat zich niet op die manier pakken, en voor al de mensen die het op die manier najagen is er weinig hoop! Hun persoonlijk leven is eigenlijk vegeteren geworden, en hun loopbaan een zoektocht naar materieel welzijn.
En wees gerust! Zo zijn er maar al te veel!
Ach jawel ze gaan op reis en vermaken zich prima. Dat moéten ze wel om zichzelf wijs te maken dat ze gelukkig zijn. Ze doen ook nog massas andere leuke dingen in een zoektocht die eigenlijk een vlucht voor zichzelf is. Die momenten zijn eigenlijk weeral een stukje geluk dat je koopt en duren maar een fractie van het leven. De rest van dat leven wordt dan als saai ervaren. Voor die mensen zijn de herinneringen aan mooie reizen en leuke activiteiten dan ook snel vervaagd.
Voor wie geen geluk kan putten uit de dagdagelijkse dingen, ja, zelfs uit de dagdagelijkse sleur op de werkvloer, is dure ontspanning gewoon geldverspilling. Want amper terug van weggeweest, word je al opnieuw, en dan dubbel en dik, in de eentonigheid van je bestaan gedompeld. Het contrast kan niet groter zijn.
Wie echter, NA in zijn directe omgeving het geluk te hebben gevonden, op reis gaat, keert even tevreden terug als hij vertrokken is. Want vergeet nooit dat het dagelijkse leven jouw hoofdfilm is. Een reisje of uitstapje is maar een reclamefilmpje. Voorbij in een wip. Een korte DEMO! Eventjes een korte blik in de hemel, en dan pardoes terug in de hel!
Hoor ik tegenpruttelen? Hoor ik iemand zeggen Ja, jij hebt mooi praten, maar ik ben maar een arme straatveger die in weer en wind zijn job moet doen! Waar moet ik dan mijn vreugde uit putten?
Echt niet moeilijk: kijk vóór je, en je ziet een smerige straat. Kijk achter je en je ziet een netjes geveegde straat die er stukken beter uitziet. JOUW prestatie. Kun je daar echt niet fier op zijn? Kun je daar geen vreugde uit putten? Kan die arbeidsvreugde je niet gelukkig maken? Kom nou
Elke avond rond 21.30 uur ga ik een laatste ronde door het parkje doen met mijn hondje. We wonen op amper honderd meter van een drukke winkelstraat/doorgangsweg, maar toch, op winteravonden is het muisstil in het parkje! Geen verkeer, geen geroep, geen gebabbel. Ongehoorde stilte! Alsof het leven heeft opgehouden te bestaan. Vooral ook als er geen zuchtje wind is.
En dan geniet ik. Van die hemelse muziek die we stilte noemen. De wereld lijkt te slapen. Mijn hond loopt vóór me en wijst me de weg naar zijn favoriete pispaaltjes. Trippel trappel doen de pootjes op het betegelde pad en zijn kont schudt vrolijk heen en weer. De verlichtingspaaltjes met spotlampjes zijn hooguit twintig centimeter hoog en verlichten enkel de tegels van het pad. Telkens Chico er eentje passeert valt zijn hevig uitvergrootte schaduw, zo mogelijk nog zwarter dan hijzelf, over het pad, en lijkt het alsof er een reuzenhond voorbijloopt.
Magische momenten. Momenten die je in jezelf keren. Alleen met jezelf en je hond. Geboeid luisteren naar de stilte! Een vaalwit omfloerst maantje houdt hemelhoog de wacht en je gaat je klein voelen. De thermometer geeft vijf graden aan. Te koud voor kwetterende en GSMende allochtonen op de bankjes. Zelfs te koud voor transitillegalen.
En toch, plots gaat Chico stokstijf staan, één voorpootje in afwachtende houding omhoog, en aan zijn kop en blik zie ik dat hij onraad ruikt! Ik volg zijn blik en zie in de duisternis een vormeloze massa op een bank liggen. Bedekt met groen plastic waaronder nog net een groezelig rood deken te zien is, en een massa bagage naast de bank.
We naderen het hoopje mens en ik bemerk onder de bank een gitaarkoffer. Hé, zou dat die landloper zijn die hier deze zomer een paar dagen bivakkeerde? Dichterbijgekomen horen we een zacht gesnurk onder de hoop plastic en textiel. Toch zon transitillegaal geval?
Maar neen. Die gitaarkoffer herken ik. Het is diezelfde zonderling.
Zondermeer zonderling? Weetnie!
We lopen hem voorzichtig voorbij om hem niet te storen en ik kan nog nét verhinderen dat Chico luid gaat blaffen. Gelukkig geeft hij direct gehoor aan mijn ssst.
De volgende morgen lag de man nog steeds in diepe slaap toen ik de eerste ronde deed met Chico. Geen beweging onder de dekens.
Tegen een uur of negen dacht ik weer aan die man en keek door het raam. De hele inboedel lag nog op de bank, en bovendien stond op de grond op een campinggasvuurtje een potje water te koken. De damp uit het keteltje steeg als een sissende wolk op in de ochtendkoude alsof het van een stoomtrein kwam. Hé, waar was die man zélf gebleven?
Maar daar kwam hij al af met een zakje, van de bakker waarschijnlijk, en ging thee zetten.
Toen ik in de voormiddag nog eens buiten ging met de hond, groette hij me beleefd met een blik van herkenning. (Mijn vrouw had hem in de zomer uit medelijden eens wat salami gebracht).
Lijkt op het eerste gezicht een echte zonderling. Veelal in zichzelf gekeerd. Soms zit hij luidop te lezen uit Joost mag weten welk boek en kijkt dan naar niemand op. Met zijn grijze baard lijkt hij wel het kerstmannetje. Toen hij deze zomer die salami aannam van mijn vrouw bedankte hij haar in wat ze dacht Frans te zijn, maar ze was er niet zeker van.
Graag had ik dan ook eens een praatje gemaakt met die man, naar achtergronden gepeild en zo, maar als hij zit te mediteren lijkt hij in hogere sferen en lukt dat natuurlijk niet. Je denkt dan: de volgende keer misschien maar dan plots is hij weg! Niets herinnert dan nog aan zijn aanwezigheid, want ondanks alles lijkt de man verzorgd en georganiseerd. Ruimt bij zijn vertrek alles weer netjes op. Om soms enkele dagen later opnieuw te verschijnen of helemaal niét meer.
En als ik dan op wéér zon eenzaam avondwandelingetje weer de stilte hoor en voel, denk ik aan die man terug. Wie zou hij zijn? Wàt dreef hem naar een dergelijk bestaan? Vrije wil of noodzaak? Om welke reden zegde hij de samenleving vaarwel? Waar leeft hij van? Maar vooral: hoeveel moed moet je niet hebben om een dergelijk leven vol te houden? Zijn hele hebben en houden moet hij open en bloot achterlaten om naar de bakker te gaan. Ergens ook moet hij zijn behoeftes doen. Waar? Nooit is na zijn vertrek ook maar iéts te bespeuren van zijn aanwezigheid.
Wàt er ook van zij, ik zou het niet aankunnen om in zijn schoenen te staan, maar toch moet ik toegeven dat ik hem ergens bewonder en benijd. Je moet het maar kunnen!
Ik kan dan wel tijdelijk helemaal mezelf zijn in de stilte van de avond, maar die kerel is dat altijd! Het uitspansel is zijn dak en de maan zijn luchter. Misschien heeft hij ze niet allemaal op een rijtje, de manier waarop hij soms luidop uit een boek staat te lezen in acht genomen.
Maar misschien ook geeft hij ons allemaal het nakijken als het er op aankomt wat er in die hersenen omgaat en wat zijn motivatie is. Vrijwillig dakloos of geen andere uitweg? En juist daarom zou ik dolgraag eens een praatje met hem maken.
Onwillekeurig besluipt me dan ook een oud liedje van Will Tura: Zou hij daar El bandido kunnen zijn?
Maar neen. Hij ziet er doodeerlijk uit. Voornaam en intelligent zelfs. Warm, sjofel maar netjes gekleed. Als je hem zonder zijn rommelige bagage ziet lijkt hij gewoon een verzorgde, wat sportief geklede zestiger. Wie doet zijn was? Waar wast hij zichzelf? Hoe komt het dat na een nacht op de bank zijn kledij geen kreukje vertoont? Mysterie. Hoé sleept hij al die bagage met zich mee als hij verhuist? Hopelijk komt hij binnenkort nog eens terug, en dan probeer ik er zéker meer van te weten te komen!
Zou ook dolgraag een foto nemen van hem midden tussen zijn hele inboedel, maar dat kan ik niet maken vrees ik. Als ik in zijn schoenen zou staan zou ik het ook heel eng vinden aldus gefotografeerd te worden. Je moet de menselijke waardigheid toch nog altijd zoveel als mogelijk zien te respecteren.
Jammer, en ik zeg het niet graag! Maar als ik om me heen kijk, dan zie ik een domme wereld vol met domme mensen die domme dingen aan het doen zijn. En vind ik veel meer intelligentie in het dierenrijk!
Toen ik klein was, vond ik mezelf heel dom, maar heel bereid om zoveel mogelijk te leren van die slimme grote mensen!
Vind ik mezelf dan nu zo slim en boven alle anderen verheven? Zéker niet. Wel integendeel. Ik vind me gewoon gemiddeld begaafd, en dacht heel vroeger dat dit een klasse was die ergens onderaan de ladder thuishoorde. Dat alle anderen veel slimmer waren dan ik. Had echt niet door hoe ongelooflijk dom sommige anderen wel kunnen zijn.
Maar hoe ouder ik word, hoe minder gemiddeld begaafden ik bezig zie. En moet ik bijna beginnen denken dat gemiddeld begaafd zijn eigenlijk een eigenschap is die helemaal boven op de ladder hoort! En dat zint me niet. Want ik heb hoogtevrees! Ik hou niet van hoge ladders. Blijf veel liever aan de voet om voor een beetje stabiliteit te zorgen voor wie er bovenop staat. Op voorwaarde dan dat de man op de ladder echt wel hoogbegaafd is. Ligt me veel beter dan zelf hoog van de toren te blazen.
En trouwens, torenblazers zijn er genoeg onder ons! De een weet het al veel beter dan de ander. Ze moeten alleen opletten niet àl te hard te blazen, want dan vallen ze uiteen als een zeepbel. Hoe dat komt? Gewoon: omdat ze nooit meer dan een zeepbel zijn geweest.
Maar echt een probleem hebben met die torenblazers doe ik niet. Ze zijn er ook nodig. Ze kunnen zelfs heel nuttig werk verrichten in de maatschappij. Op voorwaarde dat ze zichzelf onderkennen en daarnaar handelen.
Onderkennen dat ze weinig weten. Onderkennen dat ze relatief dom zijn. Maar ook onderkennen dat ze heel hard kunnen blazen, en daarmee een fantastische taak kunnen vervullen in de maatschappij: de kennis of ervaring van anderen de wereld inblazen.
Maar daarvoor moeten ze eerst willen luisteren naar die anderen. Onderkennen dat sommige van die anderen veel slimmer zijn. Niét hun eigen domme willetjes van de daken schreeuwen.
Maar ik vrees dat er van dit soort niet zoveel rondlopen op deze wereld. Ik noem ze verkopers. Politici die zélf geen zaligmakende ideeën hebben, maar wél intelligent genoeg zijn om dat te compenseren door de ideeën van anderen te verkopen. Daarbij heel hard gebruikmakend van hun verkoopstalenten en -technieken.
Daar doen ze tenminste niemand kwaad mee. De bedenkers van die ideeën allerminst, want als die verstandig zijn weten ze dat ze een verkoper nodig hebben om hun ideeën openbaar te maken.
Het enige gevaar dat aan een dergelijke verkoper hangt is dat hij niet altijd naar de juiste klok luistert, maar eerder naar deze die het hardste klinkt! En dat is dan meestal niét de klok die de juiste tijd weergeeft! Want die luide lawaaimakers weten eigenlijk niks. Kunnen ook niks weten, want ze hadden het altijd al zo druk met het uitschreeuwen van hun stommiteiten, dat ze nooit tijd hadden om naar verstandige praat te luisteren.
Ach ja, dat ik slim of geleerd ben zul je me zeker nooit horen zeggen. Wel integendeel. Maar ik kan het ook niet helpen dat veel anderen blijkbaar nog dommer zijn!
Want eerlijk gezegd, ik blijf mezelf dom vinden. Dom, en droevig dat blijkbaar zoveel mensen nog dommer zijn dan ik! En dus vind ik het woordje mensdom toch wel een heel gepaste term om ons te omschrijven. Helaas! Welke gemiste kansen hebben zich in de loop der tijden niet voorgedaan? Een ras dat met zoveel verstand begaafd is, maar het grotendeels vertikt het ook te ontwikkelen en te gebruiken!
Als ik God was nam ik dat verstand gewoon terug af! Wat je niet gebruikt verdien je niet!
Toen ik klein was leerde ik op school over Brugge die scone. Een omschrijving die uit de middeleeuwen stamde. Ik vond er weinig schoons aan. Grauwe, oude gebouwen, bouwvallen bijna, trieste achterbuurten, smalle, slecht onderhouden straatjes en steegjes. Bijna een regelrechte nachtmerrie. De armoede straalde er af. We kwamen er vaak, want het was de dichtste stad waar je toch voor veel dingen terecht kon in de enige winkelstraat die de stad rijk was. Maar ook die winkelstraat oogde maar somber.
Eerlijk gezegd, ik bleef er liever weg. En toch ben ik er geboren! Ook al omdat daar de dichtste kliniek was gelegen die over enige faciliteiten beschikte. Die kliniek paalde aan het Minnewater, en droeg trouwens ook die naam.
Aan de hand van mijn vader of moeder liep ik als kind regelmatig door Brugge en voelde me dan al snel depressief worden. Alsof de stad zelf iets deprimerends uitstraalde. Bij mij kwam het over als een dode stad. Later kon ik Georges Rodenbach goed begrijpen toen ik zijn Bruges la morte las! En dan had je de Bruggelingen zélf. Een apart volkje met een sappig dialect. Mijn vader moest ze niet, maar ik had er geen ervaringen mee. En dus kwamen ze me gewoon over als een somber volkje in een sombere stad.
En toen, in de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw, begon Brugge te veranderen. Er kwam welvaart, veel bouwvallige huizen werden netjes opgeknapt, zwartgerookte sombere krochten werden gezandstraald tot prachtige paleizen. En ik ging beseffen dat het er allemaal altijd wel was geweest, maar diep verscholen onder vele lagen vuil. En langzaam maar zeker werd Brugge weer écht Brugge die scone.
De stad verrees bijna letterlijk uit zijn as. Het groeiende toerisme was daar zéker niet vreemd aan.
Een unieke stad die zowel qua aanleg als qua huizenbouw helemaal middeleeuws is gebleven. Met nog veelal de authentieke middeleeuwse huizen. Weinig steden hebben hun verleden zo goed kunnen bewaren, al was het dan ook heel lang verborgen onder een depressief aandoend grauwgrijs soort rouwkleed.
Een verklaring voor dit fenomeen heb ik ook eens ergens gelezen: in de middeleeuwen was Brugge een rijke havenstad die handel dreef met de hele wereld. De haven lag aan het Zwin, een zeearm die uitmondde in de Noordzee tussen Knokke en Sluis.
Maar die zeearm verzandde! Baggerschepen zoals tegenwoordig bestonden nog niet, en de schepen geraakten niet meer tot Brugge. De Bruggelingen zagen met lede ogen de grote internationale handelszaken een voor een vertrekken. Alleen hun paleisachtige eigendommen bleven staan, werden ingenomen door de verarmde bevolking, en verloederden totaal.
Voorbeeld:
De Genuese Loge of Saaihalle bijvoorbeeld, in de Vlamingstraat, was het eerste stenen huis dat te Brugge werd gebouwd. Was eigendom van Genuese zakenlui (wevers) en dateert van 1399.
Na het vertrek van de Genuezen werd het gebouw verpand, verloederde, en in de jaren zestig van vorige eeuw was daar op het gelijkvloers nog een bruin café gevestigd. Geen mens lette nog op de prachtige, maar verloederde architectuur.Toen kocht een bank het op en werd het eindelijk volledig gerestaureerd en in zijn oude pracht hersteld. Niet als bankkantoor, maar als ruimte om seminaries te houden en public relations te ontvangen.
En omdat er geen geld was om iets nieuws te bouwen, werd ook niets afgebroken! Daarin schuilt het geheim van de tegenwoordige internationale aantrekkingskracht van Brugge. Maar die aantrekkingskracht bracht ook een nieuw fenomeen met zich mee: de vroegere krotten werden gerestaureerd en aangepast aan de moderne behoeften. De prijzen schoten de hoogte in. Enkel de rijken kunnen zich nog een eigendom permitteren in het centrum van Brugge. En die rijken die komen van overal toegestroomd. Zowel van Engeland, van China en Japan, als uit de Verenigde Staten!
En de Bruggelingen? Ver te zoeken tegenwoordig in Brugge. En Brugge mag dan al opnieuw scoon zijn geworden, de gebouwen mogen dan nog de middeleeuwse pracht en praal uitstralen maar als Vlaming voel je je er niet meer thuis in het centrum. Op dit gebied is het wel vergelijkbaar met Knokke!
Nog maar eens een voorbeeld van hoe een stad volledig zijn identiteit kan verliezen zo gauw ze in trek is bij bezoekers.
Betreft het rijke binnen- of buitenlanders, dan gebeurt datgene wat nu in Brugge gebeurt.
Betreft het arme buitenlanders, gastarbeiders, immigranten of allochtonen dan slaat integendeel de verloedering toe en gebeurt datgene wat nu in onder andere Brussel gebeurt.
De moraal: mens, blijf wonen waar je geboren bent. Respecteer je eigen cultuur en die van anderen. Als iets slecht, lelijk of vuil is aan je streek, werk dan dááraan in plaats van naar andere oorden uit te wijken! Dat zou ons allemaal veel narigheid kunnen besparen en we zouden weer normaal op reis kunnen gaan: in Spanje Spanjaarden vinden, in Brussel Brusselaars, in Duitsland Duitsers en in Nederland Nederlanders. En al die gebieden zouden voor de echte toerist een grote extra dimensie krijgen:
Mens én streek bezoeken. Want die twee zijn één! Neem één van beide weg en het ander verliest zijn karakter, en daarmee de helft van zijn authenticiteit! Het wordt een decor zonder acteurs, of een acteur zonder decor!
Welk oordeel zouden we ons trouwens vormen van een Wild Westfilm waarin Eskimos rondsleeën in plaats van cowboys te paard? Of een documentaire over Antarctica waarin cowboys met zwaaiende lassos op stieren jaagden? Belachelijk? Zal wel! Maar net hetzelfde zien toeristen die vermulticultureelde landen of steden bezoeken: een van wansmaak getuigende, kitcherige kakofonie van muziek, geuren en kleuren, maar gespeend van elke vorm van authenticiteit!
Over heel Europa veroorzaken allochtonen dit fenomeen, van welke origine ze ook zijn. Sommigen acteren alsof ze in de woestijn wonen, maar er is geen woestijndecor! Anderen lopen met tulband en je zou de Taj Mahal als decor verwachten! Maar er is alleen maar het justitiepaleis! Gevolg: een onwaarschijnlijke mengelmoes van decors zonder acteurs en acteurs zonder decor. Het allochtonige Brussel, nochtans onze hoofdstad, is daar ook een voorbeeld van geworden.
Normaal voor een metropool? Kom nou! Van een metropool maak ik me toch een andere voorstelling dan een steeds meer verloederende hopeloze sloppenstad! Glazen torens en indrukwekkende monumenten kunnen daar niks aan veranderen. Alleen maar de Wetstraat, maar die doet er liever niks aan!
Steeds weer sta ik verwonderd als ik in de rij sta bij de beenhouwer. Ja, die beenhouwerij is echt wel als een rij gebouwd. Een beenhouwer rij dus. Bij de ingang neem je een nummertje, je schuift door en betaalt aan de uitgang. Aan je linkerhand vind je wel honderd soorten in huis klaargemaakte schotels. Daarvan kun je zelf nemen wat je nodig hebt. Aan je rechterhand is dan de eigenlijke beenhouwerij met vers vlees en charcuterie. Daaruit bestel je als je aan de beurt bent.
Heel praktisch opgevat. Chapeau voor de beenhouwer. De winkel trekt dan ook massas volk, maar het schuift allemaal lekker door.
Maar ik blijf me verwonderen, en wel om de vele dames die met kennersoog de klaargemaakte schotels bekijken, er wat in graaien, en je ziét ze letterlijk denken: Dat is voor mij, dat andere zal mijn man graag lusten de kindjes zullen dan weer tevreden zijn met dàt en aan de kassa komen ze dan met een hele stapel schoteltjes. Voor het vers vlees hebben velen geen oog.
Modern times? Misschien. Maar wat komen die vele TV-koks dan doen op de beeldbuis? Waarom zijn die kookprogrammas plots zo in trek? Waarom wordt dat alles zo gretig bekeken? Door wie? Door Vlaamse keukenprinsessen in spé? Kookt Vlaanderen nog wel? Je zou zo zeggen van niét, want die beenhouwerij is maar één zaak van de tientallen kant-en-klaar zaken in mijn buurt. En die beenhouwer hééft tenminste nog verse producten. De andere hebben dat niét. Daar zijn: een zaak met Italiaanse specialiteiten. Een drietal broodjeszaken. Een Kebab zaak. Een meeneemchinees. Een frietjeszaak met allerlei meeneemspecialiteiten. En nog veel van dit fraais.
Nog nooit was er zoveel gratis informatie over koken te vinden, maar nog nooit ook werd in Vlaanderen zo weinig gekookt!!!
Als ik alleenstaande was zou ik me ook wel eens kunnen laten verleiden tot af en toe zon schoteltje. Maar voor de hele familie? Moet je gek zijn toch? Geen besef hebben van de waarde van je geld? En bovendien vind ik zelf het koken een plezierige bezigheid die ik, als ik alleen was, niet graag aan een ander zou overlaten!
En in diezelfde buurt volgen de faillissementen elkaar op: porseleinwinkeltjes, kledingzaken, elektrozaken, brei- en naaiwinkels (wie doet dat nou nog?), doe het zelf zaken (zélf doen geloof ik?) ooit allemaal bloeiende onderneminkjes. Nu failliet. Maar alles wat met meeneemeten te maken heeft bloeit als nooit tevoren! Kan niet stuk! Hoéveel er ook bijkomen.
De broodjeszaken lopen dan weer vol tegen het middaguur als de school uitgaat. Dan staat daar de jeugd in de file voor een belegd broodje. Dus, de ouders kunnen ook al geen broodjes meer smeren en betalen dan maar liever drie euro voor een broodje met beleg van twijfelachtige afkomst en nog een paar euro extra voor een drankje. Dure jeugd! Als je er zo een aantal van hebt moet het maandgeld er al snel door zijn!
Niet dat ik iets tegen kant en klare maaltijden of broodjes heb, maar dan vraag ik me toch af of die mensen zich nooit vragen stellen. Er nooit eens bij stilstaan dat ze stukken goedkoper zouden kunnen leven door anders te gaan leven.
Als het nu nog mensen betrof die heus wel tegen een stootje kunnen, tweeverdieners en zo, zou ik het nog normaal vinden. Maar dat zijn ze niet. Dat zie je zó aan voorkomen en kledij. En bovendien, een mama die elke voormiddag tijd heeft om weer verse schoteltjes te gaan halen kan toch moeilijk een vaste betrekking hebben vind ik.
En nu wacht ik af. Wacht af of de crisis echt is of gefingeerd. Want ik besef dat die zaken heuse crisisbarometers zijn. En ik zal op de eerste rij zitten om de eerste tekenen daarvan te ondervinden: tien broodjeszaken over een afstand van honderd meter zullen onmogelijk nog hun brood kunnen verdienen. Bij de slager zal vooral naar de rechterkant en de verse, zelf te bereiden producten worden uitgekeken. De meeneemchinees zal niet meer meegenomen worden. En wie weet of die zaken niet op hun beurt zullen worden overgenomen door brei- en doe het zelfzaken!
Maar zolang ik die tekenen niet waarneem, is er geen crisis! Kun je mij niet wijsmaken! Crisis? Armoede? Gebrek aan luxe? Dat zie ik enkel op TV, als weer eens een reportage wordt getoond over het leven in sommige derdewereldlanden! Géén stromend water, maar kilometers ver naar een pompje lopen, of uit sterk vervuilde rivieren scheppen.. Geen wasmachines, geen TV, geen PC, geen telefoon. Eten als er voedsel voorradig is. De andere dagen maar op een lege maag lopen
Dàt is crisis! Maar wij? We zouden beschaamd moeten zijn als we over crisis durven spreken. Als we ons weeral eens een cadeautje van de domme staat zien ontnemen.
Maar laat ons ook indachtig zijn dat we al die luxe aan onze voorvaderen en aan onszelf te danken hebben. Laten we die voorvaderen dan ook dankbaar zijn en het niet allemaal te grabbel gooien aan wie er ook maar wil komen van profiteren!
Toevallig zag ik gisteren op TV een reclame voor parfum Amor amor Mooi gekozen die naam. Succes verzekerd, alleen al door de naam. Waar het naar ruikt heeft niet eens meer belang! Iedereen heeft tegenwoordig de mond vol van amor, amour, love, liefde, liebe je kunt de radio niet aanzetten of een of ander songsingertje is nog maar eens over de liefde aan het kwelen.
- Er over zingen?
- Het als publiciteit gebruiken?
- Er succes mee behalen?
- Een hit scoren?
Dàt willen ze allemaal wel. Geen enkel probleem. Maar die liefde waar ze het over hebben en blijkbaar zoveel succes kent, waaruit bestaat dat? Is dat iets dat je krijgt? Dat denken de meesten wel!
Maar neen! Het is iets dat je geeft. Oei! Dat lijkt niet meer zo leuk! Zodra dat beseft wordt gaan er al een heleboel afhaken!
- Wat krijg ik er voor in de plaats? Krijg ik er wel iets voor in de plaats? Hoe hoog moet ik de interest berekenen van wat ik geef? En als ik niet terugbetaald word, kan ik de deurwaarder sturen? Heb ik garantie? Kan ik een reçu krijgen? En hoe doseer ik mijn liefde zodanig dat ik dubbel en dik word terugbetaald voor mijn investering? En hoe voorkom ik dat ik er niet méér geef dan nodig? Bestaan daar betrouwbare rekenmachines voor?
Krasse taal, maar zo werkt onze berekenende maatschappij nu eenmaal. En dan heb ik het niet enkel over de liefde tussen man en vrouw, maar ook over naastenliefde en liefde voor alles wat leeft!
Waar blijft de naastenliefde als er kapitaal mee gemoeid is?
Waar blijft de liefde voor alles wat leeft als we alles wat leeft zoveel mogelijk kapotmaken als we daar maar rijker kunnen van worden?
Waar blijft de partnerliefde, moesten er geen seksuele gevoelens bestaan? Zou één man het in zijn hoofd halen met zon alwetend zageding te gaan samenwonen?
O ja, ik weet het wel: je mag niet trouwen uit seksuele verlangens. Kom je altijd bedrogen uit. Maar waarvoor dan wél? Voor het anders zijn van het andere geslacht? Zou ik volmondig ja kunnen op antwoorden als vrouwen meisjes bleven! Maar dat doen ze niet! Het meisjesachtig denken en praten dat de man zelfs zonder enige vorm van seks weet te charmeren gaat er toch zo gauw af zodra ze een veilig nestje hebben weten te bouwen!
Maar toch: zodra er in een lied of merknaam de naam amor voorkomt, smelt iedereen weg! Gek toch?
Als we daar dan zo verlekkerd op zijn, waarom GEVEN we dan geen liefde, in welke vorm ook?
Waarom wachten we liever gewoon tot we liefde KRIJGEN? Nou, dan kun je wel héél lang wachten! Want als iedereen enkel maar wil krijgen, wie zal dan geven wat die krijglustigen verlangen?
Naar mijn bescheiden mening is er maar één juist recept voor liefde: geven! Zomaar. Niets terugverwachten.
Maar de beste remedie om de liefde die je van een ander krijgt te verspelen is ook juist: niets teruggeven. Of enkel maar teruggeven wat je kwijt wilt, maar niét datgene is wat de partner nodig heeft.
En zo zie je maar dat het gecompliceerder is dan alleen maar geven. Want niemand zal blijven geven als er hoegenaamd niets voor terugkomt. Al denken velen dat dit wél zal lukken!
Wie liefde geeft hoéft zich niet eens af te vragen of hij er wel genoeg zal voor terugkrijgen, om dan eventueel welbewust ook zélf de kraan dicht te kunnen draaien. Is helemaal niet nodig. De natuur zélf zal er wel voor zorgen dat die liefde afzwakt en helemaal verdwijnt als ze niet op de juiste manier wordt gevoed. Zelfs als dat niet is wat de gever wilde, de natuur wil het wél en tegen de natuur is niemand bestand. Het is geen bewuste keuze, maar als, in het geval van een liefdesrelatie, de vlinders sterven in je buik, dan kun je ze zélf met geen mogelijkheid opnieuw tot leven wekken.
Wie tot hier heeft kunnen volgen heeft al enige ervaring meegemaakt met het klappen van de zweep en weet waar ik het over heb
Wie niét kon volgen wacht nog een massa teleurstellingen alvorens echt te weten wat liefde is en hoe het werkt. En een flesje Amor Amor kopen zal die teleurstellingen heus niet kunnen vermijden! Het herlezen van dit column evenmin. Het zal op de harde manier moeten ervaren worden.
Over mezelf: Bouwjaar: 1941 Geboren: Ja. Geslacht: Neen. Nog levend. Adres: Hier. Beroep: Levensgenieter. Hobby's: Veel. Talen: Ja. Vooral betalen. MEDEDELING: Voor enkel politie-verhaaltjes, klik onderaan deze marge op 'fictie'.