My life.
Van kindsbeen af was ik geïnteresseerd in techniek en autos. Als iemand me een opwindbaar autootje gaf (wat zelden gebeurde) rustte ik niet alvorens ik het helemaal had opengepeuterd en begrepen waardoor het vooruit reed. En ik kreeg het voorwaar telkens weer ongeschonden dicht.
Ik had, op de lagere school, totaal geen ambitie voor hogere studies, hoewel ik steeds weer bij de twee à drie besten van de klas hoorde. Praktische dingen boeiden me echter veel meer dan droge theorie en ik voelde niks voor een nine to five bureaujob.
Mijn vriendjes, zélfs diegenen die amper meekonden met de nog simpele leerstof, droomden er zowat allemaal van om op zijn minst directeur van iets te worden. En ik dacht bij mezelf: Als iedereen directeur wil worden, waar moet die directeur dan directeur van zijn? Van andere directeurs?
Neen. Zo kon het dus niet werken. Geef mij dan maar iets waar ik handig in ben en een bijdrage aan de maatschappij kan leveren.
Na het lager middelbaar onderwijs stapte ik dan ook met een zucht van verlichting over naar het technisch onderwijs.
Helaas! De grootste vergissing van mijn leven!
De R.M.S. (Rijksmiddelbare school in die tijd) waar ik van kwam, was voor die tijd erg vooruitstrevend en had mixte klassen. Ik zat daar dus met meisjes en jongens samen in de klas!
ZONDIG vond de (schijn-)heilige kerk. BEST LEUK vond ik.
Maar de enige technische school in de omgeving was een oerdegelijke Katholieke school, die zéker geen mixte klassen zou toestaan! Wat mij betreft, geen probleem. Er zal wel weinig verschil zijn zeker?
Wàt een misrekening!
Ik was er namelijk al veroordeeld vóór mijn eerste schooldag: Wat komt die hier doen? Die komt immers uit een regelrechte harem!!!
Ja, zó ging het er aan toe in de fifties! De eerste schooldag stond ook volledig in het teken van de kerk. Allemaal in groep naar de mis. Om het luidst kelen van Hosanna in den hoge
Dan de biechtstoel in
Jongens, àlle registers werden opengetrokken. En ik stond er bij en keek ernaar in opperste verbazing. Het woord meisjes werd niet eens geduld, als zijnde een synoniem van zonde!
Erger nog: om te tram naar huis te halen moesten we op de speelplaats zowat een half uur wachten tot 5 minuten vóór het vertrekuur, en dan rennen om hem te halen. Enkel en alleen omdat we onderweg niet met meisjes zouden praten!!!
Ik trok ook grote ogen op de speelplaats: één grote arena vol vechtende, ruziënde en gooiende kinderen, daar waar wij in mijn vorige school rustig in groepjes stonden te praten! Dàt, een technisch instituut? Dàt, het resultaat van een kerkelijke opvoeding?
Ik hield dat één jaar uit. Wat ik nog over had aan geloof in de kerk was in dit jaar totaal kapotgemaakt. Voor mij hoefde het niet meer. Ik wou liever gewoon werken als bijdrage aan de maatschappij die me te eten gaf.
En ja, zonder problemen vond ik handwerk, voelde me daar heel goed in, en dacht er pas na mijn legerdienst aan dat ik toch tot meer in staat was. En gelukkig, ik vond wat ik zocht en gaf me weer voor de volle 100% aan mijn nieuwe ambitie.
Ook had ik het geluk dat ik niet echt een strever ben. Zéker niet in professionele zaken. Ik klim wel graag omhoog naar een hoogte waar ik nog altijd goed houvast heb en weet wat ik doe. Maar beslist niet hoger!
Ik zag er echter veel die, hoewel ze minder konden of wisten dan ik, met veel ellebogenwerk hoger waren geraakt. Daar kon ik enkel maar medelijden mee hebben. Werkvreugde kenden ze namelijk niet meer. Die verdronk in frustraties, onkunde, onzekerheid en schromelijke fouten.
De moraal hiervan:
Een mens moet over de nodige zelfkennis beschikken. Moet weten waartoe hij wél of niet in staat is, en halt houden nét een trede lager dan wat zijn maximum is. Dàn leef je gelukkig en heb je meer met minder.
Willy.
|