Neen, ik wil niet in de voetsporen van Umberto Eco treden. Maar bepaalde steeds weer wisselende benamingen van sommige toestanden lijken me toch wel heel humoristisch en tonen aan hoe klein de menselijke geest denkt! Alsof een naam er iets toe doet. Alsof je, als je onder een andere benaming valt, een ander persoon bent!
Enkele voorbeelden van dergelijke namen?
Mindervaliden: Ooit gebrekkigen en verminkten genaamd. Werd op de duur vernederend ervaren. Konden ze zich niet in vinden. Gingen, ondanks het feit dat ze door die benaming een aantal sociale voordelen toebedeeld kregen, toch protesteren. En ons taalgebruik veranderde. Het werden Invaliden. Voilà! Iedereen weer content. Bleven uitkeringen trekken, maar voelden zich waardiger onder die benaming. Of toch niet? Neen! Invalide werd weer een taboe en een benaming waaronder ze niet wilden ressorteren. Toen weer veranderde het in Mindervaliden. Ging weer een tijdje mee, maar dat minder was er dan plots teveel aan! Eureka! Nu hebben we eindelijk de juiste benaming gevonden: andersvaliden. En dat lijkt momenteel weer goed aan te slaan. Voor hoe lang? Heel voorspelbaar: nét zolang tot de invaliden vinden dat ze met het voorvoegsel anders gediscrimineerd worden. En dan moet de taal er maar weer iets anders voor verzinnen!
Wié zich telkens weer gedupeerd vindt? Niét de echte invaliden! Wél de mensen die hemel en aarde hebben verzet om, meestal onterecht, een bepaald percentage invaliditeit toegewezen te krijgen. Tenminste, zo lang er voordelen aan dit percentage hangen! Al was het maar gratis parkeren. Dié zijn het die wel dolgraag willen profiteren, maar zich niet als invalide geprofileerd willen zien.
Oud: Ooit werden oudere mensen gewoon oud, oudjes, of grijsaards genoemd. Vernederend vonden ze, en het moest bejaarden worden. Werd op de duur ook als vernederend aanzien en het werden senioren. Verdorie mensen, Whats in a name?. Je bent toch wie je bent, en het zal mij worst wezen welk woord daarvoor is uitgevonden! Valse ijdelheid is aan mij niet besteed, en of ik nu een oudje of een senior word genoemd, dat kan totaal niets veranderen aan hoe ik me voel. Wie wél een boodschap heeft aan dergelijke ijdele prietpraat moet hoognodig maar eens een psychiater raadplegen!
Karretje. Een rolstoel wordt in de volksmond, tenminste dan zeker toch aan de kust, een karretje genoemd: Hij zit in een karretje is een heel courante, wat speelse volkse benaming voor iemand met een rolstoel. Tijdens mijn dienstperiode kreeg ik plots eens een klaagbrief op mijn bureau: vier bladzijden met klachten! De eerste en voornaamste klacht was: die familie (toeristen uit het binnenland) had minigolf willen gaan spelen, maar omdat iemand van hen een rolstoelgebruiker was, mocht die niet binnen. De man achter het loket had, goedbedoeld, gezegd: Sorry, maar karretjes mogen niet binnen. Dat die dingen niet binnen mochten in verband met het tere speciale gras, konden ze nog begrijpen. Maar de benaming karretje was ze in het verkeerde keelgat geschoten! Pure discriminatie vonden ze. Terwijl het gewoon de courante volkse naam is die, tenminste in onze streek, een pak sympathieker klinkt dan rolstoel!
Ik kon het misverstand nog wel begrijpen en juist inschatten, maar toen ik verder las vond ik nog een pak klachten over onbeleefdheden van de zijde van de politie en nog veel andere instellingen. En toen kreeg ik het door: was de hele wereld onheus tegen die mensen of waren die mensen onheus tegenover de hele wereld? Het leek er wél op dat het dit laatste was, want het eerste leek me wel héél erg ongeloofwaardig!
Wat ze niet begrepen was het feit dat het veel makkelijker is je eigen persoontje aan de wereld om je heen aan te passen, dan te proberen de hele wereld aan jouw persoontje aan te passen. Maar dat kon ik hen niet antwoorden. Ik had ze daarmee wel op het goede pad kunnen zetten, maar kon dat niet maken! Zou me niet in dank worden afgenomen. Zou gewoon het volgende slachtoffer op hun lijst zijn geworden, en wat konden die mensen me tenslotte schelen?
Dik!
En dan nu hét taboewoord van onze tijd: dik zijn! Overgewicht hebben. Of gezet zijn. Neen hoor! Niet zeggen! Niet noemen zoals het is! Dat heet nu met een misleidend beschaafd woord: volslank!!! De eerste keer dat ik dat woord hoorde dacht ik dat het om een superslank meisje ging! Maar het bleek om net het omgekeerde te gaan. Ongehoord lachwekkend! Een gezette dame die zichzelf volslank weet te noemen verraadt toch onmiddellijk al haar frustraties en complexen? Nu weet ik ook wel dat niet alle dikkerdjes daarvoor kiezen. Dat ze er in veel gevallen niks kunnen aan doen en ze dus ook niks verweten moeten worden. Dat ze zich ongelukkig en/of misdeeld voelen. Al dan niet terecht vinden dat ze minderwaardig zijn. En in bepaalde gevallen kan ik wel met ze meevoelen. Maar verandert de naam van de roos daar iets aan? Een dikke roos is en blijft nu eenmaal een dikke roos, wélke benaming je ze ook geeft.
Niks om gefrustreerd over te doen. Niks om je minderwaardig te voelen. Vroeger vond ik dikkerdjes meestal sympathieke, vriendelijke mensen. Echte lachebekjes. Zoveel als nu liepen er trouwens ook niet rond. Maar sinds dik zijn uit de mode is, zijn het in veel gevallen chagrijnige mensen geworden! Boordevol frustraties. En door zich op ongelooflijk creatieve, maar misleidende wijze anders te laten noemen, vestigen ze juist de aandacht op die dikheid waar ze blijkbaar vanaf willen!
-o-o-o-o-
En zo zijn er nog wel vele woorden die in de loop der tijden steeds weer een poging tot beschaving hebben ondergaan, waarbij het oude woord dan onmiddellijk het label ordinair meekreeg. Denk maar aan uitwerpselen
faeces
stront! Ook weer een product dat in wezen zichzelf bleef, dezelfde geur behield, maar toch om redenen van beschaving telkens weer anders moest worden genoemd. Zodra weer een nieuw woord werd gevonden werd het vroegere woord ordinair verklaard. Na verloop van tijd het nieuwe woord ook
Misschien zijn we ook hier wel ooit eens terug bij af en worden uitwerpselen weer, in héél beschaafde kringen, stront genoemd.
Nog een weetje als toemaatje: in Engeland kun je gewoon vragen om naar the toilet te gaan, en ze begrijpen je natuurlijk wel. Gebruikelijker is the lu (loe uitgesproken). Om te weten waar dàt woord nu weer vandaan komt moeten we terug naar het Parijs uit de zeventiende eeuw!
Mensen woonden daar al, net als velen nu, in etages. Toiletten en riolen waren er niet en elke slaapkamer had zijn pot. s Morgens werden die potten gewoon uitgekieperd op straat door het venster! Een andere mogelijkheid was er gewoon niet. Voorbijgangers moesten toen drommels goed opletten. Zo kon het niet langer en er werd een wet uitgevaardigd: wie zijn pot uitkieperde moest eerst luidop roepen: A l eau. Om te kennen te geven dat er water op komst was.
De Engelsen vonden dat een goed idee en namen het over. Alleen, eau spraken ze uit als oe, en hielden op de duur enkel nog de loe over. En toen er riolering kwam en vaste toiletten, blééf het the lu. Vraag bij je volgende bezoek aan Engeland maar naar the lu, en je raakt direct waar je wezen moet.
So
whats in a name?
Willy.
|