1958
Mijn oudere zus die in Brussel woonde, zou trouwen, en mijn oudste zus en ik zouden een paar dagen in Brussel logeren, het trouwfeest meemaken, en een bezoek aan de expo 58 brengen.
We stapten uit het Zuidstation en
hogh! Op slag voelde ik me nederig en minderwaardig. Wàt een mooie stad! Het mondaine karakter ervan straalde je tegemoet. Een wandelingetje naar de woonplaats van mijn zus opende een nieuwe wereld voor me. Alles zo proper en net
nette mensen, propere straten en voetpaden
prachtige herenhuizen
ik waande me in een nieuwe en betere wereld.
Later kwam ik er nog dikwijls terug en kreeg er niet genoeg van. Ik moest alles zien: het centrum, de Marollen, de leuke winkeltjes, en de statige herenhuizen in de buitenwijken.
-o-o-o-o-o-o-
Anno 2010 stap ik op een zondagmorgen uit het Zuidstation
zie een aantal clochards, blank en bruin, op banken liggen slapen in de tunnel onder de sporen
neem even een kijkje op de zondagse Zuidmarkt, wandel door een paar straten die ooit eens de rijkdom van ons landje tentoon spreidden maar nu meer op mini-vuilnisbelten lijken. Kom op de Hallepoortlaan en kijk om me heen.
Onmiddellijk springt de middeleeuwse Hallepoort me in het oog: stralend in de zomerzon. De vroeger zwart en grauw ogende muren nu netjes grijswit na een grondige opknapbeurt.
-Chapeau Brussel, denk ik terwijl ik de gerenoveerde Zuidlaan dwars en het mooi gerenoveerde voetpad aan de andere kant bereik.
En dan
, tja, dan is het gedaan. Welke zware investeringen het stadsbestuur ook had gedaan in de heraanleg van wegen en voetpaden
het ligt vol afval. Half opgegeten broodjes, zakjes friet die met kleverige mayonaise aan de grond plakken
enfin, honger kun je hier in elk geval niet lijden want je kunt letterlijk van de grond eten.
De duifjes konden zich maar tegoed doen aan al dat lekkers, en die zijn er dan ook met hopen.
Keer terug naar de Zuidmarkt en besluit om aan de andere kant van de spoorlijn dan maar eens langs het Baraplein en de Clémenceaulaan door te lopen naar het slachthuis van Anderlecht, op zondag ook omgetoverd in een grote marktplaats, en ooit heel gezellig
De Clémenceaulaan: één grote vuilnisbelt. Vervallen herenhuizen die in decennia geen laagje verf meer zagen
weinig of geen blanken op straat maar wél een kleurrijke mengeling van exotische rassen met fladderende lange kleden en hoofddoekjes.
-Hallo
ben ik nog in mijn vaderland? En nog wel in de hoofdstad?
Als ik kunstschilder zou zijn, zou ik hier een prachtig doek kunnen schilderen: Het verval van Brussel. Zou binnen enkele eeuwen een klassieker kunnen worden om de stommiteiten van de politici in de 21° eeuw aan de kaak te stellen.
Kom aan het slachthuis van Anderlecht
ving een glimp op van de bonte kraampjes binnenin, maar helaas, de ingang was kompleet versperd door een wriemelende massa uitheemse mannen die pratend en lachend op hun shoppende vrouwen stonden te wachten
Het friet- en drankkraampje aan de ingang draaide als nooit tevoren om die massa mannen van lekkers te voorzien.
Met een blik op de handtas van mijn vrouw leek het me geen goed idee ons door deze massa heen te worstelen. En dus maar onverrichterzake teruggekeerd naar de Midi, waar de markt ondertussen ook al op volle toeren draaide en je letterlijk op de hoofd- doekjes kon stappen. Ook geen veilig doorkomen aan.
Maar gelukkig wist ik nog een aantal Spaanse cafeetjes in de buurt, waar ik het verdriet van België kon doorspoelen op de tonen van een pittige Flamenco, en vergeten dat mijn vrouw enkele jaren geleden in de Brusselse metro werd beroofd van haar portefeuille uit haar handtas. En vooral
dat ik daarna nog een praatje maakte met die jonge Marokkaanse dief die o zo vriendelijk was en mijn vrouw zelfs had begeleid naar zijn vriendje, die haar prompt zijn zitplaats in de overvolle tram afstond.
Gelukkig dat we pas thuis, en uren later, de diefstal opmerkten.
Willy.
|