De Rijken!
Wie helemaal beneden aan de ladder staat en omhoog kijkt, wordt onwillekeurig jaloers op de mensen die daarboven aan de touwtjes trekken en zou in hun plaats willen zijn. Hij zou het helemaal anders aanpakken!
Die kerels zitten daar maar op hun luie kont te genieten van ons zweet, klinkt het dan.
Die mensen weten echter niet waar ze het over hebben! Een arbeider komt s avonds lichamelijk vermoeid thuis, maar er wacht hem een goede nachtrust. Een ondernemer, of andere mensen hoog op de ladder, komt geestelijk afgemat thuis en raakt niet eens in slaap! De nog op te lossen problemen verhinderen hem dat.
Zijn die rijken dan te benijden? Misschien wel, de weinige keren dat ze zorgeloos met vacantie kunnen. Dan omringen ze zich, welverdiend, met buitensporig lijkende luxe. Dan worden ze ook direct door iedereen gezien en denkt men dat ze het altijd zo makkelijk hebben.
Veel gewone arbeiders denken dan ook dat hun bazen profiteurs zijn die leven van hun zweet. Ze vinden dat rijkdom niet nodig is; voor niemand. Ze vinden dat hun 'relatieve armoede' de schuld is van de rijken.
De vork zit echter anders in de steel!
Een welstellende natie ontstaat door ondernemende mensen die met kop en schouders boven de massa uitsteken en bereid zijn risicos te nemen. Dat kan tegenslaan, en dan wacht hen de bedelstaf. Het kan ook meevallen. De firma die ze uit het niets uit de grond stampten zal misschien ooit beginnen te renderen
uitbreiden
en uiteindelijk misschien honderden arbeiders te werk stellen. Arbeiders die anders nooit aan de bak zouden zijn gekomen, omdat ze zelf nooit het lef hadden dergelijke risicos te nemen.
Een tweede klacht die soms gehoord wordt door werknemers is het feit dat bazen nooit genoeg lijken te hebben en steeds maar meer willen verdienen.
Klopt! Maar dat moét ook. Een firma met amper genoeg kapitaal om te overleven hààlt het niet als de tijden eens slechter worden of als zich tegenslagen voordoen (denk maar aan de financiële crisis). Hoe groter het kapitaal dat de baas jaarlijks opzij kan leggen, hoe kleiner de kans is dat de tewerkstelling in het gedrang komt.
Met andere woorden: minder ondernemende of minder begaafde mensen mogen van geluk spreken dat ondernemende mensen rijk genoeg worden om hen een tewerkstelling aan te bieden, en ze mogen blij zijn als de baas veel centjes overhoudt. Dat kan hun tewerkstelling enkel maar stabiel houden.
Zitten er gaten in mijn theorie? Jawel! Want we hebben het nog niet gehad over de nakomelingen van die ondernemers! Dié krijgen het toch maar mooi gratis in de schoot geworpen, nietwaar?
Inderdaad! Die beginnen hun leven met een flink startkapitaal en hebben sowieso al een flinke streep vóór op de gewone mens. Maar! Het hangt toch nog altijd grotendeels af van hun eigen intelligentie en ondernemingslust of ze dat kapitaal ook verstandig kunnen beheren, en vooral: behouden!
Dikwijls wordt gezegd: De eerste generatie bouwt het op, de tweede generatie profiteert ervan, en de derde verspeelt het.
Zit veel waarheid in
soms. Maar wàt er ook van zij, mensen die een zaak hebben geërfd, hebben er ook, willen of niet, de verantwoordelijkheid voor geërfd. En het ligt volledig in hun handen wat ze er van maken. Als ze zich serieus voor hun zaak willen inzetten kunnen ze een zorgeloos leven wel vergeten. Doen ze dat niét en leven ze er maar op los
tja, dan gaat de zaak vroeg of laat onder de hamer.
En wat hebben we geleerd vandaag?
1. Nooit jaloers zijn op de rijken. Hun kapitaal is van levensbelang voor de tewerkstelling.
2. Chapeau voor al wie zich in het zweet werkt en s avonds doodmoe thuiskomt.
3. Maar vergeet niet dat die mensen daar boven, op die bureaustoelen, dan misschien wel geen zware fysische inspanningen moeten leveren, maar s avonds al even doodmoe thuiskomen. Psychisch moe dan. En dat is heus niet te onderschatten. Tenminste
voor diégenen die hun taak serieus nemen, maar dat geldt ook voor de arbeiders.
Persoonlijk ben ik in mijn carriere stilletjes aan hoger op de ladder geraakt, en heb gelukkig nooit de fout gemaakt hoger te willen geraken dan mijn capaciteiten aankonden. Maar wat ik wel degelijk heb ondervonden: hoe hoger je raakt, hoe meer je moet werken! En zéker niet omgekeerd, hoewel dat soms zo lijkt.
Willy.
|