Heb ik al gesproken over Malonne? Waarschijnlijk niét, want als ongelovige hoort dat eigenlijk niet! Tenzij je het in de juiste context kunt plaatsen. En voor die context heb ik in mijn religieus intermezzo van enkele dagen geleden al gezorgd. Dus.. t is de moment!
Wel, Malonne, en meer bepaald het gehucht Fond de Malonne daarvan, is een lieflijk groepje huizen even ten zuiden van Namen. Een busritje van een kwartier vanaf het station van Namen. Daar is een groot internaat, en in dit internaat gaf in de negentiende en begin twintigste eeuw ene broeder Mutien les.
Spectaculaire dingen heeft de man in zijn leven niet gedaan, tenzij doen wat hij moest doen en dat zo goed mogelijk proberen te doen. Hij aanbad, eigen aan zijn tijd, in extreme mate Maria en stopte nooit met bidden tot haar. Liet ook een prachtige Mariagrot aanleggen in de bergen achter het internaat.
Leefde nederig, zocht geen roem of eer. Kortom, een goed mens. Geen kat die zich aan hem stoorde of hem kende. Pas na zijn dood zouden er mirakels gebeurd zijn, en kwam er een volkstoeloop op gang.
Daarom werd hij zalig- en onlangs heiligverklaard. De grot die hij had laten bouwen werd een waar bedevaartoord, en momenteel is een heel heiligdom bijgebouwd aan het internaat. Compleet met zijn graf, museum en al wat de bedevaart-toerist maar kan verlangen.
En dan op een dag trouwt ondergetekende ongelovige met zijn tweede vrouw, die al evenmin een pilarenbijtster is
maar zich toch aangetrokken voelt door die figuur, haar vroeger geïntroduceerd door een vriendin, en die haar in donkere dagen al veel hulp heeft geboden.
Sceptisch, maar open voor alles, had ik totaal geen bezwaar om dat oord eens te gaan bezoeken. Heb ik ondertussen al een tiental maal gedaan en ik moet toegeven: ik voel me er goed. Ik voel er iets in de lucht hangen.
Ik was ook ooit in Lourdes uit nieuwsgierigheid
en kon daar totaal mijn draai niet vinden. Voelde daar totaal niets. Een beetje toeristische folklore misschien, maar daarmee was ook alles gezegd.
Malonne voelde anders aan. Het sprak me aan. Ik voelde er de aanwezigheid van een ziel. Een goede ziel. Een helpende ziel. En die ziel kreeg me in zijn macht. Probeerde me niét wijs te maken wat de kerk verkondigt. Stelde zich alleen maar voor als een ziel die het tijdens zijn leven op aarde zó goed had gemeend, dat hij de dood had overwonnen en bleef waar hij zich altijd al goed had gevoeld.
En kon blijven doen wat hij zo graag doet: mensen zo goed mogelijk helpen en de juiste weg wijzen.
Enfin, ik werd er niét gelovig door, maar werd wél gesterkt in mijn overtuiging dat sommige zielen blijven hangen om ons te helpen de juiste weg te vinden. Misschien wel niét de weg naar de kerk. Wél naar een goed en vruchtbaar leven.
Die zalig- en heiligverklaring betekenden noppes voor mij. Voor hém waarschijnlijk idem dito. Maar het hielp wél om mensen naar zijn ziel- en gedachtegoed aan te trekken.
Maar nu komt het: mijn vrouw ging altijd bidden bij een klein Mariagrotje aan de parochiekerk, vlak naast het internaat gelegen. Denkend dat dàt die fameuze grot was van broeder Mutien. Zélf had ik twijfels. Iets in me zei dat dit het niet was.
En op een goede dag liet ik mijn vrouw achter op een zonnig terrasje tegenover het internaat en trok op onderzoek. Achter het internaat door en de bergen in. Waar géén bedevaarders meer kwamen. Waar je enkel de vogeltjes hoorde fluiten. Langs de meest onvoorstelbare bergpaden zoekend
zonder te vinden.
Tot ik, toen ik teleurgesteld weer naar beneden kwam, als bij ingeving een zijweg insloeg en aan het eind van een lange dreef, maar heel goed verborgen achter een hoek in de dreef, plots voor de majestueuze grot stond! Op amper honderd meter van het internaat, maar bijna geniaal verborgen. Ik was er eerst pardoes vanboven op gelopen langs het bergpad.
Totaal bezweet kwam ik een uur later terug bij mijn vrouw met de blijde boodschap dat ze al jarenlang bij de verkeerde grot had gebeden. Kon ze nú onmiddellijk gaan goedmaken.
Ook ging ze veel binnen in dat mooie parochiekerkje, waarvan ze dacht dat dit de plaats was waar broeder Mutien veel ging bidden. Ook MIS!!!
Diezelfde dag vond ik namelijk ook, op weer een andere binnenkoer van het internaat, een grote kapel, én de geliefkoosde plaats daarin waar hij meestal zat te bidden. We hadden fotos van die plek gezien in de documentatie over Mutien, en dat was het onmiskenbaar.
Bij latere bezoeken stelden we vast dat die kapel zowat altijd gesloten was! Dàt, en het feit dat de weg naar die grot niet bewegwijzerd was en ook niet gekend bij de bedevaarders, die zich tot het heiligdom beneden beperkten, intrigeerde me en ik ging navraag doen bij de broeder directeur van het heiligdom. Een overigens heel hartelijke, praatgrage man.
- Wegwijzers plaatsen? Hopeloos! Heeft geen zin. Zodra ik er laat plaatsen worden ze vernietigd. Vandalisme! Was zijn antwoord op de onvindbare weg naar de grot.
- Kapel gesloten? Spijtig, maar ik heb daar geen zeggenschap over en 'hij' opent en sluit wanneer hem dat goeddunkt. En voilà, zo was ook het mysterie van de gesloten kapel opgelost. Wie hij was had ik het raden naar. Een huisbewaarder of zo?
Maar ik zou mezelf niet zijn als ik dat allemaal voor zoete koek nam, en ik begon me vragen te stellen. En dingen te ondervinden.
WILDE de ziel van broeder Mutien wel een toeristenstroom naar zijn grot? WILDE hij wel dat om het even wie ZIJN plekje in ZIJN kapel ontheiligde en degradeerde tot toeristisch erfgoed?
Was zijn ziel misschien machtig genoeg om vandalen er toe aan te zetten de wegwijzers te verwoesten, en de huisbewaarder de kapel te laten sluiten als hij dat beter achtte?
Later, na verschillende keren voor de gesloten deuren van de kapel te hebben gestaan (die waren enkel de eerste keer open), terwijl mijn vrouw toch zo graag nog eens zou binnengaan, nam ik mijn camera mee en was er vast van overtuigd dat ik de door haar zo gewenste foto zou kunnen nemen.
En ja hoor! Toen we één van de twee deuren probeerden, bleek die gesloten. De tweede
ging open toen we er tegen duwden. En ik kon de gewenste foto maken. (Hiernaast).
Ik weet het. Toeval. Of toch niet? Neen, het was geen toeval en dat voelde ik duidelijk aan. De hand van God, zoals gelovigen wel zouden willen beweren al evenmin. Wél het toedoen van een daar tegenwoordige goede ziel, die besloten had dat hij ons in zijn rijk zou binnenlaten.
Eigenlijk helemaal niks miraculeus. Helemaal niks waarvan ik het bestaan niet kon bevatten. Ik heb het altijd al geweten: goede zielen verdwijnen niet. Ze verlaten het lichaam en gaan ergens anders heen. Sommige reïncarneren misschien. Andere worden in iets hogers opgenomen. En weer andere vinden dat ze hier op aarde nog veel nuttig werk kunnen verrichten.
Heeft niets met geloof te maken. Is zuivere logica. En ja
misschien wél geloof in de mens.
Zo. Dat was maar een korte bloemlezing over alles wat ik in Malonne ondervond. Niks spectaculair. Niks mirakel. Niks om over naar huis te schrijven. Kleine voorvalletjes waar zelfs gelovigen niet eens zouden bij stilstaan. Maar dendeezen wél. Omdat hij stilstaat bij àlles wat hem overkomt en geen rust kent alvorens er de nodige conclusies te hebben kunnen uit trekken.
En dan dé foto (mei 2009) voor dit column; de foto die bewijst dat je altijd het nuttige met het aangename kunt paren: lekker genietend van een Malonne-biertje op het terras tegenover het internaat. Natúúrlijk hebben ze dat daar. Welk zichzelf respecterend dorp in België zou nu niét zijn eigen bier brouwen?
Nu zou ik wél eens willen weten wat ik hier nu weer heb neergeschreven. Godslasterend? Heidens? Ketters? Of juist wél heel Christelijk voelend? Of ergens tussenin? Ik weet het echt niet en het kan me niet schelen ook. Ik schreef het gewoon zoals ik het aanvoelde met mijn ongelovige ziel. Sorry voor wie gelooft... en sorry voor wie niét gelooft.
Willy.
|