Jongeren en voedingsgewoontes
bah! Als ik tegenwoordig het uitstalraam van een frietkot bekijk lijkt het er sterk op dat de frietjes eigenlijk maar bijzaak zijn en de gezonde snacks hoofdzaak:
Weliswaar lekker smakende kroketjes, maar met zeer twijfelachtige inhoud. Worsten die op hondendrollen lijken maar waarmee je zelfs je hond niet zou willen voeden. Gehaktballen waar zowat vanalles in zit uitgezonderd eerlijk gehakt. Kippenpoten zijn passé. Die heten nu drumsticks. Een namaakartikel met een al even mysterieuze samenstelling als de naam doet vermoeden.
En dan, als nevenartikel of maagvulling, de frietjes. Smakeloze dingen die meer naar karton dan naar patat smaken en waarvan je het raden hebt naar de herkomst. Geteeld in Griekenland? Geschild in Marokko? Diepgevroren in Tunesië? Je hebt er het raden naar, maar het proeft allerminst naar een heerlijke Vlaamse aardappel! En dat zou je in Vlaanderen toch mogen verwachten!
En dan te bedenken dat dit voor veel jongeren het hoofdvoedsel is waaraan ze van jongsaf aan zo gewoon zijn gemaakt dat ze de neus optrekken voor vers, gezond voedsel! Niet eens meer weten waar verse, huisgemaakte frietjes naar smaken. Arme jeugd! Is het te verwonderen dat daar zoveel opgeblazen dikkerdjes tussenzitten? Maar daar houdt het nog niet eens bij op! De jonge tongetjes werden zo verwend met gesofistikeerde smaakjes dat de mond nooit meer leeg mag zijn. Dat wordt dan weer gecompenseerd met grote zakken chips, nootjes en andere industriële tussendoortjes!
Eetverslaving heet dat dan. Weeral een nieuwe ziekte waar je weeral de geschikte medicatie kunt voor gebruiken. Of die medicatie ook werkt mag Joost weten.
Even zulk frietkot voorbijlopend verplaats ik me in gedachten weer naar die slechte oude tijd waarin voedsel nog eerlijk naar eten smaakte. En nu was mijn moeder wel een héél goede keukenprinses, maar wàt ze ook deed, ze kon de heerlijk lekkere smaak van de frietjes van het kot zelden evenaren! Elektrische frituurpannen die het vet op de juiste temperatuur hielden bestonden trouwens nog niet, en dus was het een beetje giswerk met een grote pot op het vuur.
Maar o wee! Hoe gesofistikeerder de keukentoestellen worden, hoe minder tijd de keukenprinses aan het voedsel besteedt! Met alle gevolgen vandien natuurlijk. Want telkens weer valt het me op: de mooiste en best ingerichte privé keukens vind je telkens weer bij mensen die totaal niet kunnen koken!
Een frietkotuitbater was destijds nog gewoon een die van t frietkot. Nu heet dat met een heel geleerd woord friturist. Verwijst een beetje naar artist. Maar het artisanale is er al lang af! De ware artisten verdwenen samen met de nostalgische frietkotjes op grote karrenwielen!
Het is allemaal misschien wel cleaner geworden. En daarop ook wordt het beoordeeld. Maar of het ook gezond is? Lekker?
En dan dwalen mijn gedachten weer af naar nóg vroeger. En moet ik bekennen dat ik als kind maar weinig belangstelling had voor de natuur. Dat was voor mij niets méér dan de lege tussenruimte tussen twee steden of dorpen. Maar toch kon ik natuurproducten heel erg appreciëren! Ik had een paar tantes wonen in een onooglijk dorpje op een twintigtal kilometer afstand.
Zulk dorpje waar de tijd was blijven stilstaan. Met kleine huisjes tussen t groen. Waar de mensen nog allemaal wat konijntjes en kippen en een varkentje kweekten. Een varkentje dat dan weer ten huize geslacht werd, en dan was het feest! Een feest waarin ook wij mochten delen. En daar keek ik telkens weer naar uit. Het verse vlees, dat met gulle hand onder de familie werd verdeeld, interesseerde me niet zo erg. Want er was iets anders waarop ik verlekkerd was: kaantjes!
Dat was een nevenproduct van het smelten van vet tot smout (reuzel). Na het smeltproces dreven in de hete vloeistof een massa kaantjes: kleine ronde, krokante bolletjes. De vloeistof werd dan gezeefd en de kaantjes bleven achter in de zeef. Werden in sommige gezinnen weggegooid als afval, of uitgedeeld aan kinderen die het wel lustten.
Wel, ik lustte het wàt graag! Was er helemaal verlekkerd op. En kreeg dan ook altijd een grote papieren zak kaantjes mee naar huis. Dàn pas begon mijn feest. Een lekkere snack als tussendoortje. Om stiekem mee te nemen naar school. Om er een handvol van mee te nemen als ik ging spelen. Moest er niet zuinig op zijn, want langer dan een veertiental dagen hielden ze niet. Dan kwam er een muffe smaak in. Van een koelkast konden we toen trouwens enkel maar dromen!
Al met al vervulden die kaantjes bij mij de functie van chips in de huidige tijd. Maar chips bestonden toen ook nog niet.
Of die kaantjes een dikmaker waren? Misschien wel. Het was immers een nevenproduct van varkensvet. En reken maar dat die varkentjes echt wel vetgemest werden in die tijden. Maar het was tenminste eerlijk vet dat ook nogal vettig smaakte. De tegenwoordige snackjes zullen wel minstens evenveel vet bevatten, maar dat is gecamoufleerd en houdt dus geen waarschuwing in naar de tong toe.
En trouwens, ik ben er zéker niet vet van geworden!
Maar toen was mijn jeugd, en ook de kaantjes, voorbij. Vele jaren moest ik het zonder kaantjes stellen, tenzij ik eens een boer ontmoette die nog zelf regelmatig een varkentje slachtte en ook smout smolt, maar dat was eerder uitzonderlijk.
En dan, kortgeleden, kwam de drang naar kaantjes weer zo dringend op, dat ik maar even besloot mijn kans te wagen op de markt. Ik vroeg ernaar bij een groot en druk beklant vleeswarenkraam. Die hadden ze niet, maar verwezen me, gelukkig maar, naar een klein, onooglijk kraampje even verderop. En inderdaad! Daar stonden ze: heerlijk ogende kaantjes in doorzichtige plastic doosjes.
En sedertdien is donderdag voor mij niet alleen marktdag, maar vooral: kaantjesdag! En die ben ik, terwijl ik dat schrijf, met een heerlijk trapistje aan het verorberen. De smaak van vroeger! O heerlijke culinaire nostalgie!
Willy.
|