Begin jaren zestig. Ik werkte bij de technische dienst van een vleeswarenfabriek. Er werd enkel bij dag gewerkt in de fabriek. Om vijf uur werden alle machines gestopt en ging iedereen naar huis. Toen kwam een kuisploeg op om alles te reinigen, en ook dié vertrok rond negen uur. Dan was het doodstil in de fabriek.
Wij, bij de technische dienst, waren de enigen die volgens beurtrol nachtdienst deden. Alleen! Moedermens alleen. Ik deed het graag, want het was niet echt werken. Enkel wat rondlopen van machinekamer naar machinekamer: die van de verschillende koelkamers, droogkamers, diepvrieszalen, en die van de stoomketel, die op druk moest blijven. Tussen de bedrijven door had ik ons hele atelier voor mij alleen om wat te knutselen.
Destijds viel het me niet op, maar nu ik plots aan die tijd terugdacht, ging ik beseffen dat in die hele fabriek niet één deur op slot was bij nacht. Ik reed met de brommer gewoon een der open poorten binnen en begon aan mijn taak. Kon overal binnen en buiten; sleutels heb ik nooit gezien. Van niets! Tenzij van de burelen. Dié waren natuurlijk gesloten, want daar ook lag geld.
Nu, anno 2012, lijkt dat absurd. Toén echter, stond ik er niet eens bij stil. Leek me doodgewoon. Waarom eigenlijk zou je deuren gaan afsluiten?
Maar eigenlijk kon gelijk wie gewoon de hele fabriek doorwandelen en meenemen wat hij kon gebruiken: hammen, salamis, kartons vol conservendozen
wàt je ook maar wilde. Inbreken hoefde niet eens. Gewoon binnenwandelen.
En toch, ik heb er zeven jaar gewerkt, en nooit is er iets van die aard gebeurd. Dat kwam gewoon niet bij de mensen op! Ze waren armer dan nu. Maar gaan stelen? In een fabriek? Kom nou! Dat deed je gewoon niet.
Natuurlijk waren het niet allemaal heiligen die in Vlaanderen leefden! Natuurlijk waren er ook buitenbeentjes. Maar dan waren het ook écht buitenbeentjes. Uitzonderingen.
En dan, ja hoor, wat kruimeldiefstalletjes van het eigen personeel! Ook in de fabriek verdween wel eens een en ander. Maar dat was dan door sommige van de eigen werknemers die hier of daar tersluiks wat in hun boterhamtas lieten verdwijnen. Eigenlijk meer voor de kick en om op te scheppen bij de collegas, want ze hoéfden het echt niet te doen. We konden er zelf alles bestellen tegen bodemprijzen.
Zou dat tegenwoordig nog kunnen? Een met uitzondering van mijn persoontje onbemande fabriek, volgestouwd met lekkers, ongesloten laten? Zou zó leeggeplunderd zijn! En ik denk evenmin dat ik er nu, onder diezelfde omstandigheden, nog gerust mijn ronde zou kunnen doen zonder me hoogst onveilig te voelen.
Ach wat hadden we toch een braaf en veilig landje! Zelfs tot ver in de jaren zeventig was mijn eigen voordeur zelden gesloten. Noch bij dag, noch bij nacht! Mijn auto al evenmin! Inbraak was iets dat zó ver van je bed gebeurde, dat je er niet eens aan dacht dat het jou zou kunnen gebeuren!
Waarom wilden we dat niet behouden en met hand en tand verdedigen? Waarom moesten we hoognodig hangjongeren kweken? Waarom moesten we vreemde criminelen importeren? Waarom moesten we de grenzen verwijderen? Was het hier dan zo slecht in die heerlijke tijden?
Joost mag het weten!
Willy.
|