Ik heb het hier ooit al verteld: ik bracht een groot stuk van mijn jeugd door in een benzinestation. En het zien (op TV) van zon ouderwetse benzinepomp in een antiekwinkel, rakelde heel wat herinneringen op!
Want ja, benzinestations noemden toen service stations. En soms leek het echt wel of de benzine bijzaak, en de service hoofdzaak was. Tenminste, dat was de bedrijfsstrategie die het toenmalig merk Caltex voerde. En of het werkte!
Tussen haakjes, Caltex was een Amerikaans merk dat aanvankelijk Texaco noemde. Omdat hun bronnen in Texas lagen. Later vonden ze ook olie in Californië en veranderden daarom de naam in Caltex. Wéér veel later, en nadat wij niet meer in dat station woonden, veranderde het merk om duistere redenen weer in Texaco, dan weer in Chevron en nog later ging het over in Total.
Ik heb al die naamsveranderingen, die tegenwoordig zo trendy lijken, nooit begrepen! Als goed merk bouw je een trouw klantenbestand op. En die klanten blijven maar komen en aangroeien zolang als het merk bestaat. Verandert de naam, meestal onder invloed van vetbetaalde marketeers
dan moet je weer van nul beginnen! Stom toch? Het laatste staaltje van die stommiteiten zagen we bij Dexia, die nu Belfius heet, maar nog vroeger Gemeentekrediet was.
En het Gemeentekrediet had een heel goede naam in België. Het was immers de bank waar de verschillende Gemeentebesturen mee werkten, en dat wekte vertrouwen. De naam deed oubollig aan, maar demonstreerde duidelijk waar je had mee te maken. Toen werd het Dexia
is het erop vooruitgegaan? Genoot het nog datzelfde vertrouwen? Het werd door de modale burger eerder aanzien als een nieuwe bank. En nieuwe banken moeten zich eerst bewijzen, daar waar Gemeentekrediet zich al tientallen jaren als betrouwbaar had bewezen!
Zal het er met Belfius op vooruitgaan? Naar mijn bescheiden mening betreft het hier weer een cascade van fouten, waarin de ene fout wordt gemaakt om de andere toe te dekken. Paniekvoetbal zeg maar. En als een bank dààrmee het vertrouwen moet winnen
ik weet het niet hoor! Ik weet alleen dat miljoenen worden verspild aan marketting research voor het bedenken van nieuwe namen, terwijl men, alleen maar voor de herkenbaarheid, veel beter bij de oorspronkelijke naam was gebleven.
En kijk
weer ben ik helemaal afgedwaald! Mijn muze is stiekem en betweterig overgeschakeld op automatische piloot en helemaal afgeweken van het onderwerp: Service stations.
Ach die tijd! Je had contact met de klant. De klant was koning. De klant reed de piste op, en jij nam het over. Je tankte de gevraagde hoeveelheid benzine, stelde voor de bandenspanning te controleren, het oliepijl en het water in de radiator. Ook het gedistilleerd water in de batterijen, dat destijds nogal snel verdampte. Tenslotte stelde je met een big smile voor om de ruiten te reinigen.
De klant vond het heerlijk. Zijn hele wagen werd in een mum van tijd gratis up to date gemaakt en hij kon lui in zijn zetel blijven zitten. Dan betaalde hij zijn benzine en eventueel de toegevoegde motorolie, nog altijd vanuit zijn auto en jij bracht hem netjes het wisselgeld terug.
En dat alles met je vriendelijkste tronie, al was je soms doodmoe van het heen en weer lopen. Maar het loonde! Zelden vertrok een klant zonder een ruime fooi, en dat was mooi meegenomen. En om er nog wat meer honing aan te strijken liep je naar het eind van de piste, bekeek nauwlettend het verkeer, en deed hem teken als hij kon invoegen. Nog even vriendelijk uitzwaaien
en reken maar dat die vent nooit nog ons station zou voorbijrijden zonder tanken! En zonder een ruime fooi.
Op dat laatste echter, was er één uitzondering: dokters! Vraag me niet waarom, maar het was zo! Ik herinner me niet ooit van één dokter ook maar één frank fooi te hebben gekregen. Als ik het rode kruisje op de voorruit zag wist ik al dat ik een fooi op mijn buik kon schrijven. Maar niettemin liet ik me niet kennen, kregen ze net dezelfde service met dezelfde glimlach. Alleen maar daalden ze steeds sterker in mijn achting. Maar die fooi
dat werd weer ruimschoots vergoed door de andere klanten. Ik ben me steeds blijven afvragen waarom het nu juist dokters moesten zijn die zo krenterig waren! Nooit heb ik een antwoord op die vraag kunnen vinden. Maar het viel echt wel op!
Ik woonde er van mijn negende tot mijn zestiende jaar. Van mijn negende tot zestiende jaar heb ik dan ook nooit van een vakantie genoten! Alleen maar van de Kerstvakantie, want toen kwam er geen kat naar de kust! Toch niet in dié tijd.
In de zomer dan weer, haalden we het niet met ons twee. Maar Caltex had een soort vliegende brigade in Brussel: Pompisten zoals dat toen heette, die vanuit Brussel in het hele land konden worden ingezet waar het nodig was. En in de zomer was dat dan vooral aan de kust. We hadden er soms tot acht nodig in drukke periodes. Want ons station verkocht waarschijnlijk wel het beste van de hele kust.
En elke avond moest mijn vader de boeken maken: van elk van de vier pompen de stand opnemen, invullen in heel geleerd aandoende boeken met formulieren, het bedrag uitcijferen en hopen dat het klopte met de kas
allemaal met de hand, en in potlood omdat er drie doorslagen nodig waren en balpennen nog niet bestonden. Er kwam heel wat vermenigvuldigen, aftrekken en delen aan te pas, en dat had ik als negenjarige allemaal moeten leren aan mijn oude vader, want vooral vermenigvuldigen en delen had hij nooit geleerd op school!
Maar goed, hij trok zijn plan, al was het soms met zuchten en vloeken, en had hij een uur werk aan de klus, die ik zelf in een kwartier wist op te knappen. En natuurlijk, de goede man wist wel dat ik op die momenten met mijn huiswerk bezig was buiten de vakantieperiodes, maar toch kwam hij wel eens schoorvoetend vragen of ik de boeken niet zou kunnen maken. Of naar een fout zoeken die hij ergens had gemaakt.
En dan had ik soms zon medelijden met hem, dat ik het regelmatig zelf ging voorstellen. Wat hem dan weer zielsgelukkig maakte.
Voor mij waren het financieel gouden jaren. Maar emotioneel ging ik eraan kapot, al besefte ik dat pas later. Ik groeide op tussen volwassenen. Babbelde en werkte mee met die volwassenen. Telkens weer anderen, met ander dialect, meestal uit het Brusselse. En onbewust was ik niet langer een kleine, maar een kleine volwassene! Eigenlijk veel te vroeg in de volwassenenwereld gegooid. Mijn mooiste jeugdjaren bracht ik bijna letterlijk door in een gouden gevangenis zonder het echt te beseffen. En toen ik op zestien jaar werd vrijgelaten vond ik een totaal andere wereld terug waaraan ik me maar weer eens moest zien aan te passen.
Het zal allemaal wel zijn sporen hebben nagelaten op mijn verdere levenswandel en volwassen denken. Maar al met al heb ik ook van deze levensfase geen spijt. Het hielp mee om me de mens te maken die ik nu ben. Hielp mee aan mijn eigenzinnige kijk op de dingen. Hielp mee aan het feit dat ik me soms afvraag of alle mensen om me heen dan kinderen gebleven zijn, en ik de enige volwassene!
Wat ik dan denk van die persoonlijke kwaliteiten? Ach wat
soms verfoei ik ze. Op andere momenten vind ik het heerlijk om klaar te zien, waar alle anderen blijkbaar in de mist lopen. Ik ben gewoon wie ik ben en heb daar helemaal vrede mee. Ik vraag me alleen maar soms af of ik nu een positieve of negatieve instelling heb. Als ik mijn schrijfsels herlees zou ik bijna moeten zeggen: negatief, want het lijkt wel of ik tegen alles ben.
Maar toch vind ik mezelf positief. En als ik tegen bijna tegen alles ben, denk ik dat dit komt omdat bijna alles ook behoorlijk negatief is!
Oef! Wàt een ontboezeming weer! Als ik lezers heb verveeld kan ik ter verontschuldiging enkel aanbrengen dat ik mijn blog eigenlijk voornamelijk voor mezelf schrijf. Om zelf wijs te geraken uit die gecompliceerde persoonlijkheid die ik ben. Oorzaken en gevolgen zoekend.
Willy.
|