Van der Platen was nen Brusseleir. Een aangespoelde, zoals wij dat noemen aan de kust. Zijn vader deed iets in de horeca, maar zoonlief vond de politie avontuurlijker en kwam, na een korte carriere bij de andere diensten, in de motorbrigade terecht.
Was er, hoewel bitter jong, zelfs wel eentje van de goede soort: beet zich gemakkelijk ergens in vast en loste niet tot het uitgespit was tot op de bodem. Bepaalde officieren hadden dan ook een grondige hekel aan hem: steeds weer bracht hij zaken binnen die eigenlijk hún bevoegdheid en taak waren. En dan liefst bij nacht, als de wachtofficier op zijn veldbed lag te dromen van elfjes en nymfen!
Tijdens de verwateringsperiode, na de pensionering van commissaris Hongermaat, hadden sommige officieren zelfs het lef om, als ze wachtofficier waren, Van der Platen gewoon de straat te verbieden! Zo konden ze tenminste rustig slapen, en dat moest hij ook maar doen!
En toch zou je die gedrevenheid niet achter hem hebben gezocht: leek toch zon mak, piepjong schoolverlatertje met een babyface waarop zich enkel een paar zachte pluisjes begonnen te manifesteren.
En op een mooie zomerdag had ik namiddagdienst met Van der Platen. Ik had hem al een tijdlang niet meer gezien, en verschoot me een bult toen hij kwam opdagen. Hij had waarachtig kans gezien een aantal van die pluisjes onder zijn neus tot een teer, lachwekkend snorretje te cultiveren.
Ik kon het lachen moeilijk laten, want die moedige poging er als een man uit te zien deed zó ontwapenend aan dat hij er nog kindser uit zag! Maar je kon je grondig vergissen in dat ventje! De wolf in hem was wakker! Altijd! En hij wist drommels goed van aanpakken.
Het was de tijd van Le gendarme de Saint Tropez. Onze eigen wereld vertoonde veel gelijkenis met die onovertroffen films. We sloegen er nooit eentje over, want we herkenden er onszelf in. Enfin
dan toch wat minder schaapachtig! (Hoop ik tenminste).
Na een korte patrouille zonder meldenswaardigheden bleven we een tijdje staan aan de place mas tu vue?. Vijf minuten later passeerde een grote Amerikaanse slee décapotable, zoals cabrios toen heetten, met de volumeknop van de autoradio helemaal open, en een tiental jolige jongeren aan boord. Vier ervan zaten op het meterslange kofferdeksel.
Motos gestart natuurlijk, en er achteraan. Een kilometer verder deden we ze stoppen.
- Iedereen onmiddellijk van dat kofferdeksel! Deed Van der Platen gewichtig.
Ze sprongen er af en bleven op straat, naast ons staan. In geamuseerde spanning wachtend op de dingen die komen gingen. Eén jongedame kon zich toch niet meer houden en kirde giechelend tot haar vriendinnen:
- Regarde! Il a même un ptit moustache!
Ik moest me omkeren, stikte bijna van het ingehouden lachen, maar Van der Platen werd rood als een tomaat. En tot op heden weet ik nog steeds niet of dit van schaamte of van woede was. Feit is dat hij zowat uit zijn vel sprong!
- Mademoiselle! Votre plaçe est sur le trottoir! Barstte hij woedend los, naar het voetpad wijzend.
Maar dáármee had hij nou preciés genoeg gezegd! Touché!
- T as entendu ce quil dit tiens? Moi? Faire le trotoir? Suis-je donc une pute?
En het spel zat op de wagen! Mademoiselle was voor hoer uitgescholden door een flik! Dàt was iets nieuws. Dàt hadden ze nog niet meegemaakt! Ik probeerde de woordspeling nog op te lossen door te zeggen dat hij bedoelde dat ze niet op de straat mochten blijven staan, maar ze speelden het spelletje voort. Het was veel te plezant aan het worden!
En ik kénde mijn pappenheimers wel: rotverwend, stinkend rijk, speels en amusant
en ja hoor, ook wij pasten perfect in hun speelterrein en werden daarvoor zelfs hoog gewaardeerd. Hebben waarschijnlijk wel honderden Whiskys afgeslagen, ons bereidwillig aangeboden door dat soort snobjes. Ja, ze wilden echt wel maatjes worden met ons. Maar wij hielden ons op de vlakte. Niet dat we geen whisky lustten
maar we hadden andere, en veiliger bronnen!
En ik kende ook de keerzijde van de medaille: als één van die jongelui het hoerenverhaal, sterk aangedikt, thuis zou vertellen zou mama direct un coup de fil slaan naar haar advocaat en zouden de gevolgen desastreus zijn!
Bovendien wist ik zélf niet eens of die woordspeling van Van der Platen moedwillig was geweest.
En daarom, tot grote ontsteltenis van Van der Platen, maar om hem een hoop moeilijkheden te besparen, schopte ik het hele zooitje terug in de auto. Die kofferzitters moesten maar bij de anderen op schoot, en ik liet ze gaan zonder boete.
Van der Platen stond zowat te springen van nijd.
- En jij laat dat gaan? Zon zooitje ongeregeld?
- Wat wilde je dan? Dat ze klacht neerleggen tegen je?
- Dat was een woordspeling die verkeerd werd geïnterpreteerd!
- Ja hoor! Probeer dát dan maar eens uitgelegd te krijgen aan het college van Burgemeester en Schepenen!
Ik moest hem tegenhouden of hij reed hen weer achterna! Tja, ontstuimig wàs hij wel. Maar raakte ook nogal dikwijls in de problemen. Moest af en toe aan de leiband worden gehouden. Vandaar dat ik toch liever met anderen dan met hem op patrouille ging. Want met hém
wist je nooit.
Nog dagenlang moest ik aanhoren dat hij teleurgesteld was in me. Dat hij gedacht had dat we elkaar altijd door dik en dun steunden. Ik vrees dat hij nooit heeft begrepen dat ik die dag zijn vel heb gered.
En ja
ook van dit voorval stond een aantekening in ons logboek! Drie keer raden door wié.
Willy.
|