Wat ben ik weeral in een filosofische bui vandaag! Maar eerst een sprookje:
De Platters.
Er leefde eens, heel ver weg in platland, een vrolijk plattertjesvolk dat haar hele leven niets anders had gekend dan twee dimensies. Ze waren helemaal tweedimensionaal gebouwd. Hadden een lengte en een breedte, en meer kon er voor die plattertjes ook niet bestaan. Zo was platland altijd al geweest en zo zou het ook altijd blijven.
En dus waren ook hun hersentjes tweedimensionaal ontworpen. Elke dimensie méér was niet waar te nemen en zou hen alleen maar in opperste verwarring kunnen brengen.
Ook in hun scholen werd in twee dimensies onderwezen. Kón ook niet anders, want er wàs niets anders. En toch
één uitzondering was er wél in de leerstof: de héél mystieke godsdienstlessen! Zo onmogelijk en wereldvreemd als wàt, maar juist daardoor fascineerde het de Plattertjes wel. Het was onbegrijpelijk, ja, onmogelijk bijna.
Hun bijbel vertelde precies hetzelfde scheppingsverhaal als het onze: Adam en Eva in het aards en driedimensionaal (!) paradijs. En ook zij hadden het niet zo nauw genomen met de brave regeltjes over deugd en ondeugd. Wel integendeel! Ze hadden ferm deugd gemaakt van de ondeugd.
En een heel jaloerse God (wat wil je als hij zelf geen vrouw had) had hen dan,
Neen! Niét uit het paradijs verdreven. Hij had hen een veel ergere straf opgelegd: hij trapte ze plat! En sedertdien leefden de plattertjes in een tweedimensionale wereld.
Jawel hoor: in ónze wereld, samen met ons. Maar we kunnen ze niet zien omdat wij driedimensionaal kijken. Ze hebben geen hoogte en dus ook geen volume. Bijgevolg kijken en lopen wij er dwars doorheen. En zij zien ons dan weer niet om precies dezelfde reden. En dus denken zij alleen te zijn in hun platland.
Maar op zekere dag gebeurde er iets héél onverwacht! Een bolvormige ballon zweefde van onder naar boven dwars door de bodem van platland heen.
De plattertjes begrepen het niet! Eerst zagen ze, met hun tweedimensionale oogjes, ee
n punt verschijnen midden in platland. Die punt veranderde in een cirkel (rood hiernaast) die steeds groter werd, tot hij bijna heel platland omschreef.
En toen verkleinde de cirkel weer, werd een puntje, en verdween.
Nog heel lang werd in alle kranten van Platland over dit fenomeen geschreven. Niemand begreep wat er echt was gebeurd. Want de derde dimensie, de hoogte van die bol, was iets dat hun tweedimensionale hersenen niet konden bevatten.
-o-o-o-o-o-o-
Waarom dit verhaaltje?
Om aan te tonen dat wat ons petje te boven gaat, niet noodzakelijk onzin hoeft te zijn. Als iets niet waarneembaar is met de zintuigen waarover we beschikken, betekent dat nog niet dat het niet bestaat! De plattertjes waren tweedimensionale wezens. Omdat ze een derde dimensie niet konden bevatten kon je ze dus met geen mogelijkheid wijsmaken dat er nog een derde is en hoe die er uit ziet.
Wij zijn driedimensionale wezens. Ons kun je ook niet aan het verstand brengen dat er een vierde
vijfde
honderdste dimensie is? Wie zegt dat drie de limiet is? Hoeveel dimensies zijn er nog méér, die onze hersenen niet kunnen bevatten? Tijdloosheid bevoorbeeld?
Waar het eigenlijk op neer komt is dat er véél meer tussen hemel en aarde kan zijn dan enkel datgene wat onze zintuigen en onze hersenen kunnen bevatten.
Willy.
|