En hier volgt dan mijn eerste leugenverhaal. Een kennismaking met het wereldje waarover ik hoop nog meerdere verhaaltjes te kunnen verzinnen. Waarschuwing: Wat volgt is fictie, al blijf ik in de eerste persoon schrijven omdat dit me nu eenmaal beter ligt. Zelf lees ik niet graag fictie, geschreven in de eerste persoon, maar dat is mijn probleem niet. Ik hoef het niet te lezen hé? Enkel maar schrijven. Alle gelijkenissen met bestaande personen
euh
enz
(volledige tekst is onder de vleugeltjes van mijn nieuwe muze blijven steken en ze is ermee weg! Halftijdse job
vakbonden en zo
weetjewel?). |
Commissaris Hongermaat was woedend! En als commissaris Hongermaat woedend was, bleef je er best zo ver mogelijk bij uit de buurt. Als je kon
Maar die dag kon het niet, want zijn woede was (nog maar eens) op ons, arme motards gericht. Hij verwachtte ons dan ook allemaal
ALLE ACHT weet je, om 11 uur op zijn bureel.
Sommigen onder ons hadden nachtdienst gehad en lagen te maffen, anderen hadden misschien nét een afspraakje kunnen versieren met een leuke meid
het mocht allemaal niet baten! Want sociale excuses telden niet bij Commissaris Hongermaat. Van vakbonden had hij blijkbaar ook nog nooit gehoord. ZIJN wil was wet. Was het misschien daardoor dat hij, én zijn korps, zo hoog stond aangeschreven bij het parket?
Zelf kwam ik uit de nacht met collega Steegmans. Lag vredig te dromen van gemotoriseerde elfjes in mijn zachte bedje en werd voor de zoveelste keer ruw gestoord door het lawaai van twee motos die voor mijn deur stilhielden, gevolgd door de huisbel. Geluiden die zo langzamerhand schering en inslag geworden waren. Neen. Die elfjes waren het niet! Het was echt. Oei! Het was weer zover! Wat nu weer? Zwaar ongeval? Moord? Politie-alarm? Twee dorstige kelen? Of
weer zon gril van Hongermaat?
En ja hoor, het was dat laatste!
Hoedanook, kwart voor elf liep ik slecht gezind ons kot, deels motorgarage deels bureel, binnen. Zelfs de heerlijke aanblik van de acht schitterend witte motos netjes op een rij geparkeerd kon me niet vrolijker stemmen. Ik had het te druk met me te proberen te herinneren of ik vannacht misschien iets had uitgespookt wat niet mocht
En om elf uur stonden we dan ook allemaal te wachten vóór het bureel van de commissaris, tot het Zijne Excellentie uitkwam om ons binnen te roepen. Allemaal even ongerust; allemaal onze herinneringen aan het opfrissen: had iemand iets verkeerd gedaan? Een wijfie versierd? Had iemand klacht neergelegd tegen een of meerderen van ons? Had iemand de bloemetjes buitengezet buiten het ons toegewezen grondgebied? Ach
er was zoveel verboden en toch weer te leuk om te laten liggen, dat het ons een beetje duizelde en we het nadenken maar opgaven.
En schoorvoetend traden we binnen in het heiligdom. Zijne Heiligheid zat plechtig achter zijn imposant bureau met in de hoek achter hem een meterhoge rijk geornamenteerde negentiende eeuwse brandkast. Het ding woog waarschijnlijk een paar ton. Ik heb me dan ook altijd afgevraagd wat zo geheim kon zijn dat je het in zon bakbeest moest bewaren.
Nú zou ik geneigd zijn aan sexspeeltjes en zo te denken, maar dat was in die tijd nog niet aan de orde (tenminste
dat geloof ik toch niet). Of was het alleen maar als statussymbool bedoeld? Je publiek laten zien hoe belangrijk je wel moest zijn als je dergelijke zwaarwichtige geheimen ter bewaring werden toevertrouwd?
We schaarden ons in U-vorm rond zijn bureau en wachtten de komende dingen af. Elk had zijn eigen zorgen en ongerustheid, want we hadden wel allemaal ergens iets op de kerfstok. Het was alleen maar de vraag van wié er wát was uitgekomen.
Hij keek ons een voor een onderzoekend aan.
- Heren, zo kan het niet verder! Ik blijf de hete kolen niet uit het vuur halen voor jullie hoor! Daar moet nu maar eens een eind aan komen. En toen priemde zijn blik zich vast op Steegmans.
- Steegmans! Waar is de bon van die band? - Welke band commissaris? Klonk het een beetje suf uit de mond van de nog slaperige Steegmans. - Wélke band? Hoeveel heb je er dan wel stukgereden? - Oh, die nieuwe voorband van verleden maand? Jawel hoor, die ligt er al op. - Ik vraag niet waar die band is, ik vraag waar de bon is. - Hugh? Bon? Ik dacht dat ik die op het stadhuis had afgehaald? - Dacht, dacht
je zou beter wat méér denken in plaats van slapen! Je hebt helemaal niéts gemeld en helemaal niets afgehaald. Ik moest het nog maar eens van de dealer vernemen. - Tja, dan zal ik dat vergeten zijn zeker? - Voilà! Daar heb je het. En dat gebeurt nou telkens weer. Mijn luxepaardjes hebben wat nodig of rijden een band in de prak, en lap! Naar de dealer om een nieuwe. En wie zal betalen? Niét het gemeentebestuur hoor, want dat weet van niks. En naar wie komt de dealer klagen als hij niet betaald wordt? - Eh
naar jou zeker commissaris? - Juist geraden. Tenminste, tot op heden was dat toch zo. Maar ik verzeker jullie, in het vervolg trek ik niets meer recht voor jullie. De eerste keer dat die dealer nog eens voor mijn bureau staat stuur ik hem rechtstreeks door naar de schuldige, en die kan dan betalen van zijn eigen zakcentjes. Is dat begrepen? - Jawel commissaris, klonk het in koor.
Oef. We waren al blij dat het dit maar was. Moest ik dààrvoor uit mijn warme bed komen? Maar ergens had hij wel gelijk. Hij zag ons als zijn persoonlijke eliteploeg. Hij had de motorbrigade in het leven geroepen en er ook al veel vruchten van geplukt. Er was héél veel veranderd op straat sedert wij die onveilig maakten voor geboefte en andere dreigingen.
We waren door en door gemotiveerd en haalden onvermoede resultaten. Maar helaas, we hadden een hekel aan de administratieve mallemolen. Beseften niet dat, als je je moto liet repareren, iemand dat ook moest betalen. En dat die iemand dat maar kon als aan alle administratieve voorwaarden was voldaan.
Administratie? Bah!
Nou ja
zo dachten wij toen nog. De trappen van het stadhuis oplopen, van loket A naar loket B lopen om de nodige paperassen in te vullen
handtekening hier, handtekening daar
dat was er nét een beetje teveel aan. We hadden wat beters te doen. De straat lokte en morgen was er ook nog een dag! En het werd vergeten
En zou in de toekomst nog heel dikwijls vergeten worden. Arme commissaris Hongermaat!
Willy.
Zo. Mijn eerste fictietje is eruit. Nog niet helemaal naar mijn zin. Niet echt wat ik wil. Maar alle begin is moeilijk hé? En ik moet ook mijn draai nog zien te vinden met die nieuwe muze. Nieuwe mesjes mogen dan al goed snijden (zelfs, en zéker als ze van het Vlaams Belang komen), maar met je oude vertrouwde mesje snijd je toch veel zekerder.
|