Van nature uit probeer ik er altijd achter te komen hoe een ander wezen zich voelt en denkt. Of dat nu dieren, vogels of mensen zijn, ik probeer me altijd in te leven en hun situatie. Maar helaas, het blijft eigenlijk altijd bij veronderstellingen.
Om te weten wat er in een vogelkop omgaat moet je immers vogel geweest zijn! Je kunt een en ander afleiden van de lichaamstaal, maar dat is dan ook alles.
Bij mensen ligt het een stuk makkelijker omdat die kunnen praten en zeggen wat ze voelen. Alhoewel ik me toch altijd afvraag hoe het er aan toegaat in een hoofd dat slimmer is dan ik, of in een hoofd dat dommer is. In beide gevallen, vind ik toch, zijn het hersenen die anders werken. Misschien andere waarheden kennen. Andere gevoelens. Anders op de wereld aankijken.
Zo bijvoorbeeld ondervond ik dat domme mensen altijd weer denken dat iemand die slimmer is dan zij, àlles weet. En hoogst verwonderd zijn als dat niét zo blijkt te zijn. Ze missen gewoon het besef dat slim zijn vele gradaties kent. Leunen heel zwaar op slimmere mensen, maar zijn wél de eersten om die slimmeren stommerds of luiaards te noemen als ze iets niét weten! Ja, zijn er van overtuigd dat hij het wél weet of kan, maar het niet wil zeggen! Bijgevolg: die mensen hebben hersenen die geen gradaties onderkennen. Het is slim of dom. Lijken totaal niet te beseffen dat tussen die twee oneindig veel gradaties liggen. Iedereen die ze als slimmer dan zichzelf beschouwen moet alles weten. Iedereen die dommer is, weet helemaal niks vinden ze.
Zo vroeg er eens iemand die helemaal niet kon opstellen, of ik een brief wou schrijven over een bepaalde zaak aan een bepaalde instantie. Deed ik. Hij las het, en wou het helemaal anders. Het was niet zoals hij het had bedoeld. Dat begreep ik best! Want zoals hij het had bedoeld hield het helemaal geen steek. Zoals ik het had neergeschreven hield het tenminste nog een klein beetje steek alhoewel de zaak op zich me nogal ongeloofwaardig overkwam. Hij vroeg of ik het kon herschrijven op zijn manier. Dan moest hij het maar dicteren, stelde ik voor. Maar hij raakte er niet uit. Trok op niks. En dat zag hij ook in. Dat hij niet kon opstellen wist hij. Dat ik dat wél kon wist hij ook. Maar begreep niét dat ik met mijn opsteltalent van een halve leugen geen hele waarheid kon maken en het nog geloofwaardig laten overkomen ook! En tot op heden denkt hij nog altijd dat ik gewoon niet wou!
Tja, ik heb ook mijn beperkingen. En iets waar ik niet achter sta, niet eens begrijp, kan ik onmogelijk op een zinnige manier op papier zetten. Ik kan het wél wat anders formuleren om het iet of wat zinnig te maken, maar meer ook niet. Maar krijg dat eens uitgelegd aan dergelijke mensen? Die hebben, denken ze, gewoon een slimme gekozen voor het karweitje, en een slimme moet toch alles kunnen?
Tja, mensen zitten toch stukken ingewikkelder in elkaar dan dieren!
En dan kom ik, hoe kan het ook anders, bij mijn hond terecht.
Een dier dat qua gewoontes en levensstijl, goed aansluit bij de mens. Toch een stuk dichter dan een vogel of een vis. Een dier dat min of meer lijkt te denken als wij. En toch, ik zou wàt geven om eens, al was het maar vijf minuten, hond te zijn. Ondervinden hoe een hond denkt. Ondervinden wat hij in de mens ziet. Houdt hij écht van mensen? Is het enkel maar omdat mensen hem voedsel, warmte en onderdak bieden? Of is het veel meer dan dat? Kan een hond liefhebben?
Natuurlijk kan hij dat! Veel intenser dan mensen denk ik. Maar het blijft gissen. Het blijft afleiden uit de lichaamstaal. En hoe dat houden van aanvoelt bij een hond zullen we wel nooit weten!
Zo ging ik op een morgen buiten met Chico. Zó uit zijn slaap gehaald van onder de dekentjes van zijn bench. Buiten vroor het 5°. Het park helemaal wit van de sneeuw. En zoals elke koude morgen, had hij er aanvankelijk helemaal geen zin in, hoewel hij zijn warme vestje aan had. Ikzelf had trouwens ook de kap van mijn anorak over mijn petje getrokken! Doet met tegenzin twee stappen naar de eerste struik en heft een pootje. Vloeibare lading geloosd, en hij maakt aanstalten om terug te keren. Nee hoor jongen! Eerst ook nog de vaste lading lozen! Zoniet mogen we binnen het uur terug naar buiten!
Kijkt me vuil aan. Lijkt te zeggen dat hij niet moét. Natuurlijk moet hij niet. Bij ondervinding weet ik dat hij niet kàn voordat hij een eind heeft gelopen en de darmpjes beginnen te werken. En dus lopen we door. Eerste parkje helemaal rond
niks. Maar ondertussen heeft hij er toch zin in gekregen en trekt me al mee naar het tweede parkje. Goed signaal. Er moet al iets op komst zijn!
Blote pootjes dapper trappelend in de sneeuw. Heb medelijden met hem. Maar het moet nu eenmaal. Doet ie het of doet ie het niet? En ja hoor! Daar doet ie het! Na héél kieskeurig het volgens hem enige juiste plaatsje in de hele wijde wereld te hebben uitgezocht. Dat plaatsje verschilt wel van dag tot dag, maar wordt ook telkens weer met heel veel zorg uitgekozen!
Terug naar huis. Loopt een honderd meter gewillig en tevreden mee en stopt dan. Kijkt me aan. Wil oogcontact. En zodra hij dat bekomt heft hij meelijwekkend een beverig voorpootje op. Zet het terug en trekt dan het andere, al even beverig, op. Tja, liever had hij beide poten tegelijk opgetrokken, maar dan zou op zijn smikkel vallen natuurlijk!
Meelijwekkende blik in zijn ogen. Niet mis te verstaan: Hé daar, hoge grote mens, mijn pootjes zijn wél koud hé? Zou je me niet dragen?
Ja, de verleiding is groot om hem op te nemen. Maar anderzijds, niet hij maar ik ben het baasje. Als ik aan al zijn willetjes voldoe geef ik hem een verkeerd signaal! En trouwens, daarnet had hij al de tijd van de wereld om zijn plekje te zoeken. Snuffelend aan de sneeuw, de verwelkte bloemetjes, de struikjes
Toen klaagde hij helemaal niet over zijn pootjes!
|
Twee die verkleumd terug thuis komen! |
En dus stap ik door en trek hem mee. Tenminste, nog een vijftigtal meter en dan neem ik hem toch maar op. Zo hebben we tenminste alle twee een beetje ons willetje kunnen demonstreren. Tevreden koestert hij zich tegen mijn borst en warm ik zijn pootjes wat op met de handen. Enkele ogenblikken later zijn we thuis. Snel zijn number one vestje uit, pootjes droog- en warm gewreven, en dan snelt hij naar zijn ontbijt dat ondertussen klaarstaat. De dag van Chico is begonnen.
Wat gaat er om in zon kopje? Joost mag het weten. Maar met zijn lichaamstaal en oogjes weet hij toch telkens weer te bekomen wat hij verlangt! En moet ik drommels goed opletten om er geen verwend nest van te maken!
Willy.
|