Toeristen.
Door een toevallige samenloop van omstandigheden ben ik zowat mijn hele leven in contact (of conflict) gekomen met toeristen. Dat begon al als kind in de jaren 50, toen mijn vader gerant werd in een benzinestation in een toeristische stad.
Als je mij naar de definitie van een toerist vraagt kan ik het dan ook maar in één zinnetje verwoorden: Iemand die op vrijdagavond, samen met zijn werkkledij, zijn verstand aan de kapstok hangt.
Want ja, het zijn soms wel heel normale intelligente mensen, die thuis en op hun werk heel normaal doen. Maar zodra ze op vacantie of daguitstap gaan, vinden ze dat ze de toerist moeten gaan uithangen.
En in hun ogen betekent dat dan: moeilijk doen
vitten over prijzen
kelners en diensters uit de hoogte behandelen
hun rechten opeisen
prima service eisen, maar dan toch liefst zo goedkoop mogelijk
En vooral: opvallen. Iedereen moet weten dat ze toerist zijn. Denken die lui heus dat ze dan beter bediend zullen worden?
Dat letterlijk iedereen die ook maar iéts met toerisme heeft te maken het vroeg of laat op de heupen krijgt, dat beseft blijkbaar geen enkele toerist. Hoe belacheliijk hij overkomt bij de mensen die hem de nodige service moeten bieden evenmin. Noch dat hij véél beter zou worden aanvaard en bediend als hij zich wat nederiger opstelde, want tenslotte blijft hij een gast, en zou hij zich ook aldus mogen gedragen.
Neen. Om dàt te begrijpen moet je ooit zélf voor toeristen hebben gewerkt. Dan zou je direct begrijpen dat je jezelf alleen maar hopeloos benadeelt en belachelijk maakt door letterlijk de toerist uit te hangen.
Gewapend met deze wetenschap begon ik ook te experimenteren als toerist. Op jonge leeftijd met brommer en tent naar de Ardennen, later telkens wat verder, om tenslotte een vliegreis naar Tunesië te wagen. Door het feit dat ik me in geen geval als toerist wilde laten opvallen maar me probeerde aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden, viel dat allemaal wel mee.
Het enige nadeel dat ik ondervond van vliegreizen was dat je door een reisorganisatie ergens werd gedumpt waar het mooi was, maar je snapte het wel: ze toonden je alleen maar dàtgene wat ze je wilden tonen. Hoe de rest van het land functioneerde
dat wist je niet, en dàt was nu juist wat me wel degelijk interesseerde. Een zon- en zeevacantie hoefde niet. Kon ik thuis ook vinden. Eten als thuis hoefde ook niet, want dan kon ik beter voor veel minder geld thuisblijven. Ik wilde juist andere levenswijzen en culturen leren kennen.
Dus: geen vliegvacanties meer, en zéker geen kant en klaar voorgekauwde reisplannen met weinig ruimte voor improvisatie.
Dan er maar liever op uit met de auto, en zoveel als mogelijk ver van de toeristische plaatsen vandaan blijven. En zo kwam ik op zekere dag in de zeventiger jaren, plots aan de Spaanse grens te staan. Ik had een beetje gedraald door Frankrijk en besloot met veel twijfel om toch maar eens die grens over te wippen. Vooral ook omdat ik thuis wat elementair Spaans voor op reis had geleerd.
En oh wonder, daar waar ik, rijdend doorheen Frankrijk, me steeds verder van huis voelde, voelde mijn eerste contact met Spanje aan alsof ik weer thuiskwam. Mijn eerste middagmaal in een café-restaurantje in Figueras viel reuze mee. Het klein beetje spaans dat ik sprak werd door de spanjaarden reuze geaprecieerd en in de kortste keren had de spaanse cultuur mijn hart veroverd.
En toen
de kustlijn volgend van het ene onbekende plaatsje naar het andere, reden we plots Benidorm binnen! Een ware cultuurschok wachtte ons! Een serieuze koude douche! Wàren we uiteraard nog wel in Spanje?
Café België
Bistro Antwerpen
schreeuwende Nederlandse, Engelse en Franse muziek uit honderden luidsprekers uit even zoveel zonevreemde horeca zaken
Wég spaanse cultuur; wég spaanse keuken. De toerist had het (toen al) volledig laten kanibaliseren en aan zijn persoonlijke wensen en eisen doen aanpassen. We zijn er één dag gebleven, uit nieuwsgierigheid. Toen hielden we het voor bekeken en konden niet snel genoeg weer naar het echte Spanje rijden.
Zowat drie weken hebben we toen het land doorkruist. Eten en drinken waren er destijds spotgoedkoop en mede door de openheid en vrolijkheid van de nochtans arme bevolking, konden we er letterlijk leven als god in Frankrijk.
Het hoeft dan ook geen betoog dat we van Spanje onze vaste bestemming maakten. MAAR NIET als toerist por favor! In plaats van me duidelijk herkenbaar te maken in een toeristen-uniform deed ik altijd heel gewoontjes, en ging hardnekkig door met spaans leren, tot ik mijn doel bereikt had: me in Spanje als een spanjaard te kunnen gedragen. En dat lukte! Soms geloofden ze niet eens dat ik een buitenlander was, en op die manier hebben we er nog vele heel leerrijke vacanties kunnen doorbrengen en er vele vrienden gemaakt.
Met de drommen toeristen, samengepakt op de stranden van Benidorm als vliegen op een hondendrol, kan ik dan ook alleen maar medelijden hebben.
Nu ja
daar lig ik niet van wakker en het is niet aan mij daarover te oordelen. Als mensen zich daar goed bij voelen is dat hún zaak. Ik wou alleen aantonen dat het ook anders kan, en vooral: hoe doorgedreven toerisme prachtige culturen totaal kan vernietigen.
Want jawel, de spanjaarden waren niet vies van het geld dat via het toerisme begon binnen te stromen, en mede door dat toerisme heeft het land zich tot een hoger niveau, met minder armoede, kunnen verheffen.
Maar tegen welke prijs?
Willy
|