Toen Vlaanderen nog een brave en veilige landstreek was en ik naar de lagere school ging, leerden we, zo tussen de regels door, over economie. Iets dat, zoals ontelbare zaken, waarschijnlijk helemaal niet op het leerprogramma stond. Leerprogrammas waren toen nog niet zo in trek! Er waren natuurlijk de noodzakelijke en verplichte dingen, maar daarnaast, en véél leerrijker dan de verplichte stof, was er de leraar zélf, die naar eigen goeddunken alles wat hij in zich had en interessant vond, overbracht op de leerlingen. Hij was niet de robot die hij nu is en die strikt gehoorzaamt aan wat de Wetstraat hem inprent. Neen! Hij was een soort tweede vader voor zijn leerlingen. Als het nodig was een strenge vader, maar een vader die het beste voorhad met zijn kinderen, en hen alles wat hij in zich had probeerde over te brengen.
Wij keken dan ook veel meer uit naar zijn wijze levenstips dan naar de verplichte leerstof.
En zo komt het dat een van die leraren ons als tussendoortje wat wegwijs maakte in de economische doolhof van de maatschappij. Zoals hij het vertelde, was het allemaal poepsimpel, logisch en begrijpelijk. Zo had hij het over belasting betalen. Legde uit dat het heel veel Frankjes kostte om een land te onderhouden en vooral veilig te houden. De staat moest dan ook een massa betalen aan onderhoud van de wegen, vuilnisomhaling, postbedeling, riolering, betalen van veiligheidsdiensten, het helpen van armen en werklozen, enzovoort.
Noteer: armen waren toen écht arm, en werklozen slaagden er écht niet in werk te vinden of deugden écht voor niets!
En dus, besloot hij, met ons allen helpen we door het betalen van onze belastingen, mee aan het verwezenlijken van een land waarin het goed is te leven. Hoe harder we zouden werken, hoe meer we zouden verdienen, en ook
meer belastingen betalen om een nóg betere samenleving mogelijk te maken.
En sterk gemotiveerd gingen we naar huis, vastbesloten om ons steentje bij te dragen om dit land minstens op niveau te houden, en zo mogelijk te verbeteren.
En toen we volwassen werden en in het arbeidscircuit werden opgenomen deden we ons best zoveel mogelijk te verdienen en niet te morren als we daar een groot gedeelte moesten van afstaan aan de staat. De staat deed daar immers goede werken mee. De staat zou er immers ook voor zorgen dat we van een goed pensioen zouden genieten als we oud werden. Zou er ook voor zorgen dat we, als we ziek werden, op een goede financiële ondersteuning konden rekenen.
Jawel hoor! We waren goed op weg. Beter kon niet. De klas had de oren gespitst, en het was niet in dovemansoren terechtgekomen! Werken en zwoegen maar voor s lands welvaart. Ja toch? Of
kon het ook anders uitlopen? Helaas wél.
Naïef als ik was, dacht ik dat ik gehoord had wat iedereen had gehoord. En dat was ook wel zo, maar niet iedereen had het op dezelfde manier geïnterpreteerd! Het minder werklustige of ondernemende gedeelte van de klas had vooral begrepen dat wie geen werk vond, ook op staatshulp kon rekenen. En ook dàt was bij dat soort niet in dovemansoren gevallen. Die begonnen al uit te zoeken hoe ze het aan boord konden leggen om vooral geen tewerkstelling te vinden! De staat zou er immers toch voor zorgen dat ze niet van honger omkwamen!
Die kleine anekdote is, denk ik, tekenend voor wat in heel België is gebeurd: de goeien werden gemotiveerd om hard te werken om onder andere de minderbedeelden van ONS volk te helpen. De slechten echter werden met diezelfde woorden gemotiveerd om manieren te zoeken om van uitkeringen te kunnen leven: je oliedom voordoen zodat geen enkele werkgever iets met je kon aanvangen, of ziektes fingeren, of de boel saboteren waar je toch een tewerkstelling was opgedrongen
enfin, er waren voldoende manieren om op de werkende bevolking te gaan parasiteren.
Dat het zo niet kon blijven duren lag voor de hand. Steeds meer doppende werklozen en gefingeerde zieken, en toch steeds meer arbeidsplaatsen die niet werden ingevuld
en het sprookje van de multicultuur begon.
Door laffe regeringen die niet durfden ingrijpen tegen de vele misbruiken door luigekweekte Vlamingen. Door regeringen die geen boeman durfden spelen en dan maar arbeiders in het buitenland gingen zoeken. Steeds verder, steeds vreemder. Tot het vreemde ook letterlijk als héél vreemd kon worden beschouwd. Héél vreemd, zowel in cultuur, in doen en laten, als in religie! En voor we het goed en wel door hadden, gingen we werken voor dié lui! Werden onze belastingscentjes vooral aan dié lui besteed.
Ja, kregen dié lui het zelfs helemaal voor het zeggen in ons land en werden wijzelf door de Wetstraat aanzien als de quantité négligeable. Als een kruid in de soep dat er helemaal niet in hoort. Een kruid dat dan misschien wel met kop en schouders bovendrijft, maar dat ze er toch liefst zouden van afscheppen! We zijn niet halal genoeg! We bidden met onze gevouwen handen, maar niet met de kont naar de hemel! En dat neemt de hemel ons blijkbaar kwalijk! De Wetstraat ook.
Maar het kwam allemaal heel geleidelijk: eerst een beetje vreemd, dan steeds vreemder, tot het niet vreemder meer kon. En zo had de Vlaming eigenlijk niet door wat aan het gebeuren was! Zéker niet toen hij zelf al geboren werd in een land dat op zijn minst, en letterlijk, héél vreemd kon worden genoemd. Een land dat vergelijkbaar is met een krachtig oorlogsschip, maar helaas bestuurd door middeleeuwse piraten! Piraten die piraat geworden zijn uit opportunisme! En een piratenschip dat steeds meer met de kont omhoog gaat liggen! Want blijkbaar is die hemel verzot op die geurtjes!
En zo komt het dat de ouderen moesten leren leven in een vreemde omgeving, en de jongeren van niets beter wisten. Vaderlandsloos geboren in het vaderland!!! Terwijl hun felbegeerde nationaliteit als zoete broodjes over de toonbank ging
naar vreemden! Terwijl die vreemden ook nog eens hun eigen nationaliteit mochten behouden. Om van twee walletjes te kunnen eten!
En de Wetstraat
die werkte naarstig verder aan volksvreemde wetten! Wetten, geëist door vreemden. Wetten vóór vreemden. Wetten tégen het vaderland. En vooral aan wetten om de Wetstraat zelf tegen elke vorm van kritiek te beschermen.
En de eeuwige jankerds
die jankten mee.
En ondertussen betalen de brave Belgen braaf verder en steeds meer belastingen. Alleen betalen ze die niet langer tot grotere glorie van het vaderland, maar aan een stel Sinterklazen die het wegschenken aan de aller-vreemdste en vooral achterlijkste culturen. Aan kansarmen die geen kansen vonden in hun eigen cultuur, maar nu wél diezelfde cultuur naar ons proberen te importeren! Proberen ons ook aan die cultuur te laten wennen door verloedering, terrorisme en vandalisme.
En ja hoor! Hoe gek het ook mag klinken, het schijnt ze nog te lukken ook! We kijken niet meer op van een overval min of meer. We vinden het normaal dat we onze woningen moeten beveiligen als middeleeuwse burchten. En de smerige troep die onze mooie steden en straten aan het oog onttrekt? Ach jongens
dat zien we al lang niet meer! In sommige steden leeft men in het vuil als ratten in riolen, maar niemand lijkt het nog te zien! Zelfs onze eigen jeugd moet in niets meer onderdoen voor die middeleeuwse bende! Gooi je afval maar op straat! De gemeentes plaatsen dan wel duizenden afvalbakjes langs de wegen, maar daar hebben die gozers geen boodschap aan. Achterlaten waar je het gebruikte. Ontmenselijking en verdierlijking: laat je drol maar achter waar je hem scheet! Eigenwaarde? Totaal verdwenen. Opgelost in vreemde culturen.
En dan moet ik terugdenken aan die schoolmeester: we betaalden (let wel: verleden tijd!) belastingen onder andere om onze steden veilig en proper te houden en op te fleuren! Om onze levensstandaard omhoog te helpen. Maar nu? Ik heb zon donkerbruin vermoeden dat tegenwoordig andere prioriteiten zijn weggelegd voor die zuur verdiende centjes!
En nu daag ik elke jankerd om humaniteit uit om eens heel goed te gaan uitvissen waar elke cent belasting die hij betaalt voor gebruikt wordt. Wedden dat hij achterover slaat van schaamte en zijn grote muil door de eerste de beste chirurg laat dichtnaaien?
Men zou die kerels eens een film moeten kunnen laten zien van hoe Vlaanderen er nu zou hebben uitgezien als de Vlamingen allemáál zelf waren blijven werken. Als ze geen vreemde culturen hoefden aan te trekken om zelf lekker in bed te blijven liggen. Als het belastingsgeld zou worden gebruikt waar het voor bedoeld is! We zouden ondertussen in een heerlijk paradijs hebben kunnen wonen!
Maar één enkele straat heeft dat hele paradijs verhinderd om tot volle ontplooiing te komen: de Wetstraat. Doordat ze steeds meer werd bevolkt door domme charmeurs in plaats van door leiders met ballen aan het lijf!
Willy.
|