Elke avond rond 21.30 uur ga ik een laatste ronde door het parkje doen met mijn hondje. We wonen op amper honderd meter van een drukke winkelstraat/doorgangsweg, maar toch, op winteravonden is het muisstil in het parkje! Geen verkeer, geen geroep, geen gebabbel. Ongehoorde stilte! Alsof het leven heeft opgehouden te bestaan. Vooral ook als er geen zuchtje wind is.
En dan geniet ik. Van die hemelse muziek die we stilte noemen. De wereld lijkt te slapen. Mijn hond loopt vóór me en wijst me de weg naar zijn favoriete pispaaltjes. Trippel trappel doen de pootjes op het betegelde pad en zijn kont schudt vrolijk heen en weer. De verlichtingspaaltjes met spotlampjes zijn hooguit twintig centimeter hoog en verlichten enkel de tegels van het pad. Telkens Chico er eentje passeert valt zijn hevig uitvergrootte schaduw, zo mogelijk nog zwarter dan hijzelf, over het pad, en lijkt het alsof er een reuzenhond voorbijloopt.
Magische momenten. Momenten die je in jezelf keren. Alleen met jezelf en je hond. Geboeid luisteren naar de stilte! Een vaalwit omfloerst maantje houdt hemelhoog de wacht en je gaat je klein voelen. De thermometer geeft vijf graden aan. Te koud voor kwetterende en GSMende allochtonen op de bankjes. Zelfs te koud voor transitillegalen.
En toch, plots gaat Chico stokstijf staan, één voorpootje in afwachtende houding omhoog, en aan zijn kop en blik zie ik dat hij onraad ruikt! Ik volg zijn blik en zie in de duisternis een vormeloze massa op een bank liggen. Bedekt met groen plastic waaronder nog net een groezelig rood deken te zien is, en een massa bagage naast de bank.
We naderen het hoopje mens en ik bemerk onder de bank een gitaarkoffer. Hé, zou dat die landloper zijn die hier deze zomer een paar dagen bivakkeerde? Dichterbijgekomen horen we een zacht gesnurk onder de hoop plastic en textiel. Toch zon transitillegaal geval?
Maar neen. Die gitaarkoffer herken ik. Het is diezelfde zonderling.
Zondermeer zonderling? Weetnie!
We lopen hem voorzichtig voorbij om hem niet te storen en ik kan nog nét verhinderen dat Chico luid gaat blaffen. Gelukkig geeft hij direct gehoor aan mijn ssst.
De volgende morgen lag de man nog steeds in diepe slaap toen ik de eerste ronde deed met Chico. Geen beweging onder de dekens.
Tegen een uur of negen dacht ik weer aan die man en keek door het raam. De hele inboedel lag nog op de bank, en bovendien stond op de grond op een campinggasvuurtje een potje water te koken. De damp uit het keteltje steeg als een sissende wolk op in de ochtendkoude alsof het van een stoomtrein kwam. Hé, waar was die man zélf gebleven?
Maar daar kwam hij al af met een zakje, van de bakker waarschijnlijk, en ging thee zetten.
Toen ik in de voormiddag nog eens buiten ging met de hond, groette hij me beleefd met een blik van herkenning. (Mijn vrouw had hem in de zomer uit medelijden eens wat salami gebracht).
Lijkt op het eerste gezicht een echte zonderling. Veelal in zichzelf gekeerd. Soms zit hij luidop te lezen uit Joost mag weten welk boek en kijkt dan naar niemand op. Met zijn grijze baard lijkt hij wel het kerstmannetje. Toen hij deze zomer die salami aannam van mijn vrouw bedankte hij haar in wat ze dacht Frans te zijn, maar ze was er niet zeker van.
Graag had ik dan ook eens een praatje gemaakt met die man, naar achtergronden gepeild en zo, maar als hij zit te mediteren lijkt hij in hogere sferen en lukt dat natuurlijk niet. Je denkt dan: de volgende keer misschien
maar dan plots is hij weg! Niets herinnert dan nog aan zijn aanwezigheid, want ondanks alles lijkt de man verzorgd en georganiseerd. Ruimt bij zijn vertrek alles weer netjes op. Om soms enkele dagen later opnieuw te verschijnen
of helemaal niét meer.
En als ik dan op wéér zon eenzaam avondwandelingetje weer de stilte hoor en voel, denk ik aan die man terug. Wie zou hij zijn? Wàt dreef hem naar een dergelijk bestaan? Vrije wil of noodzaak? Om welke reden zegde hij de samenleving vaarwel? Waar leeft hij van? Maar vooral: hoeveel moed moet je niet hebben om een dergelijk leven vol te houden? Zijn hele hebben en houden moet hij open en bloot achterlaten om naar de bakker te gaan. Ergens ook moet hij zijn behoeftes doen. Waar? Nooit is na zijn vertrek ook maar iéts te bespeuren van zijn aanwezigheid.
Wàt er ook van zij, ik zou het niet aankunnen om in zijn schoenen te staan, maar toch moet ik toegeven dat ik hem ergens bewonder en benijd. Je moet het maar kunnen!
Ik kan dan wel tijdelijk helemaal mezelf zijn in de stilte van de avond, maar die kerel is dat altijd! Het uitspansel is zijn dak en de maan zijn luchter. Misschien heeft hij ze niet allemaal op een rijtje, de manier waarop hij soms luidop uit een boek staat te lezen in acht genomen.
Maar misschien ook geeft hij ons allemaal het nakijken als het er op aankomt wat er in die hersenen omgaat en wat zijn motivatie is. Vrijwillig dakloos of geen andere uitweg? En juist daarom zou ik dolgraag eens een praatje met hem maken.
Onwillekeurig besluipt me dan ook een oud liedje van Will Tura: Zou hij daar El bandido kunnen zijn?
Maar neen. Hij ziet er doodeerlijk uit. Voornaam en intelligent zelfs. Warm, sjofel maar netjes gekleed. Als je hem zonder zijn rommelige bagage ziet lijkt hij gewoon een verzorgde, wat sportief geklede zestiger. Wie doet zijn was? Waar wast hij zichzelf? Hoe komt het dat na een nacht op de bank zijn kledij geen kreukje vertoont? Mysterie. Hoé sleept hij al die bagage met zich mee als hij verhuist? Hopelijk komt hij binnenkort nog eens terug, en dan probeer ik er zéker meer van te weten te komen!
Zou ook dolgraag een foto nemen van hem midden tussen zijn hele inboedel, maar dat kan ik niet maken vrees ik. Als ik in zijn schoenen zou staan zou ik het ook heel eng vinden aldus gefotografeerd te worden. Je moet de menselijke waardigheid toch nog altijd zoveel als mogelijk zien te respecteren.
Willy.
|